INLEIDING
Aan de slag
BASISSTOF
Geschiedeniswerkplaats
Bij de basisstof van Geschiedeniswerkplaats horen de volgende vragen:
Introductie 1 t/m 5, werkboek pagina 6
1.2 1 t/m 9
1.3 1 t/m 8
1.4 1 t/m 10
Verwerken het tijdvak 1 t/m 4 werkboek, pagina 28
Test Jezelf 2 t/m 4, 7 en 8, pagina's 29 en 30
Praktische Opdracht ' De Wereld van 'Leonardo da Vinci'
Vakvaardigheden
VAKVAARDIGHEDEN
Elk hoofdstuk leren jullie niet alleen feiten en ideeën uit de geschiedenis, maar leren jullie ook vaardigheden aan om zelf met geschiedenis aan de slag te gaan.
Onder deze inleiding staan verschillende opdrachten, waarmee jullie verschillende vaardigheden kunnen oefenen. Elk hoofdstuk kies je één van de opdrachten uit. Kies je in hoofdstuk 1 voor 'soorten bronnen', dan kan je deze niet kiezen bij de andere hoofdstukken. Het is de bedoeling, dat jullie in elk hoofdstuk een andere vaardigheid oefenen.
Jullie leveren deze opdracht voor dit hoofdstuk in via Magister/opdrachten/vaardigheden 1. Jullie krijgen voor alle opdrachten in het hele jaar één cijfer: het gemiddelde van alle cijfers.
SUCCES
Bronnen
Soorten bronnen
Historische vragen maken
Opstand tegen Spanje: 1 De Protestantse hervorming
Opstand tegen Spanje: 2. Willem van Oranje
Opstand tegen Spanje: afl 3 80 jaar oorlog
Opstand tegen Spanje: 4 De Republiek der Nederlanden
Beantwoorden van open vragen
Herhalingsstof
Lesstof anders bekeken
VO-content-opdrachten
Veranderend mens- en wereldbeeld
Leonardo
Reformatie en spitsing christelijke kerk
De Opstand
De moord op Willem van Oranje
YouTube
Renaissance: nieuwe wetenschappelijke belangstelling
De Reformatie: Luther en Calvijn
Histoclip: Luther en de Hervorming
De protestantse hervorming
De Republiek der Nederlanden
Histoclip: De Opstand in de Nederlanden
Canonclip: Willem van Oranje
Cold case: De moord op Willem van Oranje
Verrijkingsstof
D-toetsen
Ontdekkers en Hervormers
De kerkhervorming
De Nederlandse Opstand
DE D-TOETSEN
D-toets betekent diagnostische toets. Door deze toetsen te maken, voordat jij de eindtoets krijgt aan het einde van het hoofdstuk, kan je er zelf achterkomen welke stof en vaardigheden jij beheerst en voor welke jij nog meer kan leren en oefenen.
- DE D-TOETSEN KAN JE VINDEN OP WWW.SOCRATIVE.NL
- OM DE D-TOETSEN TE KUNNEN MAKEN, VRAAG JE AAN DE DOCENT HET NUMMER VAN ZIJN 'ROOM'.
- ALS DE DOCENT ZIJN/HAAR 'ROOM' HEEFT GEOPEND, KAN JE BEGINNEN AAN DE TOETSEN.
Er zijn voor dit hoofdstuk twee D-toetsen beschikbaar: een toets met open-vragen een een toets met vragen aan de hand van bronnen.
Open-vragen zijn vragen, waarbij jij zelf het antwoord zal moeten bedenken en formuleren.
Tips voor het maken van open-vragen:
- lees de vraag goed en vraag jezelf af, wat er precies gevraagd wordt;
- als je niet direct het antwoord weet, schrijf op een kladpapier de woorden, begrippen, personen, gebeurtenissen, landen, jaartallen op, die met de vraag te maken hebben en probeer dan tot een antwoord te komen.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Bronnen, die gebruikt worden bij vragen, zijn te onderscheiden in geschreven bronnen (tekstbronnen) en ongeschreven bronnen (beeldbronnen).
Tips voor maken van vragen aan de hand van geschreven bronnen (tekstbronnen):
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de bron komt;
- Lees wie er in de bron aan het woord is of over wie het gaat; Let dan op naam, functie of de achtergrond (bijvoorbeeld Romein of senator of boer of revolutionair of priester) van de persoon. Hierdoor kan je vaak beter begrijpen, waarom iemand iets vindt.
- Maak voor jezelf duidelijk over welk onderwerp de bron gaat of wat de mening is van de spreker in de bron.
- Lees de vraag goed.
- Maak voor jouw antwoord gebruik van de tekst zelf; gebruik een gedeelte van de tekst (een citaat) in jouw antwoord, als dat mogelijk is en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Ongeschreven bronnen zijn te onderscheiden in spotprenten en foto's/tekeningen.
Een spotprent is een tekening, waarmee de spot wordt gedreven met een persoon, organisatie of land en waar de maker een mening laat zien.
Tips voor het maken van vragen aan de hand van spotprenten:
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de spotprent komt;
- Lees wie de spotprent gemaakt heeft; let dan op naam of achtergrond (nationaliteit, politieke achtergrond) van de maker of krant/tijdschrift. Hierdoor kan je vaak beter begrijpen, waarom iemand iets vindt.
- Maak voor jezelf duidelijk over welk onderwerp de bron gaat:
- over welke gebeurtenis gaat het;
- welke personen herken je;
- kijken de personen blij, angstig of boos:
- welke andere onderdelen (bijvoorbeeld gebouwen of voorwerpen) herken je;
- welke symbolen worden gebruikt (bijvoorbeeld duif voor vrede of skelet voor de dood)
- Welke tekst staat er in of bij de bron.
Nu kan je zien, wat voor mening de maker heeft over het onderwerp van de spotprent.
Lees de vraag goed.
- Maak voor jouw antwoord gebruik van onderdelen van de spotprent en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- schrijf eventueel op een kladpapier, wat jezelf weet over het onderwerp van de spotprent.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.
Tips voor het maken van vragen aan de hand van foto's/tekeningen:
- Lees eerst het bijschrift, zodat jij weet uit welke tijd en welk tijdvak de foto/tekening komt;
- Maak voor jezelf duidelijk over welk persoon/gebeurtenisvoorwerp de foto/tekening gaat;
- Lees de vraag goed.
- Maak eventueel voor jouw antwoord gebruik van onderdelen van de foto/tekening en leg uit in eigen woorden waarom dit hoort bij het antwoord.
- schrijf eventueel op een kladpapier, wat jezelf weet over het onderwerp van de spotprent.
- beantwoord de vraag niet met een paar woorden, maar met hele zinnen door gebruik te maken van de vraag in jouw antwoord;
- door met hele zinnen te antwoorden vergroot jij de kans, dat jouw antwoord duidelijk en volledig is.