Spare time and music - grammar overview

Spare time and music - grammar overview

Introduction

 

In this theme you are going to repeat or learn more about:

  • Adjectives and adverbs (bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden)
  • Present perfect (repetition)
  • Present perfect continuous

For each grammar item, there is an explanation and there are exercises.
Try to do as many exercises as possible!


Good luck!

Adjective (bijvoeglijk naamwoord)

The adjective gives extra information about the noun (zelfstandig naamwoord)

  • She sang a beautiful song. - Zij zong een mooi lied.
    Beautiful zegt iets over het lied dat de vrouw zong.
    Beautiful is dus het bijvoeglijk naamwoord en song het zelfstandig naamwoord.

  • It was a hard decision to make. - Het was een moeilijke beslissing.

  • Hard zegt in bovenstaand voorbeeld iets over decision.

  • Hard is dus de adjective en decision de noun.

You can find an adjective on two places in the sentence: before the noun or after these verbs: be, seem, appear, look, sound, taste, feel en smell. (koppelwerkwoorden)

  • The food smells awful. - Het eten ruikt weerzinwekkend.
    In bovenstaand voorbeeld zegt awful iets over ‘the food’.
    Awful is dus de adjective in bovenstaande zin.
    Smells is het koppelwerkwoord, het verbindt food met awful.

  • The man looks tired. - De man ziet er moe uit.
    Tired (adjective) zegt iets over the man (noun).
    Looks is het koppelwerkwoord.

 

You can find more than one adjective before one noun:
examples:

 

  • The tiny round table. - De kleine ronde tafel.

  • The white wooden bench. - De witte houten bank.

  • The old German car. - De oude Duitse auto.

 

Adverb (bijwoord)

Adverb (bijwoord)

An adverb is word that answers the question 'how'

1 Some adverbs say something about the verb.

  • He drives carefully. - Hij rijdt voorzichtig.

2 Some adverbs say something about the adjective.

  • It was extremely cold. - Het was buitengewoon koud.

3 Some adverbs say something about another adverb.

  • She sings really beautifully. - Zij zingt echt mooi.

 

You make an adverb by putting '-ly'- after the adjective.

Examples:

  • slow - slowly

  • quick - quickly

  • careful - carefully

After an consonant (medeklinker)  'y' changes into 'i':

  • easy - easily

Drop the silent 'e' :

  • terrible - terribly


Exceptions


1 The adjective good has adverb well.

  • He is a good man. (bijv naamwoord)

  • He sleeps well. (bijwoord).

2 There are adverbs that don't end on '-ly':

  • always, still, hard, fast, late, long, fair, free, direct.

3 After 'to be, feel, look, taste, smell, sound, seem' you don't use an adverb but an adjective.

  • It was cold.

  • I feel good.

  • It tastes awful.

Present perfect

To indictate that something has started in the past but hasn't finished yet, we use the present perfect (voltooid tegenwoordige tijd).
The present perfect is made by have/has + past participle (voltooid deelwoord).
The past participle is made by adding '-ed' after the verb (regular verbs). You will have to learn the past participles of the irregular verbs by heart.

Examples:

  • I have played the piano for five years.                                                                        

           Ik speel al vijf jaar piano.

  • Simon has lived in Amsterdam since 2001.                                                                

           Simon woont sinds 2001 in Amsterdam.

 

If you want to say something about a happening the past with a result on the present, you will also need to use the present perfect.
The time it happened is not important.

 

  • I have lost my keys.
    Ik ben mijn sleutels verloren.

  • He has already paid for it.
    Hij heeft er al voor betaald.

  • She has heard that story.
    Ze heeft dat verhaal gehoord.

In questions and negations we also use 'have'  or 'has ' plus past participle.

 

 

Question

Negation

I have lived.

Have I lived?

I haven't lived

You have lived.

Have you lived?

You haven't lived.

He has lived.

Has he lived?

He hasn't lived.

We have lived.

Have we lived?

We haven't lived.

You have lived.

Have you lived?

You haven't lived.

They have lived.

Have they lived?

They haven't lived.

 

Present perfect continous

To indicate something that started in the past and has just finished, we use the present perfect continuous (voltooid tegenwoordige tijd met de -ing vorm).
The present perfect continuous is made byt:
have/has + been + verb + ing.

Examples:

  • John has been studying for years to become lawyer.
  • I have been waiting for three hours.
  • We have been drinking tea.

The following signal words are an indication for the present perfect continuous:

  • all day
    I have been working all day.
  • since
    I have been waiting since 4 o’clock.
  • for
    I have been sleeping for three hours.
  • how long (in questions)
    How long has Boris been learning English?

We can also use the present perfect continuous in questions and negations.

  • She has been talking on the phone.
    Has she been talking on the phone?
    She hasn't been talking on the phone.
  • They have been swimming in the lake.
    Have they been swimming in the lake?
    They haven't been swimming in the lake.

 

  • Het arrangement Spare time and music - grammar overview is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2017-05-24 15:42:33
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 2;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.