Bloed doneren
Ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep;
de vier belangrijkste bloedgroepen zijn A, B, AB en 0 (= nul).
Bloedgroepen zijn erfelijk.
Ergens in het DNA bevindt zich een gen dat de bloedgroep bepaalt.
In deze opdracht onderzoek je hoe je een bloedgroep bepaalt.
Bekijk het filmpje en bespreek met een klasgenoot wat er in de video wordt uitgelegd over de verschillende bloedgroepen.
uitleggen welke bloedgroep iemand met een bepaalde bloedgroep van een donor kan ontvangen.
in een simulatie uitzoeken welke bloedgroep een bepaalde patiënt heeft.
Wat ga ik doen?
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je maakt kennis met de vier verschillende bloedgroepen.
Stap 2
Bloedgroepen kun je niet zomaar combineren. In deze stap leer je welke bloedgroepen je kunt combineren.
Stap 3
Als een moeder zwanger is kan de resusfactor gevaarlijk zijn voor de baby. Daarover leer je in deze stap.
Stap 4
In deze stap lees je verschillende informatie over bloedgroepen.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippenlijst
Hier vind je de begrippen van de opdracht bloedtransfusie.
Eindopdracht A
Je maakt een toets over het onderwerp bloedtransfusies.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Twee lesuren.
Aan de slag
Stap 1: Bloedgroepen
De vier meest voorkomende bloedgroepen zijn: A, B, AB en 0.
A en B zijn antigenen (uitsteeksels) op de rode bloedcellen.
Deze antigenen zijn vooral belangrijk bij bloedtransfusies.
Bij een bloedtransfusie krijgt een acceptor bloed van een donor.
Iemand met bloedgroep 0 heeft geen antigenen A of B.
In de onderstaande afbeelding zie je de vier bloedgroepen en de bijbehorende antistoffen die in het bloed voorkomen.
Stap 2: Bloedtransfusies
Het lichaam maakt antistoffen tegen 'vreemde' antigenen. Bij een bloedtransfusie mag een acceptor dus geen antigenen binnenkrijgen. Iemand met bloedgroep A maakt bijvoorbeeld antistoffen tegen bloedgroep B.
Als de antistoffen en antigenen bij elkaar komen, gaat het bloed klonteren.
Kijk nu naar deze video. In de video zie je wat er gebeurt als iemand de juiste bloedgroep toegediend krijgt en er geen gevaarlijke situatie ontstaat.
Kijk nu naar de volgende video. In deze video zie je wat er gebeurt als iemand niet de juiste bloedgroep toegediend krijgt. De rode bloedcellen gaan klonteren.
Bloedtransfusieschema voor het AB0-bloedgroepsysteem
Kijk naar de afbeelding hiernaast om te zien combinaties van donor en ontvanger mogelijk zijn.
In het schema zie je welke combinatie bloedklontering oplevert en welke veilig zijn.
Stap 3: Bloedgroepen en zwangerschap
Bloedcellen hebben ook een antigen dat resusfactor wordt genoemd. De resusfactor wordt meestal aangegeven met een +.
Er zijn dus acht combinaties mogelijk: A+. A–, B+, B–, AB+, AB–, 0+, 0–.
De resusfactor speelt een belangrijke rol bij zwangerschap. Een ongeboren baby met + kan een moeder hebben met –.
Dat heet resusantagonisme. De moeder gaat dan antistoffen maken tegen de baby.
De baby kan de antistoffen via de placenta binnenkrijgen en daardoor sterven.
Meestal loopt de eerste baby nog geen gevaar, maar de tweede wel.
Dit kan worden voorkomen door op tijd maatregelen te nemen.
Bekijk de afbeeldingen hieronder.
Stap 4: Vier bloedgroepen
Lees nog wat meer informatie over de bloedgroepen.
Vier bloedgroepen
Ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep; de vier belangrijkste bloedgroepen zijn A, B, AB, en 0. Bloedgroepen zijn erfelijk. Ergens in het DNA bevindt zich een gen dat de bloedgroep bepaalt.
Welke bloedgroep iemand heeft, hangt dus af van welke bloedgroep zijn of haar ouders hebben.
Antigeen
Rode bloedlichaampjes worden door het rode beenmerg gemaakt. Rondom de rode bloedlichaampjes zit een celmembraan. Het celmembraan bevat verschillende stoffen. De stoffen (antigenen) zijn per doelgroep verschillend. Bloedgroep A bevat antigeen A in het celmembraan. Bloedgroep B, antigeen B.
Bloedgroep AB, antigeen AB. En bloedgroep 0 bevat geen antigenen.
Antistoffen
Bij ieder mens bevat het bloedplasma de antistoffen tegen de antigenen die niet op de rode bloedcellen voorkomen. Met antistoffen worden vreemde cellen, bacteriën en virussen uitgeschakeld.
Iemand met bloedgroep A, heeft antistoffen B. Iemand met bloedgroep B, heeft antistoffen A.
Iemand met bloedgroep AB, heeft geen antistoffen. En iemand met bloedgroep 0 heeft zowel anti-A als anti B.
Bloedgroep aantonen
Je kunt een bloedgroep bepalen door bloed te mengen met antistoffen.
Als je bloed van bloedgroep A, mengt met antistof A dan gaat het bloed klonteren.
Meng je het bloed met antistof B dan is er geen reactie.
Als je bloed van bloedgroep B, mengt met antistoffen B dan gaat het bloed klonteren, meng je het met antistof A is er geen reactie.
Afronding
Begrippenlijst
Bloedcellen
Bloedcellen vorm samen met het bloedplasma het bloed. Er zijn drie typen bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
Bloedplasma
Bloedplasma vormt samen met bloedcellen het bloed en bestaat uit water met plasma-eiwitten en een aantal opgeloste stoffen.
Rode bloedcellen
Rode bloedlichaampjes, die hemoglobine bevatten en een functie hebben bij het vervoeren van zuurstof in het bloed.
Witte bloedcellen
Kleurloze bloedcellen met kern. Ze spelen een belangrijke rol in het afweersysteem.
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen. Ze zorgen voor het ontstaan van stolsel als ze beschadigd worden. Zo kan er uiteindelijk een korst worden gevormd.
Bloedsomloop
Het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen.
Bloedtransfusie
Bloed van een donor dat wordt gegeven aan iemand die bloedarmoede heeft of een probleem heeft met de aanmaak van bloed.
Bloedgroep
Het onderverdelen van bloed in verschillende groepen. Dit is afhankelijk van de antigenen die op de rode bloedcellen zitten. Bloedgroepen zijn erfelijk. Er zijn vier soorten bloedgroepen: A, B, O en AB.
Antistoffen
De afweerstoffen die je lichaam aanmaakt als het in contact komt met lichaamsvreemde stoffen.
Resusfactor
Een antigen op een bloedgroep. Is dit antigen aanwezig, dan krijgt de bloedgroep een + . Ontbreekt dit antigen dan krijgt de bloedgroep een -.
Eindopdracht: Toets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
Ben jij door deze opdracht anders gaan denken over het geven of ontvangen van een bloedtransfusie? Waarom wel/niet?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat?
Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht?
Is het gelukt om de toets voldoende te halen? Zo niet, is het gelukt om te achterhalen welk leerdoel je nog niet voldoende beheerst? Hoe ga je dit leerdoel extra oefenen?
Het arrangement Extra Bloedtransfusie vmbo-kgt12 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 2. Dit is thema ’Bloed en bloedsomloop'. Het onderwerp van deze les is: bloedtransfusie.
Aan het eind van de opdracht kun je benoemen welke bloedgroepen er zijn, uitleggen welke bloedgroep iemand met een bepaalde bloedgroep van een donor kan ontvangen en in een simulatie uitzoeken welke bloedgroep een bepaalde patiënt heeft.
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 2. Dit is thema ’Bloed en bloedsomloop'. Het onderwerp van deze les is: bloedtransfusie.
Aan het eind van de opdracht kun je benoemen welke bloedgroepen er zijn, uitleggen welke bloedgroep iemand met een bepaalde bloedgroep van een donor kan ontvangen en in een simulatie uitzoeken welke bloedgroep een bepaalde patiënt heeft.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Bloedtransfusie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.