Terugblik op de vorige les
In de vorige les hebben we het relais leren kennen. Het relais is een zogenaamde automatische schakelaar. Een automatische schakelaar gebruiken we om te schakelen tussen de sensor en de actuator: de sensor meet iets (een LDR of NTC) en de schakelaar zorgt ervoor dat er wel of geen stroom bij de actuator (lamp, zoemer, elektromotor etc.) komt. Met behulp van een schakelaar kunnen we de elektrische stroom sturen en daarmee kun je bijna iedere elektrische schakeling bouwen.
Hieronder vind je een animatie van de werking van een relais zoals we vorige les besproken hebben. Bekijk deze animatie goed en beantwoord vervolgens de opfrisvraag zo goed mogelijk.
http://educypedia.karadimov.info/library/relay.gif
Bespreken Huiswerk: Noteer de opgaven waar je problemen mee had. Geef deze straks door aan de docent zodat ze besproken kunnen worden.
De transistor
Naast het relais kunnen we ook een ander soort automatische schakelaar gebruiken: de transistor. Een transistor is kleiner dan een relais en daardoor beter toepasbaar in kleinere schakelingen. Een nadeel van de transistor is het feit dat de transistor met kleinere stromen werkt terwijl het relais grotere stromen kan verwerken.
Een transistor heeft drie aansluitpunten: de Basis (B), Collector (C) en Emitter (E). De stroom kan bij de basis of collector naar binnen en bij de Emitter naar buiten. Hieronder zie je het symbool van een transistor.
Een transistor heeft een aan en uit stand. De Basis kun je zien als knop waarmee je de transistor aan en uit kunt zetten. Als er geen stroom naar de Basis toe loopt, staat de transistor uit. Op dat moment kan er ook geen stroom lopen van de Collector naar de Emitter. Als er wel een stroom bij de basis komt, staat de transistor aan en kan er ook een stroom lopen van de Collector naar de Emitter. In onderstaande link vind je een animatie waarin de transistor wordt vergeleken met een waterleiding. Bekijk deze link.
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Transistor_animation.gif
Wat uit de animatie blijkt, is dat de stroom die naar de Basis loopt een stuk kleiner is dan de stroom die vanuit de Collector komt. Bij de Emitter komen deze stromen samen weer naar buiten. Om een beter idee te krijgen van hoe we een transistor kunnen toepassen, kijken we naar de schakeling hieronder.
We gaan er in eerste instantie van uit dat de transistor uit staat. Buiten is het licht. Dit betekent dat de weerstand van de LDR laag is en dus kan de stroom er makkelijk doorheen. We doorlopen nu de stroomkring.
De stroom vertrekt vanuit de spanningsbron en komt bij de splitsing met het lampje. Omdat de transistor uit staat, kan de stroom niet naar de Collector toe en zal dus doorgaan richting de weerstand. Na de weerstand komt de stroom bij een nieuwe splitsing: richting Basis of richting LDR? Omdat de weerstand van de LDR erg laag is zal de stroom ervoor kiezen naar de LDR te gaan en vervolgens terug naar de spanningsbron.
Nu wordt het donker. De weerstand van de LDR wordt groot. Op het moment dat de stroom dus weer bij de splitsing Basis/LDR aan komt, wordt de stroom "gedwongen" naar de Basis te gaan. De transistor gaat nu in de aan stand endat betekent dat er ook stroom kan lopen van de Collector naar de Emitter. Hierdoor zal de stroom zich op gaan delen: een kleine stroom zal vanuit de spanningsbron naar de Basis blijven lopen terwijl een grote stroom door de lamp en via de Collector naar de Emitter zal lopen.
Opgaven maken
1. Maak opgaven 50 t/m 63 op bladzijde 76 van je werkboek en bladzijde 126 op je tekstboek.
2. Doe dit zelfstandig
3. Je krijgt hiervoor de rest van het uur
4. De overgebleven opgaven zijn huiswerk.
5. Voor hulp mag je zachtjes overleggen met je buurman/vrouw. Ik loop zelf vaste ronden. Ben ik bij je dan mag je je vraag stellen.
6. De lastige opgaven worden volgende les besproken
7. Als je klaar bent, ga je verder met Test Jezelf.