|
Intussen |
in dezelfde tijd | Ik was even af; wil jij intussen de rommel opruimen? |
| Ondertussen | in dezelfde tijd | Als jij de kamer schoonmaakt, doe ik ondertussen de boodschappen. |
| Destijds | toen; in die tijd | Destijds woonde ik nog niet in Arnhem. |
| Indertijd | vroeger, destijds | Indertijd was hier nog niets gebouwd. |
| Onlangs | korte tijd geleden | Ik heb hem onlangs nog gezien. |
| Binnenkort | gauw | Ik kom binnenkort langs. |
| Eens | een keer | Kom eens langs als je tijd hebt. |
Bekijk de bovenstaande voorbeelden. Ze geven allemaal een bijwoord van tijd aan. Kun je er nog meer bedenken?