1. De leerling kan aan de hand van voorbeelden de functies van de overheid in de Nederlandse economie beschrijven.
2. De leerling kan aan de hand van voorbeelden uit het eigen dagelijks leven overheidsontvangsten en overheidsuitgaven noemen en beschrijven.
3. De leerling kan in eigen woorden vertellen wat Prinsjesdag inhoudt.
4. De leerling kan het verschil uitleggen tussen collectief en particulier.
5. De leerling kan voorbeelden noemen van sociale zekerheid.
6. De leerling kan aan de hand van informatie een standpunt innemen.
7. De leerling kan argumenten geven voor een bepaalde keuze.