Module Verhaalanalyse - v456

Module Verhaalanalyse - v456

Module Verhaalanalyse

Inleiding

Om goede leesverslagen te kunnen schrijven en literaire teksten te kunnen analyseren wordt er van je verwacht dat je een aantal literaire begrippen kent.
In deze module behandelen we verschillende onderdelen van de verhaalanalyse en je zal bij het lezen van een aantal gedichten/verhalen/verhaalfragmenten moeten laten zien dat je ze kan toepassen. Het is bij dit alles belangrijk dat je een eigen smaak ontwikkelt.

Voor het examen Nederlands moet je in de klassen 4, 5 en 6 vwo beargumenteerd verslag doen van je leeservaringen met een aantal door jezelf geselecteerde literaire werken. Je moet minimaal 12 boeken lezen die oorspronkelijk geschreven zijn in de Nederlandse taal (zie Examenblad). Op het vwo moet je bovendien minimaal drie werken van vóór 1880 lezen.
Daarnaast moet je de hoofdlijnen van de Nederlandse literatuurgeschiedenis kennen. Zie hiervoor de module Literatuur.

Kortom genoeg te doen. Succes met het doorwerken van deze module.

 

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de module Verhaalanalyse zijn:

Literatuur

Ik kan:

  • het verschil omschrijven tussen fictie en non-fictie.
  • twee voorbeelden noemen van boeken of werken die onder fictie en onder non-fictie vallen.
  • vijf verschillende punten noemen om het verschil tussen literatuur en lectuur aan te geven.
  • vijf stijlkenmerken noemen om de schrijfstijl van een schrijver te kunnen beoordelen.

Poëzie

Ik kan:

  • verschillende vormen van poëzie herkennen.
  • aangeven wat wordt verstaan onder rijm en vijf rijmvormen noemen.
  • de meest voorkomende rijmschema's herkennen.
  • aangeven welk rijmschema hoort bij gepaard rijm, gekruist rijm en bij omarmend rijm.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met metrum.
  • in een versregel zwak of sterk beklemtoonde lettergrepen onderscheiden.
  • omschrijven hoe typografie een belangrijke rol kan spelen in de poëzie.
  • uitleggen waarom stijlfiguren in de poëzie gebruikt worden en een paar voorbeelden noemen van stijlfiguren.
  • omschrijven wat strofen in een gedicht zijn.
  • enkele versvormen herkennen en opnoemen.

Spanning - Tijd - Ruimte

Ik kan:

  • omschrijven wat het doel is van open plekken in een verhaal of boek.
  • minimaal drie manipulatietechnieken omschrijven waarmee een schrijver de lezer kan manipuleren of spanning in het verhaal kan brengen.
  • het verschil tussen een fabel en sujet omschrijven.
  • de rol van een flashback en een flashforward omschrijven.
  • het verschil tussen de vertelde tijd en de verteltijd uitleggen.
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken dat de ruimte (en handeling) voor spanning en sfeer in een verhaal kan zorgen.

Personages - perspectief

Ik kan:

  • aangeven welke rol personages in een roman of verhaal kunnen spelen.
  • omschrijven waarom identificatie (kunnen inleven in de hoofdfiguur) belangrijk is voor het verhaal.
  • omschrijven wat een antiheld is en wat wordt bedoeld met een 'speaking name'.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met het perspectief van een verhaal.
  • vier verschillende vertelperspectieven herkennen.

Thematiek

Ik kan:

  • omschrijven welke informatie ik nodig heb om het thema van een verhaal vast te stellen.
  • drie soorten motieven omschrijven.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met het motto van het boek.

Wat ga ik doen?

De module Verhaalanalyse bestaat uit de volgende opdrachten:

Onderdeel

Tijd in SLU

Inleiding

0,5

Opdracht: Literatuur

3 à 4

Opdracht: Poëzie

4 à 5

Opdracht: Spanning - Tijd - Ruimte

4

Opdracht: Personages - Perspectief

3

Opdracht: Thematiek

2

Afsluiting

4

Totaal

22 à 23 SLU

 

De tijd is een indicatie en mede afhankelijk van de duur van de eindopdracht.

Opdrachten

Literatuur

Literatuur

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil omschrijven tussen fictie en non-fictie.
  • twee voorbeelden noemen van boeken of werken die onder fictie en onder non-fictie vallen.
  • vijf verschillende punten noemen om het verschil tussen literatuur en lectuur aan te geven.
  • vijf stijlkenmerken noemen om de schrijfstijl van een schrijver te kunnen beoordelen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Fictie - non-fictie

Lees over het verschil tussen fictie en non-fictie en wat onder fictie en non-fictie valt. Bekijk de video.

★ Aan de slag 1

Maak de oefening 'Fictie of non-fictie'.

Lectuur - Literatuur

Lees over het verschil tussen lectuur en literatuur en bekijk de aandachtspunten. Bekijk de video.

★ Aan de slag 2

Maak beide oefeningen.

★ Aan de slag 3

Schrijf een kort literair verhaal of een verhaal in de stijl van een doktersroman. Mijn klasgenoten beoordelen het verhaal.

Stijl

Lees wat wordt bedoeld met de stijl van een schrijver en bestudeer de kenmerken.

★ Aan de slag 4

Beschrijf de stijl van enkele fragmenten.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Schrijf een kort verhaaltje in literatuur- of lectuurvorm. Beoordeel elkaars verhalen in de klas.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staan ongeveer 3 à 4 SLU.

Aan de slag

Fictie - non-fictie

Woordenboek

In de onderbouw heb je al kennis gemaakt met fictie en non-fictie.
Om je geheugen op te frissen bestudeer je eerst dit onderdeel in de Kennisbank.

Wat is fictie?

Non-fictie

Non–fictionele teksten verwijzen naar zaken die betrekking hebben op de werkelijkheid.
In dit soort teksten verwacht men als lezer dat de schrijver zich aan de feiten houdt en de waarheid schrijft. Onder "werkelijkheid" verstaan we in dit verband hetgeen de maker als werkelijkheid beschouwt. Non-fictie is er om informatie over te dragen.
Zo zal een historische roman, die toch enigszins op de werkelijkheid betrekking heeft tot de fictie worden gerekend, terwijl een geschiedenisboek waarin ook onzekerheden staan, bij de non-fictie wordt ingedeeld.

Onder echte non-fictie vallen:

  • algemene informatieve boeken:
    • woordenboeken
    • wetenschappelijke werken
    • studieboeken
    • reisgidsen
  • verslagen van gebeurtenissen in een krant, tijdschrift, of op een nieuwssite
  • artikelen op Wikipedia

Fictie

Sprookjesboek

Fictie is een verhaal of tekst niet op de werkelijkheid gebaseerd. Het wordt geschreven vanuit de fantasie van de schrijver. Als we de roman fictie noemen, dan bedoelen we hiermee dat de belangrijkste elementen in de tekst fictief (verzonnen) zijn. De schrijver van fictie neemt de werkelijkheid wel als uitgangspunt maar verzint er dingen bij of laat personen of gebeurtenissen weg. In fictionele teksten bepaalt de schrijver wat werkelijkheid is en staat de verbeelding centraal.

Onder fictie vallen o.a.:

  • horrorverhalen
  • romans
  • verhalen
  • gedichten
  • toneelstukken
  • fantasyboeken
  • sprookjes
  • strips


Bekijk de video.

★ Aan de slag 1

Maak de oefening.

Lectuur - Literatuur

Fictionele teksten worden in twee groepen verdeeld: teksten die we tot de lectuur (ook wel triviaal literatuur) rekenen en teksten die we tot de literatuur rekenen.

De grens tussen wat "literatuur" en wat "lectuur" genoemd mag worden, is niet altijd duidelijk. Sommigen bepalen het negatief: alles wat niet tot de literatuur wordt gerekend, is lectuur. Literatuur wordt in ieder geval tot de kunst gerekend, lectuur niet. Literaire schrijvers krijgen over het algemeen meer artistieke erkenning. Het oordeel van kenners en recensenten speelt hierbij een belangrijke rol. Lectuur en literatuur zijn in ieder geval bedoeld om te lezen.

Bekijk de video.


Hieronder enkele punten waarop je moet letten als je het verschil tussen lectuur en literatuur wilt aangeven.

  • Lectuur heeft over het algemeen minder diepgang en is nogal voorspelbaar. Je weet als lezer al snel hoe het verhaal zich zal ontwikkelen, literatuur is unieker.
  • Het taalgebruik is in lectuur nogal eenvoudig en minder natuurlijk en origineel dan in literatuur.
  • Een literair werk vertoont meer samenhang en de gebeurtenissen hangen niet, zoals in lectuur vaak het geval is, als los zand aan elkaar.
  • De personages vertonen in literaire werken een ontwikkeling en zijn minder types.
  • In de literatuur zullen de personages minder handelen volgens vaste rolpatronen.
  • Lectuur zal vaak een happy end hebben en de open plekken zullen ingevuld zijn aan het eind van het boek. Een literair werk heeft vaker een open einde.
  • Literaire werken zullen vaker maatschappijkritisch zijn. Lectuur is veel meer volgens de algemeen heersende maatschappelijke moraal geschreven.
  • Literaire werken zijn vaker onderwerp van onderzoek en literaire toneelstukken bijvoorbeeld worden langer opgevoerd.
  • Bij lectuur gaat het vaak om wat de lezer wil horen en bij literatuur zal de schrijver de lezer willen laten nadenken.

★ Aan de slag 2

Maak beide oefeningen.

★ Aan de slag 3

Stijl

Als je het hebt over de stijl van een schrijver, bedoel je alles wat opvallend is aan zijn taalgebruik. Als je een beoordeling van de stijl van een schrijver moet geven, let je op de onderstaande stijlkenmerken.

Stijlkenmerken

  • Zijn de zinnen kort of lang?
  • Gebruikt de schrijver veel/weinig bijvoeglijke en/of zelfstandige naamwoorden?
  • Is de tekst moeilijk of makkelijk geschreven?
  • Gebruikt de schrijver vaak de lijdende/bedrijvende vorm (de bedrijvende vorm is directer, zorgt voor meer beleving)?
  • Is de tekst in de verleden/tegenwoordige tijd geschreven? De tegenwoordige tijd zorgt voor meer betrokkenheid, de verleden tijd schept wat meer afstand.
  • Heeft de schrijver een voorkeur voor bepaalde leestekens? Puntjes (….) bijvoorbeeld kan je gebruiken om spanning op te wekken.
  • Maakt de schrijver veel gebruik van ironie? De schrijver zegt het tegenovergestelde van wat hij bedoelt.
    Hij spot met bepaalde zaken of zichzelf (zelfspot) en maakt veel gebruik van neologismen (nieuwe woorden) en stijlmiddelen als overdrijvingen, understatements en beeldspraak.

★ Aan de slag 4

Hieronder vind je een aantal fragmenten.
Lees deze fragmenten en noteer per fragment een aantal stijlkenmerken (minimaal twee per fragment).

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Is het je duidelijk wat het verschil is tussen lectuur en literatuur?

Schrijf nu zelf een kort verhaal over de liefde.
Bedenk voor je begint met schrijven of je kiest voor literatuur of voor lectuur.

Als je klaar bent, laat je je tekst lezen aan een klasgenoot.
Stel hem of haar de vraag: 'Is het literatuur of lectuur?'
Klopt het met wat jij dacht?

Natuurlijk lees jij ook het verhaal van je klasgenoot.
Heeft hij of zij lectuur of literatuur geschreven?

Discussieer over de verschillen.

Beoordeling

Overleg met je docent over de beoordeling van jullie teksten.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Waar let je op als je de schrijfstijl van een schrijven wilt beoordelen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Vond je het lastig om de stijlkenmerken van een aantal korte fragmenten te herkennen? 
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je gekozen voor een kort verhaaltje in lectuur- of in literatuurvorm?
    Kon je klasgenoot je keuze herkennen?

Poëzie

Poëzie

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende vormen van poëzie herkennen.
  • aangeven wat wordt verstaan onder rijm en vijf rijmvormen noemen.
  • de meest voorkomende rijmschema's herkennen.
  • aangeven welk rijmschema hoort bij gepaard rijm, gekruist rijm en bij omarmend rijm.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met metrum.
  • in een versregel zwak of sterk beklemtoonde lettergrepen onderscheiden.
  • omschrijven hoe typografie een belangrijke rol kan spelen in de poëzie.
  • uitleggen waarom stijlfiguren in de poëzie gebruikt worden en een paar voorbeelden noemen van stijlfiguren.
  • omschrijven wat strofen in een gedicht zijn.
  • enkele versvormen herkennen en opnoemen.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Poëzie en rijm

Lees in de Kennisbanken over poëzie en rijm en bekijk de video's.

★ Aan de slag 1

Maak de oefeningen over alliteratie.

Rijmschema's

Bestudeer de verschillende rijmschema's en bekijk de video.

★ Aan de slag 2 + 3

Maak de beide oefeningen over rijmschema's.

Metrum

Lees in de Kennisbank over de betekenis van metrum en bekijk de voorbeelden in de video's.

★ Aan de slag 4

Maak de oefeningen, waarin ik het metrum van een gedicht benoem.

Typografie

Lees waarom typografie een belangrijke rol speelt in de poëzie.

★ Aan de slag 5

Schrijf een gedicht waarbij de typografie belangrijk is. Laat een klasgenoten of docent mijn gedicht beoordelen.

Zinsopbouw en stijlfiguren

Bestudeer de Kennisbank over het gebruik van stijlfiguren in tekst of gedicht.

★ Aan de slag 6 + 7

Lees twee gedichten en beantwoord samen met een klasgenoot de vragen.

Strofebouw en versvormen

Lees over strofebouw en versvormen. Bekijk de video's.

★ Aan de slag 8

Bekijk een video, lees een gedicht en beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A+B+C

Maak de drie onderdelen van de eindopdracht.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht staan ongeveer 4 à 5 SLU.

Aan de slag

Poëzie

Piet Mondriaan

Poëzie verschilt van proza. Belangrijk is het verschil in presentatie.
Bij poëzie zijn het wit en de witregels belangrijk.
Feit is ook dat gedichten korter zijn. Een dichter probeert met weinig woorden een indringend gevoel bij de lezer op te roepen.
De schrijver zal dan ook veel aandacht aan zijn formuleringen besteden.
De manier waarop hij dat doet wordt de vorm genoemd. Naar die vorm zullen we op verschillende manieren kijken.

In het onderdeel Poëzie zullen we verschillende vormen en soorten beschrijven.
We behandelen:

  • rijm en metrum
  • typografie
  • zinsbouw en stijlfiguren
  • strofenbouw en versvormen.

Bekijk de video.


Bestudeer nu de Kennisbank.

Poëzie: vormen

 

Rijm

Rijm betekent in de ruimste zin van het woord: herhaling van klanken. Meestal bedoelt men daarmee herhaling van klank aan het eind van een regel (eindrijm).
Als je rijm ordent naar plaats en klank onderscheidt men verschillende soorten rijm.
Bestudeer de Kennisbank over rijmsoorten.

Rijm, rijmschema's en metrum


Bekijk het gedicht van Lieke Marsman in de video.

 

★ Aan de slag 1

Maak de twee oefeningen.

Rijmschema's

Als je rijmende woorden aan het eind van een regel dezelfde letter geeft, ontstaat een rijmschema.
Bekijk het onderdeel rijmschema's in de Kennisbank.

Rijm, rijmschema's en metrum

Bekijk de video 'Kinder Lyck' van dichter Joost van den Vondel.

★ Aan de slag 2

Maak de volgende oefening.

★ Aan de slag 3

Metrum

Metrum

In taaluitingen zit ritme. Ritme komt tot stand door afwisseling van meer of minder beklemtoonde lettergrepen.
Als dat ritme een bepaalde regelmaat heeft, spreekt men van metrum.

Bekijk de uitleg over metrum in de Kennisbank.

Rijm, rijmschema's en metrum

Bekijk de video's.

Poëzie leestafel

Bekijk eventueel ook de leestafelsite met gedichten van Rutger Kopland: Poëzie leestafel

★ Aan de slag 4

Maak de oefeningen.

Typografie

De typografie speelt in poëzie een belangrijke rol.
Door het gebruik van versregels en strofen staat er veel wit op een pagina.
De regels wisselen bovendien van lengte.

Daarnaast kan een dichter door het gebruik van verschillende lettertypen en het al dan niet vet en cursief maken van de tekst bepaalde woorden laten opvallen.
De presentatie van het geschrevene speelt dus veel meer dan bij proza een belangrijke rol.
Ook de opmaak van een gedicht kan voor ervoor zorgen dat bepaalde woorden zinnen opvallen.

Bekijk in de Kennisbank het onderdeel over typografie.

Poëzie: typografie

★ Aan de slag 5

Schrijf zelf een gedicht waarbij de typografie belangrijk is.
Gebruik géén rijm en metrum, gebruik verschillende lettertypen en zorg dat de tekst door de opmaak extra opvalt.

Laat je inspireren door de volgende gedichten: Gedichten - typografie.

Het mooiste is het als door de typografie en aspecten van klank en zinsbouw de betekenis van je woorden versterkt wordt.

Belangrijk is dat de volgende aanwijzingen verwerkt zijn:

  • géén rijm en metrum
  • verschillende lettertypen
  • opvallende opmaak
  • door de typografie en aspecten van klank en zinsbouw wordt de betekenis van de woorden versterkt.
Laat je gedicht door je klasgenoten of door je docent beoordelen.

Gedicht maken

Een gedicht wordt vaak gebruikt om een mening over een onderwerp over te brengen. Dit kan op verschillende manieren en de zinnen hoeven niet altijd precies te rijmen. Een gedicht kun je presenteren op een poster, maar bijvoorbeeld ook op een ansichtkaart.

 

Zinsopbouw en stijlfiguren

Door het gebruik van stijlfiguren (hyperbool, understatement, tegenstelling, paradox, (anti-)climax, ironie e.a.), beeldspraak en ambigue (dubbelzinnige) woorden kan een dichter zijn tekst indringender maken.
Ambiguïteit (of dubbelzinnigheid) betreft de mogelijkheid om aan een tekst uiteenlopende betekenissen toe te kennen.

Voorbeeld:

De man slaat de hond met de stok.
(met de stok heeft betrekking op slaan, maar kan ook betekenen dat de hond een stok heeft.

Alle stijlfiguren worden besproken in deze Kennisbank.

Stijlfiguren

★ Aan de slag 6

Bekijk de video.

Lees het gedicht Ademloos van Delphine Lecompte.

Ademloos
Toen je auto de tunnel indook
hielden we onze adem in
dat hadden we zo afgesproken
nog voor ik het licht aan het einde zag
had ik al opgegeven en driemaal mijn longen gevuld
maar zonder jouw adem naast mij
voelde het alsof ze werden gevuld met natte aarde.

Ademloos bereiken we de parking
van een vijandige meubelketen
waar je gerookte zalm op Zweeds brood kan eten
terwijl je kinderen of die van een ander
verdrinken in een bad van ballen
of simpelweg worden meegelokt.

Je kocht een sofa voor je dochter
die alle mysterie uit haar leven heeft gebannen
en dus werkt aan winsten op varkenskoteletten
het werd een beige sofa met rode spikkels
waar je geen aanstoot aan kan nemen.

Op de terugweg werden we bevangen
door smog en weemoed
jij door smog
ik door beide

Delphine Lecompte


Maak de oefening.

★ Aan de slag 7

Lees het gedicht Openbaring als oude mol van Maarten van der Graaff.

Openbaring als oude mol

vanmorgen viel ik voorover
in het moeras van de ochtend
toen ik mijn ogen opende
was alles hetzelfde
daar lag ik met mijn
zelfreanimerend vermogen
zoals al het gruwelijke
had dit iets belachelijks

Strofebouw en versvormen

Gedichten bestaan uit één of meer strofen. Deze worden gescheiden door een witregel. Strofen onderscheiden we op grond van het aantal versregels.

Als je let op het hele gedicht onderscheiden we verschillende versvormen.
Bestudeer de Kennisbank over strofebouw en versvormen.

Strofebouw en versvormen


Bekijk de volgende video's.

:

Bekijk ook deze video's:

★ Aan de slag 8

In het gedicht beschrijft Dèr Mouw zijn kinderwereld.
Bekijk eerst de video en lees dan het gedicht.

‘t Is lang geleden
God's wijze liefde had 't heelal geschapen:
Vol lente, net als de appelbomen bloeien;
Weldadig-groen liet voor het vee Hij groeien
Het gras, voor ons doperwtjes en knolrapen,

'T varken om spek en ham, om wol de schapen,
Om boter, kaas, melk, leer, vlees, been de koeien;
Waar steden zijn, liet hij rivieren vloeien;
Het zonlicht spaarde Hij uit, als wij toch slapen.

De sterren schiep Hij, om de weg te wijzen
Aan brave kooplui op stoutmoed'ge reizen;
Hij schiep kaneel, kruidnagels, appelsientjes,

Het ijzer voor de ploeg, het hout voor huizen,
Hij schiep het zink voor waterleidingbuizen,
En 't goud voor ringen, horloges en tientjes.

Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919)

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht deel A

Eindopdracht deel A: Gedicht 'Weggaan'

  • Lees het gedicht ‘Weggaan’ van Rutger Kopland
  • Bekijk ook de video.
  • Maak daarna de vragen.

Weggaan
Weggaan is iets anders
dan het huis uit sluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.
Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Rutger Kopland (1924 -2012)
Uit: Geluk is gevaarlijk (1999)


Video 'Weggaan'

Eindopdracht deel B

Eindopdracht deel B: Gedicht 'Oerknal'

  • Bekijk de video waarin Lieke Marsman o.a. Oerknal voorleest.
  • Lees het gedicht Oerknal van Lieke Marsman (1990).
  • Maak daarna de vragen.

Video: Liegend Konijn Debuutprijs

Oerknal
’s Avonds zegt een natuurkundige op televisie
dat het ook mogelijk is dat het heelal op een dag
niet langer zal groeien, maar langzaam, sneller
dan het licht, ineen zal klappen. In dat geval
zouden er na ons nog triljoenen heelallen
kunnen ontstaan en hangen we nu slechts
onder aan een stamboom van universa.
Stel je voor dat je jezelf enkel voort kunt planten
door niet meer te bestaan.

’s Ochtends, wanneer ik bij de start
van een dag zie hoe ik opnieuw ben gaan
ademhalen, vergelijk ik dit heen en weer
gegooi van sterren met mijn op en neer
gaande borsten, met de antenne van
een radio, die je doelloos in en uit
kunt blijven schuiven en vervolgens,
vooralsnog mijn meest geslaagde poging,
met een zeeanemoon.

Lieke Marsman (1990)
Uit: Wat ik mijzelf graag voorhoud (2010)

 

Bekijk de video.

 

 

Eindopdracht deel C

Eindopdracht deel  C: Theorievragen

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je rijmvormen en rijmschema's herkennen in een gedicht?
    Kun je ook herkennen of er metrum in een gedicht wordt gebruikt?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In deze opdracht heb je verschillende rijmvormen en rijmschema's gezien.
    Kun je van een gedicht bepalen welk soort rijm en welk rijmschema is gebruikt?
  • Eindopdracht
    Heb je alle delen van de eindopdracht gedaan?
    Vond je het lastig om rijmschema, stijlmiddel en/of strofenbouw in de gedichten te herkennen?
    Heb je de theorievragen ook goed beantwoord?
     

Spanning - Tijd - Ruimte

Spanning - Tijd - Ruimte

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat het doel is van open plekken in een verhaal of boek;
  • minimaal drie manipulatietechnieken omschrijven waarmee een schrijver de lezer kan manipuleren of spanning in het verhaal kan brengen;
  • het verschil tussen een fabel en sujet omschrijven;
  • de rol van een flashback en een flashforward omschrijven;
  • het verschil tussen de vertelde tijd en de verteltijd uitleggen;
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken dat de ruimte (en handeling) voor spanning en sfeer in een verhaal kan zorgen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Spanning Lees over open plekken in een verhaal en over manipulatietechnieken. Bekijk de video.
★ Aan de slag 1 + 2 Bekijk de video en lees een boekfragment. Beantwoord vragen die gaan over open plekken.
Tijd Bestudeer de theorie in de Kennisbank over de mogelijkheden om met de tijd te spelen in een verhaal. Lees ook over verhaallijnen en bekijk de video's.
★ Aan de slag 3 + 4 Maak de oefeningen, die gaan over de tijd in een verhaal.
Ruimte De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Lees er meer over in de Kennisbank en bekijk de trailer van een spannende film.
★ Aan de slag 5 t/m 7 Lees een verhaal en een fragment en bekijk trailers. Beantwoord er vragen over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Zoek drie of vier fragmenten uit een boek. Geef antwoord op vragen daarover en maak een omschrijving.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staan ongeveer 4 SLU.

Aan de slag

Spanning

Open plekken

Open plekken zijn plekken in een verhaal die vragen oproepen bij de lezer.
Bepaalde informatie kan tegenstrijdig zijn en de lezer moet er maar achter komen wat juist is. Bovendien kan een schrijver bepaalde informatie achterhouden.
Een lezer kan zich ook afvragen waarom een personage zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Het zijn dus nog niet ingevulde stukken van een verhaal die je als lezer wilt invullen.

'Open plekken' is een bekende manipulatietechniek binnen de literatuur. Bestudeer de theorie in de Kennisbank om meer manipulatietechnieken te leren herkennen.

Literatuur: Manipulatietechnieken


Bekijk de video over het gebruik van open plekken.

★ Aan de slag 1

Bekijk het videofragment van Joe Speedboot.

★ Aan de slag 2

Tijd

Een schrijver speelt met de tijd om het verhaal spannend te maken.
Bestudeer de theorie in de Kennisbank over de mogelijkheden om met de tijd te spelen.

Literatuur: Tijd


Als je de belangrijkste gebeurtenissen op een rij zet, heb je de verhaallijn. Tussen deze gebeurtenissen bestaat normaal gesproken een samenhang. Sommige verhalen hebben meer dan één verhaallijn. De reeksen gebeurtenissen hebben dan een eigen ontwikkeling.
Een schrijver kan in verschillende tijdlagen verschillende verhaallijnen (al dan niet chronologisch) beschrijven.
Je kunt als schrijver ook in verschillende verhaallijnen verschillende personages hoofdfiguur laten zijn.

Bekijk de video's.

★ Aan de slag 3

Maak de oefeningen.

★ Aan de slag 4

Maak de oefening.

Ruimte

Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, het seizoen, het verleden en de toekomst. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning.

Lees er meer over in de Kennisbank.

Literatuur: Ruimte en handeling


Voorbeeld
Bekijk de trailer van de Nederlandse speelfilm Michiel de Ruyter.

 

★ Aan de slag 5

★ Aan de slag 6

★ Aan de slag 7

Bekijk de trailers en beantwoord de bijbehorende vragen.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Eindproduct

In de eindopdracht ga je op zoek naar een fragment of omschrijving van een boek. Dit kan een boek zijn wat je (pas) gelezen hebt, een van je favoriete boeken of een onbekend boek.
Handige links om een omschrijving van een boek te zoeken:

Neem drie of vier fragmenten uit de omschrijving die je uitgezocht hebt.
Geef over deze fragmenten antwoord op de volgende vragen:

  1. Wat is de titel van het boek en door wie is het geschreven?
  2. Wie is de hoofdpersoon in het boek? Geef een omschrijving.
  3. Welke personages komen er nog meer voor in het verhaal?
  4. Zit er spanning in het boek, zijn er open plekken?
  5. Zitten er tijdsprongen in het boek?
  6. Waar gaat het boek over? Geef in het kort een omschrijving.

Je levert je omschrijving in bij je docent, eventueel met een linkje naar het boek of de betreffende fragmenten.
De omschrijving hoeft niet langer te zijn dan een A4'tje.

Beoordeling

Je docent zal beoordelen of je de vragen goed hebt beantwoord. Daarbij let hij of zij op:

  • inhoud:
    • Heb je voldoende informatie en antwoord gegeven op de gestelde vragen?
    • Blijkt uit je antwoorden dat je snapt waar het boek over gaat?
  • taalfouten:
    • Bevat de omschrijving geen taalfouten?

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom een schrijver flashback, flashforward, tijdsprong of tijdvertraging gebruikt in een verhaal?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over het gebruik van spanning, tijd en ruimte in verhalen?
    Kun je het nu beter herkennen als je een fragment leest of een trailer bekijkt?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het gemakkelijk om geschikte fragmenten te vinden? Heb je de vragen over deze fragmenten goed kunnen beantwoorden?

Personages - Perspectief

Personages - Perspectief

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven welke rol personages in een roman of verhaal kunnen spelen;
  • het verschil omschrijven tussen een karakter en een type in een boek;
  • omschrijven waarom identificatie (kunnen inleven in de hoofdfiguur) belangrijk is voor het verhaal;
  • omschrijven wat een antiheld is en wat wordt bedoeld met een 'speaking name';
  • uitleggen wat wordt bedoeld met het perspectief van een verhaal;
  • vier verschillende vertelperspectieven herkennen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Personages

Lees de Kennisbank en theorie over personages, karakters en types. Bekijk de video's.

★ Aan de slag 1

Lees een fragment uit 'Een nagelaten bekentenis' en beantwoord er vragen over.

★ Aan de slag 2

Maak de oefening over een fragment uit het boek 'Het Diner'. Bekijk ook de trailer van de gelijknamige film.

Perspectief verteller

Bestudeer de informatie over de vertelperspectieven.

★ Aan de slag 3 + 4

Maak de oefeningen over werk van o.a. Maarten 't Hart en Simon Carmiggelt. Beantwoord vragen en bepaal het perspectief.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Schrijf alleen of samen met een klasgenoot een verhaal vanuit één perspectief.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staan ongeveer 3 SLU.

Aan de slag

Personages

In een roman, novelle of verhaal spelen personages een bepaalde rol.
Lees er meer over in de Kennisbank.

Literatuur: Personages


In veel theorieboeken maakt men onderscheid tussen karakters (round characters) en types (flat characters). Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten. Een karakter maakt een ontwikkeling door. Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven. Een goed voorbeeld van een round character is Frits van Egters in de Avonden van Gerard Reve (zie de video).

Bekijk ook de volgende video over personages.

★ Aan de slag 1

Maak de volgende oefening.

★ Aan de slag 2

Maak de oefening.

Het boek Het Diner is verfilmd. Je kunt hier de trailer bekijken.

 

 

Perspectief verteller

Een schrijver bepaalt door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Hij laat ons de gebeurtenissen vanuit een bepaalde gezichtshoek meebeleven.
We noemen de gezichtshoek ook wel het perspectief. De verteller door wiens ogen we het verhaal beleven, hoeft niet dezelfde te zijn als de schrijver.

Bestudeer de informatie in de Kennisbank over de vertelperspectieven.

Literatuur: Perspectieven


Voorbeelden van boeken met een meervoudig perspectief zijn De kroongetuige van Maarten 't Hart en Omtrent Deedee en De Metsiers van Hugo Claus.

Het gekozen perspectief bepaalt de mogelijkheden van de schrijver om de lezer te manipuleren. In de Donkere kamer van Damocles van W.F. Hermans bijvoorbeeld krijg je via de hoofdpersoon Osewoudt een eenzijdig beeld op de gebeurtenissen (zie video). Je verkeert daardoor als lezer in grote onzekerheid over wat er werkelijk gebeurd is.
Je kunt je bij het perspectief dus afvragen wat voor een effect dat op jou heeft en of het perspectief functioneel is.



★ Aan de slag 3

Maak de drie oefeningen.

★ Aan de slag 4

Maak de oefening.

Simon Carmiggelt heeft veel van zijn verhalen zelf voorgelezen.
Bekijk bijvoorbeeld de video waarin hij het verhaal 'Niks' voorleest.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Verhaal schrijven

Je schrijft alleen of samen met een klasgenoot een kort misdaadverhaal. Het verhaal is niet langer dan één vel A4. Het verhaal moet vanuit één perspectief verteld worden. Let op dat het perspectief consequent door het hele verhaal wordt gebruikt.

Klaar?

Lees je verhaal nog eens kritisch door. Laat het een klasgenoot ook nalezen. Lever het daarna in bij jullie docent. Overleg met je docent of de beste verhalen in de klas kunnen worden voorgelezen.

Beoordeling

Jullie docent zal het verhaal beoordelen. Hij of zij let daarbij op:

  • Is het een afgerond spannend verhaal geworden?
  • Is duidelijk welk perspectief is gebruikt?
  • Is dat perspectief hier functioneel?
  • Zitten er geen taalfouten in het verhaal?

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Welke rollen kunnen personages in een boek spelen en welke vragen stel je om de personages te analyseren?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In de oefeningen werd veel gebruikgemaakt van boekfragmenten, waarover je vragen moest beantwoorden. Vond je het lastiger of juist makkelijker om bijvoorbeeld het soort perspectief, wat gebruikt is, vast te stellen?
  • Eindopdracht
    Heb je het verhaal alleen of samen met een klasgenoot geschreven?
    Uit welk perspectief hebben jullie het verhaal geschreven?
    Kun je uitleggen waarom je juist voor dat perspectief hebt gekozen?

Thematiek

Thematiek

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven welke informatie ik nodig heb om het thema van een verhaal vast te stellen.
  • drie soorten motieven omschrijven.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met het motto van het boek.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Thematiek Om een thema van een verhaal te kunnen vinden, heb ik informatie nodig over motieven, grondmotief, motto en titel. Lees hierover en bekijk de video.
★ Aan de slag 1 + 2 Bepaal o.a. het thema en de fabel van een verhaal van Gerard van 't Reve en van een verhaal van Nescio.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de sleepoefening 'Thema en motieven'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staan ongeveer 2 SLU.

Aan de slag

Thematiek

Om een thema van een verhaal te kunnen vinden heb je informatie nodig over de titel, het motto, de motieven en de belevenissen van de personages. Deze gegevens kunnen je helpen het thema vast te stellen. Lees er meer over in de Kennisbank Thematiek.

Literatuur: Thematiek


Bekijk de video voor meer informatie over hoe je de thematiek van een verhaal of een boek kunt vinden.

 

★ Aan de slag 1

Maak de oefening.

★ Aan de slag 2

Maak de oefening.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Weet jij wat het verschil is tussen het onderwerp van een verhaal, het thema van een boek, een motief of een motto van een boek?
Maak de sleepoefening.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven welke informatie je nodig hebt om het thema van een verhaal vast te stellen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Heb je alle vragen over het verhaal van Gerard van 't Reve en het verhaal van Nescio goed kunnen beantwoorden? 
  • Eindopdracht
    Heb je de sleepopdracht gemaakt?
    Was het nuttig om alle begrippen nog even op een rijtje te zetten?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je een overzicht van de Kennisbanken die in deze module besproken zijn.

Eindopdracht: Leesautobiografie

In de leesautobiografie beschrijf je je leeservaringen tot nu toe.
Hieronder vind je aantal vragen die je jezelf kunt stellen bij het verzamelen van informatie voor je biografie.

  1. Wat voor boeken las je op de basisschool?
    Welke schrijvers en titels kun je je nog herinneren? Weet je ook nog wat je er leuk aan vond?
  2. Wat voor soort boeken vond je niet leuk?
  3. Zijn er zaken die je toen belangrijk vond en nu niet meer? Ben je bepaalde eigenschappen belangrijker gaan vinden?
  4. Welke boeken heb je in de onderbouw gelezen? Weet je nog waarom je die gekozen hebt? Ben je tevreden over je keuze? Noteer namen en titels.
  5. Kun je beschrijven wat er in je voorkeuren is veranderd? Zijn er omstandigheden of mensen die jou hebben beïnvloed?
  6. Heb je een idee welke boeken je de komende twee jaar gaat lezen? Aan welke eisen moeten die boeken voldoen?

Opdracht

Schrijf nu je eigen leesautobiografie. Schrijf daartoe een verslag van 1 à 2 A4'tjes.
Laat je biografie beoordelen door twee klasgenoten en je docent.
Als jullie werken met een leesdossier zorg je dat het daarin terug te vinden is.


Download hier een voorbeeld van een leesdossier.

Zie ook de pagina's:

Nog een handige link: Boekentaal.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Terugkijken

Inleiding

  • Kreeg je bij het lezen van de Inleiding een goed overzicht van wat er in deze module behandeld wordt?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen per opdracht nog eens door.
    Kun je na het lezen van een boekfragment of het bekijken van een videofragment het perspectief herkennen of aangeven of er open plekken in het verhaal zitten?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor deze module staat een studiebelasting van 22 à 23 SLU.
    Had je voldoende tijd voor het maken van alle opdrachten?
  • Eindopdracht
    Is het je gelukt een eigen leesautobiografie te maken? Kreeg je goede reacties van je klasgenoten of docent?
    Heb je gebruikgemaakt van de voorbeelddocumenten?
  • Het arrangement Module Verhaalanalyse - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-12-02 08:20:29
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    De module Literatuur: Verhaalanalyse 1 VWO is ontwikkeld door Fred Marsman (CambiumNed) en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
    Meer informatie: Fair use .

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de
    helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze module valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor v456. Deze module bestaat uit vijf opdrachten. De eerste opdracht betreft 'Literatuur'. Daarna zal je aan de slag gaan met 'Poëzie'. Vervolgens zal je werken aan 'Spanning - Tijd - Ruimte'. In het vierde onderdeel ga je aan de slag met 'Personages - Perspectief'. Uiteindelijk zal je de opdrachten afsluiten met 'Thematiek'.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging; Literatuur; Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands); Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    22 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, module verhaalanalyse - v456, nederlands, opdracht: literatuur, opdracht: personages - perspectief, opdracht: poëzie, opdracht: spanning - tijd - ruimte, opdracht: thematiek, stercollecties, v456

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Module Verhaalanalyse - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/80939/Module_Verhaalanalyse___h45

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Literatuur - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169407/Opdracht__Literatuur___v456

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Personages - Perspectief - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169404/Opdracht__Personages___Perspectief___v456

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Poëzie - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169406/Opdracht__Po_zie___v456

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Spanning - Tijd - Ruimte - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169405/Opdracht__Spanning___Tijd___Ruimte___v456

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Thematiek - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/169408/Opdracht__Thematiek___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.