In deel 3 van deze webmodule kun je informatie en opdrachten vinden over de overige bijwoorden en speciale gevallen. Deze bijwoorden komen niet zo vaak voor óf je stond er eerder misschien niet bij stil dat dit ook bijwoorden zijn.
De bijwoorden slechts, enkel, alleen, alleen maar en maar hebben ongeveer dezelfde betekenis en kunnen vaak door elkaar gebruikt worden, maar niet altijd!
Ik heb slechts (maar, enkel, alleen maar) een euro bij me; dat is niet genoeg. |
Ik vroeg alleen (slechts, enkel) op welke bladzij we waren (maar kan hier niet). |
Je zag enkel (alleen, slechts) sneeuw als je naar buiten keek (maar is niet mogelijk). |
Ik heb maar (slechts, niet meer dan) twee opgaven gemaakt. |
Alleen heeft ook de betekenis van zonder iets of iemand anders:
Ben je alleen gekomen? |
Hij had alleen zijn map meegenomen; zijn boek was hij vergeten. |
Alleen wij tweeën weten dit! |
Alleen dit boek is van mij; dat andere is van jou. |
Enkele kan ook als zelfstandig of als telwoord / bijvoeglijk naamwoord voorkomen:
Een enkeltje Parijs alstublieft. |
Wij hebben enkele mensen uitgenodigd. |
Hij had geen enkel bewijs van deze beschuldiging. |
Maar als bijwoord betekent slechts, enkele, niet meer dan:
We zijn maar met zijn drieën. Ik heb maar één kind. |
Maar kan ook een verontschuldiging, advies of toegeving uitdrukken:
Dit is maar een ideetje hoor! (verontschuldiging) |
Ik zou maar niet gaan. (advies) |
Doe het dan maar! (toegeving) |
De combinatie nog maar kan naast een hoeveelheid ook een verwachting uitdrukken:
We zijn er bijna; nog maar vijftien kilometer. |
Ik heb nog maar één kind. (Ik verwacht dat er nog wel een tweede bijkomt). |
Het woordje maar kan vrijwel betekenisloos gebruikt worden. Het kan in de zinnen 1 en 2 niet weggelaten worden, bij zin 3 en 4 kan dat wel:
1. Dat is maar goed ook! |
2. Had ik dat maar gezegd! |
3. Ze bleef maar kijken. |
4. Maar dat is leuk! |
Wel:
tegenstelling | Aisha komt wel, maar Maria komt niet. Mag dat wel? Welnee; welja. |
toegeving | Die leraar is heel streng, maar hij is wel vriendelijk. |
vermoeden | Hij zal het wel vergeten zijn. |
graad | Hij heeft wel een uur bij de tandarts gezeten. |
afkeuring | Je hebt het wel laat gemaakt! |
Blijkbaar:
constatering | Hij was er niet meer; hij was blijkbaar vertrokken. |
Inderdaad:
versterking |
Ben jij dan wel eens in Parijs geweest? Ja, inderdaad! |
Misschien / soms:
Dit maakt een vraag minder direct en beleefder | Wil je misschien (soms) bij het raam zitten? Kunt u misschien (soms) vijftig euro wisselen? |
Hopelijk:
wens | Hopelijk hoef ik niet zo lang te wachten als de vorige keer. |
Immers:
redengevend, toch | Ik doe het echt; ik heb het immers beloofd! |
Eigenlijk:
maakt een bezwaar vriendelijker | Ze doet wel kattig, maar eigenlijk is ze poeslief. |
(zwak) excuus | Eigenlijk heb ik geen tijd. |
terloopse vraag, een vraag tussendoor | Waarom wil je dat eigenlijk weten? Heb je eigenlijk wel genoeg geld? |
Weliswaar:
toegeving gevolgd door maar | Deze route is weliswaar langer, maar veel mooier. |
Min of meer:
onzekerheid | Hij heeft mij min of meer beloofd om ook mee te gaan. |
Dan (ook):
tijd | Kom maar niet op zondag want dan ben ik er niet. |
verklaring | Hij loopt moeilijk; hij is dan ook al erg oud. |
aandacht vragen | We gaan morgen naar Arnhem. En ik dan? Ik kan morgen niet! |