De makkelijkste definitie is degene die zegt dat je slechthorend bent als je minder goed hoort dan normaalhorenden. Een groep jonge mensen zonder hoorproblemen vormt dan de referentiegroep.
Vaak wordt dit getest met een test met piepjes met een verschillende toonhoogtes (frequentie). De resultaten van deze test worden weergegeven in een audiogram. De intensiteit van een geluid wordt uitgedrukt in decibel (db). Hoe hard een geluid moet worden gemaakt om het nog net hoorbaar te maken wordt de gehoordrempel genoemd. Afgesproken is dat de grens waarbij normaalhorenden zo’n piepje nog net kunnen horen ligt bij 0 dB (HL).
Soms wordt voor de definitie van slechthorendheid de grens gebruikt waarop een slechthorende in aanmerking komt voor vergoeding van een hoortoestel. Om voor een hoortoestel in aanmerking te komen moet het gehoorverlies (gemiddelde van de metingen bij 1000, 2000 en 4000 Hz) 35 dB HL of meer zijn. Echter de ene persoon heeft reeds last van een verlies van 30 dB, bijvoorbeeld omdat hij in lastige (akoestische) situaties moet werken met bijvoorbeeld veel lawaai of nagalm, terwijl de ander bij een verlies van 50 dB er van overtuigd is dat er nog niks met zijn gehoor aan de hand is, omdat hij bijvoorbeeld het merendeel van de tijd zich in een rustige omgeving bevindt.
Slechthorendheid kan verschillende oorzaken hebben. Zo kunnen we door lawaai slechthorend worden maar ook bijvoorbeeld door bepaalde medicijnen, roken of drinken. Dit wordt ‘verworven’ slechthorendheid genoemd.Bij de meeste mensen gaat het gehoorvermogen met het toenemen van de jaren geleidelijk aan achteruit. Dit wordt ook wel ouderdomsslechthorendheid genoemd of presbiacusis. Meestal zal dit een combinatie zijn van natuurlijke achteruitgang en door schadelijke effecten van blootstelling aan lawaai en stoffen die ons gehoor beschadigen in de loop van ons leven.