Leerdoel 6

 

Je beheerst de paragraaf, wanneer je

een kruising kunt uitwerken met X-chromosomale allelen.

De theorie bij dit leerdoel wordt behandeld in P7.3 Opgave 3 P7.3 gaat over dit leerdoel.

Uitleg X-chromosomale overerving

Sommige genen liggen op het X-chromosoom. Dat zijn de X-chromosomale kenmerken. (De andere kenmerken , die op de 22 andere chromosomen liggen zijn de autosomale kenmerken).

Kenmerken, die op het X-chromosoom liggen) daar heben mannen maar 1 allel van, maar vrouwen 2.

Bij de mens liggen o.a. de recessieve allelen voor hemofilie (bloedstollingsziekte) en rood-groen kleurenblindheid op het X-chromosoom.

 

Dat noteer je als volgt

XK = kleuren zien

Xk = kleurenblind

Je schrijft ook de X op om aan te geven dat dit allel op het X-chromosoom ligt.

Op het Y-chromosoom ligt bij zoogdieren het SRY gen, dat bepaalt dat het embryo zich tot een mannetje ontwikkelt.

X-chromosomaal: kenmerk ligt op X-chromosoom, bv bij de mens rood-groen kleurenblindheid en hemofilie

Y-chromosoom is genetisch (vrijwel) leeg!

Extra uitleg Bioplek X-chromosomale overerving

Oefenopgave 7 X chromosomale overerving

Aan wie geeft een man zijn X en Y chromosoom door?

Een aan wie geeft een vrouw haar X- chromosomen door?

Van wie heeft een jongen zijn X-chromosoom?

Een een meisje?

 

Oefenopgaven 8 X-chromosomale overerving

Bij fruitvliegjes
XR = rode ogen

Xr = witte ogen

P     homozygoot roodogig vrouwtje x witogig mannetje

Hoe zit de F1 er geno- en fenotypisch uit?

Hoe ziet de F2 er geno- en fenotypisch uit?

Hoe groot is de kans dat in de F2 een witogig mannetje geboren wordt?

Hoe groot is de kans dat een mannetje is de F2 witogig is?

Hoe groot is de kans dat een vrouwtje in de F2 homozygoot voor rode ogen is?