§3 Cirkel
Uitleg
1H01.3 Uitleg ...............................................................................................................
Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:
Cirkel
Hoe je met je passer een goede cirkel tekent zie je hier:
Bij het maken van sommige opgaven heb je de werkbladen nodig.
Opgaven
1H01.3 Opgaven ...........................................................................................................
Bekijk de cirkel hiernaast. De cirkel is getekend op roosterpapier met
hokjes van 1 bij 1 cm.
- Welk punt is middelpunt van de cirkel?We
- Hoe groot is de straal van de cirkel?
- Hoe groot is de diameter van de cirkel?
Bekijk de figuur hiernaast.
De figuur bestaat uit allemaal even grote cirkels.
Teken de figuur na in je schrift
Neem voor alle cirkels een diameter van 3 cm.
3 |
|
Cirkels op een kaart |
Bekijk het kaartje op je werkblad.
Elke cm is in werkelijkheid 1 km.
Tom woont bij T. Marije woont bij M.
- Teken een cirkel met straal 2 km en middelpunt T.
- Woont Marije meer of minder dan 2 km van Tom?
Teken een punt M.
Teken daarna de cirkel met straal 2,5 cm en middelpunt M.
Maak van je cirkel een smiley! De lach wordt een halve cirkel met diameter 3 cm.
5 |
|
Grasveld sproeien |
Op een grasveld van 5 m bij 4 m staat in S en sproeier.
Deze sproeier besproeit een gebied in de vorm van een cirkel met een straal van 2-m.
- Teken op het grasveld het gebied dat wordt besproeid.
- Wordt het hele grasveld nat?
- Hoeveel keer moet je sproeien als het hele grasveld moet worden besproeid?
6 |
|
Nieuwe sproeier |
Je kunt ook een sproeier kopen zodat in één keer sproeien het hele grasveld wordt bestreken.
Welke straal moet die sproeier minstens kunnen besproeien?
7 |
|
Mandala |
Teken deze figuur die uit (delen van) cirkels bestaat in je schrift na.
Je kunt eerst het filmpje bekijken waarin wordt uitgelegd hoe je een mandala tekent:
8 |
|
Afstanden op de kaart |
Gebruik een kaart van jullie school met de directe omgeving, bijvoorbeeld via maps.google.nl en dan printen, of de kaart op je werkblad.
- Maak op de kaart cirkels met de school als middelpunt en straal 1 km, 2 km, enzovoorts.
- Geef de woonplaats van minstens 10 klasgenoten op de kaart aan.
- Wie woont het dichtst bij school? Wie woont het verst van school?
- Wie heeft de kortste route naar school? Wie de langste?
- Wie heeft de kortste reistijd naar school? Wie de langste?
Uitwerkingen
1H01.3 Uitwerkingen ......................................................................................................
- Het middelpunt van de cirkel is punt M
- De straal van de cirkel is 3 cm
- De diameter van de cirkel is 6 cm
**
-
- Marije woont meer dan 2 km van Tom
Bijvoorbeeld:
-
- Nee
- *
De straal moet dan minstens 3,2 meter zijn.
Test jezelf
1H01.3 Test jezelf ...........................................................................................................
Je sluit de paragraaf Cirkel af met een toets.
Na het maken van de vragen krijg je een score en kun je de gegeven antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.
Succes!