Blok 6

Blok 6

Fictie

Poëzie

Vandaag leer je wat een limerick is en ga je zelf een limerick schrijven.

Het woord limerick is afgeleid van de Ierse plaats Luimneach (of, op z'n Engels, Limerick).
In Ierland was het de gewoonte om op bruiloften en partijen liedjes te zingen waaraan iedereen voor de vuist weg op rijm een couplet toevoegde. Na ieder couplet zong het gezelschap 'Will you come up to Limerick?' De liedjes hadden vaak het karakter van nonsenspoëzie.

Limerick

Een limerick is een kort gedicht met een min of meer komische inhoud. Een limerick bestaat altijd uit 5 regels met een vast rijmschema, namelijk AA BB A.

In de eerste regel van een limerick noem je een mens of dier en een plaatsnaam.
De laatste regel is de pointe of de uitsmijter van het gedicht.
Ook heeft een limerick een vast metrum (ritme).

Voorbeeld:

Er was eens een naaister uit Knokke
die naaide per dag twintig rokken.
Dat ging niet meer goed,
dus werd ze met spoed
verplaatst naar de afdeling sokken.

 

Er was eens een kaasboer in Gouda
Die zat om de tafel zijn vrouw na
Maar zij riep heel vief:
"Alles is relatief:
Als ik iets harder loop zit ik jou na!"

(Alex van der Heiden)

Bekijk het voorbeeldfilmpje. Hierdoor krijg je een goed idee van het ritme van een limerick.

Voorbeeldlimericks van Andre van Duin

Limericks, André van Duin

Limerick, leuke spreuken

Bekijk de limerick hieronder:
Er was eens een heer uit het Haegje     a
Die zat op een keer met een vraagje     a
Hoe of je het doet                     b
En gaat het dan goed               b
Hoe stop je een bloem in je kraagje ?    a

De kenmerken zijn dus:

  • Rijmschema aabba
  • Het aantal lettergrepen ligt vast ( tel ze maar na hierboven).
  • Op de onderstreepte lettergrepen ligt de klemtoon. Zo krijg je een vast ritme.
  • Het geheel vormt een (kort, evt. grappig) verhaal.

Bekijk de limerick hieronder:
Er was eens een heer uit het Haegje     a
Die zat op een keer met een vraagje     a
Hoe of je het doet                     b
En gaat het dan goed               b
Hoe stop je een bloem in je kraagje ?    a

De kenmerken zijn dus:

  • Rijmschema aabba
  • Het aantal lettergrepen ligt vast ( tel ze maar na hierboven).
  • Op de onderstreepte lettergrepen ligt de klemtoon. Zo krijg je een vast ritme.
  • Het geheel vormt een (kort, evt. grappig) verhaal.

Schrijf een limerick

Stap 1: Bedenk je eerste zin. (liefst een zin met een persoon en een plaatsnaam).
Let daarbij goed op het aantal lettergrepen.
De plaatsnaam hoeft niet aan het eind te staan. Soms mag je de plaatsnaam iets aan passen (Den Haag wordt bijvoorbeeld: Het Haegje).

Zet je zin op een blaadje.
 

Stap 2: Zoek rijmwoorden bij het laatste woord van je zin.
Zet de rijmwoorden bij elkaar onder je zin en kijk of je een verhaaltje kunt ontdekken. Schrijf dat verhaaltje kort op. Kun je geen verhaaltje vinden, zoek dan andere rijmwoorden of bedenk een nieuwe beginzin
 

  • Zoek een ander leerling die ook een zin en een verhaaltje heeft en bekijk elkaars werk.
     
  • Je hebt nu de keuze: Je gaat zelf verder met je eigen Limerick en je laat het eindresultaat weer aan iemand zien.
    Of
    Je gaat samen met de andere leerling aan het werk met het idee van een van jullie twee.
     
  • Het echte werk:
    Probeer je verhaaltje in limerickvorm op te schrijven/typen. Let goed op de regeltjes (Kijk nog eens bij de bronnen)
    TIP: DE LAATSTE ZIN MOET OPVALLEN. SOMS IS DIE ZIN ZELFS DUBBELZINNIG(= KAN TWEE DINGEN BETEKENEN). KIJK OF JE ZO'N OPVALLENDE ZIN KUNT MAKEN.
     
  • Als het af is
    laat je de limerick door iemand anders lezen (ook als je nu met z'n tweeën bent.). Vraag de ander om tips.
  • Verwerk de tips als je vindt dat het goede tips zijn.
     
  • Afwerking:
    Type je werk in Word. Kies een mooi lettertype en kijk ook of je een passend plaatje kunt vinden ( Je mag ook een eigen tekening maken, gebruik eventueel een tekenprogramma).
  • Bewaar je werk.
    Zet je naam/jullie namen onder het werk, druk het af en/of lever het in op de afgesproken manier.

Rijmwoordenboeken on-line

rijmwoordenboek 1 (Let op: de gevonden woorden staan onder de reclame)
rijmwoordenboek 2
rijmwoordenboek 3

*. Docentpagina

Tips voor gebruik in de les:

  • Het werkt inspirerend om gemaakte limericks meteen te kunnen projecteren
  • De meeste leerlingen stellen het op prijs als het werk van een klas of groep wordt gebundeld en iedereen een exemplaar krijgt.
    (Tip: met het gratis programma Picozone ( http://www.picozone.nl/ kun je boekjes maken van 16 pagina's op 2 A4'tjes)
  • Voor het maken van limericks is meestal een blokuur nodig ( de leerlingen moeten meestal eerst "op gang" komen)

Leesvaardigheid

Vooraf

Waarom oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden?

In bijna iedere tekst vind je tekstverbanden met bijbehorende signaalwoorden. Als je snapt wat de tekstverbanden zijn en je weet welke signaalwoorden hierbij horen, zul je merken dat je teksten beter gaat begrijpen. Voor je examen is het belangrijk om kennis van tekstverbanden en signaalwoorden te hebben.

Ook als je zelf een tekst schrijft, is het goed om te weten hoe je samenhang in een tekst kunt creëren door gebruik te maken van signaalwoorden.

Leerdoel

Het leerdoel is dat je tekstverbanden kunt herkennen in teksten en dat je zelf ook tekstverbanden kunt aanbrengen in teksten die je schrijft.

Inhoud van de leerstof

Je leert tekstverbanden vooral goed te herkennen door er veel mee te oefenen. Op deze website ga je er daarom mee aan de slag. Je vindt hier uitleg met behulp van een filmpje, een uitgebreid schema en oefeningen die je zelfstandig kunt doorlopen. Er zijn ook verdiepingsoefeningen beschikbaar. 

Daarnaast staan er twee opdrachten die je samen met een medeleerling moet uitvoeren, waaronder een schrijfopdracht. Als je alles hebt gemaakt en bekeken, ga je de eindtoets maken. 

Je kunt gebruik maken van de knoppen 'volgende' en 'vorige' om de opdrachten en uitleg te bekijken, maar je kunt altijd via het menu aan de linkerkant teruggaan naar 'uitleg', de oefeningen en opdrachten.

Als je vragen hebt, mag je de docent om hulp vragen.

Veel succes!

Wat weet je al?

Stel je voor dat je moeder zegt:

'Je mag naar het schoolfeest, tenzij je veel gaat drinken'.

Dan snap je waarschijnlijk wel wat ze bedoelt, ook al weet je niet hoe het tekstverband heet en welk signaalwoord er is gebruikt.

 

Stel je voor dat je moeder zegt:

'Je mag naar het schoolfeest, mits je vriendin ook komt'.

In dit geval is het al wat lastiger om te bedenken wat je moeder nu bedoelt. Moet je vriendin nu wel of niet naar het schoolfeest komen? 

 

Dit heeft allemaal te maken met het kunnen herkennen van tekstverbanden. Je hebt hier al eerder mee geoefend, maar in dit leermiddel oefen je met veel soorten tekstverbanden door elkaar heen. Probeer hieronder eerst eens of je tekstverbanden en signaalwoorden nog aan elkaar kunt koppelen.

 

Uitleg

Bekijk het onderstaande filmpje van Arnoud Kuijpers. Hij legt hierin duidelijk uit wat tekstverbanden zijn.

 

De signaalwoorden en tekstverbanden in onderstaand schema kan je gebruiken bij de oefeningen en opdrachten.  

Signaalwoord

Tekstverband/tekstrelatie

doordat, door, de oorzaak is…, zodat, daardoor, dus, dit leidt tot, het gevolg/resultaat/effect (daarvan) is, hierdoor

een oorzaak/gevolg

aangezien, omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens, daarom

een reden

eerst, hierna, daarna, vervolgens, ten slotte, ten eerste, ten tweede, voordat, nadat, vroeger, later,

oorspronkelijk, intussen

een volgorde

om … te, opdat, daartoe, met de bedoeling te, de

bedoeling is, voor, om, waarmee, door middel van

een doel

door … te, door middel van, met behulp van, daarmee, met, op die/deze manier

een middel

als, indien, wanneer, onder voorwaarde dat, mits, tenzij

een voorwaarde

ook, eveneens, hetzelfde

 

een overeenkomst

maar, echter, daarentegen, al(hoewel), desondanks, toch, doch, integendeel, enerzijds … anderzijds, niettemin, in tegenstelling tot, in plaats van

een tegenstelling

en, ook, ten eerste, ten tweede, een ander.., daarbij, daarnaast, voorts, verder, bovendien, niet alleen … maar ook, zowel … als, noch … noch, ten slotte, enzovoort, eveneens, evenals, tevens

een opsomming

dus, vandaar, om die redenen, dan ook, dat betekent, concluderend, kortom

een conclusie

zoals, zo, bijvoorbeeld, ter illustratie, stel, neem

 

een voorbeeld

eerst, dan, toen, vroeger, later, terwijl, al, wanneer, nadat, daarna, voordat, tot nu toe, plots, plotseling, reeds, wanneer, opeens

tijd

zoals, als, zowel … als, alsof, eveneens, evenzeer, op dezelfde wijze, net als, in vergelijking met

een vergelijking

samenvattend, kortom

 

een samenvatting

Oefening met tekst

Lees onderstaande tekst en beantwoord daarna de vragen.

 

Fraudeurs nepsite Dixons adverteren op Marktplaats

  1. Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers. Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
  2. Het gaat om de site www.dixons-aanbieding.com. Bezoekers van Tweakers merkten de fraude op. De site lijkt sprekend op de echte pagina van Dixons. De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening. Ook wordt er geen beveiligde verbinding gebruikt tijdens het bestellen. Het bestelproces wijkt dus af van de echte procedure van de Dixons-site, maar oogt desondanks geloofwaardig.
  3. Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
  4. Hoeveel mensen slachtoffer zijn geworden van de oplichting is niet bekend. De website is nog altijd online. Tweakers zocht uit dat de site staat geregistreerd op een Spaanse naam en een Amerikaans adres in Miami, maar mogelijk heeft de oplichter valse gegevens opgegeven.

bron: www.degelderlander.nl

De onderstreepte woorden in de tekst zijn signaalwoorden, die een tekstverband aangeven. Zoek uit welk tekstverband dit is en kies het juiste antwoord hieronder. Nadat je antwoord hebt gegeven, krijg je uitleg.

MIsschien merk je dat je het heel moeilijk vindt om tekstverbanden te ontdekken. De oefeningen helpen je om tekstverbanden makkelijker te kunnen herkennen.

Deeloefeningen

Oefening 1

Oefening 2

Oefening 3

Oefening 4 - 8

Oefening 4
Verbindingswoorden 1

Oefening 5
Mits en tenzij

Oefening 6
Hoewel, daarentegen & toch

Oefening 7
Memoryspel

Oefening 8
Verbindingswoorden 2

Snap je alles?

Uitleg en oefening - verdiept

Oorzaak, reden, aanleiding, middel en doel

- Een oorzaak heeft een gevolg, je hebt daar geen invloed op. Dit geldt alleen voor dingen, niet voor mensen.

- Een reden gebruik je alleen bij mensen, als ze iets te kiezen hebben.

- Een aanleiding is een gebeurtenis, dat wat iets in beweging zet.

- Als je iets wilt bereiken (doel) en je gebruikt daar iets anders voor (middel) dan is dat doel-middel.

Samenwerkingsopdrachten

Opdracht 1

Ga met z'n tweeën op zoek naar een tekst die jullie leuk vinden. Dit kan je via internet doen, deze tekst print je dan uit. Je kan ook een artikel uit een krant of tijdschrift nemen. Lees de tekst goed door en beantwoord de vragen.

Opdracht 2

Jullie gaan met z'n tweeën een tekst schrijven waarin de tekstverbanden “tegenstelling” en “samenvatting” voorkomen.

Je kunt kiezen uit de volgende onderwerpen:

  • school
  • sport
  • geld

Zorg ervoor dat er tenminste drie signaalwoorden per tekstverband in jullie tekst zitten en onderstreep deze. Onder het kopje “uitleg” staat een lijst met de tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden. Gebruik onderstaand werkblad voor het schrijven van jullie tekst.

Ben je al toe aan de eindtoets?

Als je het gevoel hebt dat je de theorie aardig snapt en je de oefeningen en samenwerkingsopdrachten hebt gemaakt, dan kun je nu de eindtoets gaan maken.

Je kunt ook nog opnieuw de uitleg bekijken en eventueel een oefening opnieuw maken.

 

Eindtoets

Woordenschat

Stijlfiguren

Ga voor deze les naar CambiumNed.

Spelling

Trema en apostrof

Om uitspraakproblemen te voorkomen worden trema's en apostrofs gebruikt.

Het gebruik van een trema

Bij meervoudsvormen plaats je een trema bij woorden die eindigen op -ie of -ee, als de klemtoon op de laatste lettergreep valt of als het woord uit één lettergreep bestaat:

* genie - genieën                     * fee - feeën
* industrie - industrieën           * slee - sleeën

In de andere gevallen schrijf je de uitgang -n. Je schrijft een trema om een verkeerde uitspraak te voorkomen.
* bacterie - bateriën                * porie - poriën

Ook plaats je een trema als je twee klinkers verkeerd kunt uitspreken.
Voorbeeld:
officiële, maar : officieel
diëtiste,
maar: dieet

Bij beantwoorden schrijf je dus geen trema, want dit kun je maar op één manier uitspreken.
Uitzonderingen:
museum, petroleum, elektricien, enz. Deze woorden hebben we uit vreemde talen overgenomen en krijgen dus geen trema.

Het gebruik van een apostrof

Een apostrof gebruik je:
* om aan te geven dat je letters weglaat:
   's zomers (des zomers), 't regent (het regent);
* in plaats van een s na een x of een s: Hans' boek, Max' jas;
* in woorden als: de a's, de x'en, havo'ers, PVDA'er.
* woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u, en -y, krijgen in het meervoud ’s

auto - auto's                         ► oma - oma's
► taxi  taxi's                             ► menu - menu's
► baby - baby's                         ► lama - lama's

Als het woord eindigt op a, i, o, u dan komt er 's. Let op: de y hoort erbij, maar de e doet niet mee. Dus     na een y krijg je ook 's, maar eindigt je woord op een e, dan komt de s eraan vast!

 

Als het woord eindigt op twee of meer klinkers, dan schrijf je de s eraan vast.

 

► cowboy - cowboys                 ► cadeau - cadeaus

Oefening E
Makkelijke oefening

Oefening F
Welke vorm is goed?

Oefening G
Kies de juiste vorm

Nu nog oefeningen met -en en -s door elkaar.

Oefening H
Alles door elkaar.

 

 

Doe de test

Werkwoordspelling

Vorig jaar hebben we alle werkwoordspelling geleerd. Kijk nog eens terug.

Stap 1: Is het werkwoord een pv?

 

Stap 2: Is het geen pv dan kan het de volgende soort werkwoorden zijn:

a. infinitief
b. voltooid deelwoord
c. onvoltooid deelwoord
d. bijvoeglijk naamwoord (dus geen werkwoord)

Let op: soms staat het werkwoord in de gebiedende wijs. Er is dan geen onderwerp (dus geen ev of mv).

Oefeningen


Oefening 1: werkwoordspelling gemengd
Oefening 2: werkwoordspelling gemengd
Oefening 3: werkwoordspelling gemengd
Oefening 4: werkwoordspelling gemengd
Oefening 5: alles door elkaar

Grammatica

Redekundig ontleden

Schrijf je eigen zinnen volgens het 'bouwschema'.

Tot nu toe hebben we vooral geoefend met het zoeken van zinsdelen. Maar je kan ook zelf zinnen schrijven met een bouwschema. Kijk maar eens naar de volgende voorbeelden:

BWB - WG - OW - LV - MV- WG, hier past de volgende zin bij:
Gisteren heb ik een boek aan Richard gegeven. Of:

In de winkel neem ik bloemen voor mijn oma mee.

Opdracht 1: Nu jij, maak zinnen bij de volgende bouwschema's:

1. OW - WG - BWB
2. WG - OW - LV - BWB
3. OW - NG - BWB - NG
4. OW - NG - MV - NG
5. OW - WG - MV - LV - BWB

Samengestelde zinnen

Je hebt nu geoefend met het schrijven van enkelvoudige zinnen. Natuurlijk gaan we ook oefenen met samengestelde zinnen. We beginnen eenvoudig.

Opdracht 2: Maak van de volgende 2 zinnen, steeds 1 samengestelde zin. Denk aan het gebruik van voegwoorden.

1. Piet eet patat. Karel eet pannenkoeken.
2.
Gaf de docent je strafwerk? Moest je nakomen?
3. Abel is al jaren vegetariër. Abel is lid van de dierenbescherming.
4. Merel wil dolgraag kijken naar Idols. Merel moet leren voor haar repetitie Nederlands.
5. Maarten kreeg een kleur. Lara keek hem lang en indringend aan.

Opdracht 3: Maak van de volgende samengestelde zinnen enkelvoudige zinnen.

1 Of Joris nog steeds ziek is, weet ik niet, omdat ik hem al lang niet meer gezien heb.

2 Terwijl haar telefoon naast haar ligt en de computer aanstaat, maakt Isa haar huiswerk.

3 De kat kruipt altijd onder de bank, als het onweert of als er flinke wind staat.

4 Hoewel het hier best gezellig is, gaan we straks snel naar huis, want we willen Idols kijken.

5 Dat we dit jaar niet met vakantie gaan, heeft mijn moeder pas verteld nadat mijn broer de kamer uit was gegaan.

6 José wil elke week pizza eten, maar als opa komt, kookt haar vader liever gezond.

7 Zodra het begint te sneeuwen, vertrekken we direct richting Italië, omdat de zon daar vaak schijnt.

8 Guus kreeg zijn diploma, omdat hij er zo hard voor gewerkt had, maar eigenlijk verdiende hij het niet.

9 Luna betwijfelt of Chris wel eerlijk tegen haar is, omdat hij eerder ook al eens gelogen heeft.

10 Als ik je een geheim vertel, verklap je dat dan niet aan de leraar als ze ernaar vraagt?

 

Opdracht 4: Digitaal oefenen met zinnen maken.
 

Oefening 5 (twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?)

 

Oefening 6 (benoem de bijzin)

 

 

Taalkundig ontleden

Betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw.)

 

Een betrekkelijk voornaamwoord staat tussen een hoofdzin en een bijzin.
Het slaat terug op iets, dat heet het antecedent.

Die                            Antecedent: de-woord (enkelvoud en meervoud): de mensen die …, de jongen die …

Dat                            Antecedent: het-woorden: het boek dat …, het hek dat …

Wie                           Antecedent: een persoon, maar wie moet meewerkend voorwerp zijn (aan wie):
                                           De serveerster, wie we fooi gaven … Die is ook mogelijk, maar liever wie.

Wat                           Antecedent: onbepaald voornaamwoord, overtreffende trap of hele zin:
                                          alles wat, het leukste wat, We kregen een cadeautje, wat we erg leuk vonden.                                          

Welke                       Antecedent: de-woorden (enkelvoud en meervoud): de mensen welke …, de ober welke …
                                          Welke
is formeel; vervang het liever door die. Welke kan zelfstandig gebruik worden; er staat dan
                                          een voorzetsel voor: De kamer, in welke wij zitten, is erg mooi.

 

Een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent

Wie en wat kunnen ook een ingesloten antecedent hebben: je kunt wie/wat dan vervangen door de man die/het ding dat:
Wie dat zegt, geloof ik niet. – De man die dat zegt, geloof ik niet.

 

Oefeningen:

Oefening A: vul in

Oefening B: welk betr.vnw.?

Oefening C: betr.vnw.

Oefening D: Cambiumned

Oefening E: wed.vnw., weg.vnw., betr.vnw. of onb.vnw.

Oefening F: aanw.vnw. - vr.vnw. - betr.vnw.

Oefening G: kruiswoordraadsel

 

Eindtoets woordsoorten

Schrijven

Spreuken op tegeltjes

Om je dromen waar te maken, moet je eerst wakker worden.

tegel1Misschien heb je ze weleens zien hangen, de witte tegeltjes met een blauw randje en een gekke spreuk in het midden. Oude mensen hebben ze vaak aan de muur in het toilet of op de gang hangen.
Tegenwoordig zijn de tegeltjes weer helemaal in, maar dan als plaatje op Instagram.

Wij gaan vandaag ook zo'n tegeltje maken.

 

Een verkeerd spreekwoord of door elkaar gehaald gezegde levert grappige uitspraken op

Spreekwoorden en gezegdes zijn onderdeel van onze dagelijkse taal. Je kan aan een spreekwoord of gezegde een andere draai geven, waardoor de betekenis ineens heel anders kan worden. Dan krijg je leuke spreekwoorden en grappige gezegden. Een kleine verzameling leuke en grappige spreekwoorden en gezegdes vind je hieronder, met tussen haakjes de oorspronkelijke en juiste schrijfwijze.

  • Wie aan de weg timmert, wordt moe
    • (Aan de weg timmeren)
  • Wie een kuil graaft voor een ander, zit nooit zonder werk
    • (Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in)
  • Wie een kuil graaft met zijn tanden, heeft nooit vuile handen.
  • Hoge bomen geven veel brandhout
    • (Hoge bomen vangen veel wind)
  • Op de markt is je gulden geen cent meer waard
    • (Op de markt is je gulden een daalder waard)
  • Die kan praten als Brugman keukens
    • (Die kan praten als Brugman)
  • Wie de schoen past, krijgt geen blaren
    • (Wie de schoen past, trekt hem aan)

Spreuken bedenken

We gaan nu zelf een spreuk bedenken en op een 'tegeltje' schrijven.

Stap 1: neem een spreekwoord of gezegde

Stap 2: verander woorden in je spreekwoord/gezegde, zodat er een grappige uitspraak ontstaat

Stap 3: kies een lettertype waarin je de tekst gaat opschrijven

Stap 4: schrijf de tekst op je tegeltje (te printen via de link hieronder)

Handlettering

De tegeltjes worden nog leuker als je een mooi lettertype gebruikt. En dan komt 'handlettering' van pas. Dit is een term die we gebruiken voor het schrijven van woorden met verschillende lettertypes. Het is niet moeilijk, dus...

3,2,1...go! - handletteren

 

Je begint met het uitproberen van verschillende lettertypes, dit wordt ook wel 'font' genoemd.
Bekijk de onderstaande afbeeldingen van Postfabriek.nl maar eens.

Schrijf je tekst eerst met potlood, zodat je het nog kan uitgummen. Als je tevreden bent, ga je er met pen overheen. Als de inkt goed droog is, kun je de potloodlijntjes weer uitgummen.

Tip

Je tekst valt extra op als je werkt met verschillende kleuren of als je de woorden laat verschillen in grootte. Bijvoorbeeld:

Ik ben van de blauwe knoop.

Een piepkleine mug veranderen in een enorme olifant.

 

Samenvatting

Samenvatting Grammatica
De samenvatting van de methode Op Niveau