Een vochtbalans geeft de hoeveelheid vocht weer die het lichaam opneemt en deze die het lichaam uitscheidt.
Onder normale omstandigheden is de hoeveelheid vocht die het lichaam uitscheidt in evenwicht met de hoeveelheid vocht die het binnenkrijgt.
Het lichaam neemt vocht op via eten en drinken (= opname). Daarnaast wordt bij het vrijmaken van energie uit voedingsstoffen in voedsel ook nog water gevormd: zogenaamd oxidatiewater.
Het lichaam scheidt aan de andere kant vocht uit (= afgifte, verlies): via urine en ontlasting, via de huid (zweet) en via de longen in de vorm van uitgeademde lucht.
Bij geringe inspanning en een ‘normale’ omgevingstemperatuur (niet te koud en niet te warm) ziet de vochtbalans er voor een volwassene ongeveer zo uit:
Opname vocht: + 2600 ml/dag:
+ 1000 ml/dag via de voeding
+ 1250 ml/dag via dranken
(+ 350 ml/dag als oxidatiewater)
Uitgescheiden vocht: - 2600 ml/dag:
- 1500 ml/dag via de urine
- 100 ml/dag via de ontlasting
- 500 ml/dag via de longen
- (500 ml via de huid (transpiratie))
- (uitgeademde lucht)
5.2 Belang van de vochtbalans
De vochtbalans geeft een beeld van het (on)evenwicht in waterhuishouding in het lichaam. Als verpleegkundige is de observatie van de zorgvrager van groot belang, hier valt ook de berekening en interpretatie van een vochtbalans onder.
Een onevenwicht in de waterhuishouding heeft gevolgen voor de zorgvrager, die de verpleegkundigen moeten observeren en rapporteren om de negatieve gevolgen ervan te beperken.
Voorbeeld 1: Hoge koorts. Hier zal de zorgvrager meer vocht verliezen via transpiratie. Wanneer dit niet in rekening gebracht wordt, zal de vochtbalans positief zijn, daar de uitscheiding via urine zal dalen. Bij hoge koorts blijft het toch aangewezen om de zorgvrager aan te raden om veel te drinken, zodat het vochtverlies via de transpiratie gecompenseerd kan worden.
Voorbeeld 2: Oedemen. Hier zal de zorgvrager minder vocht uitscheiden en zal de vochtbalans positief zijn. Wanneer de zorgvrager te veel vocht blijft opnemen zal hij overvuld geraken en de circulatie in het gedrang komen. Diuretica kunnen aangewezen zijn om het evenwicht te herstellen
Voorbeeld 3: Diarree. Hier zal de zorgvrager meer vocht uitscheiden en bij een gebrek aan vochtopname zal de vochtbalans negatief zijn. Hier zal men de zorgvrager moeten stimuleren om meer vocht op te nemen, zodat de vochtbalans terug in evenwicht komt.
5.3 Tips voor het invullen van de vochtbalans
Verzamel al de nuttige informatie voor je vochtbalans
Controleer de hoeveelheden vocht bij aanvang van de shift
Controleer op regelmatige basis de veranderingen in vochtop- en afname.
Schrijf de parameters in de vochtbalans
Zorg dat alles chronologisch geplaatst werd in de tabel en dat de eenheden erbij staan (mmHg, ml, slagen/min, …)
Zorg dat je weet wat de inhoud is van de glazen en tassen welke op de afdeling gebruikt worden. Voor de oefeningen en de casussen gebruiken we volgende maten, maar dit verschilt per afdeling en ziekenhuis.
Inhoud
Kopje
100 ml
Glas
165 ml
Medicijndopje
30 ml
Beker
150 ml
Soepkom
200 ml
Yoghurt
150 ml
Nierbekken
400 ml
5.4 Voorbeeldcasus
Mr. Janssens werd eergisteren opgenomen op de dienst heelkunde.
De arts besliste gisteren om 8u om een vochtbalans op te starten.
Mr. Janssens krijgt enkel een infuus (500ml Glucose 5% over 24u). Je hebt de vroege shift en hebt de opdracht om de vochtbalans van 8u tot 15u op te volgen.
Je start dus met de berekening van de infuussnelheid: 500 ml Glucose5% toedienen over 24u 500 ml : 24u = 20,83333333333… ml/u Deze waarde kan niet ingesteld worden, daarom is het nodig dit af te ronden, en je bekomt een snelheid van 21 ml/u.
Het invullen van infuusvloeistoffen in de tabel: Het 1ste uur begint men te tellen. Dit wil zeggen dat er om 8u nog GEEN 21ml is toegediend. Om 9u is pas de 1ste 21ml van de vochtbalans toegediend. Voor medicatie die op een bepaald uur wordt toegediend, schrijf je best deze hoeveelheid bij het toedieningsuur.
UUR
INFUUS
8u
0
9u
21 ml
10u
21 ml
11u
21 ml
12u
21 ml
13u
21 ml
14u
21 ml
15u
21 ml
Nu bereken je de totale vochtopname:
= 7 x 21 ml = 147 ml
Mr. Janssens zijn vochtopname is 147 ml
Je hebt om 14u het urinaal geledigd, hierin zat 150 ml urine.
De hoeveelheid vocht Mr. Janssens heeft uitgescheiden is dus 150 ml
Om de vochtbalans te berekenen gebruik je de volgende formule:
Vochtbalans = Vochtopname - uitgescheiden vocht
Let op je eenheden:
Vochtbalans in ml = vochtopname in ml - uitgescheiden vocht in ml
De vochtbalans voor deze patient is dus: 147 ml - 150 ml = -3 ml
Het besluit is: de vochtbalans is 3 ml negatief.
Mr Janssens heeft meer vocht uitgescheiden dan hij heeft opgenomen.