Health and Welfare - grammar

Health and Welfare - grammar

Toolbox

Grammar (1)

To be able to read, listen, speak and write better, you will need to know your grammar! In this theme you are going to repeat or learn more about:

  • Future forms: 'to be going to'
  • Future forms: 'will'
  • Present perfect (repetition)
  • Past perfect
  • 'Few' versus 'little'

You can download this information as PDF and print it out to study for your test.
Good luck!

Grammar (2)

Going-to-future

Om te zeggen dat je iets in de toekomst gaat doen of iets in de toekomst gebeurt, kun je de 'going-to-future' gebruiken.
Je gebruikt de 'going to-future' (to be & going to & hele werkwoord) voor

  • een geplande gebeurtenis in de toekomst:
    We are going to sing at the party.
  • zaken waarvan je zeker bent dat ze in de toekomst gaan gebeuren:
    Look at that car! It is going to crash.

Nog meer voorbeelden

  • I'm going to play handball.
  • He is going to play handball..
  • You are going to play handball..

 

Grammar (3)

Will-future

Je gebruikt de 'will-future' (will/shall + hele werkwoord) voor:


- gebeurtenissen in de toekomst waar je geen invloed op hebt:

  • The sun will shine tomorrow

- voorspelling (I think, I hope, I'm afraid)

  • I think Sue will arrive in Paris at 6 pm.

- niet geplande gebeurtenissen:

  • Hang on! I will have a word with you.


Engelsen gebruiken soms shall in plaats van will bij 'I' en 'We'.

  • I shall grow old some day.
  • Shall we have a cup of tea? (bij vraagzinnen 'I' en 'we' moet je shall gebruiken!)

Vaak wordt de korte vorm van will gebruikt.

  • I will help you. - I'll help you.
  • He will help you. - He'll help you.
  • They will help you. - They'll help you.

Ook in vraagzinnen en in ontkennende zinnen kun je de 'will-future' gebruiken.

  • He'll play football.
  • He will not play football --> He won't play football. (korte vorm) (He'll not play football: komt niet zo vaak voor).
  • Will he play football?

 

 

Grammar (4)

 

Present perfect

Om duidelijk te maken dat iets in het verleden is begonnen, maar nog niet is afgelopen, gebruik je de present perfect (voltooid tegenwoordige tijd).
De present perfect bestaat uit: have/has + een voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden maak je door '-ed' achter het werkwoord te zetten. De voltooid deelwoorden van de onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm die je uit je hoofd moet leren.

Voorbeelden:

 

  • I have played the piano for five years.
    Ik speel al vijf jaar piano.
  • Simon  has lived in Amsterdam since 2001.
    Simon woont sinds 2001 in Amsterdam.

 

Ook als je wilt zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en het resultaat daarvan nog steeds merkbaar is, gebruik je de present perfect.
Het tijdstip waarop het gebeurde is niet belangrijk.

 

  • I have lost my keys.
    Ik ben mijn sleutels verloren.
  • He has already paid for it.
    Hij heeft er al voor betaald.
  • She has heard that story.
    Ze heeft dat verhaal gehoord.

 

Ook in vraagzinnen en ontkennende zinnen gebruik je have of has plus het voltooid deelwoord.

 

  Vraagzin Ontkenning
I have lived. Have I lived? I haven't lived.
You have lived. Have you lived? You  haven't lived.
He has lived. Has he lived? He  hasn't lived.
We have lived. Have we lived? We haven't lived.
You have lived. Have youlived? You  haven't lived.
They have lived. Have they lived? They  haven't lived.

 

Grammar (5)

Past perfect

De past perfect heet in het Nederlands de voltooid verleden tijd.
De past perfect wordt gemaakt door het hulpwerkwoord 'had' samen met een voltooid deelwoord. De Past Perfect wordt gebruikt als je het het al over het verleden hebt, maar nog verder terug in de tijd gaat.

Voorbeelden:

 

  • I had forgotten my keys so I couldn't open the door.
    Ik had mijn sleutels vergeten dus ik kon de deur niet openen.

  • When Elise had arrived we left.
    Toen Elise was aangekomen, vertrokken we.

  • I wish I had said yes.
    Ik wou dat ik 'ja' gezegd had.

 

 

Grammar (6)

A little or a few?

A little: een beetje

A few: een paar

Welke van de twee je gebruikt, hangt af van het woord dat er op volgt.

A little

Als het zelfstandig naamwoord ontelbaar is:

 

 

–> I only take a little milk in my tea.

--> I speak a little English.

A Few

Als het zelfstandig naamwoord telbaar is:
 

 

–> I met a few friends in town last night.

-->We can't go out tonight because we have a few problems with our car.



 

 

  • Het arrangement Health and Welfare - grammar is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2016-04-14 11:53:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Engels; Schrijven;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld