Deze periode behandelen we het thema: ARCHTECTUUR.
Deze periode wordt getoetst aan de hand van:
- Theorietoets: zie 'Leren voor de toets' (beoordeling telt 2x)
In de toets wordt getoetst op KennisenInzicht. Je krijgt zowel Open vragen als Meerkeuzevragen.
- Praktijkopdracht: zie maken van 'De opdracht' (beoordeling 3x)
Voor de beoordeling van de Praktijkopdracht wordt er gekeken naar je gehele Proces. Niet alleen het eindwerkstuk telt mee, maar ook de collage, de schetsen, de eindschets, je reflectie en je presentatie.
2. THEORIE: Uitleg beeldaspecten
Uitleg BEELDENDE MIDDELEN
Beeldende middelen
Beeldende middelen zijn de middelen die je nodig hebt om een beeld/ kunstwerk te maken.
De beeldende middelen zijn in te delen in 3 groepen; materiaal, techniek en beeldaspecten.
Zie het schema hieronder van Dr. Stein.
Uitleg beeldaspect: KLEUR
Beeldaspect kleur
Kleuren zien
Als er geen licht is dan zien je ook geen kleuren, je hebt dus licht nodig om kleuren te zien. In wit licht zitten alle kleuren van de regenboog. Die kleuren zijn gebundeld in wit licht. Kijk maar eens als je de regenboog ziet, het licht breekt in de waterdruppels en zo zie je de kleuren als een regenboog.
Kleurenleer
Licht is opgebouwd uit kleurgolven die zijn gebundeld in wit licht. Licht bestaat dus uit golven met verschillende kleuren. Als dat licht gebroken wordt zien we de kleuren in een regenboog. Als zo'n bundel wit licht op een blauwe smurf schijnt, worden alleen die blauwe lichtgolven teruggekaatst in ons oog, de rest van het licht worden in het voorwerp geabsorbeerd (opgenomen). Zo zie je dus die smurf als een blauw mannetje.
Zwart en wit worden niet beschouwd als kleuren – dus niet-kleuren. Zwart is geen kleur omdat het alle licht absorbeert en geen kleurgolven terugkaatst. Alle kleuren blijven in het zwarte oppervlak zitten, we zien dus geen kleur. Denk ook maar aan een zwarte broek, in de zon wordt het heel warm in die broek, het neemt alle licht op. Wit is geen kleur omdat alle kleuren worden teruggekaatst, je ziet dus eigenlijk alle kleuren. Een witte broek in de zomer is heerlijk en koeler, het licht wordt gereflecteerd en neemt dus geen warmte op. Alle kleuren in gelijke mate worden gereflecteerd, je ziet dus niet 1 kleur maar allemaal.
Kleurencirkel van Itten
Johannes Itten (1888 – 1967) was een Zwitserse kunstschilder, ontwerper en docent. Hij is bekend geworden vanwege zijn lesgeven aan het Bauhaus. Ook publiceerde hij het boek Kunst en Kleur dat zijn ideeën beschrijft over vooral compositie en kleur, de kleurcontrasten worden erin beschreven.
Een kleurencirkel is een gemakkelijke manier om kleuren te rangschikken. In de driehoek zien we de drie primaire kleuren (geel, blauw en rood). Daar omheen liggen de secundaire kleuren (oranje, groen en paars). De volgorde van de kleuren in een kleurencirkel sluit aan bij de volgorde van de regenboog.
Primaire kleuren – rood, geel ,blauw. Deze zijn niet te verkrijgen door kleuren te mengen.
Secundaire kleuren – groen, oranje, paars. Deze krijg je door twee primaire kleuren te mengen.
Tertiaire kleuren – donkergroen, roodgrijs, chocoladebruin, okergeel. Deze krijg je door drie primaire kleuren te mengen. Kan ook primaire kleur met zwart. (zijn onverzadigde kleuren).
Primaire kleuren
Rood, geel en blauw zijn de primaire kleuren. Het zijn de zuiverste kleuren en kan je niet krijgen door te mengen. Door de primaire kleuren te mengen kun je al de andere kleuren krijgen.
Secundaire kleuren
De kleuren groen, oranje en paars zijn de secundaire kleuren. Ze zijn niet zuiver, omdat ze gemengd zijn vanuit twee primaire kleuren.
Tertiaire kleuren
Tertiaire kleuren zijn de onzuiverste kleuren. Ze kunnen bestaan uit een menging van drie primaire kleuren. Maar je kunt ook zwart met een primaire kleur mengen. Vaak zijn tertiaire kleuren bruinachtig, donkergroen.
Het zuiverst zijn de primaire kleuren, zij zijn het meest verzadigd. In verzadigde kleuren zit het minste sporen van andere kleuren in. Zuivere (=verzadigde) kleuren zijn fel van kleur. Verzadigd rood is dus het roodste rood. Onverzadigde kleuren zijn niet zo fel, ze zijn afgezwakt door lichtere of juist donkerdere kleuren. Denk aan roze, donkerrood en lichtpaars.
Dus als je een verzadigde kleur mengt met een andere kleur dan wordt die kleur minder verzadigd.
Kleurcontrast
Een contrast is een tegenstelling; dik – dun/groot – klein/ lang – kort/ zwart – wit/ licht – donker. Een kleurcontrastheeft dus een tegenstelling in zich, bijvoorbeeld warme- naast koude kleuren of goede naast minder goede kwaliteit.
De kleuren in een kleurcontrast versterken elkaar door de invloed die zij in mensenogen op elkaar hebben. Blauw en oranje liggen tegenover elkaar in de kleurencirkel, een complemetair kleurcontrast, ze versterken elkaar. Dus door de blauwe achtergrond lijken de sinasappelen nog lekkerder oranje - de blauwe kleur versterkt de oranje.
7 Kleurcontrasten
Johannes Itten beschrijft 7 kleurcontrasten:
1 Licht - donker contrast
Licht-donker contrast wordt ook wel aangeduid als zwart-wit contrast". Van licht-donker contrast is ook mogelijk tussen twee kleuren bijvoorbeeld geel en paars, dat kun je beschouwen als het wit en zwart onder de kleuren. Tussen verschillende nuances (of tonen) van één kleur kan ook een licht-donker contrast opleveren.
Bij het licht - donker contrast gaat het om het contrast in helderheid. Er bestaan lichte en donkere kleuren, deze kleuren vormen samen een contrast. Deze kleuren steken tegen elkaar af. Met licht/donker contrast kan diepte worden gesuggereerd.
Als het verschil tussen licht en donker binnen een afbeelding heel groot is noem je dat Clair-Obscur. Het felle licht tegen een donkere achtergrond zorgt voor een dramatisch effect, zoals in de afbeeldingen hieronder - denk aan een theatervoorstelling. Je stuurt als kunstenaar de ogen van de beschouwer/ kijker naar de belangrijkste dingen in je kunstwerk.
2 Warm/ koud contrast:
Het gebruik van warme kleuren (rood, geel, oranje) naast koude kleuren (blauwtinten) geeft een warm - koud contrast. Warme kleuren springen eruit, komen naar voren, terwijl de koudere kleuren verder weg lijken. Met warme en koude kleuren kun je zo dus ook diepte krijgen in je schilderij.
3 Complementair kleurcontrast
Twee tegenover elkaar liggende kleuren in de kleurencirkel worden naast elkaar gebruikt. De kleuren versterken elkaars werking, rood lijkt roder naast groen, dan naast oranje. Sinaasappels worden dan ook vaak verkocht op een donkerblauw papiertje. Als je de twee complementaire kleuren met elkaar mengt dan ontstaat er neutraal grijs. Kijk goed naar de kleurencikel en zet 2 kleuren die tegenover elkaar staan bij elkaar. We hebben 3 koppeltjes; geel - paars, rood - groen en blauw - oranaje. Steeds een primaire tegenover een secundaire kleur.
4 Kleur tegen kleur contrast
Bij dit contrast zie je verschil tussen twee (of meer) naast elkaar gebruikte kleuren. Allerlei felle en bonte kleuren bij elkaar. Het gaat dan om alleen primaire en secundaire kleuren. Het geeft een vrolijke, bonte indruk. Dit contrast kun je gebruiken bij feestelijke gebeurtenissen.
5 Simultaancontrast
Kleuren beïnvloeden elkaar als je ze gelijktijdig ziet. Zo kan een kleur, door een andere kleur ernaast, zo sterk worden beïnvloed dat je deze als een andere kleur ziet.
In de afbeelding hieronder lijkt het grijze blokje telkens een andere tint te hebben, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is.
6 Kwaliteitscontrast
Het gaat hierbij om het contrast in zuiverheid of verzadiging tussen twee kleuren van dezelfde kleursoort: 1 gemengde naast een ongemengde, bijvoorbeeld zoals hieronder allemaal verschillende tinten geel.
7 Kwantiteitscontrast
Het gaat hierbij om de tegenstelling in grootte van de oppervlakken die twee verschillende kleurvakken vullen. Veel van de ene kleur en weinig van een andere kleur. Ook dit contrast zit in de zonnebloemen van van Gogh. Er is hier veel geel gebruikt naast een beetje groen.
Variatie in kleur, bv. lichtgeel en okergeel, zijn verschillende tonen of tinten. De kunstenaar maakt dus gebruik van verschillende helderheden van een kleur. Tonale kleuren zijn zo één kleurenfamilie. Kijk naar de afbeelding hieronder van Breughel, de toren van Babel. Hij gebruikt verschillende tinten rood en geel. Hiernaast heeft hij groen gebruikt als contrast.
Kleurgebruik
Kleurgebruik is hoe je de kleuren gebruikt. Is het naar de waarneming? Zoals het in het echt ook is? Of vanuit je gevoel?
Kleuren kun je op allerlei manieren gebruiken. Je kunt er een speciaal effect mee bereiken, denk maar aan foto's bewerken op de computer. Reclamebureaus doen dat constant. In reclamefolders of modebladen zien de kleuren er super en aantrekkelijk uit. Goud werd in de klassieke oudheid in verband gebracht met het goddelijke. Engelen en heilige personen kregen een stralenkrans om hun hoofden.
Realistisch kleurgebruik: de kunstenaar mengt de kleuren tot ze overeenkomen met de kleuren van de werkelijkheid, de realiteit.
Kleur gebruik zoals in de werkelijkheid
Expressief kleurgebruik: de kleuren die worden gebruikt drukken de stemming/emotie van de maker uit. Kleuren hoeven niet te kloppen met de werkelijkheid, alles draaide om het gevoel dus ook de kleuren die je gebruikt. Op dit schilderij van Munch, De schreeuw, is voor het eerst kleur op een echte expressionisitische manier gebruikt. Hij heeft het gevoel van gevaar uitgedrukt in rode kleuren.
Impressief kleurgebruik: een Impressie is een korte indruk. Dus de schilders van het Impressionisme schilderden het licht van dat moment. De schilders waren afhankelijk van het buitenlicht. De impressionisten concentreerden zich op de veranderlijke effecten van licht en kleur op bepaalde momenten van de dag. Omdat de stand van de zon veranderd moest je snel schilderen, daardoor lijkt het werk schetsmatig.
Symbolisch kleurgebruik: De kleur staat symbool voor een bepaald begrip. De kleuren hebben dan een diepere betekenis, deze verschilt per cultuur. Zo staat de kleur rood in de westerse cultuur voor bijvoorbeeld liefde, warmte en gevaar. In de Middeleeuwen stond rood voor gevaar, en zonde. De duivel was daarom ook rood en vrouwen met rood haar werden van hekserij verdacht en op de brandstapel gegooid. De kleur wit voor maagdelijkheid, zuiverheid en waarheid. En zwart voor afstandelijk, rouw en zonde. Bruin staat voor armoede, blauw voor het goddelijke, goud voor rijkdom en groen voor leven.
Monochroom kleurgebruik: Het gebruiken van maar één kleur. Mono = 1 - chroma =kleur. Ook verschillende tonen van 1 kleur noemen we monochroom.
Polychroom kleurgebruik: (poly = veel) betekend veelkleurig. Polychromeren is een ander woord voor beschilderen.
Vervreemdend kleurgebruik: Kleurgebruik dat afwijkt van het normale.
Schematisch kleurgebruik: objecten hebben meestal een vaste standaardkleur. Voor iedereen herkenbaar. Zo zijn de lucht en het water blauw, de zon geel, de boomstammen bruin en de bladeren groen.
Decoratief kleurgebruik
Kleur heeft naast een functie of betekenis vaak ook een decoratieve functie. Kijk maar naar het schilderij hieronder van Schulten.
Diepte door kleur
Kleurperspectief: Er wordt gebruik gemaakt van typische kenmerken van kleuren, bijvoorbeeld rood is opdringerig, dus lijkt naar voren te springen.
Kleurperspectief wordt vaak bij reclame toegepast.
Atmosferisch perspectief: De kleuren en vormen worden naar de achtergrond toe vager. De stofdeeltjes in de lucht (atmosfeer) nemen de kleuren 'weg'.
Signaalkleur
Als je wilt opvallen gebruik je signaalkleuren. Je geeft een signaal af met bv. helder rood, geel, oranje of groen. Ze worden veel voor verkeersborden gebruikt omdat ze zo opvallen. Maar verder ook voor logo's, reclame, enz.
Pointillisme
De verf wordt door middel van kleine stippen op het doek gezet. Vanaf een afstand mengen onze ogen deze kleuren met elkaar = optisch kleur mengen. De bedoeling van de schilders was dat de schilderijen een sprankelend licht zouden uitstralen.
Uitleg beeldaspect: VORM
Beeldaspect Vorm
In de beeldende kunst hebben we het bij Vormen over de uiterlijke gedaante van een object. Oftewel, hoe ziet een object er uit.
Als een vorm 2 dimensies (2D) heeft noemen we de vorm vlak. Je moet het dus recht van voren bekijken. Met licht en schaduwen kan het wel ruimtelijk lijken.
Heeft een vorm 3 dimensies (3D - dus ook een diepte) dan noemen we het ruimtelijk Deze kun je van verschillende kanten bekijken.
Vorm = de uiterlijke gedaante van een object. We onderscheiden;
1 structuur of aard van een vorm
2 formaat
3 vormsoorten
4 betekenis
1. Structuur van de vorm: iedere vorm heeft een structuur, de structuur geeft aan hoe een vorm is samengesteld en hoe de onderlinge verhoudingen zijn. Een stier bestaat uit een kop, hals, romp, staart en poten. Picasso heeft de stier opgebouwd uit allemaal vlakken en die weer voorzien van verschillende lijnstructuren.
2. Formaat: dit is de grootte van een vorm. Of iets groot is of klein hangt af van de omgeving en de menselijke maat.
3. Vormsoort: dit is een groep vormen die dezelfde kenmerken of vormaspecten heeft. Zo horen bv. driehoeken en vierkanten tot de geometrische vormen omdat ze met liniaal en passer gemakkelijk getekend kunnen worden.
- ruimtelijke vormen
- vlakke vormen
- basisvormen
- geometrische vormen
- organische vormen
4. Betekenis van vormen: Denk aan een hart, eenvoudige vorm, eenvoudige betekenis. Maar ook de gebogen vorm van dit Senseo-apparaat is opzettelijk; een butler die voorover buigt om jou een kop koffie in te schenken.
BASISVORMEN
Vormen die je niet verder kunt vereenvoudigen noem je basisvormen. Ottewel de meest eenvoudige vormen. Zo heb je platte (2D) basisvormen en ruimtelijke (3D) basisvormen. Van een platte basisvorm kun je een ruimtelijke basisvorm maken. Van een 4kant kun je dus een kubus maken, van een 3hoek een piramide of kegelvorm, van een cirkel een bol, etc. Er komt dan dus een dimensie bij namelijk de diepte. Deze basisvormen zijn geometrische vormen, wiskundige vormen die je met liniaal en passer kunt tekenen.
Vormsoort: Een vorm kan zeer lijken op een echt object (realistisch) of mooier zijn dan in de werkelijkheid (geïdealiseerd), vervormd (gedeformeerd) of enigszins vereenvoudigd zijn (gestileerd). Als een vorm niet snel of helemaal niet herkenbaar is noemen we het abstract.
Vormen kun je steeds verder versimpelen, vereenvoudigen. Je gaat steeds verder terug naar de basisvorm. De vorm is dan gestilleerd.
Met behulp van licht- en schaduweffecten, glans en spiegelingen wordt de ruimtelijkheid aangegeven, dit noemen we plasticiteit. De vormen worden bijna zo weergegeven dat het lijkt of je ze echt kunt pakken. Hieronder zie je een afbeelding van Sparnaay. Hier zie je veel plasticiteit. In het werk van Matisse (onder Sparnaay is veel minder plastisch, het lijkt vrij plat.
Vormcontrast
Een contrast is een tegenstelling, bv. lang - kort, dik - dun, zwart - wit, sterk - slap, enz. Heb je een tegenstelling met vormen dan noem je dit een vormcontrast. Je gebruikt dus 2 vormen die tegen elkaar afsteken in 1 beeld. Ze versterken elkaar; denk maar aan een hele lange en een hele korte meneer naast elkaar; de lange meneer lijkt naast het korte meneertje nog langer en het korte mneertje lijkt nog kleiner naast de lange meneer. Zo is het ook bij een vormcontrast, de tegengestelde vormen versterken elkaar.
Enkele vormcontrasten zijn:
•Hoekig – rond
•Geometrisch – organisch
•Symmetrisch – asymmetrisch
•Ruimtelijk – plat
•Grillig – strak
•Open - gesloten
•Groot - klein
Zijn vormen wiskundige vormen die met een liniaal en passer getekend worden dan noemen we die Geometrische vormen. Voorbeelden van geometrische vormen zijn: vierkanten, cirkels, rechthoeken ect. Geometrische vormen kunnen ook ruimtelijk zijn; kubus, balk, piramide, etc.
Daarnaast heb je organische vormen. Dit zijn vormen afgeleid van vormen uit de natuur, menselijke, dierlijke en plantachtige vormen. Ronde, vloeiende vormen die op natuurlijke wijze gegroeid lijken te zijn.
Vormen kunnen ook open zijn, dan zien we de binnenruimte of je kunt zelfs door het beeld heen kijken. Zo'n beeld heeft een open vorm. Je kunt de binnenruimte van een vorm gedeeltelijk of in zijn geheel zien. Je kunt door de vorm heen kijken, de tussenruimte speelt een belangrijke rol. Het licht speelt met schaduwen. Een open vorm lijkt dan ook lichter.
Soms kun je ook door het materiaal heen kijken, de vorm is dan transparant. Transparante vormen lijken licht, soms zelf breekbaar. Deze vormen geven een contrast met massieve vormen.
Tegenover een open vorm staat een gesloten vorm. Bij een gesloten vorm kun je de binnenruimte niet zien, de vorm is dicht, zwaar. Deze vorm is van binnen dus helemaal gevuld - dit geeft de vorm een massieve indruk. Massief betekend zwaar, degelijk, stevig.
Een vormcontrast is dus een tegenstelling in vorm, maar heb je vormen die bij elkaar passen, op elkaar lijken, dezelfde eigenschappen hebben dan praat je overe een vormovereenkomst. Hieronder zie je allemaal dezelfde hoekige (geometrische) vormen.
Samengestelde en enkelvoudige vorm: een samengestelde vorm is opgebouwd uit verschillende andere vormen. Het tegenovergestelde is enkelvoudige vorm. De stoel is een samengestelde vorm, het bestaat uit een houten constructie van balkjes en 2 platen triplex.
Vorm en restvorm
•Restvorm 2D: de vorm die men niet tekent, maar die overblijft.
•Restvorm 2D: ook wel de overgebleven ruimte tussen dingen.
•Restvorm 3D: de open ruimte in een vorm of tussen meerdere vormen in.
Andere woorden voor vorm en restvorm zijn positieve- en negatieve vorm. Positieve en negatieve vorm worden vooral bij ruimtelijke beelden gebruikt. Zie hieronder de rechter afbeelding. De echte vorm, of de vorm waar het om gaat, noem je de positieve vorm. De negatieve vorm, zeg maar de tussenruimtes, is de mal die die de gieterij gebruikt om de positieve vorm te kunnen gieten.
Vormdoorbrekend is het feit dat je vormen elkaar laat doorbreken. Dit tast het uiterlijk van de vorm aan. Het geeft een speels effect.
Om vormen aan te geven kun je er ook een lijn om heen zetten. Donald Duck zou je in de sneeuw niet zien en dus staat er om de vorm Donald een contour. Zie hieronder. Elke vorm, snavel, handen, ogen, worden door contourlijnen aangegeven. Het zijn dus omtreklijnen of buitenlijnen.
3. THEORIE: Leren voor de toets
SCHEMA BEELDENDE MIDDELEN
Beeldende middelen zijn de middelen die je nodig hebt om een beeld/ kunstwerk te maken.
De beeldende middelen zijn in te delen in 3 groepen; materiaal, techniek en beeldaspecten.
Zie het schema hieronder van Dr. Stein:
- Overzicht begrippen - KLEUR
Klik voor vergroting
- Overzicht begrippen - VORM
Klik voor vergroting
4. PRAKTIJK OPDRACHT
DE OPDRACHT - beeldend proces
Tegenwoordig zijn er nog talloze gebouwen die er behoorlijk “Grieks” uitzien. Bijvoorbeeld: het witte huis in Washington. Dus ook nu nog kijken architecten bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen naar de Klassieke Oudheid.
De opdracht;
Jij bent een soort Palladio (Italiaanse architect) van deze tijd en kijkt naar de Klassieke Oudheid terug, maar ook naar De Stijl.
Je gaat een gebouw ontwerpen waarin je een combinatie maakt van de Klassieke Oudheid, De Stijl en je eigen ideeën.
Het gebouw maak je van hout en beschilder je naar eigen inzicht.
Klassiek in combinatie met De Stijl
Digitale collage, schetsen, Eindschets, Eindwerk, Presenteren in de toetsweek.
Denk aan je tijdsplanning!
INFO: Klassieke Oudheid
Klassieke Oudheid, ca. 800 voor Chr. - ca. 400 na Chr.
Met de Klassieke Oudheid wordt de cultuur van de oude Grieken en Romeinen bedoeld. De Romeienen keken naar de Grieken en namen veel van hun architectuur (en beeldhouwkunst) over. Ze verspreidden die over Europa.
De Grieken
Kunstenaars van vandaag kijken nog veel naar de Grieken. De Grieken brachten grote filosofen (denk aan Socratis, Aristoteles en Plato) en kunstenaars voort maar ook hun sterrenkunde en wiskunde zijn nu nog erg belangrijk voor ons. In de Griekse oudheid speelde de godsdienst een belangrijke rol, ze hadden vele goden die zij aanbaden in grote tempels. Ook de kunstenaars die later kwamen tot de kunstenaars van nu laten zich nog vaak inspireren door deze verhalen.
De Grieksen streefden naar perfectie en ideale verhoudingen. Het theater neemt een belangrijke plaats in binnen de Griekse cultuur, er komen openluchttheaters.
Hierboven zie je het Parthenon, gebruikt voor de verering van de godin Athena, beschermgodin van de stad Athene. De tempel staat op een podium en is te bereiken via een trap vanaf alle kanten. De eerste tempels zijn van hout gemaakt en werden beschilderd, later werden de tempels van steen en marmer gebouwd.
Kenmerkend is de eenvoud. Er werd bij het bepalen van de maten naar de menselijke verhoudingen en maten gekeken. Daarnaast voerden de Grieken optische correcties toe. De zuilen moesten niet te plomp worden en daarom werden de zuilen vanaf het midden naar boven wat smaller.
De tempelvorm ondergaat verschillende stijlveranderingen, te zien in 3 bouworden:
1 de Dorische bouworde, 2 de Ionische bouworde en 3 de Korinthische bouworde.
Te zien aan de kapitelen, een soort stenen kussen op de zuilen. De oudste tempels waren zwaar en massief maar worden steeds sierlijker. Kijk maar hieronder, tot bladvormen aan toe.
De Timpaan is kenmerkend voor de Klassieke tempel. Een driehoekige dakgevel aan de voor- en achterkant. Verder zijn de verhoudingen van de tempel afgeleid van de menselijke proporties.
Kenmerken Griekse Tempel:
-zuilen dicht bij elkaar
-eenvoud
-maatverhoudingen met het menselijk lichaam
-weergaloze perfectie, optische correcties
-accent op schoonheid
-woonplaats goden
De tempel is een soort basisvorm geworden waarvan wij vandaag nog steeds elementen gebruiken in de moderne architectuur (alles wat met bouwen te maken heeft).
De Romeinen
De Romeinen waren goede technici en konden goed organiseren. Zij ontwikkelden de boogconstructie, het tongewelf en de koepel. Daarnaast beton, waarmee grote bouwwerken gemaakt konden worden. Aquaducten, theaters, badhuizen, paleizen en triomfbogen. In de badhuizen kon men elkaar ontmoeten en met elkaar discuseren. De Romeinen bedachten het rioleringssysteem en de aquaducten zorgden voor water voor de badhuizen en om te drinken. Door bruggen en wegen werd ook alles beter bereikbaar en zo waren er goede voorzieningen voor de burgers. Vermaak was er ook hier in de theaters. Caesar organiseerde gladiatorengevechten, deze waren erg populair. De mensen kregen hier gratis brood en mochten beslissen of de verliezer van een gevecht mocht blijven leven of moest sterven. Verder waren de Romeinen gek op paardenraces en zijn ze trots op hun vele veroveringstochten. De soldaten mochten onder de triomfbogen door rijden na een overwinning.
De Romeinen waren onder de indruk van de Grieken, namen veel van hun over en verspreidden de Klassieke Kunst over Europa.
Romeinen pasten de gewelfbouw toe zoals op de tekeningen hierboven. Zo konden ze grotere ruimtes overdekken dan de Grieken en hadden ze minden zuilen nodig wat weer tengoede kwam aan de bruikbare ruimte. Ze bouwden het tongewelf uit tot kruisgewelf, dit gaf nog meer mogelijkheden.
Hieronder zie je het Panteon, een tempel met een indrukwekkend koepelgewelf, deze heeft een diameter 43m. In het dak een opening met een doorsnede van 9m, hierdoor kwam het enige licht naar binnen.
Kenmerken Romeinen
-nadruk op praktische functie van het gebouw, dus minder op schoonheid
-zuilen hebben niet altijd een dragende functie meer, soms gewoon ‘geplakt’
-boog, koepels, gewelven werden ontwikkeld/ overgenomen
-technische hoogstandjes
-muur weer centraal
-gietbeton, nieuwe materialen
-op hoog podium, trap voorkant
-Ook veel burgerlijke gebouwen, bruggen, poorten- machtsvertoon.
INFO: De Stijl
De Stijl wordt na de Eerste Wereldoorlog opgericht om als kunstenaars uit verschillende landen weer met elkaar in contact te komen. Dit deden de oprichters Theo van Doesburg en Piet Mondriaan door een tijschrift uit te brengen met de naam De Stijl. Verschillende kunstenaars sluiten zich hierbij aan en zo wordt De Stijl een begrip in de Nederlandse kunstwereld.
De kunstenaars zoeken een algemene uitbeeldingsvorm. Geen decoraties of eigen gevoelens van de kunstenaar, wel rechte lijnen en de primaire kleuren (rood, blauw, geel) met zwart, grijs en wit. Belangrijk binnen De Stijl was Mondriaan en alles draaide om de leefwereld van de moderne mens. De nieuwe stijl moest in alles worden doorgevooerd, niet alleen in schilderijen maar helemaal wonen in de nieuwe stijl.
Het bekendste gebouw binnen De Stijl is het Rietveld-Schröderhuis. Gerrit Rietveld was de ontwerper en Truus Schröder de opdrachtgeefster. De Stijl is op deze manier toegepast zoals de kunstenaars graag wilden, nl. een manier van leven. De inrichting is flexibel door schuifwanden.
Mondriaan stapte uit de groep toen een medelid, Theo van Doesburg, van De Stijl diagonalen schilderde.
ORIENTATIE + SCHETSEN + EINDSCHETS maak je individueel/ zelfstandig.
EINDWERK + EVALUATIEmaak je samen/ met je groep.
- Groep 1: Rik & Dylan
- Groep 2: Henri & Luuk
- Groep 3: Chantal & Joanne
- Groep 4: Mart & Tom
- Groep 5: Lennart & Bram
- Groep 6: Joelle & Iris & Zipporah
- Groep 7: Diede& Hanna
- Groep 8: Jan & Julian
- Groep 9: Ryan & Jayden
- Groep 10: Ruben N & Sil
- Groep 11: Roan & Tim
- Groep 12: Ruben L & Justin
- Groep 13: Jorian & Brian
Oriëntatie
De opdracht;
Jij bent een soort Palladio van deze tijd en kijkt naar de Klassieke Oudheid terug maar ook naar De Stijl. Je gaat een gebouw ontwerpen waarin je een combinatie maakt van de Klassieke Oudheid, De Stijl en je eigen ideeën. Het gebouw maak je van hout en beschilder naar eigen inzicht.
Je gaat nu zelf een gebouw ontwerpen, dit wordt een combinatie van een klassiek bouwwerk en (de architectuur van) De Stijl. Je gaat nu met behulp van de computer op zoek naar deze 2 verschillende stijlen.
Dus zet in een digitale collage de klassieke oudheid tegenover De Stijl, het gaat hierbij natuurlijk om de architectuur.
Maak de collage in Word. Je hebt hier 1 les voor, niet af = thuis afmaken.
Zoek van beide (Klassieke Oudheid en De Stijl):
- 5 afbeeldingen van beide (10 totaal dus) en zet daar kenmerken (teksten) bij waarom ze bij de Klassieke Oudheid of bij De Stijl horen. (Zie hiervoor ook de blokjes 'Klassieke oudheid' en De Stijl'.)
Doel;
-verdiepen in de Klassieke Oudheid
-verdiepen in De Stijl
-het beginnen van een beeldend proces om te komen tot een origineel en eigenzinnig idee
Schetsen
De opdracht;
Jij bent een soort Palladio van deze tijd en kijkt naar de Klassieke Oudheid terug maar ook naar De Stijl. Je gaat een gebouw ontwerpen waarin je een combinatie maakt van de Klassieke Oudheid, De Stijl en je eigen ideeën. Het gebouw maak je van hout en beschilder naar eigen inzicht.
Kijk eerst goed naar je digitale collage. Wat valt je op? Wat kun je gebruiken? Welke combinaties zijn mooi? Etc.
De digitale collage moet je gebruiken bij het maken van je 3 schetsen. Ontwerp je eigen gebouw, een combinatie van de Klassieke Oudheid en De Stijl.
Kleur je schetsen ook in.
Schetsen - combinatie van de Klassieken en De Stijl
Doel;
-komen tot eigen, nieuwe ideeën
-meerdere oplossingen kunnen vinden op 1 probleem
-inzicht krijgen in de Klassieken en De Stijl
-toepassen van gevonden informatie
-leren te komen tot vlotte, duidelijke schetsen
Ontwerp van Palladio, Vila Rotonda
Eindschets
De opdracht;
Jij bent een soort Palladio van deze tijd en kijkt naar de Klassieke Oudheid terug maar ook naar De Stijl. Je gaat een gebouw ontwerpen waarin je een combinatie maakt van de Klassieke Oudheid, De Stijl en je eigen ideeën. Het gebouw maak je van hout en beschilder naar eigen inzicht.
Wat zijn ook alweer de eisen waar je werk aan moet voldoen? Denk aan de combi Klassieken en De Stijl.
Bekijk de opdracht nog eens door en kijk nu naar je 3 schetsen. Haal uit deze 3 schetsen je beste vondsten en breng die bij elkaar in een eindschets. Dit doe je op één A-4tje. Kleur deze Eindschets netjes in!
Doel;
-leren de gemaakte keuzes kunnen verdedigen
-leren te voldoen aan de opdracht
-weten wat je gaat maken
-schetsen kunnen combineren
-goede uitgewerkte tekening maken
-hoe je Klassiek en De Stijl samen kunt gebruiken om tot nieuwe ideeën te komen
Eindwerk
Jouw eindschets ga je vervolgens in een 3D werkstuk omzetten.
Zoek iemand die even ver als jij is, bekijk beide eindschetsen en maak de ultieme combinatie van klassiek en De Stijl.
Ga goed overleggen, je gaat natuurlijk voor je eigen ontwerp. Leg deze schetsen naast de eisen van de opdracht en maak samen jullie ‘eindschets’ zo goed mogelijk na.
Maak jullie gebouw met hout en evt andere materialen. Werk netjes en maak er een strak gebouwtje van. Als het gebouw klaar is ga je het verven.
Eisen en beoordeling;
-basis hout, verder vrij
-grondplaat max. 20x20 cm
-2 stijlen gecombineerd; klassiek en De Stijl
-taken verdelen
-leren samenwerking
-nieuw, eigenzinnig en fris ontwerp
-strakke afwerking
Doel;
-leren 2d idee omzetten in een 3d werk
-leren samenwerken
-leren werken met hout en houtgereedschappen
-leren netjes werken
Evaluatie
Evalueren is belangrijk, immers je hebt kunnen leren hoe je de dingen moet aanpakken of juist niet.
Hoe zou je het de volgende keer aanpakken, precies zo?
Of heb je geleerd van bepaalde fouten en moet je dat de volgende keer dus anders aanpakken.
Daarbij helpt deze vragenlijst.
PRESENTATIE
Presenteer je eindwerk en proces a.d.h.v. de vragen.
-Geef je werk een titel
-Omschrijf je werkstuk (Voorstelling) - je 5 woorden
-Vertel daar waar kan over de beeldaspecten Licht, Kleur, Vorm, Ruimte, Compositie, Textuur, Lijn, Punt (Vormgeving)
-Welk materiaal heb je gebruikt en vertel over de technieken. (Vormgeving)
-Wat ging goed en wat ging minder goed? (proces en techniek)
-Wat heb je geleerd?
Beoordeling
Op deze onderdelen wordt je aan het einde van de periode beoordeeld.
Het arrangement PERIODE 3 - ARCHITECTUUR - HV is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Gerda Bulder
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-02-03 12:51:30
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.