Lessenserie

Lessenserie

Les 1: De watersnoodramp

Introductie

De komende lessen gaan jullie van alles leren over Nederland en het water. Om te beginnen is het belangrijk om te weten waar alle maatregelen vandaan komen. Hiervoor reizen we terug naar 1953: het jaar van de watersnoodramp.

Aan het eind van deze les kan je:

  • aangeven wanneer de watersnoodramp was.
  • in eigen woorden uitleggen hoe de watersnoodramp is ontstaan.
  • twee gevolgen noemen van de watersnoodramp.

Verwerking

Om meer te leren over de watersnoodramp van 1953 mag je door naar stap 1!

Stap 1: Wat is de watersnoodramp?

Zoals jullie in ‘De Tijdmachine’ al zagen, was de watersnoodramp in het jaar 1953. Om precies te zijn in de nacht van 31 januari op 1 februari, in delen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Maar wat was die watersnoodramp nou eigenlijk?

Als je het woord ‘watersnoodramp’ in losse woorden verdeelt, krijg je:Afbeeldingsresultaat voor watersnoodramp 1953

  • Water: dit spreekt voor zich.

  • Nood: nood betekent eigenlijk ‘plotseling gevaar’.

  • Ramp: een verschrikkelijke gebeurtenis.

Uit deze losse woorden kunnen we opmaken dat er een plotseling gevaar was door het water, waardoor er een verschrikkelijke gebeurtenis ontstond. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant overstroomden die nacht. De mensen werden in hun slaap overvallen door het water. Op het plaatje hiernaast kan je zien dat hele dorpen onder water liepen.

Stap 2: Wat waren de oorzaken?

Afbeeldingsresultaat voor trechtervorm noordzee

Nu we weten wat de watersnoodramp is en wanneer deze plaatsvond, is de vraag natuurlijk: hoe kon deze ramp gebeuren? We gaan daarvoor terug naar de nacht van 31 januari 1953. Die nacht was er een noordwesterstorm. De storm blies het water recht in het gat tussen Nederland en Groot-Brittannië, een soort trechter. Dit kan je zien op het plaatje hiernaast. (c) On'wijs 2003

Het water kon niet allemaal tegelijk door die trechter. Daardoor werd het water opgestuwd en werd de stand van het water erg hoog. Dit noemen we stormvloed, dat is een vloed door een storm.

Vloed wil zeggen dat het water hoog staat. Het tegenovergestelde van vloed is eb. Eb betekent dus dat het laag water staat. Eens in de twee weken is het verschil tussen eb en vloed zo groot, dat hebben we de naam springvloed gegeven. Dat wil zeggen dat het water van heel erg laag, naar heel erg hoog gaat. De springvloed en stormvloed zorgden er samen voor dat in de nacht van de watersnoodramp het water extra hoog kwam te staan. De dijken
in het gebied bij Zeeland moesten het land beschermen tegen dat water. Dijken zijn stukken
opgehoogd land die het water tegenhouden. Rondom Zeeland waren de dijken niet hoog en
stevig genoeg voor zo'n grote hoeveelheid water. Dit is de reden dat de dijken doorbraken.

Ook omdat Zeeland onder het NAP ligt, overstroomde het gebied makkelijker. NAP betekent
Normaal Amsterdams Peil, dus dat houdt in dat Zeeland lager ligt dan de zee. Dit is de reden
dat Zeeland onder water komt te staan als de dijken doorbreken.

Stap 3: Wat waren de gevolgen?

Je weet nu wat de watersnoodramp is en hoe die Afbeeldingsresultaat voor watersnoodramp 1953kon gebeuren. Maar wat waren de gevolgen van de watersnoodramp? De gevolgen van deze ramp waren heel ernstig. 1836 mensen overleden tijdens de watersnoodramp. 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. Moet je je eens voorstellen, je huis is overstroomd en jij bent gered, waar moet je nu naartoe? Je hebt helemaal geen spullen meer en geen dak boven je hoofd. De mensen hadden dus niks om naar terug te keren toen het water eindelijk weg was. Op het plaatje rechts is te zien hoe de huizen er aan toe waren. Niet alleen de huizen lagen er zo bij, maar ook de boederijen. De meeste dieren van de boederij waren verdronken. Ook was er 800 kilometer van de dijken beschadigd. Alle huizen, boerderijen en dijken moesten opnieuw worden gebouwd.

Afsluiting

In deze les hebben jullie geleerd over de watersnoodramp. In welk jaar deze ramp was, hoe deze kon ontstaan en wat de gevolgen ervan waren. Weet je alles nog? Dat gaan we nu zien in de Kahoot quiz!

 

Begrippenlijst

Dijken: Stukken opgehoogd land die het land beschermen tegen water.

Eb: Het water staat laag. Er is meer land zichtbaar. Het tegenovergestelde van vloed.

NAP: Normaal Amsterdams Peil. Als iets boven het NAP ligt, overstroomt het land niet. Wanneer het onder NAP ligt, kan dit deel van het land overstromen.

Springvloed: Wanneer het verschil tussen eb en vloed het grootst is.

Stormvloed: Het water wordt omhoog gestuwd door een storm

Vloed: Het water komt hoog te staan, hierdoor kan het land overstromen. Het tegenovergestelde van eb.

Les 2: De Deltawerken

Introductie

In de vorige les heb je geleerd wanneer de watersnoodramp was en hoe deze is ontstaan. Deze les gaan we kijken naar de maatregelen die er zijn genomen tegen het water in Nederland.

Aan het eind van de les kan je:

  • vertellen wat het Deltaplan inhoudt.
  • beschrijven uit welke drie onderdelen de Deltawerken bestaan.
  • minstens twee voordelen noemen van de Deltawerken.
 

 

Verwerking

Om meer te leren over het Deltaplan mag je door naar stap 1!

Stap 1: Het Deltaplan

Voor de ramp waren er al plannen gemaakt om Nederland te beschermen tegen het water. Deze plannen moesten nu sneller gemaakt worden, want niemand wilde natuurlijk dat zo'n ramp nog een keer zou gebeuren. Er
werd onderzocht wat er allemaal gedaan moest worden om Nederland veilig te maken. Dit werd opgeschreven in het Deltaplan.

Zo moesten de dijken worden verhoogd en moesten de zeearmen worden afgesloten. Zeearmen zijn plekken waar de zee als een brede rivier het land binnenkomt, zoals in Zeeland. Dit kan je zien op het plaatje hiernaast. Je ziet tussen de oranje eilanden brede stroken water. Dit zijn de zeearmen. De zeearmen werden afgesloten met dammen.

Dit Deltaplan werd in 1957 uitgevoerd.

Stap 2: De Deltawerken

In het Deltaplan staan verschillende plannen om Nederland te beschermen tegen het water. Deze plannen samen vormen de Deltawerken. Dit is niet één bouwwerk, maar bestaat uit drie sluizen, zes dammen en vier stormvloedkeringen. Hieronder kan je lezen wat sluizen, dammen en stormvloedkeringen zijn.

Sluizen
Een sluis is een bouwwerk in een rivier of kanaal met sluisdeuren die de waterstand regelen. Als het water in een rivier of een zeearm te hoog staat, zorgen de sluizen ervoor dat het water doorstroomt naar de andere kant. Door de sluisdeuren omstebeurt open en dicht te laten gaan, kan je de hoogte van de water regelen. Ook kan een sluis ervoor zorgen dat een boot van de ene kant naar de andere kant van de rivier gaat. Dit is nodig, wanneer het water van het ene deel van de rivier hoger staat dan bij het volgende deel in de rivier. 

Dammen
Een dam is een soort dijk die midden in de zee ligt en twee stukken land met elkaar verbindt. Een dam is niet altijd even handig, die sluit namelijk alles af. Door de dam kunnen de schepen niet meer tussen de twee stukken land door. Soms is het lastig om een dam te bouwen. Hoe dichter een dam bij de zee wordt gebouwd, hoe groter een dam moet zijn. Dit komt doordat deze dam veel meer water moet tegenhouden.

Stormvloedkering
Een stormvloedkering is een beweegbaar bouwwerk in het water met schuifplaten die open en dicht kunnen. Als er een storm aan komt, schuiven de platen naar beneden en wordt het water uit de zee tegengehouden. Wanneer de storm weer is gaan liggen en het water lager staat, gaan de schuifplaten weer omhoog. Doordat de stormvloedkering het hoge water tegenhoudt, komt er minder water in de rivieren. Daardoor hebben de rivieren minder kans om te overstromen. Een van de stormvloedkeringen kan je zien op het plaatje rechts.

Stap 3: De voordelen

De belangrijkste taak van de Deltawerken is om Nederland te beschermen tegen het water. Op het plaatje hiernaast zie je blauwe lijntjes. Deze lijntjes stellen de Deltawerken voor. De Deltawerken hebben verschillende voordelen. Deze gaan we hieronder bespreken:

  • Door de bouw van de Deltawerken hoeven niet alle dijken elke keer verhoogd te worden. De Deltawerken zorgen er namelijk voor dat het water wordt tegengehouden. Wanneer de Deltawerken niet gebouwd zouden zijn, dan zou er 1000 kilometer dijk moeten worden verhoogd!
  • De Deltawerken zijn ook een voordeel voor de natuur. Door de Deltawerken worden de zeearmen afgesloten. Daardoor komt er geen zout zeewater meer in het water achter de dammen. Het water in de zeearmen is nu zoet. Te veel zout in de bodem van de zee is namelijk slecht voor de natuur.
  • Zeeland is nu voor heel Nederland beter te bereiken. Voordat de Deltawerken er waren, was Zeeland slecht te bereiken. Je kon er alleen komen met een pont (een boot om een rivier over te steken). Door het bouwen van de dammen zijn de eilanden met elkaar verbonden.

Afsluiting

We zijn aan het eind gekomen van deze les. Jullie hebben geleerd wat de Deltawerken inhouden en wat de voordelen hiervan zijn. Om te kijken of jullie alles onthouden hebben gaan we een kahootquiz doen!

Begrippenlijst

Dam: Een soort dijk die midden in de zee ligt en twee stukken land met elkaar verbindt.

Deltaplan: Het plan om overstromingen in Nederland te voorkomen.

Deltawerken: Het uitvoeren van het Deltaplan, dat bestaat uit de sluizen, dammen en stormvloedkeringen.

Sluis: Een bouwwerk dat de waterstand regelt door rivierwater af te voeren naar de zee.

Stormvloedkering: Een bouwwerk in het water waarin hoge schuiven zitten die het zeewater kunnen tegenhouden bij hoogwater.

Zeearm: De plekken waar de zee als een brede rivier het land binnenkomt.

Les 3: Ruimte voor de rivier

Introductie

Zoals je in de vorige les al hebt geleerd, worden er in Nederland heel veel maatregelen genomen tegen het water. Behalve de zee zijn er natuurlijk ook nog rivieren. De grootste en bekendste rivieren in Nederland zijn de Waal, de Maas, de Rijn en de IJssel. Ook deze rivieren kunnen, net als de zee, overstromen. In deze les ga je leren welke maatregelen er zijn genomen tegen het water en de rivieren.

Aan het eind van deze les kan je:

  • in eigen woorden uitleggen wat het Deltaprogramma is.
  • minstens 2 manieren noemen en uitleggen die meer ruimte maken voor de rivier.
  • minstens 2 argumenten bedenken voor óf tegen het project 'Ruimte voor de rivier'.

Verwerking

Om meer te leren over dijken en rivieren mag je door naar stap 1!

Stap 1: Het plan

Vroeger hadden we extra land nodig, bijvoorbeeld om op te kunnen wonen of eten te verbouwen. Grote hoeveelheden water werden dan weggepompt, zodat er nieuw land ontstond. Dit noem je droogleggen. Maar tegenwoordig geven we juist weer land terug. Het water moet meer ruimte krijgen, want steeds vaker vallen er grote hoeveelheden neerslag. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1995. Onder andere de Rijn en de Waal overstroomden en traden buiten hun oevers, door de grote hoeveelheid neerslag. Honderdduizenden mensen en dieren moesten worden geëvacueerd, en duizenden huizen waren ondergelopen. Deze overstromingen mochten niet nog een keer gebeuren. Daarom werd er meteen een plan bedacht. In het plan stonden tijdelijke maatregelen om de zwakste dijken en kades in Nederland te versterken.

Hierna ontstond het Deltaprogramma. In het Deltaprogramma staan allerlei maatregelen die worden genomen om Nederland ook in de toekomst beter te beschermen tegen overstromingen. Dit is nodig, want uit metingen blijkt dat het vaker en harder gaat regenen. Daardoor komt het water hoger te staan en is er een grotere kans op overstromingen.

Het Deltaprogramma bestaat uit 34 projecten. Als alles goed gaat, zijn alle projecten in 2019 klaar. En dat is maar goed ook, want bij een nieuwe overstroming kan bijna 60% van Nederland onder water komen te staan! Dit kan je op het plaatje hiernaast goed zien: alle lichtblauwe gebieden op de kaart zouden dan overstromen.

Stap 2: De uitvoering

Rivieren stromen van de bergen naar de zee, dus van hoog naar laag. Er stroomt alleen niet altijd even veel water doorheen, dat verschilt per seizoen. In de zomer zijn de rivieren vaak laag en stroomt er dus niet zo veel water door de rivier. In de winter en het voorjaar stroomt er juist veel water door de rivieren. Wanneer je dan geen maatregelen neemt, overstromen ze. Daarom hebben mensen dijken gebouwd. Door de jaren heen hebben we geleerd dat de rivier veel ruimte nodig heeft bij hoogwater, en minder ruimte bij laagwater. Maar ook de schepen moeten nog door de rivieren kunnen blijven varen. Daarom zijn er twee verschillende soorten dijken gebouwd:

  • De zomerdijk. Dit is een lage dijk om in de zomer het water door het landschap te laten stromen.
  • De winterdijk. Dit is een hogere dijk, die achter de zomerdijk ligt.

Tussen deze twee dijken ligt een gebied waar de rivieren in de winter kunnen overstromen. Dit gebied tussen de winterdijk en de zomerdijk heet de uiterwaarden. Dit kan je zien op het plaatje hieronder. In de winter staat dit hele gebied onder water. In de zomer is het droog land en wordt het veel gebruikt als weiland voor koeien en schapen.

Afbeeldingsresultaat voor winterbed

Tegenwoordig zijn er andere manieren bedacht om de rivier meer ruimte te geven. Je kan natuurlijk niet eeuwig de dijken blijven verhogen. Die manieren staan in het project ‘Ruimte voor de rivier’. In dit project wordt er gewerkt aan 30 plaatsen langs de grote rivieren, om daar de rivier meer ruimte te geven. Hieronder staan de vijf manieren die het meest voorkomen.

Dijkverlegging
Door de dijken verder van de rivier af te plaatsen, worden de uiterwaarden breder en krijgt de rivier meer ruimte. In de winter heeft de rivier dus meer ruimte om te overstromen.

 

Dijkverlegging

Dijkverbetering
Op sommige plekken is het niet mogelijk om meer ruimte aan de rivier te geven. Daar wordt dan toch de dijk versterkt.

Dijkverbetering

Zomerbedverlaging
Bij een zomerbedverlaging wordt de rivierbedding verlaagd door een bodemlaag af te graven. De rivierbodem wordt daardoor dieper te liggen. Zo is er meer ruimte voor het water.

 

Zomerbedverlaging

Uiterwaardvergraving
Door het afgraven van delen van de uiterwaard krijgt de rivier bij hoogwater meer ruimte. Als we de uiterwaarden afgraven worden ze lager, en dat levert een ruimte op voor de rivier.

Uiterwaardgraving

Obstakelverwijdering
Bij obstakelverwijdering worden obstakels weggehaald om de rivier meer ruimte te geven. Daardoor kan het water sneller worden afgevoerd. Voorbeelden van obstakels zijn dammetjes, muurtjes, stukjes van oude gebouwen, maar ook bijvoorbeeld bomen.

Obstakelverwijdering

Stap 3: En nu?

Het is belangrijk om de dijken goed in de gaten te Afbeeldingsresultaat voor waterschappenhouden. Dit doet het waterschap. Een waterschap is een overheid, net zoals een provincie en een gemeente. Zij is verantwoordelijk voor het waterbeheer in een bepaald gebied. In Nederland zijn er 23 waterschappen. De waterschappen kan je zien op de kaart hiernaast. Allemaal controleren ze in hun eigen gebied of de dijken nog wel stevig genoeg zijn. Zo’n controle noem je een schouw. Na de schouw weet het waterschap wat er nog moeten worden verbeterd. Als het nodig is, lopen de mensen van het waterschap soms wel 24 uur per dag op de dijken om alles goed in de gaten te houden. De zandzakken staan dan al klaar om de dijken te versterken, bijvoorbeeld als er een grote storm op komst is.

Het is natuurlijk hartstikke fijn dat er zo goed op de dijken wordt gelet, maar niet alle mensen vinden dat leuk. Het kan zo zijn dat precies op jouw woonplek een dijk moet worden gebouwd of verplaatst. Er moesten bijvoorbeeld voor het plan ‘Ruimte voor de rivier’ 40 boerenbedrijven naar een andere plek verhuizen. Op zo’n moment komen er twee partijen tegenover elkaar te staan: de bewoners en het waterschap. Samen gaan ze dan proberen om een oplossing te vinden. Soms lukt dat, maar soms ook niet. Dan moet een heel gezin of bedrijf hun huis verlaten en ergens anders gaan wonen.

 

Afsluiting

Les 3 is nu helemaal klaar. Als het goed is weet je nu wat het Deltaprogramma is en kan je maatregelen noemen die in het programma 'Ruimte voor de rivier' staan.

Begrippenlijst

Deltaprogramma: een plan met allemaal maatregelen die ervoor moeten zorgen dat Nederland ook in de toekomst beschermd blijft tegen overstromingen.

Droogleggen: het wegpompen van grote hoeveelheden water zodat er nieuw land ontstaat.

Evacueren: het verplaatsen van mensen en dieren naar een veilige plek wanneer er een ramp dreigt.

Schouw: een controle door het waterschap om te kijken of de dijken nog wel stevig genoeg zijn.

Uiterwaarden: het gebied tussen de winterdijk en de zomerdijk, dat in de winter onder water staat.

Waterschap: een overheid, verantwoordelijk voor het waterbeheer in een bepaald gebied. Ze controleren de dijken.

Winterdijk: een hoge dijk om in de winter het water in de uiterwaarden tegen te houden.

Zomerdijk: een lage dijk om in de zomer het water door het landschap te laten stromen.

Practicum

Proefje 1

In het eerste proefje gaan jullie leren dat het waterpeil (de hoogte van het water) niet alleen stijgt door meer water, maar dat dit ook nog een andere oorzaak heeft. De eerste rede dat het water kan stijgen is door de opwarming van de aarde. Door de opwarming van de aarde, gaan de ijskappen smelten. Het smeltwater zorgt voor meer water in de zee en rivieren. Hierdoor stijgt het waterpeil. We gaan er nu achter komen wat de tweede oorzaak is.

Om dit na te kunnen maken hebben we nodig:

-         Een glazen schaal die tegen warmte kan

-         Een pan die net iets kleiner is dan de schaal

-         Een stift (niet watervast!)

-         Water

Wat we gaan doen staat hieronder uitgelegd:

  1. Vul de glazen schaal met wat water. Zet met een stift een streepje op de schaal tot waar het water komt. Dit is het waterpeil.
  2. Vul de pan voor de helft met water. Verwarm dit op een fornuis onder toezicht van je juf of meester.
  3. Haal het water kookt (dit is wanneer het water bubbelt) de pan van het fornuis af. Vergeet het fornuis niet uit te zetten. Zet de schaal, met het water, bovenop de pan met het warme water.
  4. Beschrijf wat er gebeurt.

 

Verklaring proefje 1

Je hebt in het eerste proefje gezien dat het water steeg tot boven het waterpeil dat je met stift had aangegeven.

De rede hiervoor is dat water uitzet wanneer het verwarmd wordt. Doordat het warme water in de pan warmte af geeft aan het water in de glazen schaal zet het water in de schaal uit, hierdoor stijgt het waterpeil.

Dit is ook het geval bij het broeikaseffect. Doordat de aarde opwarmt zet het water steeds meer uit waardoor het waterpeil stijgt. 

Er zijn dus twee oorzaken waardoor het waterpeil stijgt:

  • ​Door het broeikaseffect warmt de aarde op. Hierdoor smelten de ijskappen. Er komt meer water in de rivieren en zeeën, waardoor het waterpeil stijgt.
  • Door het broeikaseffect warmt de aarde op. Hierdoor wordt het water warmer. Het water zet uit, waardoor het waterpeil stijgt. 

Proefje 2

In les twee hebben jullie geleerd wat dammen zijn. In dit proefje zijn jullie zelf de baas over het water en gaan jullie zelf een dam bouwen!

Wat hebben we nodig?

-         Een hele grote langwerpige bak

-         Zand

-         Grind

-         IJsstokjes (platte houten stokjes)

-         Kleine stukjes klei

-         Een maatbeker met water

 

Wat gaan we doen?

  1. Vul de grote bak met zand.
  2. ‘Graaf’ in het zand de loop van een rivier uit.
  3. Kies een plek in de loop van de rivier waar jij jouw dam gaat bouwen.
  4. Probeer een dam te bouwen die maar een heel klein beetje water doorlaat. Let goed op, onder in de rivier is het water sterker dan boven in. Het water onder in de rivier stroomt harder waardoor het ook harder tegen de dam zal duwen. Je dam moet onderaan dus steviger zijn dan bovenaan.
  5. Als je dam klaar is, test hem dan door met de maatbeker water te gieten in de loop van de rivier en te kijken of de dam het water tegenhoudt.
  6. Discussieer met je maatje. Werkt jullie dam? Hoe komt het dat hij wel of niet werkt?

Toets

Veel succes met de toets! Klik op start om te beginnen!

Docentenhandleiding

Vooraf

Nederland, waterland

Dit lessenpakket gaat over Nederland en het water. Er komt aan bod hoe wij er in Nederland voor zorgen dat de kans klein is dat er overstromingen ontstaan. Dit lessenpakket past bij kerndoel 48: kinderen leren over de maatregelen die in Nederland genomen worden/werden om bewoning van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken. Het pakket is gemaakt voor leerlingen uit groep 8. Als u een groep 7 heeft die hier geïnteresseerd in is, kan dit lessepakket uiteraard ook voor hen gebruikt worden. Elke les duurt ongeveer 45 minute. Dit lessenpakket bestaat uit drie lessen en één practicum.

  • Les 1: De watersnoodramp van 1953
  • Les 2: De Deltawerken
  • Les 3: Ruimte voor de rivier
  • Les 4: Practicum  

Als u dit lessenpakket gaat geven is het belangrijk om bepaalde aspecten vooraf te weten:

  • Binnen dit lessenpakket werken we met verschillende programma's, te weten Wikiwijs, Prowise, Kahoot en Google Earth.
    • Wikiwijs wordt vooral gebruikt door de leerlingen. Hierin staat de leerteksten en de opdrachten. Voor u staan hier de handleidingen van de lessen.
    • Prowise is een programma waarin presentaties gemaakt kunnen worden. In Prowise staat voor elke les een presentatie voor u klaar. Voor Prowise heeft u een account nodig. Indien u deze nog niet heeft, moet u deze aanmaken. Dit kan op de volgende manier: U gaat naar https://www.prowise.com/nl/  en klikt rechts bovenin op het gele blokje 'registreren'. Wanneer u een account heeft, kunt u via de link, die in Wikiwijs staat, naar de presentatie.
    • Kahoot is een programma waar de leerlingen via hun eigen device antwoord moeten geven op quizvragen. De vraag en de antwoorden komen op het digibord te staan en de leerlingen zien op hun device de mogelijk antwoorden met een bijbehorend vormpje. Het antwoord waarvan de leerling denkt dat het goed is, klikt de leerling aan op het device. Ook voor dit programma heeft u een account nodig. Wanneer u deze niet heeft dient u zich aan te melden. Dit doet u op de volgende wijze: U gaat naar https://create.kahoot.it/#login?next= en klikt rechts bovenin op de paarse knop 'get my free account'. Wanneer u in Wikiwijs op de link klikt naar de Kahoot komt u bij de quiz die u moet gebruiken. Als u heeft ingelogd, klikt u op 'play'. Vervolgens klikt u op 'start now'. U krijgt dan een keuzemenu tussen 'Classic' en 'Team mode'. Druk op 'Classic'. U komt terecht in een scherm waar een 'Gamepin' komt te staan. Deze moeten de leerlingen invoeren op hun device (de leerlingen gaan naar https://kahoot.it/#/). De leerlingen kiezen een naam. Wanneer er namen op het scherm komen te staan waar u het niet mee eens bent, kunt u op de naam klikken. De naam wordt verwijderd en de leerling moet een nieuwe naam invullen. Als iedereen ingelogd is, drukt u op start en begint de quiz!
    • Google Earth wordt in dit lessenpakket gebruikt om duidelijk te maken waar de watersnoodramp van 1953 heeft plaatsgevonden, maar ook hoe deze is ontstaan. U kunt Google Earth alleen gebruiken wanneer deze is geïnstalleerd op uw computer. U kunt Google Earth erg makkelijk installeren. Dit doet u door op Google 'Google Earth' in te typen. Vervolgens kunt u het programma installeren.

Les 1

De eerste les van deze lessenserie gaat over de watersnoodramp.

De lesdoelen voor de leerlingen zijn:

  • Na deze les kunnen de leerlingen aangeven wanneer de watersnoodramp was.
  • Na deze les kunnen de leerlingen vertellen hoe de watersnoodramp is ontstaan.
  • Na deze les kunnen de leerlingen 2 gevolgen noemen van de watersnoodramp.

Begrippen les 1:

  • Dijken
  • Eb
  • NAP
  • Springvloed
  • Stormvloed
  • Vloed

Tijdsduur: 45 minuten
Werkvorm: eerste deel klassikaal, tweede deel maken de leerlingen zelf de opdrachten.
Materialen: digibord en een device voor iedere leerling.

Wanneer u deze les wilt geven is het belangrijk dat u bepaalde programma’s al klaar heeft staan. De links naar deze programma’s vindt u onder Docentenhandleiding, Les 1, Links. De link naar Kahoot kunt u klaarzetten wanneer de kinderen zelfstandig aan het werk zijn.

U begint de les met de presentatie op Prowise. Om naar de volgende pagina van de Prowise te gaan, klikt u op de pijl in het scherm. De presentatie begint met een video, waarin we samen met de leerlingen door middel van een tijdmachine naar 1953 reizen. De video eindigt met de vraag: Wat is de watersnoodramp eigenlijk? In deze les gaan de leerlingen dat leren. Op de volgende dia staat een video. Deze video vertelt kort iets over de watersnoodramp en laat beelden zien uit 1953.

Op de volgende dia ziet u Google Earth staan. Deze link had u al geopend. U gaat naar het programma en zet de tour aan door op het driehoekje ‘play’ te klikken. Ook dit is weer een video om de oorzaken van de watersnoodramp te verklaren. De taak voor de docent is om de begrippen duidelijk te maken en ervoor te zorgen dat onduidelijkheden verklaard worden.

U komt bij een dia waar twee moeilijke begrippen, springvloed en stormvloed, nog een keer uitgelegd worden. Wanneer u op het blauwe vlak klikt, verdwijnt het blauwe vlak en staat het antwoord er. Als docent mag u kiezen of u de antwoorden gelijk laat zien, of dat u de vragen stelt aan de klas. Dit hangt af van het niveau van de klas. De dia hierna vertelt nog een keer waarom deze twee begrippen samen zorgden voor de watersnoodramp.

De volgende dia bestaat uit een mindmap. Het is de bedoeling om samen met de leerlingen te brainstormen over de gevolgen van de watersnoodramp. U kunt op het digibord met een pen in de daarvoor aangegeven vlakken de punten opschrijven. Niet alle vlakken hoeven vol. Dit hangt van de klas af. U mag natuurlijk altijd zelf extra hokjes maken.

De dia hierna bestaat uit de belangrijkste gevolgen. Dit zijn er drie, maar de leerlingen zullen waarschijnlijk wel meer gevolgen bedenken. Het is logisch dat deze niet op de volgende pagina staan. De gevolgen die op de pagina staan zijn het belangrijkst. Schenk hier voldoende aandacht aan.  

De volgende stap is dat de leerlingen zelfstandig met de stof aan de slag gaan. In Wikiwijs staat onder elke stap een stuk leertekst met daaronder opdrachten. De leerlingen krijgen in Wikiwijs gelijk te zien of hun antwoord goed of fout is. De enige rol die u hierbij hebt als docent is de leerlingen te helpen wanneer ze vragen hebben.

Om de les af te sluiten is er een Kahootquiz. U kunt hiermee beginnen wanneer (bijna) alle leerlingen klaar zijn, dat hangt van de tijd af. Op de Prowise-presentatie klikt u op het woord 'quiz'; u komt dan automatisch bij de quiz uit. Ook deze link staat onder Docentenhandleiding, Les 1, Links. De uitleg voor het gebruik van dit programma vindt u onder Docentenhandleiding, Vooraf. De leerlingen kunnen punten verdienen door het goed beantwoorden van de vragen. Ook speelt de snelheid een rol: hoe eerder je antwoordt, hoe meer punten je krijgt als het antwoord goed is. Het is aan uzelf of u de antwoorden wilt bespreken.

 

Links

Les 2

De tweede les van deze lessenserie gaat over de Deltawerken.

De lesdoelen voor de leerlingen zijn:

  • Na deze les kunnen de leerlingen vertellen wat het Deltaplan inhoudt.
  • Na deze les kunnen de leerlingen beschrijven uit welke drie onderdelen de Deltawerken bestaat.
  • Na deze les kunnen de leerlingen minstens twee voordelen noemen van de Deltawerken.

Begrippen les 2:

  • Dam
  • Deltaplan
  • Sluis
  • Stormvloedkering
  • Zeearm

Tijdsduur: 45 minuten
Werkvorm: eerste deel klassikaal, tweede deel lezen de leerlingen zelf de leerteksten en maken zelfstandig de opdrachten.
Materialen: digibord en een device voor iedere leerling.

Wanneer u deze les wilt geven is het belangrijk dat u Prowise al klaar heeft staan. De link naar Prowise vindt u onder Docentenhandleiding, Les 2, Links.

U begint de les met de presentatie op Prowise. Door op de pijl te klikken gaat u naar de volgende dia. De presentatie begint een pagina waar zes sterren opstaan. Het is de bedoeling dat u samen met de leerlingen punten verzint die ze de vorige les over de watersnoodramp geleerd hebben. Deze schrijft u achter elke ster. Als het binnen uw klas mogelijk is, kunt u ook zes verschillende leerlingen iets op laten schrijven wat ze geleerd hebben.

U gaat vervolgens naar de volgende dia. De introductie van het volgende onderwerp begint met een filmpje. We gaan opnieuw door de tijd reizen. We komen vervolgens bij de Deltawerken uit. Het filmpje eindigt met de vraag: ‘Wat hebben de Deltawerken te maken met de watersnoodramp?’ De leerlingen gaan deze les leren over het Deltaplan en de Deltawerken. De volgende dia bestaat uit een mindmap. Samen met de leerlingen gaat u brainstormen over wat er nodig is om nog een watersnoodramp te voorkomen. U kunt op het digibord met een pen in de daarvoor aangegeven vlakken de punten opschrijven. Niet alle vlakken moeten vol. Dit kunt u zelf bepalen als docent. U kunt ook extra hokjes aanmaken. Hierna kijken de leerlingen een filmpje waar ze kort de maatregelen horen die genomen zijn tegen het water, het Deltaplan.

Wanneer het filmpje is afgelopen, gaan de leerlingen zelfstandig met de stof aan de slag in Wikiwijs. De leerlingen beginnen bij de introductie. Stap voor stap worden de leerlingen door de leerteksten heen geleid. Elke stap bestaat uit een leertekst met daaronder opdrachten. De leerlingen krijgen in Wikiwijs gelijk te zien of hun antwoord goed of fout is. De enige rol die u hierbij hebt als docent is de leerlingen te helpen wanneer ze vragen hebben.

Om de les af te sluiten is er een Kahootquiz. U kunt hiermee beginnen wanneer (bijna) alle leerlingen klaar zijn, dat hangt van de tijd af. Op de Prowise-presentatie klikt u op het woord 'quiz'; u komt dan automatisch bij de quiz uit. Ook deze link staat onder Docentenhandleiding, Les 1, Links. De uitleg voor het gebruik van dit programma vindt u onder Docentenhandleiding, Vooraf. De leerlingen kunnen punten verdienen door het goed beantwoorden van de vragen. Ook speelt de snelheid een rol: hoe eerder je antwoordt, hoe meer punten je krijgt als het antwoord goed is. Het is aan uzelf of u de antwoorden wilt bespreken.

 

Links

Les 3

De derde les van deze lessenserie gaat over de ruimte voor de rivier.

De lesdoelen voor de leerlingen zijn:

  • Na de les kunnen de leerlingen in eigen woorden uitleggen wat het Deltaprogramma is.
  • Na de les kunnen de leerlingen minstens 2 manieren noemen en uitleggen die meer ruimte maken voor de rivier.
  • Na de les kunnen de leerlingen minstens 2 argumenten bedenken voor en tegen het project 'Ruimte voor de rivier'.

 

Begrippen les 3:

  • Deltaprogramma
  • Droogleggen
  • Evacueren
  • Schouw
  • Uiterwaarden
  • Waterschap
  • Winterdijk
  • Zomerdijk

Tijdsduur: 45 minuten
Werkvorm: eerste deel klassikaal, tweede deel maken de leerlingen zelf de opdrachten. We sluiten de les af met een debat.
Materialen: digibord, een device voor iedere leerling, zakdoek, geel hestje.

Wanneer u deze les wilt geven is het belangrijk dat u bepaalde programma’s al klaar heeft staan. De links naar deze programma’s vindt u onder Docentenhandleiding, Les 3, Links.

U begint de les met de presentatie op Prowise. Om naar de volgende pagina van de Prowise te gaan, klikt u op de pijl in het scherm. De presentatie begint een pagina waar zes sterren opstaan. Het is de bedoeling dat u samen met de leerlingen dingen verzint die ze de vorige les over de Deltawerken geleerd hebben. Deze schrijft u achter elke ster. Als het binnen uw klas mogelijk is, kunt u ook zes verschillende leerlingen iets op laten schrijven wat ze geleerd hebben.

Op de volgende dia staat een video, waarin we weer samen met de leerlingen gaan tijdreizen. Dit keer komen we uit op een dijk bij een rivier. De video eindigt met de vraag: Waarom staat er een dijk naast de rivier? Kunnen deze ook overstromen? In deze les gaan de leerlingen dan ook leren welke maatregelen er zijn genomen zodat rivieren niet meer overstromen.

De volgende dia bestaat uit een vraag, namelijk de vraag: Wat kan er nog meer overstromen? U kunt ervoor kiezen om de kinderen zelf te laten brainstormen over wat er nog meer kan overstromen om vervolgens de antwoorden te laten zien. U kunt de antwoorden laten zien door op de blauwe vlakken te klikken. Ook kunt u ervoor kiezen om de antwoorden gelijk te laten zien en deze vervolgens met de klas te bespreken.

Daarna komt een dia met de kaart van Nederland. Dit is een oefening, waar de kinderen zien dat er in Nederland vrij veel water is. Deze oefening doet u klassikaal. U moet ervoor zorgen dat de gele vlakken op 'Zeeën en meren’, ‘Rivieren en kanalen’ en op ‘Standaard’ staat. Elke keer komt bovenin een rivier, zee, meer of kanaal te staan. Het is de bedoeling dat de leerlingen aangeven waar dit in Nederland ligt. Dit kan door op de drie golfjes te klikken. U krijgt gelijk het goede antwoord te zien.

Op volgende dia ziet wordt uitgelegd dat de dijken ervoor zorgen dat rivieren niet overstromen. Tevens wordt verteld dat er twee soorten dijken zijn. Schenk hier voldoende aandacht aan, dit zijn belangrijke begrippen.

Vervolgens ziet u een dia met een filmpje erop. Speel deze af tot 1 minuut en 50 seconden. Tot daar is de informatie relevant. Het filmpje gaat over de verschillende manieren hoe de dijken worden verstevigd en hoe er ruimte wordt gegeven aan de rivier.

De volgende stap is dat de leerlingen zelfstandig met de stof aan de slag gaan. In Wikiwijs staat onder elke stap een stuk leertekst met daaronder opdrachten. Wanneer de leerlingen klaar zijn met de opdrachten kunnen ze verder met de extra opdracht. De leerlingen krijgen in Wikiwijs gelijk te zien of hun antwoord goed of fout is. De enige rol die u hierbij hebt als docent is de leerlingen te helpen wanneer ze vragen hebben.

Wanneer de kinderen klaar zijn met de opdracht van les 3, wordt er overgegaan op het debat. Dit debat zal gaan over de belangen van de bewoners en het waterschap wat betreft het verplaatsen en bouwen van dijken. Deel de klas in twee groepen: de ene groep zijn bewoners, de andere groep zijn mensen van het waterschap. Als het goed is hebben de kinderen bij de opdracht van stap 3 argumenten bedacht. U kunt ervoor kiezen om de afzonderlijke groepen nog te laten overleggen en met elkaar hun argumenten uit te wisselen. Ook kunt u de leerlingen nog tijd geven om extra argumenten te bedenken. Besteed hier niet te veel tijd aan, want de leerlingen hebben zoals gezegd al argumenten bedacht. Wanneer u hier mee klaar bent, gaat het debat beginnen. Laat per keer één leerling als 'bewoner' en één leerling als 'waterschap' voor de klas staan. De 'bewoner' krijgt als symbool een zakdoek, omdat zij verdrietig zijn en niet weg willen uit hun huis. Het 'waterschap' krijgt als symbool een geel hestje aan, omdat zij de dijken bouwen. De twee kampen mogen nu gaan debatteren. U kunt als leraar het debat leiden en de leerlingen laten doordraaien, of bijvoorbeeld leerlingen uit het 'publiek' ook aan het woord laten.

Aan het eind van het debat bespreekt u dit met de leerlingen na. Wat ging er goed en wat nog niet? Wat waren goede argumenten? (Belangrijk voor de toets!) Bespreek ook de overige lesdoelen met de kinderen.

 

Links

U heeft maar één link nodig voor deze les. Deze vindt u hieronder.

  1. Prowise
    https://presenter.prowise.com/share_zl9e5GmwQ8hkcjlpoXIMxHULR9wT1wkzitem0QjaXRLAA71yeJLcbpx4ytWyqHyY

Practicum

De vierde les uit deze lessenserie is een practicum.

De lesdoelen zijn:

  • Na deze les kunnen de kinderen aan de hand van proefje 1 en de inleiding van het practicum 2 oorzaken benoemen voor het stijgen van de zeespiegel.
  • Na deze les kunnen de kinderen zelf een dam bouwen en beredeneren waarom hun ontwerp wel of niet werkt.

Tijdsduur: 45 minuten
Werkvorm: De proefjes worden gedaan in groepjes van vier kinderen.
Materialen: Digibord, waterbak van Nederland, blauwe en rode kleurstof.

U begint de les met de video, deze kunt u vinden onder docentenhandleiding, practicum, links. Dit filmpje herhaalt wat de kinderen de vorige les geleerd hebben. Na het filmpje haalt u samen met de leerlingen punten op die ze de vorige les geleerd. Deze schrijft u als op het (white)bord.

Vervolgens begint de les. U begint het klassikaal voordoen van een proefje. U kunt in de inleiding van de proefjes de waterbak gebruiken. De waterbak van Nederland, waarin u de rivieren en de zee kunt vullen met water. Vervolgens pakt u de twee soorten kleurstof. Gebruik voor de zee een blauwe kleurstof en voor de zoete rivieren een rode. U dient te vertellen dat Nederland grotendeels onder NAP ligt, dit hebben de leerlingen in een voorgaande les geleerd. Ook hebben de leerlingen geleerd dat Nederland wordt beschermt tegen het water door dijken.  Voordat u verder gaat met de vloeistof legt u aan de kinderen uit dat door het broeikaseffect de aarde opwarmt. Wanneer de leerlingen nog niet van het broeikaseffect gehoord hebben, maakt u het makkelijker voor de leerlingen. U vertelt ze dat de aarde opwarmt. Hierdoor smelten de ijskappen. Daardoor komt er meer water in de zee en stijgt het waterpeil. Door water, met bijvoorbeeld een rode kleurstof, in de rivieren te gieten, zien de leerlingen dat het water uit de rivieren in de zee terechtkomt. Wanneer u het blauwe kleurstof in de zee toevoegt, zien de leerlingen dat er ook water vanuit de zee de rivieren instroomt. Als u nog meer water toevoegt, zorgt dit ervoor dat de delen in Nederland die laag liggen, overstromen. Zo zien de leerlingen de gevolgen van het stijgen het waterpeil. De leerlingen zien hoe belangrijk het is om Nederland te beschermen tegen het water. U vertelt dat het smelten van de ijskappen één van de oorzaken is voor het stijgen van het waterpeil. U meldt de kinderen dat beide oorzaken te maken hebben met het broeikaseffect. In proefje 1 gaan de leerlingen zelf een andere oorzaak onderzoeken.

Voor proefje een heeft u de volgende materialen nodig:

  • Een glazen schaal die tegen warmte kan
  • Een pan die net iets kleiner is dan de schaal
  • Een stift (niet watervast!)
  • Water

U verdeelt de klas in groepjes van vier. Ze beginnen met het maken van proefje 1.

De leerlingen gaan aan de slag met onderzoeken waardoor het waterpeil stijgt. Zij hebben in de introductie met de waterbak geleerd dat door het broeikaseffect de ijskappen smelten. De leerlingen zullen nu zelf de andere oorzaak gaan ontdekken. Allereerst gaan ze de glazen schaal met water vullen. Zij zetten een streepje bij het waterpeil. Hierna verwarmen zij een halfvolle pan met water op het fornuis. Wanneer het water kookt, nemen zij de pan van het fornuis en plaatsen de glazen schaal hier op. De leerlingen zullen zien dat door de warmte van het water in de pan het water boven het waterpeil komt te staan. Dit komt doordat het water uitzet bij hogere temperaturen. Dit verklaart de zeespiegelstijging door het broeikaseffect. Door opwarming van de aarde zet het zeewater uit, waardoor het hoger komt te staan. Deze verklaring zullen de leerlingen zien onder het kopje 'verwerking proefje 1’. U kunt altijd extra uitleg geven als de leerlingen het niet begrijpen of iets niet snappen.

In Wikiwijs zien ze wat zij moeten doen. Dit staat duidelijk aangegeven met een stappenplan. Er is dus geen verdere uitleg over de proefjes nodig. U vertelt de leerlingen dat zij per tafelgroepje een device krijgen waarop zij Wikiwijs moeten openen en op ‘Practicum’ moeten klikken. De leerlingen kunnen vanaf daar zelf aan de slag. U kunt helpen waar nodig.

Voor het tweede proefje wat de leerlingen gaan doen heb je de volgende materialen nodig:

  • Een hele grote langwerpige bak
  • Zand
  • Grind
  • IJsstokjes (platte houten stokjes)
  • Kleine stukjes klei
  • Een maatbeker met water.

De leerlingen zijn in dit proefje eigen baas over het water. Zij dienen zelf een dam te bouwen tegen het water volgens het volgende stappenplan:

  1. Vul de grote bak met zand.
  2. ‘Graaf’ in het zand de loop van een rivier uit.
  3. Kies een plek in de loop van de rivier waar jij jouw dam gaat bouwen.
  4. Probeer een dam te bouwen die maar een heel klein beetje water doorlaat. Let op: de druk van het water onder in de rivier is groter dan die boven de rivier. Je dam moet vanonder dus steviger zijn dan vanboven.
  5. Als je dam klaar is, test hem dan door met de maatbeker water te gieten in de loop van de rivier en te kijken of de dam het water tegenhoudt.
  6. Discussieer met je groepje: Werkte jullie dam? Hoe komt dat denken jullie?

In Wikiwijs zien ze wat zij moeten doen. Dit staat duidelijk aangegeven met een stappenplan. Er is dus geen verdere uitleg over de proefjes nodig.

Uw rol hierin is het controleren van de kinderen zodat zij serieus met dit proefje aan de slag gaan. Ook kunt u aan de kinderen vragen waarom zij de beslissing hebben genomen om de dam op deze manier te bouwen. Verder worden de kinderen geheel vrijgelaten.

Als afsluiting van de les vraagt u de kinderen terug wat zij gedaan hebben, en wat zij ervan geleerd hebben.

 

Links

U heeft voor deze les één link nodig:

1. Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=yW-hzeESk6U

 

 

Toets

De toets bestaan uit elf vragen. Het zijn verschillende vragen. Multiple choice, open vragen, volgorde vragen etc. De leerlingen kunnen zelf aan de slag met de toets. Ze hebben hier geen uitleg bij nodig. Wel heeft elke leerlingen een eigen device nodig. U mag de leerlingen niet helpen tijdens de toets als het over een inhoudelijke vraag gaat.

Bij elke vraag krijgt de leerling  gelijk te zien of het goed is. Bij een open vraag moet u als docent kijken hoeveel punten ze voor deze vraag hebben verdiend. Onder de vraag is een balk. Daar kunt u het aantal punten op aangeven. Dit doet u wanneer de leerling klaar is met zijn toets.

U kunt de toets beoordelen aan de hand van het volgende schema. De toets bestaat in totaal uit 22 punten. Bij 55% van de punten heeft de leerling een voldoende. Bij twaalf punten heb je een 5,5. Het laagste cijfer wat de leerlingen kunnen halen is een vier.

Puntenaantal

Cijfer

22

10

21

9,5

20

9,1

19

8,6

18

8,1

17

7,7

16

7,2

15

6,8

14

6

13

5,7

12

5,5

11

5,2

10

4,9

9

4,6

8

4,3

7

4