Leerdoel 2

Leerdoel 2

Je beheerst de paragraaf, wanneer je

een monohybride kruising kunt uitwerken.

 

Onder uitwerking van een kruising  wordt verstaan, dat je uit  de gegevens de geno- en fenotypen in de verschillende generaties kunt afleiden, een kruisingsschema kunt opstellen en de kansen kunt berekenen of de verschillende geno- en fenotypen in de volgende generatie.

 

Dit leerdoel komt aan de orde in P7.3

Bij dit leerdoel horen opgave 4 en 5 uit P7.3.

Uitleg Kruisingsschema monohybride kruising

 

Hieronder staat een uitwerking van een monohybride kruising.

Bij koeien is een  zwarte vachtkleur  dominant over rode vachtkleur.

Z = zwart

z = rood

Welke afkorting je gebruikt maakt niet uit. Je kunt ook A en a gebruiken. Maar  voor het recessieve allel wel de bijbehorende kleine letter gebruiken.

 

Er wordt een homozygote zwarte koe gekruist met een homozygoot rode koe.

P = ouders = parents

P     zz        x   ZZ

 

vc ♂/♀

 

 

z

 

 

z

Z

Zz

Zz

Z

Zz

Zz

F1

Genotypisch: 100% Zz

Fenotypisch: 100% zwart

Waarschijnlijk zie je meteen al dat de F1 voor 100% Zz wordt en zwart en is het niet nodig hier een kruisingsschema voor te maken.

F1 x F1

Zz x Zz

vc ♂/♀

 

 

Z

 

 

z

Z

ZZ

Zz

z

Zz

zz

F2

Genotypisch: ZZ : Zz: zz = 1:2:1

Fenotypisch: zwart : rood = 3:1

Denk er om deze verhoudingen komt  in de praktijk alleen uit bij grote aantallen.

Extra Uitleg Bioplek Monohybride kruising

Extra uitleg 2 Bioplek monohybride kruising

Oefenopgave 1 monohybride kruising

Afbeeldingsresultaat voor rood rundvee

P   Zz x zz

Hoe ziet de F1 er geno- en fenotypisch uit?

 

Antwoorden oefenopgaven vind je in een apart bestand onderaan deze paragraaf.