Op het plaatje hiernaast je hoe iemand in zijn wijsvinger geprikt wordt met een naald. Wist je al dat uit onderzoek blijkt dat je bij het kijken naar het plaatje in zekere zin die pijn zelf ook voelt? Er is letterlijk en figuurlijk sprake van medelijden. Dit is een vorm van empathie, die terug te vinden is in de hersenen: bij het kijken naar een pijnlijke afbeelding zijn delen van de hersenen betrokken, die ook actief zijn bij fysieke pijn.
Het wordt nog interessanter als een goede vriendin je opbelt en je vertelt dat zij een wandeling aan het maken is door de Franse Alpen (“Ik wandel hier door de Franse Alpen en…”). Op het moment dat je haar verhaal hoort, wordt jouw eigen motorische cortex geactiveerd. Het gebruik van het woord wandelen is daarvoor al genoeg.
In apen heeft men zenuwcellen ontdekt die actief zijn wanneer zij een handeling uitvoeren (bijvoorbeeld het pakken van een banaan), maar ook wanneer ze kijken naar een onderzoeker die de handeling uitvoert (zie afbeelding hierboven). Zulke zenuwcellen worden “spiegelneuronen” (Engels: mirror neurons) genoemd. Er zijn veel aanwijzingen dat mensen ook spiegelneuronen hebben. Een belangrijke aanwijzing is de activatie van de motorische cortex – een hersengebied dat gebruikt wordt bij het uitvoeren van handelingen – tijdens het observeren van handelingen.
In deze context is het verschijnsel ‘somatotopie’ erg interessant. Somatotopie betekent dat je vriendin bij het uitvoeren van een beweging met haar voeten (in het voorbeeld: wandelen) een deel van de motorische cortex gebruikt dat specifiek is voor bewegingen met de voet. Bij het uitvoeren van een beweging met de handen (bijvoorbeeld: schillen) is een ander deel van de motorische cortex betrokken (zie de figuur hieronder). De vraag is nu: verloopt de activatie van jouw motorische cortex bij het horen of lezen over wandelen en schillen volgens een vergelijkbare somatotopie als bij het uitvoeren van dezelfde handeling?
Er zijn aanwijzingen dat de activatie van de motorische cortex tijdens het luisteren naar taal over hand- en voetbewegingen somatotopisch is. Er zijn echter ook tegenstrijdige onderzoeksresultaten. Een voorbeeld van zo’n tegenstrijdig resultaat is het feit dat bij verschillende mensen andere delen van de motorische cortex actief worden bij het luisteren naar of lezen van taal over voet- en handbewegingen. Deze variatie is niet aanwezig als verschillende mensen dezelfde actie daadwerkelijk uitvoeren.
Genen kunnen de werking van de hersenen op vele manieren aansturen, bijvoorbeeld door te beïnvloeden hoe hersencellen groeien of door de chemische balans van het brein te bepalen. In beide voorbeelden zal de invloed van genen het functioneren van het brein veranderen. Tijdens onze latere taalontwikkeling leren we ook hoe we zo efficient mogelijk kunnen communiceren in de taal die we als kind geleerd hebben. We moeten bijvoorbeeld leren wanneer we direct en openhartig kunnen zijn, en wanneer we wat subtieler en voorzichtiger onze woorden moeten kiezen. Dit hangt natuurlijk allemaal af van de mensen met wie we communiceren.
We moeten dus kunnen inschatten wat een andere persoon denkt of weet. De vaardigheid om in te kunnen schatten wat andere mensen denken, zodat we in staat zijn de juiste woorden te kiezen tijdens een gesprek, ontwikkelt zich terwijl er een interactie ontstaat tussen twee belangrijke hersengebieden: het zogenaamde “theory of mind” netwerk en de taalgebieden. Het ‘theory of mind’ netwerk maakt het ons mogelijk om het standpunt en de gedachten van een andere persoon te kunnen verwerken. Het begrijpen van non-verbale cues, zoals handgebaren, kan hierbij erg helpen. Zulk soort informatie beïnvloedt de communicatie van een volledig ontwikkelde spreker of luisteraar continue. Verder moeten we ook specifieke conventies of regels die met conversatie te maken hebben leren, bijvoorbeeld, hoe je een verhelderende vraag stelt wanneer je iets niet begrijpt.