Wat is conditie?
Conditie bij varkens houdt in de mate van vetbedekking van het dier. Dit kan uiteenlopen van schraal tot te royaal. Bij eenzelfde leeftijd zijn schrale dieren doorgaans lichter dan dieren met een te royale conditie. De relatie tussen lichaamsgewicht en conditie is afhankelijk van ras en groei.
Dieren in te royale, goede en schrale conditie.
(Bron: Brochure ‘Omschakelen naar groepshuisvesting bij zeugen’, 2003)
Conditiescores
|
1
|
De ruggenwervels, zitbeenderen en ribben zijn goed zichtbaar en voelbaar. De flanken zijn sterk ingevallen en de staartinplant steekt er uit. Tussen de achterpoten is geen enkele vulling zichtbaar.
|
2
|
De ruggengraat en bekken zijn lichtjes bedekt, ze zijn wel zichtbaar en voelbaar. De flanken zijn iets ingevallen en de staartinplant is zichtbaar.
|
3
|
De ruggengraat is bedekt maar nog voelbaar. De bekken- en ledenwervels zijn niet zichtbaar. De staartinplant loopt iets schuin af. Tussen de achterpoten is het gevuld, maar er is geen vetheid waarneembaar.
|
4
|
De ruggengraat laat zich slechts onder druk voelen. Bekken en ribben zijn moeilijk voelbaar, de flanken zijn vol en de rug is bijna rond. Aan de inplanting van de staart zijn lichte vetlaagjes waar te nemen.
|
5
|
De ruggengraat, bekken en ribben laten zich zeer moeilijk voelen. De staartinplant is naar beneden en nauwelijks zichtbaar en de rug is iets te rond. Tussen de achterpoten is veel vetheid zichtbaar.
|
Op het oog beoordelen van de conditie is voor de individuele varkenshouder moeilijk, omdat hij meestal alleen maar zijn eigen veestapel ziet. Het gevaar bestaat dat er een zekere mate van bedrijfsblindheid ontstaat. Een voorlichter of dierenarts komt op meer bedrijven en is vaak beter in staat om veestapels met elkaar te vergelijken. Toch blijft de conditie van varkens op het oog bepalen een subjectieve en niet erg betrouwbare methode. Een betrouwbaardere methode is om de conditie te bepalen door middel van een spekdiktemeting. Als deze goed is uitgevoerd is gevonden waarde steeds dezelfde.
Zeugen
Het gewichtsverloop van zeugen wisselt sterk. Desondanks is het belangrijk dat de zeug tijdens de zoogperiode niet teveel daalt en dus niet onder een score 2.5 uitkomt. Bij conditie van zeugen gaat het om de energievoorziening over meerdere worpen. Op langere termijn moet de voeding erop gericht zijn dat een zeug tijdens een cyclus een zo constant mogelijke conditie houdt.
Bij een sterk schommelende conditie moet de voergift regelmatig worden aangepast om de conditie te corrigeren. De conditie kan sterk schommelen wanneer de zeugen veel gewicht verliezen in de zoogperiode, of wanneer niet tijdig gecorrigeerd wordt op bijvoorbeeld een te lage omgevingstemperatuur.
Gewichtsontwikkeling van een zeug
Het is onmogelijk om alleen aan de hand van conditiebeoordeling op een willekeurig moment, de conditie van de zeugen in de hand te krijgen. Dit komt omdat conditieverandering altijd te laat waargenomen wordt. Aan het uiterlijk van de zeug is niet binnen een paar dagen te zien of ze bijvoorbeeld lichaamsvet aanspreekt en terwijl er tegelijkertijd eiwitgroei plaatsvindt. Het is zelfs mogelijk dat zeugen in gewicht toenemen, terwijl ze vetreserve afbreken. Ook is niet direct aan het uiterlijk van de zeug te zien of vet wordt afgebroken voor warmteproductie. Verslechtering van de conditie is pas waar te nemen na enkele weken of na meer dan een maand. Zie hiervoor de afbeelding hieronder. Op het oog lijkt het dat de rechterzeug erg goed in conditie is en zelfs neigt naar een score 4 en de linker zeug een te schrale conditie heeft. De doorsnede laat echter iets heel anders zien. De “dikke” zeug heeft nauwelijks een vetbezetting terwijl de “magere” zeug een behoorlijke speklaag heeft.
Dwarsdoorsnede van de achterhand van twee zeugen (Bron: presentatie An Cools, lessenreeks voeding 2013)
Om de zeugenstapel in een goede conditie te krijgen of te houden moet met de hoeveelheid voer goed gecorrigeerd worden op veranderingen van omgevingstemperatuur, lichaamsgewicht en andere factoren.
Voordat in het najaar de omgevingstemperatuur gaat dalen, dient de gemiddelde conditie van de zeugen onder controle te zijn. Dit betekent dat de varkenshouder moet weten op welk voerniveau de zeugenstapel gemiddeld moet zitten. Dit kan per bedrijf verschillen.
Te vette conditie
Tijdens de dracht mag de voergift er niet toe leiden dat de zeugen te vet worden. Het geboorteproces verloopt bij te vette zeugen moeilijker dan bij zeugen in een normale conditie. Tevens hebben vette zeugen in de kraamstal meer problemen met de voeropname. Deze dieren zullen daardoor extra gewicht verliezen en minder melk produceren. Vette zeugen hebben een hogere onderhoudsbehoefte in vergelijking met zeugen met een normale conditie. Doordat vette zeugen meer energie nodig hebben voor het onderhoud van hun lichaamsfuncties blijft er bijgevolg minder energie over voor de groei van de foeti. Vette zeugen zijn bovendien loom, waardoor de partus langer duurt. Dit heeft tot gevolg dat het aantal doodgeboren biggen toeneemt en de vitaliteit van de levend geboren biggen daalt. Gedurende de lactatie nemen vette zeugen minder voeder op waardoor de melkproductie lager is en de lichaamsreserves van de zeug worden aangesproken.
Ook bestaat een verhoogde kans op baarmoeder- en/of uierontsteking. Door de problemen die ontstaan, worden zeugen sneller opgeruimd, wat financieel nadelig is.
Te schrale conditie
Een te schrale conditie van een dier verlaagt de weerstand tegen allerlei ziekten.
Wanneer de zeugen onvoldoende in conditie zijn tegen het einde van de dracht, is het geboortegewicht van de biggen lager en hebben pasgeboren biggen minder lichaamsreserve. Hierdoor is de kans op biggensterfte groter.
Zeugen die te veel conditie verliezen in de zoogperiode, zijn slechter vruchtbaar na het spenen. Ze worden moeilijk berig en de kans op terugkomen is groter. Dit alles uit zich in een langere interval tussen spenen en dekken.
Wanneer er minder gewichtsverlies plaatsvindt, zal in de drachtperiode minder gecorrigeerd hoeven te worden met de voergift.
Spekdiktemeting
Op het oog is het moeilijk een goed beeld te krijgen van de conditie van zeugen. Een hulpmiddel bij de conditiebeoordeling is de spekdiktemeting. Met name in de dracht worden reserves aangelegd in de vorm van rugspek. het energietekort tijdens de zoogperiode wordt in eerste instantie gedekt door de mobilisatie van de vetreserves uit het rugspek. Conditiescore en rugspekdikte hangen dus nauw samen. Rugspekdiktemeting met behulp van een ultrasoonmeter is dus een hulpmiddel bij de conditiebeoordeling. Uit proeven blijkt dat zeugen met een normale conditie een gemiddelde spekdikte hebben van 17,1 millimeter. Bij zeugen in een mager conditie is dat 12,8 mm en bij zeugen in een te ruime conditie 22,6 mm. De conditie alleen beoordelen op rugspekdikte kan uitsluitend met varkens die uit dezelfde rassen bestaan. Dit omdat de spekdikte sterk bepaald wordt door de erfelijke aanleg.
Het bepalen van de conditie met een spekdiktemeter kan men het best uitvoeren door rondom dekken bij alle zeugen de spekdikte op de P2-plaats te meten. De P2-positie ligt ter hoogte van de laatste rib en circa 6 cm uit de ruggengraat. Als richtlijn kan men een gewenste spekdikte bij spenen of dekken van ongeveer 12 mm en bij het werpen van 16-18 mm hanteren. Is de conditiescore of spekdikte bij dekken te laag, dan luidt het advies tijdens de dracht meteen extra energie te verstrekken. Om de spekdikte tijdens de dracht met 1 mm te verhogen, is minimaal 10 EW extra voer verspreid over enkele weken noodzakelijk. Na 4-6 weken dient men de conditie opnieuw te beoordelen om na te gaan of het gewenste effect bereikt is en om het voerschema eventueel opnieuw aan te passen.
Klik op de link hieronder om een filmje te zien over spekdiktemeting bij varkens
Spekdikte meten zeug