Klanken hebben in onze taal een bijzondere plaats. Woorden worden gevormd door klanken. De relatie tussen de klank en de betekenis van het woord is niet altijd duidelijk. Zo hebben de klanken in het woord t-a-f-e-l niets te maken met de betekenis van draagblad op staander of iets dergelijks. Bij een onomatopee is er wel een relatie tussen de klank en het betekende. Een koekoek heet zo vanwege het geluid dat het dier maakt.
Daarnaast geeft de klank waarmee woorden worden uitgesproken een extra betekenis aan het woord. Als ik zachtjes zeg ‘lieverd’ dan bedoel ik dat ik de persoon waartegen ik het zeg ook echt lief vind. Maar als ik het hard zeg, met een sterke klemtoon op de eerste lettergreep, kan ik het ook cynisch bedoelen en wil ik eigenlijk zeggen dat ik die persoon helemaal niet lief vind.
Tijdens deze workshop onderzoeken we hoe klank betekenis geeft aan woorden en hoe wij die betekenis bewust mee kunnen geven met onze intonatie.
Na afloop van deze workshop hebben leerlingen:
- Inzicht in de betekenis die klanken aan een woord verlenen.
- Geoefend met het bewust betekenis geven aan klanken.
- De vaardigheid om klankleer in te zetten in hun communicatie.
Beschrijft iets schuddends. Trillends. Ook gebruikt om iemands lichaam te beschrijven dat rilt van de kou of angst. Picture taken from Gomi 1989 ‘An illustrated dictionary of Japanese onomatopoeic expressions’
Begrippen:
Raad de betekenis van deze Japanse ideofonen, welke betekenis past erbij?
Hoe klanksymboliek werkt, is nog niet helemaal duidelijk en er zijn nog niet veel neurowetenschappelijke studies naar gedaan. Uit het onderzoek tot nu toe komt naar voren dat deze combinatie van het horen van een klanksymbool en het waarnemen van de bijbehorende eigenschap lijkt op wat er gebeurt bij synesthesie (bijvoorbeeld, sommige mensen met synesthesie associëren letters met kleuren).
Antwoorden:
1. nurunuru – slijmerig
2. Pikapika – licht
3. Wakuwaku – opgewekt
4. Iraira –boos
5. Guzuguzu –beweegt langzaam
6. Kurukuru – draait rondjes
7. Kosokoso – loopt zachtjes
8. Gochagocha – rommelig
9. Garagara –rustig
10. Tsurutsuru – glad
20. Het menselijke taalbegripssysteem is in staat om een enorme hoeveelheid complexe informatie in rap tempo als betekenis aan te bieden aan de lezer of luisteraar. Een lezer bepaalt (meestal) zijn eigen tempo, maar een luisteraar moet natuurlijk een spreker kunnen bijhouden; en gesproken taal bevat gemiddeld wel rond de 150 woorden per minuut, dus dat gaat rap. En die woorden worden niet eens netjes 1 voor 1 aangeboden, want in gesproken taal is er een enorme overlap van woorden, en zijn de stiltes binnen een woord soms langer dan tussen woorden. Toch hoort de luisteraar meestal netjes allemaal losse woorden, en gelukkig maar. Maar de luisteraar moet natuurlijk ook nog wat met die woorden doen: herkennen zijnde woorden, volgens grammaticale regels een zin opbouwen, en, niet te vergeten, proberen te begrijpen wat er dan wel precies gezegd wordt. Hoe doet de luisteraar dit?
21. Een luisteraar verwerkt elk nieuw stukje informatie zo snel mogelijk, dit wordt ‘incrementeel’ genoemd, in plaats van te wachten totdat alle relevante informatie binnen is. Incrementele verwerking gebeurt op allerlei niveau’s: we wachten niet met het begrijpen van een zin totdat het verhaal af is (dit is wellicht overduidelijk), we wachten niet met het begrijpen van een woord totdat de zin af is, en we wachten niet met het verwerken van een stukje van een woord totdat het woord af is. Het kleinste stukje geluid van een woord dat relevant is voor taalbegrip, d.w.z. het stukje veranderen leidt tot een andere betekenis, is een ‘phoneem’, zoals bijvoorbeeld het geluid van ‘m’ of ‘n’ in ‘maar/naar’. Ons taalsysteem begint al de informatie van het phoneem ‘m’ te verwerken zonder dat we weten van welk woord het deel uitmaakt, zo rap gaat het.
22. Een luisteraar verwerkt elk nieuw stukje informatie zo snel mogelijk, dit wordt ‘incrementeel’ genoemd, in plaats van te wachten totdat alle relevante informatie binnen is.
23. Taalpsychologische experimenten hebben dit uitgewezen door bijvoorbeeld hersenactiviteit te meten terwijl proefpersonen naar gesproken zinnen luisteren. In die zinnen zit soms een woord met een phoneem dat de luisteraar informatie verschaft dat de zin een rare betekenis zal hebben. Bijvoorbeeld, “In Amerika betalen ze met de…” gevolgd door ‘dollar’ (normaal) of ‘dolfijn’ (raar). Het eerste moment waarop dollar/dolfijn van elkaar verschillen is zo ongeveer het geluid ‘a’ en ‘f’, en dat is precies waar de hersengolven al aangeven dat er een probleem is geconstateerd. Deze efficientie van ons taalsysteem heeft als functie dat we niet tijdelijk informatie ‘nutteloos’ (d.w.z., niet verwerkt) online hoeven te houden, want dat zou natuurlijk tot een verlies van informatie kunnen leiden. De efficientie maakt het uiteraard ook makkelijker om sneller te begrijpen wat er gezegd wordt.
24. Originele foto doo: wikipedia.commons
25. Deze efficientie gaat nog verder: luisteraars gebruiken niet alleen informatie zodra die beschikbaar is, ze vormen ook nog eens voorspellingen over wat er komen gaat. Deze voorspellingen gebeuren grotendeels onbewust en automatisch, d.w.z. zonder dat luisteraars aktief zitten te gokken wat er gaat komen. Die voorspellingen komen voort uit een opbouw van activiteit in de hersenen zonder dat een luisteraar het per se zelf door heeft. Bijvoorbeeld bij het horen van een zin die steeds sterker in de richting van een bepaald woord lijkt te gaan (bv, “De man poetste grondig zijn tanden met de ..”), is bepaalde informatie van dat woord (‘tandenborstel’) al in de hersenen aktief voordat het woord verschijnt. Met name de betekenis is aktief, dus bijvoorbeeld de representatie van de betekenis van het concept ‘tandenborstel’ zoals dat in ons geheugen is opgeslagengeheugen. Voorspellingen hebben, net als incrementele verwerking, het voordeel dat ze begrip bespoedigen, zolang ze correct zijn natuurlijk.
26. Luisteraars gebruiken niet alleen informatie zodra die beschikbaar is, ze vormen ook nog eens voorspellingen over wat er komen gaat.
27. Kortom, onze hersenen zijn heel efficient in het snel verwerken van inkomende informatie zoals bijvoorbeeld gesproken taal, maar ze zijn zelfs een beetje ‘ongeduldig’: d.w.z. ze wachten niet met het verwerken van een woord totdat ze het woord hebben gehoord, ze activeren zelfs informatie over dat woord voordat het wordt gezegd. Hoe dit precies werkt is een enorm belangrijke vraag waar steeds meer taalonderzoekers zich mee bezighouden.
Oefening baart kunst. Nou ja, op z’n minst zorgt herhaling voor verbetering.Waarom is dat zo? Een visie hierop is dat je brein door herhaling efficienter z’n werk gaat doen, vergeleken met wanneer je aan iets nieuws begint.
Denk bijvoorbeeld aan het lezen in een vreemde taal. In het begin moest je de woorden waarschijnlijk letter voor letter vertalen en de klank achterhalen; daarna moest je de vertaalde klanken samenvoegen om het hele woord te kunnen uitspreken. Dit kost veel tijd. Als een woord bijvoorbeeld vijf letters heeft zoals “tafel”, dan moet je dus vijf keer een letter naar een klank omzetten, t-t, a-a, f-f, e-e, l-l, ze samenbrengen tot t-a-f-e-l, om dan pas het hele woord “tafel” te kunnen uitspreken. Maar als je dit woord vaker leest zal je brein het woord in z’n geheel in je geheugen opslaan (“tafel” = “tafel”), zodat je uiteindelijk maar 1 keer het hele woord hoeft te vertalen. Dit is dus vier keer sneller dan een letter-voor-letter vertaling.
In een recente studie leerden we Nederlandse studenten om Koreaanse karakters te lezen, bijvoorbeeld:
Eerst vertelden we ze dit:
Als je dus weet wat hoe je elk karakter uitspreekt kun je ze letter voor letter vertalen, n-a-p-i, en ze dan samenvoegen tot “napi” (“vlinder”). Toen de studenten vaker achter elkaar “나 비” hardop voorlazen als “napi”, werden ze steeds sneller in het lezen. We onderzochten ook welke hersengebieden actief waren tijdens het hardop lezen van de Koreaanse woorden. In het begin moesten meerdere hersengebieden hard werken om dit mogelijk te maken. Omdat de studenten aandacht moesten schenken aan elke individuele letter, waren ook de visuele gebieden aan het werk. Ook moesten ze alle vertaalde klanken in hun werkgeheugen opslaan om ze vervolgens te kunnen combineren. Hiervoor was ook een deel van het werkgeheugen van het brein sterk actief.
Na het meermalig voorlezen van “napi” zagen we dat een ander hersengebied gebruikt werd.
We denken dat deze delen van de hersenen medeverantwoordelijk zijn voor het omzetten van het geschreven naar het gesproken woord, want toen deze hersengebieden sterk actief was, zagen we tegelijkertijd dat mensen sneller en beter waren in het hardop voorlezen van Koreaanse woorden, zelfs nog drie weken later (terwijl ze niet geoefend hadden).
Als je dus vloeiend een vreemde taal wilt kunnen lezen, lees dan woorden en zinnen vaak hardop voor; op deze manier gaat je brein efficienter werken!
Onze kennis over het brein is de agfelopen 10 jaar heel snel toegenomen. Steeds meer mensen houden zich bezig met de vraag hoe we onze hersenen kunnen boosten: hoe kunnen we slimmer, sneller en beter worden in ons dagelijks leven? Maar de vraag is of dat eigenlijk wel kan. Kunnen we ons geheugen, onze sociale vaardigheden, intelligentie, en ook onze taalvaardigheden verbeteren door bepaalde training of medicatie?
Misschien kunnen we juist beter bij die indivuele verschillen beginnen om erachter te komen hoe we onze taalvaardigheid kunnen verbeteren. Bewijs daarvoor komt uit psycholinguïstisch onderzoek. Er is bijvoorbeeld al vaak aangetoond dat er een sterke relatie is tussen iemands persoonlijke taalvaardigheid en de mate waarin iemand zijn aandacht kan controleren. Mensen die hun aandacht heel goed kunnen richten op informatie die relevant is voor een taak en irrelevante informatie goed kunnen negeren, blijken ook beter te zijn in het verwerken van taal. Deze mensen maken minder spraakfouten en hebben minder moeite met de interpretatie van zogenaamde “intuinzinnen”. Intuinzinnen zijn zinnen die in eerste instantie naar een bepaalde betekenis leiden, die dan later bijgesteld moet worden. Neem bijvoorbeeld een zin als De jongen verstopt achter de kast werd als laatste gevonden. In eerste instantie lees je ‘verstopt’ waarschijnlijk als het hoofwerkwoord van de zin, maar zodra je ‘werd’ leest, moet je concluderen dat die eerste interpretatie niet de juiste was. Mensen die beter zijn in het controleren van hun aandacht zijn ook beter in het herinterpreteren van zulke intuinzinnen.
Als cognitieve vaardigheden dus invloed hebben op onze taalvaardigheid, kunnen we onze taalvaardigheid misschien wel verbeteren door die gerelateerde vaardigheden (zoals aandacht, motivatie en geheugen) te trainen. Onderzoekers van de Universiteit van Maryland hebben dat inderdaad aangetoond: proefpersonen begrepen zinnen beter en sneller als ze eerst werden getraind op aandachtscontrole. In ons eigen lab hebben we onderzocht hoe hormonen onze taalvaardigheid beïnvloeden. We hebben laten zien dat proefersonen na het innemen van oxytocine, een hormoon waarvan bekend is dat het de sociale motivatie verbetert en sociale angst verkleint, minder moeite hebben met zinnen die niet kloppen met hun kennis van de wereld (zoals Nederlandse treinen zijn wit). Mensen die in plaats van oxytocine een placebo kregen toegediend, vonden zulke zinnen minder acceptabel. De verklaring hiervoor is dat mensen onder invloed van oxytocine meer geneigd zijn om andere werelden en mogelijkheden te onderzoeken, en meer open staan voor nieuwe scenario’s.
Het oxytocine molecuul. Foto door wikipedia.
Wat leren we hier nu van? We kunnen in ieder geval zeggen dat taal geen onafhankelijk gebied in de hersenen is dat zijn eigen ding doet, maar dat het sterk verbonden is met een groot aantal andere cognitieve processen, zoals aandacht en geheugen. Door al die verbindingen is het logisch dat het verbeteren van een van die processen ook invloed heeft op onze taalvaardigheid en andersom. Dus als je een slimmere spreker of luisteraar wilt worden, probeer dan ook je andere cognitieve vaardigheden te trainen, en zo je persoonlijke taalvaardigheidstraining zo efficient mogelijk te maken!