Het arrangement Geschiedenis Onderbouw is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 2025-10-07 20:27:01
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
- Leerinhoud en doelen
- Geschiedenis;
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld
- Trefwoorden
- kennisbank, leerlijn, rearrangeerbare, rearrangeerbare leerlijn
Gebruikte Wikiwijs Arrangementen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 01 01 - Levenswijze van jagers-verzamelaars
https://maken.wikiwijs.nl/87759/Geschiedenis_Tijdvak_01_01___Levenswijze_van_jagers_verzamelaars
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 01 02 - Landbouw en landbouwsamenlevingen
https://maken.wikiwijs.nl/87763/Geschiedenis_Tijdvak_01_02___Landbouw_en_landbouwsamenlevingen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 01 03 - De eerste stedelijke gemeenschappen
https://maken.wikiwijs.nl/87764/Geschiedenis_Tijdvak_01_03___De_eerste_stedelijke_gemeenschappen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 02 01 - De Griekse beschaving
https://maken.wikiwijs.nl/87770/Geschiedenis_Tijdvak_02_01___De_Griekse_beschaving
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 02 02 - Romeinse Rijk
https://maken.wikiwijs.nl/87771/Geschiedenis_Tijdvak_02_02___Romeinse_Rijk
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 02 03 - Verspreiding van het christendom
https://maken.wikiwijs.nl/87796/Geschiedenis_Tijdvak_02_03___Verspreiding_van_het_christendom
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 02 04 - Romeinen, Kelten en Germanen
https://maken.wikiwijs.nl/87797/Geschiedenis_Tijdvak_02_04___Romeinen__Kelten_en_Germanen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 03 01 - Verspreiding van het christendom in Europa
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 03 02 - Ontstaan en verspreiding islam
https://maken.wikiwijs.nl/87800/Geschiedenis_Tijdvak_03_02___Ontstaan_en_verspreiding_islam
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 03 03 - Het hofstelsel
https://maken.wikiwijs.nl/87801/Geschiedenis_Tijdvak_03_03___Het_hofstelsel
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 03 04 - Het feodalisme
https://maken.wikiwijs.nl/87804/Geschiedenis_Tijdvak_03_04___Het_feodalisme
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 04 01
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 04 02
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 04 03
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 04 04
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 05 01 - Begin van Europese overzeese expansie
https://maken.wikiwijs.nl/87850/Geschiedenis_Tijdvak_05_01___Begin_van_Europese_overzeese_expansie
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 05 02 - Reformatie en splitsing christelijke kerk
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 05 03 - De Opstand en de Republiek der Nederlanden
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 05 04 - Veranderend wereldbeeld
https://maken.wikiwijs.nl/87914/Geschiedenis_Tijdvak_05_04___Veranderend_wereldbeeld
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 06 01 - Handelskapitalisme en wereldeconomie
https://maken.wikiwijs.nl/87921/Geschiedenis_Tijdvak_06_01___Handelskapitalisme_en_wereldeconomie
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 06 02 - Burgerlijk bestuur, stedelijke cultuur
https://maken.wikiwijs.nl/87947/Geschiedenis_Tijdvak_06_02___Burgerlijk_bestuur__stedelijke_cultuur
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 06 03 - Het streven van vorsten naar absolute macht
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 06 04 - De wetenschappelijke revolutie
https://maken.wikiwijs.nl/87951/Geschiedenis_Tijdvak_06_04___De_wetenschappelijke_revolutie
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 07 01 - Slavenarbeid op plantages
https://maken.wikiwijs.nl/87958/Geschiedenis_Tijdvak_07_01___Slavenarbeid_op_plantages
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 07 02 - Democratische revolutie
https://maken.wikiwijs.nl/87961/Geschiedenis_Tijdvak_07_02___Democratische_revolutie
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 07 03 - Staat en maatschappij tijdens de Verlichting
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 08 01 - Ontstaan parlementair stelsel
https://maken.wikiwijs.nl/87971/Geschiedenis_Tijdvak_08_01___Ontstaan_parlementair_stelsel
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 08 02 - Industriële revolutie
https://maken.wikiwijs.nl/87974/Geschiedenis_Tijdvak_08_02___Industri_le_revolutie
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 08 03 - Modern imperialisme
https://maken.wikiwijs.nl/87984/Geschiedenis_Tijdvak_08_03___Modern_imperialisme
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 08 04 - Emancipatiebewegingen
https://maken.wikiwijs.nl/87985/Geschiedenis_Tijdvak_08_04___Emancipatiebewegingen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 09 01 - Twee wereldoorlogen
https://maken.wikiwijs.nl/87986/Geschiedenis_Tijdvak_09_01___Twee_wereldoorlogen
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 09 02 - Economische wereldcrisis
https://maken.wikiwijs.nl/88001/Geschiedenis_Tijdvak_09_02___Economische_wereldcrisis
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 09 03 - De Duitse bezetting en de jodenvervolging
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 09 04 - Het nationaalsocialisme en het communisme
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 10 01 - Nationalistische bewegingen in de koloniën
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 10 02 - Blokvorming tussen Oost en West
https://maken.wikiwijs.nl/88022/Geschiedenis_Tijdvak_10_02___Blokvorming_tussen_Oost_en_West
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 10 03 - Sociaal-culturele veranderingen en toenemende pluriformiteit
VO-content - Kennisbanken. (2016).
Geschiedenis Tijdvak 10 04 - Europese eenwording
https://maken.wikiwijs.nl/88054/Geschiedenis_Tijdvak_10_04___Europese_eenwording
Welkom bij Kennisbank Geschiedenis Onderbouw.
De prehistorie betekent letterlijk vóór de geschiedenis. Ofwel de tijd voordat mensen geschreven bronnen nalieten.





De eerste mensen leefden van de jacht en van alles wat zij onderweg aan eetbaars vonden. Daarom noemen we deze mensen jagers-verzamelaars.
De eerste mensachtigen leefden waarschijnlijk zo'n 4 tot 6 miljoen jaar geleden in Oost-Afrika. Er leefden meerdere mensensoorten naast elkaar. Hoe deze mensachtigen precies leefden weten we niet precies.
In onze streken, de lage landen, leefde aan het einde van de ijstijd een volk van rendierjagers. Nederland en het gebied van de huidige Noordzee was een toendra met grote kuddes rendieren. Rendierjagers volgden de kuddes en jaagden in kleine groepen. Omdat deze mensen altijd onderweg waren leefden ze in tenten van rendierhuiden.
De jagers en verzamelaars woonden in tenten of in grotten en hadden weinig bezittingen. In grotten zijn vaak grotschilderingen gevonden.

De eerste boeren vestigden zich ruim 7000 jaar geleden (5000 v. Chr.) in Zuid-Limburg. Een boerengemeenschap bestond uit enkele tientallen mensen die samen een dorp bewoonden. De eerste boeren behoorden tot de Bandkeramische cultuur.
De eerste steden werden gebouwd in het gebied van de vruchtbare Sikkel: Mesopotamië. Het succes van de landbouw maakte de opkomst van steden mogelijk. Door structurele landbouwoverschotten hoefde niet iedereen zich bezig te houden met de productie van voedsel. Mensen specialiseerden zich. Er kwamen ambachtelijke beroepen waardoor mensen afhankelijker van elkaar werden. Een bakker had geen tijd om manden te vlechten. Dicht bij elkaar wonen in de stad werd daarom aantrekkelijker.
Alles wat aan belasting binnenkwam en kon worden verhandeld, moest worden genoteerd. Dat was de taak van ambtenaren die op kleine kleitabletten met een rieten griffel de hoeveelheden inkrasten.

In het gebied dat nu Griekenland heet, ontstond tussen 800 en 500 v.Chr. een grote hoeveelheid stadstaten (polis = stadstaat, poleis = meervoud ), zo’n 700 in totaal. De machtigste stadstaten waren Athene en Sparta.
De democratie als staatsvorm komen we voor het eerst tegen bij de Grieken in Athene. In deze machtige stadstaat eisten verschillende groepen in de maatschappij politieke invloed.
De grootste vijand van de Griekse stadstaten en van Athene in het bijzonder was het rijk van de Perzen. In de periode 490-479 v.Chr. werden veel oorlogen gevoerd. De samenwerking tussen de Griekse poleis verliep stroef. Vele poleis waren beducht voor blijvende Atheense overheersing. Een doorbraak werd bereikt toen de machtige vloot van Athene in 480 v.Chr. de Perzische vloot versloeg.
Kenmerken:
Kenmerken:
De oude Grieken hadden net als andere volkeren een mythologische verklaring voor de wereld.
Zijn drang naar eerlijkheid kwam hem duur te staan. Omdat het ter discussie stellen van gevestigde ‘waarheden’ hem in het bloed zat, werd hij ook gevreesd. Hij kwam herhaaldelijk in conflict met de machthebbers in Athene. Uiteindelijk werd hij aangeklaagd omdat hij de goden niet genoeg zou vereren en vanwege zijn slechte invloed op de jeugd. Veroordeeld tot de gifbeker stierf hij te midden van zijn leerlingen.
Plato was leerling van Socrates. Plato geloofde in het bestaan van een hogere werkelijkheid in een ideale wereld die wij als mensen niet kunnen zien.
Alleen hele wijze mannen met kennis van de ideeënwereld konden volgens Plato de polis te besturen. In de ideale staat hadden filosofen de macht omdat zij weten wat goed is. Plato deelde de mening van Socrates dat de democratie gevaarlijk was.
Aristoteles was een leerling van Plato en een onvoorstelbaar knappe geest. Hij was actief in alle takken die de wetenschap toen rijk was: filosofie, psychologie, politieke en sociale wetenschappen, wiskunde en natuurwetenschappen, taal- en letterkunde.
De invoering van de democratie in Athene had niet alleen gevolgen voor het bestuur maar ook voor het onderwijs.
Als we spreken over het oude Griekenland is het alsof we spreken over één land. Een dergelijke eenheidsstaat was Griekenland zo'n 800 v.Chr. niet. Er was sprake van een groot gebied met ongeveer 700 vergelijkbare onafhankelijke stadstaten (poleis). Elke stad (polis) had zijn eigen bestuur.
Rondom de stadstaten was vruchtbare grond schaars. Omdat de bevolking groeide, werd doorlopend naar mogelijkheden gezocht om het gebied uit te breiden.
Uit een klein dorp genaamd Rome, ontstond het machtige Romeinse Rijk dat het hele Middellandse Zeegebied, een groot deel van West-Europa en het Midden-Oosten bestreek. De Romeinen waren in eerste instantie niet zo origineel of beter dan andere volkeren. Wel waren ze harde vechters en meesters in het overnemen en vervolmaken van het waardevolle uit andere culturen.
Van een kleine nederzetting groeide Rome uit tot een machtig rijk. In de eerste periode breidde het grondgebied van Rome zich uit over Italië en de rest van Zuid-Europa.

Het Romeinse Rijk heeft meerdere regeringsvormen gekend. In de eerste eeuwen was Rome een koninkrijk. De laatste koning werd verdreven in 509 v.Chr.
In de mythische Romeinse vertellingen zijn de tweelingbroers Romulus en Remus, zonen van Mars en Ilia, de stichters van Rome in ongeveer 750 v.Chr. Beide broers zouden in een mandje in de rivier de Tiber zijn beland en zijn gevonden door een wolvin. De wolvin zoogde de jongetjes en hield ze in leven.
In de tijd van Jezus van Nazareth werd het leven beheerst door godsdienst.
De invloed van Jezus van Nazareth (zijn ouders kwamen uit Nazareth) op de geschiedenis is heel groot. Volgens de christelijke leer is Jezus de zoon van God die op aarde kwam om de mensen te verlossen van al hun zonden. Jezus werd geboren in Bethlehem in Palestina ten tijde van keizer Augustus.
In de tijd van de Romeinen woonden in West- en Noord-Europa Keltische en Germaanse stammen. Visigoten, Ostrogoten, Vandalen en Franken rekenen we tot de Germaanse stammen met een eigen taal, godsdienst en cultuur. De Keltische stammen werden door de Romeinen Galliërs genoemd. De stammen verschilden onderling sterk maar hadden een gemeenschappelijke taal.
De Romeinen liepen in hun veroveringsdrift letterlijk en figuurlijk tegen hun grenzen aan. De grenzen van het Romeinse Rijk stonden voortdurend onder druk.
De Romeinen beveiligden de grens van het rijk door zogeheten limes aan te leggen. De limes vormden een militaire zone waar op strategisch gunstige plaatsen verdedigingstorens en legerkampen werden gebouwd. De weg die de legerkampen met elkaar verbond was ook een handelsroute. Langs de grens ontstonden ook steden. Het was een tamelijk open grens, waardoor uitwisseling kon plaatsvinden tussen de Romeinse en de Germaanse cultuur. Als de Germaanse stammen aspecten van de Romeinse cultuur overnemen, noem je dat 'romanisering'.

Met de verspreiding van de Romeinse cultuur over grote delen van Europa, verspreidde zich ook het christelijke geloof. Dat gebeurde nadat de god van de christenen de oorspronkelijke Romeinse goden had verdrongen.
In het jaar 394 riep de Romeinse keizer Theodosius het christendom uit tot officiële staatsgodsdienst. Het christendom verspreidde zich in die jaren snel over Oost- Europa. Keizer Theodosius onderdrukte christelijke ketterij en bestreed het heidendom.
Niet alleen de Romeinen zagen de voordelen van het christelijke geloof. Clovis, de koning van de Franken (een verzameling Germaanse stammen), stond volgens de overlevering in het jaar 496 tegenover een overmacht van vijandige Alamannen (een verbond van Germaanse volkeren tussen Rijn en Donau). Nadat Clovis tot de god van de christenen had gebeden, overmeesterde hij op eenvoudige wijze zijn vijanden.
Karel de Grote vond de verspreiding van het katholieke geloof erg belangrijk. Hij ondersteunde het zendingswerk en liet geen middel onbenut om heidenen te bekeren. Zendgraven (boodschappers van de koning) werden eropuit gestuurd om te zorgen dat de christelijke plichten werden nageleefd.
Naast de plicht van het bidden verrichtten zij werk in de landbouw en deden zij handwerk. Zij legden wegen en sloten aan, kopieerden teksten en bestudeerden wetenschappelijke en religieuze boeken waaronder uiteraard ook de Bijbel.
Naast het christendom kwam er in de 7e eeuw een nieuwe godsdienst op: de islam. De islam werd naast het joden- en christendom de derde godsdienst die werd gekenmerkt door het geloof in één god.
De islam ontstond vanaf de 7e eeuw in het Midden-Oosten. Er kwam door het nieuwe geloof meer eenheid onder de, door onderlinge rivaliteit verdeelde, Arabische stammen.
Rond het jaar 570 werd Mohammed geboren in de stad Mekka. Mohammed behoorde tot een stam die handel dreef. Hijzelf was ook een succesvol koopman. Hij kwam op zijn reizen in aanraking met zowel christenen als joden. Mohammed dacht veel na over hun godsdienst waarin maar één God werd aanbeden.
De islam verplichtte haar aanhangers om het geloof te verspreiden. De militaire kracht van de Arabische legers was groot. Grote gebieden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika werden veroverd. Ook West-Europa ondervond daarvan de gevolgen. In de 8e eeuw werd het Iberisch schiereiland (huidige Spanje en Portugal) veroverd.






Door het einde van het Romeinse rijk in West-Europa veranderde er veel. Verschillende Germaanse en Keltische stammen richtten hun eigen koninkrijken op. De Romeinse wegen en grote steden aan de handelsroutes raakten in verval.
Door het wegvallen van het bestuur van de Romeinen en de onveilige wegen was het voor de steden niet mogelijk om te blijven bestaan. Ze werden niet meer bevoorraad en omdat de handel praktisch stilviel was er weinig te verdienen. De steden raakten ontvolkt en hadden hooguit nog een regionale functie als marktplaats.
Een krijgsheer of edelman of bisschop kreeg zijn land als "leen" uit handen van een vorst of koning. Hij mocht het gebied van de hoeve besturen en leven van de opbrengst. Een koning gaf dergelijke lenen aan krijgsheren die hij nodig had voor bescherming en om oorlog te kunnen voeren.
De rest van een landgoed bestond uit het hoeveland. Daar woonden horige boeren op kleine boerderijen met een kleine lap grond. Ze waren verplicht om werk te verrichten en in ruil voor veiligheid aan hun heer belasting te betalen. Dat betaalden ze met een deel van de opbrengst van hun stukje grond.
n de middeleeuwen speelde de adel een belangrijke rol bij het besturen van een gebied. De koning of vorst had een leger nodig om zijn land te verdedigen en om oorlog te voeren. Hij was afhankelijk van zijn belangrijkste krijgsmannen die tot de adel behoorden.
Een standenmaatschappij is een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld die elk hun eigen rechten en plichten hebben.
De vroege middeleeuwen vormen een tijdperk waarin de rol van de steden beperkt was. Ongeveer vanaf het jaar 1000 ging dat veranderen. De bevolking groeide en er werden steden gebouwd waar handel werd gedreven.
Ontwikkelingen in de landbouw hebben in de geschiedenis vaak grote gevolgen gehad. In de vroege middeleeuwen was het nog lastig om voldoende voedsel te produceren zodat alle mensen te eten hadden. Een misoogst kon gemakkelijk leidden tot een hongersnood of ondervoeding.
Rond het jaar 1000 waren praktisch alle mensen werkzaam in de landbouw of daar direct van afhankelijk. Mensen werkten als horige in dienst van een landheer of waren boer met een klein stukje grond dat van de heer werd gepacht.
Rond het jaar 1000 werd er een ploeg gemaakt die veel beter was dan de ploegen die tot dan toe werden gebruikt. Deze ploeg, de risterploeg, was geheel van ijzer, erg sterk en bovendien in hoogte verstelbaar. Hiermee kon dieper worden geploegd en de grond werd omgekeerd. Dit maakte de grond vruchtbaarder.
Een groot probleem in de vroege middeleeuwen waren de misoogsten. Als een oogst mislukte waren honger en sterfte het gevolg.
De handel stimuleerde de opkomst van steden. Na het jaar 1000 groeiden handelsnederzettingen op strategische plekken uit tot steden.
Een nederzetting op deze plek heeft grote kans om uit te groeien tot een grote stad. Er is sprake van een kruispunt van wegen en een waterweg. Kooplieden zullen deze nederzetting graag bezoeken en er zich misschien vestigen.
Een nederzetting bij een kruispunt van hoofdwegen heeft een redelijke kans om uit te groeien tot een stad.
Een nederzetting bij een gebied zonder hoofdwegen, maar wel met vruchtbare akkers, zal waarschijnlijk een dorp blijven.
Een nederzetting bij een kasteel en bij een hoofdweg kan uitgroeien tot een middelgrote stad.
Een nieuwe stad in de middeleeuwen begon met een nederzetting aan een rivier of een andere strategische plaats, vaak in de buurt van een kasteel of een kerk. En in de groter wordende stad groeide de kerk vaak uit tot kathedraal.
De oogsten waren door de nieuwe landbouwtechnieken groot. Dat zorgde voor een enorme impuls in de handel.
De steden in de late middeleeuwen maakten een nieuwe manier van leven mogelijk. Mensen in de stad werkten in de handel en in ambachten. Ze leefden onafhankelijk van een landheer.
Handelsnederzettingen die tussen 1000 en 1500 werden opgericht groeiden uit tot steden. Een stad kon stadsrechten ontvangen van de feodale landsheer (adel). Die stadsrechten hadden voor zowel de steden als de landheer voordelen.
Geld
Een middeleeuwse stad met stadsrechten werd bestuurd door een burgemeester, de vroedschap, de schout en schepenen. De burgemeester was belast met het dagelijks bestuur. Hij was aangesteld door de vroedschap: een groep van zo'n 20 tot 40 regenten die verantwoordelijk waren voor de economische en financiële ontwikkelingen in de stad. De schout en de schepenen waren verantwoordelijk voor de veiligheid. Zij zorgden voor de rechtspraak en de politiemacht in de stad.
Het was voor handelssteden voordelig om samen te werken. Door gezamenlijke inspanning kon de handel worden uitgebreid naar nieuwe gebieden. Samen reizen was makkelijker en veiliger, vooral als handelaren soldaten inhuurden om handelsroutes te beschermen. Een van de bekendste middeleeuwse samenwerkingen tussen handelssteden is het Hanzeverbond. Op initiatief van enkele Duitse steden ontstond er een handelsnetwerk over grote delen van Europa.
De periode 1000-1500 is een belangrijke periode voor het ontstaan van landen onder leiding van één vorst. In deze periode veranderde de verhouding tussen vorst en adel.
Staatsvorming en centralisatie wil zeggen dat koningen en vorsten erin slaagden om een centraal bestuur in te stellen. Weliswaar hadden koningen ook in de vroege middeleeuwen macht over grote aaneengesloten gebieden, maar tegelijkertijd was hun macht versnipperd.
Er waren in Europa enkele vorstenhuizen die de macht hadden. Leden van deze vorstenhuizen kregen via familiebanden en huwelijkspolitiek gebieden in handen. Soms was het na de dood van een koning niet duidelijk wie hem mocht opvolgen.
In de 14e eeuw ontstond een aaneengesloten gebied dat ongeveer overeenkwam met de latere Nederlanden onder Karel V. Dit was het gevolg van de machtshonger van enkele Bourgondische hertogen. Het samenbrengen van gebieden onder één centraal bestuur door de Bourgondische hertogen is een mooi voorbeeld van de manier waarop zich in de late middeleeuwen staten gingen vormen.
Filips de Stoute

Karel de Stoute
Maria van Bourgondië
Filips I de Schone
Zodra een edelman zijn leen als privébezit ging beschouwen, was dat voor de koning een lastige situatie. Zijn macht was immers gebaseerd op de militaire kracht van zijn leenmannen.
Vorsten stelden een ambtenarenapparaat in dat zich toelegde op bestuur en belastinginning. Die maatregel maakte de vorst nog onafhankelijker van de adel. 
Een aantal technische uitvindingen in de tweede helft van de 15e eeuw maakte het makkelijker om op zee je plaats te bepalen.
Op dit schilderij zie je Arabische werknemers van de sterrenwacht in Istanbul. Twee waarnemers werken met een astrolabium.
Het kwadrant was een navigatie-instrument waarmee zeevaarders ook 's nachts de positie van hun schip konden bepalen.
Met de sextant kon de hoogte van een hemellichaam worden bepaald. De sextant kon ook worden gebruikt voor de plaatsbepaling op zee gedurende de nacht.
In de 15e eeuw ontwikkelde de Portugese scheepsbouw zich voorspoedig en aan het eind van die eeuw ontwikkelden de Portugezen de nau, een grote echt zeewaardige driemaster en voorloper van het galjoen. Vasco da Gama gebruikte in 1498 de nau voor de oversteek naar Indië. Ook de ontwikkeling van het boordgeschut was een belangrijke ontwikkeling. Hiermee konden de Portugezen concurrerende schepen gemakkelijk de baas en gaven daarmee hun handelsnederzettingen in nieuwe gebieden een militaire basis.
De tochten over zee duurden erg lang en waren zeer gevaarlijk. Toen de Portugese schepen om Kaap de Goede Hoop naar Indië voeren, waren ze vaak wel anderhalf jaar onderweg. Veel schepen keerden niet terug van hun avontuurlijke reizen.
Met de expedities op zee reisden ook cartografen mee die de nieuwe kusten in kaart brachten. Deze kaarten waren staatsgeheim en mochten niet in handen komen van concurrerende zeevaarders of andere landen. Er viel immers veel geld te verdienen in de nieuw ontdekte gebieden.
Handel was een belangrijk motief voor de ontdekkingsreizen. Er werden gebieden ontdekt waarvan men geen flauw vermoeden had dat ze bestonden. De gevolgen waren enorm. Er werd geprobeerd om in deze gebieden zoveel mogelijk rijkdom te vergaren, door ze te exploiteren.
Spanjaarden die in Midden- en Zuid-Amerika de voet aan land zetten waren bezeten van de verhalen over enorme goudvoorraden in het rijk van de Azteken. In Tenochtitlan vonden de Spanjaarden enorme goudschatten. De stad werd door het Spaanse leger met de grond gelijkgemaakt. Op de puinhopen werd een nieuwe stad gebouwd: Mexico-stad. Spaanse kolonisten vestigden zich in Zuid-Amerika. Zij gingen de gebieden besturen. Ook brachten ze de christelijke godsdienst en de Spaanse taal en cultuur naar Zuid-Amerika.
Het klimaat in Midden- en Zuid-Amerika was erg gunstig voor landbouw.
De indianen ondervonden de gevolgen van de ontdekkingsreizen persoonlijk. Grote en machtige indianenrijken zoals die van de Azteken, de Inca's en de Maya's werden door de Spanjaarden weggevaagd.
Ze onderwierpen zich vaak spontaan aan de in hun ogen teruggekeerde goden. De Spanjaarden waren meedogenloos en vermoordden veel indianen. Maar de meeste doden vielen door Europese ziekten die de Spaanse invallers meebrachten. Dat de indianen geen christenen waren, maakte de zaak nog eenvoudiger.
De ontdekkingsreizen werden ondernomen om routes naar nieuwe handelsgebieden te ontdekken. Een route naar Azië was daarbij het hoofddoel. Het was echter niet duidelijk of zo'n route wel bestond.
Vasco da Gama (1469-1524)
Christophorus Columbus (1451-1506)
Fernão de Magalhães (1480-1521)
Bartholomeus Diaz (1450-1500)
Willem Barentsz (1550 - 1597)

De christelijke wereld in de middeleeuwen viel ongeveer samen met het grondgebied van Europa. De paus stond aan het hoofd van de christelijke kerk.
De Investituurstrijd is een moeilijk woord voor een eenvoudige machtsstrijd: de strijd tussen de Duitse vorst en de paus wie de bisschoppen mocht benoemen.
Hendrik IV
De kruistochten hebben een belangrijke rol gespeeld in de late middeleeuwen. Het religieuze motief, ofwel het geloof, speelde daarbij een belangrijke rol. Voor veel ridders en vorsten werden de kruistochten een traditie en een proeve van mannelijkheid.
Urbanus II nam in 1089 zijn intrek in Rome nadat hij de tegenpaus had verdreven.
Urbanus II ging in op het verzoek van de Byzantijnse keizer. Hij zag het als zijn christelijke plicht maar het was ook een strategische zet. Hij hoopte als initiatiefnemer van de strijd tegen de moslims het pauselijk gezag te herstellen. Bovendien hoopte hij hiermee de eendracht te vergroten tussen de continu oorlog voerende ridders en vorsten.
In 1099 werd Jeruzalem veroverd en stichtten de kruisvaarders enkele kleine staten waaronder het Koninkrijk Jeruzalem. Godfried van Bouillon, een van de leiders van de Eerste Kruistocht, werd aangesteld als 'Beschermer van het Heilige Graf'.
De kruistochten waren voor veel kooplieden een ideale manier om rijkdom in het Midden-Oosten te vergaren. Kooplieden uit Italiaanse steden als Venetië, Genua en Pisa wisten voordelige handelsafspraken te maken met de Byzantijnse keizer.
De onvrede over de rooms-katholieke kerk was in de 16e eeuw groot. De kerk was nog oppermachtig en duldde geen inspraak.
Maarten Luther was oorspronkelijk een rooms-katholieke Augustijner monnik en theoloog aan de universiteit van Wittenberg. Hij was het niet eens met de misstanden binnen de katholieke kerk. De kerk mocht volgens Luther geen obstakel zijn in de relatie tussen mens en God. In 1517 publiceerde hij 95 stellingen. Hij vertelde daarin precies wat hij van de katholieke kerk vond. Hervorming van de katholieke kerk was volgens hem hard nodig. Een sobere kerk die geen misbruik maakte van haar macht en zich inzette voor de gelovigen.
Johannes Calvijn was een Frans-Zwitserse theoloog die net als Luther niets zag in goede werken als mogelijkheid om vergeving te krijgen. Genade kwam van God zelf en niet van de kerk, was zijn overtuiging.
Het nieuwe geloof ging een belangrijke rol spelen bij politieke conflicten tussen staten. Om de politieke tegenstellingen aan te scherpen werd soms nadrukkelijk gekozen voor het protestantse of het katholieke geloof. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de Opstand van de Nederlandse provincies tegen Filips II. Nederlandse edelen gaven de voorkeur aan het protestantse geloof en zetten daarmee hun afkeer van de katholieke Filips II kracht bij. Ook in de bloedige en chaotische Dertigjarige Oorlog in Duitsland speelden tegenstellingen tussen katholieken en protestanten een belangrijke rol.

In de 15e eeuw was Italië zeer welvarend. De pausen in dit tijdperk voelden zich naast kerkleider ook vorst van de pauselijke staat. Zij waren vaak berucht om hun decadente levensstijl. Ze lieten dure kerken bouwen zoals de Sint-Pietersbasiliek in Rome.
Veel gelovigen hadden een diep en zuiver verlangen naar een goede relatie met God. Een zuivere kerk was daarbij onmisbaar. Een kerk die critici steevast als ketters veroordeelde en zich bezig hield met het verzamelen van rijkdom kon op steeds minder waardering rekenen.
Karel V maakte van de Zeventien Provinciën der Nederlanden één overerfbaar gebied. Hij liet dat vastleggen in een geschrift: de Pragmatieke Sanctie (4 november 1549).
Voor mijn vader, de machtige Karel V, had ik alles over. Dat klinkt misschien vreemd als je weet dat ik hem in mijn hele leven maar een paar keer heb gezien. Net als hij had ik een sterke band met Vlaanderen. Met mijn halfbroer Filips II had ik geen goede band. Hem heb ik trouwens ook bijna nooit gezien. Hij gaf me weliswaar het bestuur over de Nederlanden in handen maar dat bracht me weinig goeds. Ik mocht het niet doen zoals ik zelf wilde. Filips bemoeide zich vanuit Spanje met alles. Zelf wilde ik graag een goede verstandhouding met de Nederlandse edelen. Toen ze me vroegen om de vervolging van protestanten te beëindigen en de inquisitie af te schaffen, was ik het ergens wel met hen eens. Ik heb de inquisitie toen op een laag pitje gezet maar ja mijn broer. Uiteindelijk heb ik het opgegeven toen Filips II een streng krijgsheer naar de Nederlanden stuurde, de hertog van Alva. Ik wilde niet meewerken aan zijn gewelddadige beleid.





In 1566 was er veel armoede. De onrust die daaruit voortvloeide werd verergerd door woede over de harde kettervervolging van protestanten. De landvoogdes beloofde op verzoek van de adel om de vervolgingen te verzachten. Veel gevluchte protestanten keerden terug.
Fase 1 - 1566-1572:
De Beeldenstorm en het begin van de oorlog
Fase 2 - 1572-1576
Holland en Zeeland vochten nu openlijk tegen Filips II. De overige provincies stonden nog onder gezag van Filips II.
Afbeelding: Geuzen gaan hier aan land in Den Briel. Het woord geus dat eigenlijk bedelaar betekent, werd gebruikt als naam voor de tegenstanders van de Spanjaarden. Geuzen waren mensen uit de lage adel, avonturiers en zeelui, maar ook gewone mensen die tegen de Spaanse overheersing waren. De geuzen die zich terugtrokken op zee werden een belangrijk leger. De geuzen waren niet overal even geliefd omdat ze zich vaak schuldig maakten aan plundering van schepen, dorpen en steden.
Fase 3 - 1576-1588
Fase 4 - 1588-1598
Koning Filips II werd definitief afgezworen en de Nederlanden gingen voortaan verder als een republiek.
Fase 5 - De Republiek na 1600
De belangrijkste steden in de 15e eeuw lagen in het huidige Vlaanderen. Steden als Brugge en Gent waren economisch gezien, zeer machtig. Vanuit de Vlaamse steden werd handel gedreven met Engelse, Duitse en Italiaanse steden.
De steden waren economische centra in een verder agrarisch ingestelde samenleving. Belastinggelden voor de vorst werden hoofdzakelijk door de steden opgebracht.
In de middeleeuwen leefden de meeste mensen een sober en godsvruchtig leven. Gehoorzaamheid aan de kerk was vanzelfsprekend. Mensen waren bang voor straf in het hiernamaals.
Economisch verval en pestepidemieën maakten van de late middeleeuwen een duistere periode. De pest vaagde in de 14e eeuw ongeveer een derde van de bevolking in Europa weg. De economie kwam in sommige gebieden vrijwel tot stilstand.
Het begrip 'middeleeuwen' is tijdens de renaissance door Italiaanse humanisten bedacht. Het woord vertelt hoe zij dachten over de voorgaande eeuwen. Dat waren volgens hen slechts 'middeleeuwen', een obstakel in tijd dat hen scheidde van de verheven cultuur van de Grieken en Romeinen. De middeleeuwen zagen zij als een lange periode van stilstand en verval.
Petrarca (1304-1374)
Verscheidene kunstenaars uit de renaissance zijn wereldberoemd geworden. De renaissancekunstenaars probeerden zo nauwkeurig mogelijk de werkelijkheid uit te beelden en het liefst nog wat mooier. Mensen en natuur werden favoriete thema's en zagen er levensecht uit.
Jan van Eyck (1390-1441)
Michelangelo (1475-1564)
Leonardo da Vinci (1452-1519)
De Italiaanse stadstaat Florence in de regio Toscane, wordt gezien als de bakermat van de renaissance. De stad was een van de grootste steden in Europa en bracht invloedrijke schrijvers, kunstenaars en denkers voort als Machiavelli en Dante.
en gaf financiële steun aan kunstenaars onder wie Leonardo da Vinci.
Specerijen zoals nootmuskaat, foelie en kruidnagel waren in de 16e eeuw goud waard. Deze producten werden in Azië geteeld en verhandeld door Portugese kooplieden.
Cornelius de Houtman 1565-1599
Petrus Plancius 1552-1622
Matroos


De expedities van Nederlandse schepen naar Indië hadden bewezen dat het mogelijk was om naar Indië te varen. In 1602 werd de VOC opgericht die een einde moest maken aan de onderlinge concurrentie van allerlei kleine maatschappijtjes die elkaar tegenwerkten. De VOC kreeg het alleenrecht (monopolie) om handel te drijven.
In de tijd van de VOC waren er verschillende munteenheden in omloop. Omgerekend naar euro's kostte het bouwen van één schip in die tijd ongeveer 50.000 euro. Als je dat bedrag met 50 vermenigvuldigt weet je wat zo'n schip zou kosten als het nu gebouwd zou worden.
De West-Indische Compagnie (WIC) werd in 1621 opgericht toen de wapenstilstand met de Spanjaarden afliep (Twaalfjarig Bestand ). De maatschappij was op dezelfde manier opgezet als de VOC, maar had minder macht. Het belangrijkste doel was om zoveel mogelijk rijkdom te vergaren ten koste van de vijand: Spanje en Portugal. De WIC stond veel meer dan de VOC in het teken van de oorlog tegen Spanje.
De kaapvaart was een lucratieve en legale bezigheid. In oorlogstijd deelde de overheid kaperbrieven uit, waarmee kapers toestemming kregen om schepen van landen waarmee ze in oorlog waren aan te vallen. De kapers stonden een deel van de buit af aan de overheid.
Zo slaagde admiraal Piet Heyn er in 1627 in om met een WIC-vloot van 31 schepen een Spaanse zilvervloot te overmeesteren.
De VOC bestond uit zes Kamers: die van Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Delft, Rotterdam en de kamer Zeeland (Middelburg). Deze Kamers vormden de organisatorische basis van de VOC-reizen. In deze steden bevonden zich de pakhuizen waar de schepen werden uitgerust.
De VOC-schepen werden gebouwd op scheepswerven rond Amsterdam, Rotterdam en in de Zaanstreek.
Afbeelding boven: Dit gebouw is het voormalige stadhuis uit 1770 in Batavia (huidige Jakarta) in Indonesië. Het was de hoofdstad van de VOC-gebieden in Oost-Indië (nu: Indonesië).
Afbeelding boven: De handel met Indië bracht een hele nieuwe economie voort. Hier zie je de koopmansbeurs in Amsterdam waar ongeveer 400 verschillende soorten goederen (onder andere specerijen, porselein, koffie, tabak, zijde) uit alle windstreken werden verhandeld. Handelaren uit de hele wereld kwam je hier tegen.
Op de afbeelding zie je het haringkaken, het schoonmaken van vis aan boord en het pekelen daarvan, een uitvinding met behoorlijke gevolgen. Vanaf ongeveer 1400 werd deze methode toegepast. Door het haringkaken werd de haringvisserij een winstgevende bezigheid. Er kwamen veel meer vissers die nu weken van huis konden blijven. Een 'simpele' uitvinding als het haringkaken betekende zo een economische impuls voor vissersstadjes. Ook de handel in zout werd een belangrijke economische activiteit.


De Republiek was een calvinistische staat.
In bijna elke stad waren een of meerdere rooms-katholieke schuilkerken. Meestal waren ze gehuisvest in onopvallende panden waar de katholieke eredienst werd gehouden.
De Republiek was in de 17e eeuw een toevluchtsoord voor mensen die op andere plekken in Europa werden vervolgd om hun geloof. In Frankrijk waren veel protestanten gedwongen om te vluchten omdat ze in eigen land gevaar liepen. Ze werden ontslagen uit openbare ambten, uit de gilden verstoten en hun scholen werden opgeheven.
Een andere groep immigranten die naar de Republiek kwamen, waren joden die als slachtoffers van de inquisitie of andere vormen van vervolging moesten vluchten. Joden uit Centraal- en Oost-Europa vormden al snel de grootste joodse gemeenschap in Amsterdam en Nederland.
De 17e-eeuwse Republiek was niet alleen in bestuurlijk opzicht een opmerkelijk verschijnsel. Ook de culturele bloei was opmerkelijk en trok de aandacht.
De culturele opbloei van de Republiek had alles te maken met het succes op economisch gebied. Rijke handelaren en kooplieden, hoge functionarissen, schutters- en ambachtsgilden, regenten van liefdadigheidsinstellingen lieten individuele portretten en groepsportretten maken door populaire kunstschilders. De schilderijen waren een bevestiging en een uitdrukking van hun macht en rijkdom.
De 17e eeuw is de periode van staatsvorming en het streven naar absolute macht. Vorsten streefden naar een sterke staat die centraal werd bestuurd en waarover zij de absolute macht hadden. De uitkomst van dat streven kon heel verschillende resultaten opleveren. In Frankrijk kreeg koning Lodewijk XIV een haast goddelijke status maar in Engeland en de Republiek zegevierde de republikeinse staatsvorm.
De belangrijkste landen op het Europese politieke toneel in de 17e eeuw waren de Oostenrijkse en Spaanse erflanden van de Habsburgers, Engeland, Frankrijk (huis van Bourbon) en de Republiek der Nederlanden. De strijd tussen de grootmachten in de vorm van godsdienstoorlogen en handelsoorlogen was in de 17e eeuw aan de orde van de dag.
De manier van oorlogsvoering veranderde. Er kwamen professionele legers en nieuw wapentuig. De professionele legers vervingen de aloude samengeraapte huurlegers.
De 17e eeuw is het tijdperk waarin de vorsten hun macht probeerden te vergroten door sterkere legers en een gecentraliseerd bestuur. In Frankrijk werd het absolutisme het verst doorgevoerd en bereikte een hoogtepunt tijdens de regeerperiode van Lodewijk de XIV (1638-1715).
Koning Karel I van Engeland (1600-1649)
Ferdinand II, Habsburgse vorst en keizer van het Heilige Roomse Rijk in de periode 1620-1637.
Lodewijk XIV (1638-1715)










De grootmachten van Europa veroverden overzeese gebieden.
Uit Europa vertrokken schepen om handel te drijven in Amerika en het Caribisch gebied.



Ook Nederlandse handelaren speelden een rol in de slavenhandel. De West Indische Compagnie (WIC) had zelfs korte tijd een monopolie op de handel in slaven. In totaal verscheepten Nederlandse schepen ruim half miljoen slaven vanuit Afrika naar Brazilië, Suriname en de Antillen. Slavenschepen vertrokken vanuit Afrika met ongeveer 400 à 500 slaven aan boord. De reis van Afrika naar Amerika duurde 2 à 3 maanden. Onderweg stierven veel slaven door ziekte en als gevolg van de ellendige omstandigheden.
Ik was een plantageslaaf. Als slaaf kon je overal terecht komen. De plantages waren het minst gunstig. Veel plantagehouders behandelden ons wreed. Slechts enkelingen behandelden hun werknemers goed. Sommigen lieten hun slaven zelfs een opleiding volgen, bijvoorbeeld om timmerman te worden. Slaven in de stad hadden het beter dan wij op het platteland. Daar hadden slaven zelfs bijbaantjes waarvoor ze loon ontvingen. Enkele slaven konden zichzelf vrijkopen. Er zijn zelfs verhalen dat ex-slaven zelf plantagehouder werden. Dat waren uitzonderingen.'
'We hadden de slaven uit Afrika hard nodig. Wie anders kon al het zware werk doen? Ik had een suikerplantage in Suriname. Vooral in de oogsttijd was er enorm veel zwaar werk te verrichten. Sommige slaven konden het werk niet aan. Die verving ik door betere slaven. Met de verkoop van suiker ben ik schatrijk geworden.'
Suriname was een populair handelsgebied voor de Europeanen. Het gebied wisselde nogal eens van eigenaar. In de 17e eeuw bouwden de Engelsen er nederzettingen.

In de tijd van de slavernij ontstond er weerstand tegen deze praktijken. Vooral toen de ideeën van de Verlichting steeds gangbaarder werden, gingen mensen nadenken of gelijkheid en vrijheid misschien ook moesten gelden voor slaven. De eerste organisaties voor mensenrechten waren gericht op het beëindigen van de slavernij. Dit streven naar afschaffing van de slavernij noem je abolitionisme.





De 18e eeuw was een periode met veel oorlog en revoluties. Er was verzet tegen de macht van de absolute vorsten en de kerk. Rijke burgers wilden politieke inspraak. Verlichtingsfilosofen leverden nieuwe ideeën over de staat en de verdeling van de macht. Steeds meer mensen waren het hiermee eens.
In de 18e eeuw was de Grondwet nog een onbekend fenomeen. De vorst had immers alle macht en bepaalde hoe het land werd bestuurd. Bovendien leek de indeling van de maatschappij in de drie standen en de daarbij horende rechten onveranderlijk.
In de 17e en 18e eeuw kwam er een migrantenstroom op gang van Europa naar Amerika. De overtocht was vol risico’s en veel mensen kwamen om door ondervoeding, ziekte, of omdat hun schip verging.
Aan de oostkust werden Engelse koloniën gesticht. Handel met Europa was belangrijk voor de invoer van producten die in Amerika nog niet werden gemaakt.
Koning George III van Engeland was in vele oorlogen verwikkeld die hem zeer veel geld kostten. In Noord-Amerika vochten zijn legers tegen Franse troepen die daar gebieden probeerden te veroveren.
Door de slechte verhouding met moederland Engeland groeide de eensgezindheid onder de 13 koloniën. Het werd een gezamenlijk doel om samen zelfstandig verder te gaan.
In 1782 startte Engeland de vredesonderhandelingen met de 13 voormalige koloniën.
De ontevredenheid in Frankrijk in de tweede helft van de 18e eeuw was groot. De derde stand, waartoe ook de burgerij hoorde, betaalde belasting, maar had geen politieke invloed. De Franse koning Lodewijk XVI had door de enorme uitgaven van zijn voorgangers te kampen met een lege schatkist.
In de Staten-Generaal zaten 1200 afgevaardigden van de drie standen.
Na de chaotische zitting van de Staten-Generaal werd deze ontbonden door de koning.
Door onderlinge tegenstellingen binnen de derde stand radicaliseerde de revolutie.
De tegenstelling binnen de derde stand leidde tot een machtsgreep van de Jacobijnen. Onder leiding van de advocaat Robespierre volgde een periode van terreur.
Onder de Jacobijnse regering vonden vele Fransen (ca. 40.000) de dood.
Napoleon Bonaparte (1769-1821)
Lodewijk XVI (1754-1793)
Robespierre
De macht van de vorsten en de kerk en de starheid van de standenmaatschappij riepen veel weerstand op. Filosofen redeneerden dat de standenmaatschappij, de macht van de koning en de kerkelijke dogma’s achterhaald waren.
De Verlichting bestrijkt de periode die liep van ongeveer 1650 tot ongeveer 1800. Een precieze periodisering is lastig want in 1650 ging het licht natuurlijk niet plotseling aan en in 1800 ging het licht zeker niet uit.

Natuurrecht
Vrijheid
De rede















De absolute vorsten van Europa begrepen dat de Verlichtingsideeën een gevaar vormden voor hun machtspositie. Sommige vorsten voelden zich tegelijkertijd ook aangetrokken tot de Verlichtingsideeën.
Frederik II van Pruisen (1712-1786):
In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan zoals we dat nu kennen. Belangrijke politieke hervormers waren de liberalen die met hun grondwetten in het revolutiejaar 1848 de basis legden voor ons moderne parlementaire stelsel. De Nederlandse Grondwet die in 1848 tot stand kwam was zeer modern.
Het liberalisme als politieke stroming komt voort uit Verlichtingsideeën die de vrijheid van het individu voorop stelden. Welgestelde burgers wilden politieke invloed ten koste van de traditionele standenmaatschappij en de almachtige vorst. Met de opkomst van de industriële revolutie werd deze groep groter en steeds machtiger.
De revolutiedreiging in 1848 in Europa had ook invloed op Nederland. De liberale staatsman J.R. Thorbecke had al eerder geprobeerd om een liberale Grondwet in te voeren. Hij vond echter in koning Willem II een tegenstander van hervormingen.
1. Recht van enquête
De invoering van de Grondwet van 1848 was de basis voor de moderne politiek. De politieke macht lag nu vooral bij het parlement en de regering in plaats van bij de koning. Politieke partijen zoals in onze tijd waren er nog niet. Tweede Kamerleden waren vooral individuen met conservatieve of liberale standpunten. Conservatieven wilden geen veranderingen, de liberalen juist wel.
De godsdienstige identiteit was een belangrijke richting in de politiek. Zo had je protestante en katholieke afgevaardigden in de Tweede Kamer die zich bij het vormen van standpunten vooral lieten leiden door het geloof. De belangrijkste vertegenwoordiger van de protestanten was Abraham Kuyper.
De katholieken in de Tweede Kamer waren eerst blij met de politiek van de liberalen. Die hadden immers gezorgd voor de nieuwe Grondwet waarin ook vrijheid van godsdienst was opgenomen. Zodoende konden katholieken zich in Nederland weer openlijk organiseren.
De liberalen in de Tweede Kamer in de tweede helft van de 19e eeuw kun je indelen in twee groepen: de conservatief-liberalen en de links-liberalen. De conservatief-liberalen, waar ook Thorbecke toe behoorde, stelden vrijheid voorop. De staat moest daarvoor de gunstige voorwaarden creëren. Verder was in hun ogen het individu verantwoordelijk voor zijn eigen lot. Zij wilden daarom niet dat de staat zich ging bemoeien met het lot van arbeiders.
De eerste afgevaardigde die opkwam voor de arbeidersbelangen was Bernardus Heldt. Hij werd in 1885 als eerste arbeider in de Tweede Kamer gekozen. Enkele jaren later volgde Domela Nieuwenhuis, de leider van de Sociaal Democratische Bond (SDB). Hij was lid van de Tweede Kamer, maar twijfelde desondanks of arbeiders niet beter konden overgaan tot revolutie. Nieuwenhuis was een charismatische leider en had veel aanhang bij de armsten in de samenleving.
De Grondwet van 1848 legde de basis voor de moderne parlementaire democratie. Toch was er nog een belangrijk verschil met de moderne politiek: het ontbreken van algemeen kiesrecht. Volgens het censuskiesrecht in de 19e eeuw mochten alleen mannen van 23 jaar en ouder die voldoende belasting betaalden hun stem uitbrengen.
Engeland was het land waar de stoommachine het eerst werd gebruikt in fabrieken. De mechanisatie van de productie ging zo snel en er veranderde zoveel tegelijk dat er wordt gesproken van een industriële revolutie.
Aan de industriële revolutie ging de agrarische revolutie vooraf. Door technische verbeteringen steeg vanaf 1750 de arbeidsproductiviteit in de landbouw. Er werd meer en betere kwaliteit voedsel geproduceerd. Omdat er meer voedsel was, was er sprake van bevolkingsgroei.
Thuisarbeid
Gewassen
Landbouwwerktuigen
Na de uitvinding van de stoommachine werd het apparaat in verschillende stappen verbeterd. De industriële revolutie begon met het toepassen van de stoommachine als aandrijver van machines waar eerder het werk werd gedaan met handkracht, waterkracht of windkracht.
Er werden tal van toepassingen bedacht voor de stoommachine. De stoommachine ging een belangrijke rol vervullen in de mijnbouw, de textielindustrie en bij het produceren van gebruiksgoederen.
De eerste fabrieken werden gebouwd op plekken die op dat moment handig waren. Vaak werden ze gebouwd in de buurt van steenkoolmijnen. Voor de stoommachines in de fabrieken was namelijk steenkool (en ijzererts) nodig. De steenkoolwinning was zwaar en vies werk en niet alleen de mensen die in de mijnen werkten hadden daar last van. Ook de inwoners van de steden en dorpen waar de fabrieken stonden hadden last van de milieuvervuiling die het gevolg was van het gebruik van de steenkool.
Thomas Newcomen (1664-1729)
James Watt (1736-1819)
In vrijwel elk land waar fabrieken werden gebouwd, trokken mensen van het platteland naar de stad (verstedelijking). De fabrieken hadden veel mensen nodig, dus de werkgelegenheid in de steden was groot.
Omdat de lonen laag waren telde elke cent die verdiend kon worden mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten (kinderarbeid). In de textielindustrie waren kinderen zelfs heel gewild, omdat hun kleine handjes geschikt waren om de draden op de spoelen te geleiden.
De steden waar de fabrieken werden gebouwd waren niet berekend op de vele nieuwe bewoners.
In de 15e en 16e eeuw werden grote delen van de wereld veroverd door Europese landen. Als landen hun macht in andere delen van de wereld uitbreiden door gebieden te veroveren en te controleren, spreek je van imperialisme.
Grondstoffen en afzetgebieden, gebieden waar je de geproduceerde goederen kon verkopen, waren essentieel voor een succesvolle industrialisatie. Grondstoffen als steenkool en ijzererts werden vaak in eigen land gevonden.
Rond 1880 was Afrika zo goed als verdeeld over de Europese landen. Normaal lopen grenzen langs natuurlijke barrières, zoals rivieren en bergketens.
Het Fasjoda-incident in 1898: Engelse en Franse strijdkrachten komen elkaar tegen.
De moederlanden waren trots op alles wat met hun eigen land te maken had en voelden zich superieur ten opzichte van de koloniën. Dit noemen we nationalisme. De ingelijfde landen in Afrika en Azië kregen de cultuur van het moederland opgedrongen. In de Engelse, Franse, Duitse en andere Europese koloniale gebieden kwam een bestuur zoals in het moederland.
In de gebieden waar veel fabrieken kwamen en waar de mensen van het platteland naar de steden trokken, waren de leefomstandigheden erg slecht. De meeste fabriekseigenaren hadden weinig belang bij hogere lonen, kortere werkdagen en betere werkomstandigheden.
De 19e-eeuwse politiek werd gedomineerd door de liberalen. De politieke vertegenwoordigers van de rijke burgerij wilden de politieke macht eerlijker verdelen. Ook zorgden ze voor een nieuwe grondwet met vrijheid van godsdienst. Tegelijkertijd wilden liberalen een strikte scheiding tussen Kerk en Staat. Katholieke en protestantse scholen kregen geen financiële steun van de liberale overheid maar neutrale openbare scholen wel.
Katholieken en protestanten, confessionelen genoemd, voelden zich achtergesteld en organiseerden zich in politieke partijen. De schoolstrijd begon, waarin de katholieken en protestanten samenwerkten tegen de liberalen.
Abraham Kuyper (1837-1920)
Herman Schaepman (1844-1903)
Vrouwen hadden in de 19e eeuw een ondergeschikte positie. Vrouwen werden niet toegelaten tot de universiteit, ontvingen voor hun werk minder loon dan mannen en hadden geen stem- of kiesrecht.
Aletta Jacobs (1854-1929):
De eerste helft van de 20e eeuw werd ontsierd door twee wereldoorlogen. Wereldwijd waren er landen bij deze oorlogen betrokken en daarom staan ze bekend als de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.
Rivaliteit Frankrijk - Duitsland





Duitsland kreeg het als verliezer van de Eerste Wereldoorlog zwaar te verduren.
Na de beurskrach van New York in 1929 raakte de wereldeconomie in een diepe depressie. Ook de Duitse economie kwam bijna stil te liggen. De werkloosheid steeg en de onvrede groeide snel. In die sfeer groeide de aanhang van de partij van Adolf Hitler.
Het keizerrijk Duitsland hield in 1918 met het einde van de oorlog op te bestaan. Duitsland werd een republiek genoemd naar het stadje Weimar. Daar werd de nieuwe grondwet van Duitsland afgekondigd.


1941
Pearl Harbor
1942
1943
Tweefrontenoorlog


De Amerikaanse economie was in werkelijkheid ongezonder dan het leek. De consumptie in de VS was vooral gebaseerd op leningen. Geld dat vroeg of laat moest worden terugbetaald aan de Amerikaanse banken.
In de zomer van 1929 begonnen de koersen op de New Yorkse beurs al te dalen. Op Zwarte Donderdag 24 oktober 1929, stortte de beurs in New York volledig in. Beleggers probeerden massaal hun aandelen te verkopen om de schade te beperken. Daardoor werden de aandelen snel nog minder waard. Zelfs banken gingen failliet. In korte tijd steeg de werkloosheid en daalde de consumptie en verdween het vertrouwen in de economie volledig.
Duitsland werd hard getroffen door de crisis in 1929. Bedrijven en banken gingen failliet en de werkloosheid steeg snel. Vele Duitsers leidden vanaf 1929 een zeer armoedig bestaan.


Nederland was in 1940 al een eeuw lang een neutraal land, een land dat geen partij koos als er oorlog was. In 1940 schond Hitler de neutraliteit van Nederland. Dat was het gevolg van het aanvalsplan van Hitler tegen Frankrijk.
Na vijf oorlogsdagen in mei 1940 waren de oorlogshandelingen in Nederland voorbij. Een klein deel van het Duitse leger bezette Nederland. Het Nederlandse volk werd door Hitler gezien als een 'Brudervolk', sterk verwant aan het Duitse volk.
Dagelijks leven
Verzet zonder gebruik van geweld ging bijvoorbeeld om hulp aan onderduikers of neergeschoten geallieerde piloten.
Bevrijding
Vanaf het begin van de bezetting hadden joden het zwaar te verduren.
Anne Frank hield in die jaren een gedetailleerd dagboek bij. Haar dagboek noemde ze Kitty. Aan Kitty schreef Anne over het leven als onderduiker, haar ideeën over de oorlog, haar angsten, haar gevoelens voor haar ouders en voor Peter, een jonge Joodse mede-onderduiker. Maar ook dat ze een beroemd schrijver wilde worden.
Collaboratie
Lokaal bestuur, onderwijs en ambtenarij
Rusland was vóór 1917 een grootmacht onder leiding van een absoluut regerende vorst: de tsaar. Rusland was een arm land met een grote verpauperde klasse van boeren en arbeiders. De Eerste Wereldoorlog aan het Oostelijk front liep dramatisch voor het slecht bewapende Russische leger. Vanaf 1917 deserteerden steeds meer Russische soldaten van het front. De oorlog leidde tot grote onvrede en onrust in Rusland. De tsaar kreeg de schuld van de ellende omdat hij niets deed tegen de armoede en de hongersnood.
In februari 1917 braken er opstanden en stakingen uit. Het leger gebruikte geen geweld tegen de opstandelingen en sloot zich soms aan bij het verzet tegen de tsaar. Omdat de tsaar geen feitelijke macht meer had, nam een voorlopige regering het bestuur over. Er kwam een democratische regering in Rusland met liberalen en sociaaldemocraten.
Het land was echter nog nauwelijks geïndustrialiseerd dus een arbeidersrevolutie was nog ver weg. Lenin besloot daarom met een kleine groep revolutionairen de macht te grijpen.
In die heilstaat waren alle productiemiddelen in handen van het volk en zou de staat uiteindelijk overbodig worden. Voor het zover was, moest iedereen zijn persoonlijk geluk aan de kant zetten.
Toen de economie in 1929 opnieuw in een crisis kwam daalde het vertrouwen in de democratie. Adolf Hitler beloofde van Duitsland weer een sterk land te maken waar de Duitsers trots op konden zijn. Hij beloofde economische hervormingen en een uitweg uit de crisis.
Radio
Het communisme en het nationaalsocialisme waren beide totalitair van karakter. Totalitair betekent dat een politiek systeem de volledige controle heeft over de levens van de mensen. Zowel in communistisch Rusland, de Sovjet-Unie, als in het nationaalsocialistische Duitsland waren mensen niet vrij.



Karl Marx (1818-1883):
Vladimir Iljitsj Oeljanov, beter bekend als Lenin (1870-1924):
Adolf Hitler (1889-1945):
Joseph Stalin (1878-1953):
Na de Tweede Wereldoorlog brak er een roerige periode aan in de koloniën.

Na WO I moest er volgens Wilson, de president van de VS, een eerlijke regeling komen voor de koloniën. Het belang van de bevolking zou volgens hem even zwaar moeten wegen als die van de kolonialiserende macht. In de vredesregeling van Versailles kwam van die gedachte weinig terecht.
De behoefte aan goed bestuur in de koloniën was groot. Het grote aantal bestuurlijke banen kon niet alleen door blanken uit het moederland worden vervuld. Er kwamen scholen voor de zonen van de plaatselijke elite.
Landen in Europa, zoals Engeland en Nederland, kregen na de Tweede Wereldoorlog te maken met onafhankelijkheidsbewegingen in hun koloniën. In India kregen de Britse machthebbers te maken met massaal geweldloos verzet.
Het dekolonisatieproces, het zich losmaken van het moederland, ging vaak met veel geweld gepaard. Ook de dekolonisatie van Nederlands-Indië ging gepaard met veel oorlogsgeweld. Direct na de capitulatie van Japan in augustus 1945 riep de nationalistische partij PNI van Soekarno de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesië uit.
De bekendste voorvechter van geweldloos verzet tegen het koloniale moederland was Mahatma Gandhi in India. India was een Britse kolonie met een grote bevolking. Gandhi ontwikkelde een effectieve vorm van geweldloos verzet.
De onafhankelijkheid van India in 1947 was de eerste van een lange reeks onafhankelijkheidsverklaringen van Britse kolonies. In Afrika werd het ene na het andere land onafhankelijk van Groot-Brittannië.
'Ik studeerde in Engeland en werd advocaat. Toen ik in Zuid-Afrika werkte, ondervond ik het racisme aan den lijve. Die ervaringen overtuigden mij dat mijn moederland India recht had een zelfstandig bestaan, los van Groot-Brittannië.
'Ik ben opgegroeid als de zoon van een Javaanse schoolmeester. Ik kon als kind al goed leren en mocht studeren. Na de Europese lagere school volgde ik een opleiding tot ingenieur.
De rol van Europa was na de Tweede Wereldoorlog uitgespeeld. Het eens zo machtige continent was volledig afhankelijk van haar bevrijders.
Je ziet hier de lachende gezichten van de wereldleiders net voor het einde van de Tweede Wereldoorlog. De ontspannen sfeer op de conferentie van Jalta in februari 1945 was schijn. Het wederzijdse wantrouwen was toen al groot.
De Amerikaanse president Harry S. Truman wilde elk land dat werd bedreigd door het communisme, militair steunen. Hij wilde de bewegingsruimte van communistische landen zoveel mogelijk inperken.
Een belangrijk kenmerk van de Koude Oorlog is de wapenwedloop tussen de twee supermachten, de VS en de Sovjet-Unie. Er was voortdurend de angst dat de tegenstander meer en betere wapens bezat. Daarom werd er veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van nucleaire wapens.
Het dagelijks leven in de Oost-Europese landen veranderde door de overheersing van de Sovjet-Unie drastisch. Deze landen werden omgevormd tot zogenoemde volksdemocratieën.
De bevrijding van Europa in 1945 was een wedloop geweest tussen de geallieerde legers die vanuit het Westen oprukten en het Rode leger dat vanuit het Oosten opkwam. Oost-Europa werd in 1945 bevrijd door de Sovjet-Unie.
Het dagelijks leven in de satellietlanden van de Sovjet-Unie stond onder controle van de communistische partij. Alleen als je lid was van de communistische partij maakte je kans op een goede baan.
De VS onder Truman wilden na de oorlog een snelle wederopbouw van Duitsland. De Sovjet-Unie onder Stalin wilde dat juist voorkomen. Om de economie te stimuleren voerden de VS, Groot Brittannië en Frankrijk in hun zones de Duitse mark in. De Sovjet Unie weigerde dit ook te doen en sloten de Sovjet-zone, ofwel Oost-Duitsland af van de rest van Duitsland. De stad Berlijn was ook verdeeld in 4 zones en raakte geïsoleerd. De VS organiseerden een luchtbrug van vliegtuigen die de stad dag en nacht konden bevoorraden.
Het kapitalistische Westen was een vrije markteconomie waarin iedereen vrij was om te ondernemen. Bedrijven en fabrieken produceerden voor de markt en reageerden op de wensen van de consumenten.
Nederland kwam gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. Het herstel van de schade en wederopbouw van de economie vormde een belangrijke uitdaging. Er werd op vele manieren samengewerkt om het land weer op te bouwen. Dat gebeurde met veel succes.
De vooroorlogse maatschappij in Nederland was nog sterk verzuild.
Verkiezingsaffiche van de communistische partij (CPN) in 1946.
Afbeelding links: Verkiezingsaffiche van de Partij van de Arbeid (PvdA) in 1946.
De welvaart van de jaren vijftig en zestig maakte voor jongeren een nieuwe manier van leven mogelijk. Met zelf verdiend geld kochten jongeren afwijkende kleding en gedroegen zij zich anders dan hun ouders. Jongeren vormden een eigen cultuur waarin muziek en kleding een belangrijke rol speelden.
Veel jongeren zetten zich af tegen hun ouders die als burgerlijk en materialistisch bestempeld werden. Veel jongeren wilden zich bevrijden van de burgerlijke cultuur van hun ouders. Zij zochten naar nieuwe waarden die hun leven zin konden geven.
Een proces wat al in de jaren zestig voelbaar was, zette door in de jaren zeventig: de ontkerkelijking en ontzuiling. Jongeren lieten zich niet meer voorschrijven dat hun leefwereld beperkt was tot die van de eigen zuil.
"Doe nooit wat je moeder zegt, dan komt allemaal terecht" zijn woorden die typerend zijn voor de schrijfster Annie M.G. Schmidt en heel goed passen in het tijdsbeeld.
Vanaf het einde van de jaren vijftig was de harmonieuze periode van de wederopbouw voorbij.
Door de toegenomen welvaart en mondigheid eisten burgers op allerlei terreinen meer inspraak. Het gezag van de traditionele leiders en gezagsdragers brokkelde in snel tempo af.
De traditionele politieke partijen werden uitgedaagd door nieuwe partijen of door progressieve stromingen binnen de eigen gelederen.
Nederlands-Indië is in 1949 onafhankelijk geworden onder de naam Indonesië. Suriname werd zelfstandig in 1975. De inwoners van beide voormalige koloniën werden voor de keus gesteld: blijven of verhuizen naar Nederland. De meesten bleven, maar duizenden Molukkers en Surinamers kozen voor Nederland. Zo werd Nederland na 1949 en opnieuw in 1975 een stuk gekleurder.
Joop den Uyl (1919 - 1987)
Hans Wiegel (1941 - ...)
Hans van Mierlo (1931 - 2010)
Van Agt (1931 - …)
Direct na de Tweede Wereldoorlog lag de herinnering aan de crisis van de jaren dertig nog vers in het geheugen. De ellende van die jaren mocht niet terugkeren. Daarover waren de meeste politieke leiders het na de oorlog eens.
Hoe sterk de Nederlandse consumptiemaatschappij afhankelijk is geworden van energie blijkt in 1973 als een aantal Arabische olieproducerende landen opzettelijk een wereldwijd tekort aan aardolie creëren. Nederland was een van de landen die werd geboycot door een aantal landen uit het Midden-Oosten.
In Nederland is koken op gas heel gewoon, niet zo gek als je bedenkt dat in Groningen (Slochteren) in 1959 de op een na grootste toen bekende gasvoorraad ter wereld werd ontdekt. Het gasveld wordt wel de kurk genoemd waarop de Nederlandse economie en welvaart drijven: voor de Nederlandse overheid is het gas een zeer belangrijke inkomstenbron.
De Europese samenwerking na de oorlog vloeide voort uit de gedachte dat oorlogen in Europa verleden tijd moest zijn.
Jean Monnet, een ervaren Franse politicus en specialist op het gebied van economische samenwerking, werd gevraagd het probleem op te lossen. Hij maakte een plan voor Europese samenwerking. Hij concludeerde dat een gezamenlijk beheer van de productie van kolen en staal een garantie zou vormen voor welvaart en vrede in de toekomst.
Op 9 mei 1950 las de Franse minister Schumann een verklaring voor die was opgesteld door Jean Monnet.
Het zou bovendien voorkomen dat kolen en staal zouden worden gebruikt voor de oorlogsindustrie. Door samenwerking was de kans op onderlinge conflicten een stuk kleiner, was de gedachte.
De oprichting van de EGKS was een succes. In combinatie met de Marshallhulp maakte het een voorspoedige wederopbouw van de lidstaten mogelijk. Er werd besloten om de samenwerking uit te breiden naar andere sectoren dan alleen kolen en staal.
De Europese boeren kregen bovendien exportsubsidies. Het verschil tussen de kostprijs en de wereldmarktprijs werd gecompenseerd door de Europese Gemeenschap. De Europese boeren gingen steeds meer produceren. Dat had ook ongunstige consequenties: er werd steeds meer mest en bestrijdingsmiddelen gebruikt om de productie te verhogen waardoor het milieu vervuilde.
De landen in Oost-Europa werden tot 1989/1990 politiek gedomineerd door de Sovjet-Unie. Na de ineenstorting van het communisme in de Sovjet-Unie kozen veel Oost-Europese voor een markteconomie.
Ook op financieel gebied groeiden de lidstaten steeds meer naar elkaar toe. In 1992, werd in het Verdrag van Maastricht vastgesteld dat er een gemeenschappelijke munt kwam: de euro.
De Europese Unie roept ook weerstand op. Veel mensen vinden het niet goed dat besluiten op Europees niveau worden genomen. Een referendum over de vraag of de bevolking voor of tegen de invoering was van een Europese grondwet resulteerde in 2005 in een overtuigend 'nee'.