Thema 9 Leven in Nederland - vmbo-kgt34

Thema 9 Leven in Nederland - vmbo-kgt34

Leven in Nederland

Inleiding

Je gaat aan beginnen met het thema ‘Leven in Nederland’.
Voor je met de opdrachten aan de slag gaat, bekijk je de volgende video.

  • Denk jij dat het leven in Nederland vroeger beter was? Waarom wel of niet?
    Bespreek deze vraag met een klasgenoot. Gebruik hiervoor ongeveer vijf minuten.

In dit thema maak je vijf opdrachten. In iedere opdracht staat een andere vaardigheid centraal.
In de opdrachten wordt waar mogelijk verwezen naar het thema 'Leven in Nederland', maar lang niet overal.

Na het maken van de opdrachten sluit je het thema af.
Je doet onderzoek naar de rechten en plichten van de Nederlandse wet en schrijft een slotvonnis in de vorm van een verslag.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema Leven in Nederland.

Leerdoel Opdracht
Ik kan het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin herkennen en aangeven of in de samengestelde zin sprake is van nevenschikking of onderschikking. Grammatica - Samengestelde zinnen
Ik kan bij een stelling argumenten en tegenargumenten bedenken en kan aangeven wanneer die (tegen)argumenten objectief of subjectief zijn. Lezen - Argumenten
Ik kan verschillende soorten verbanden tussen alinea's in een tekst herkennen. Schrijven - Verbanden tussen alinea’s
Ik kan de indeling van een haiku en elfje herkennen en zelf een haiku of elfje maken. Fictie - Haiku’s en elfjes
Ik kan 'dan' en 'als' en 'zij' en 'hun' op de juiste manier gebruiken. Spelling - Dan/als en zij/hun

 

Wat ga ik doen?

Voor je aan de slag gaat met de afsluiting maak je vijf opdrachten.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Grammatica: Samengestelde zinnen 2 Samengestelde zinnen maken
Lezen: Argumenten 2 à 3 Argumenten bedenken bij een stelling
Schrijven: Verbanden tussen alinea’s 2 à 3 Een tekst schrijven met tekstverbanden
Fictie: Haiku’s en elfjes 2 Een rebus maken
Spelling: Dan/als en zij/hun 2 Je mening geven over taalgebruik
Afsluiting 2 Slotvonnis schrijven
Totaal: 14 à 15  


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Grammatica: Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen

Intro

Deze opdracht gaat over samengestelde zinnen.

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

In deze video wordt het uitgelegd.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin herkennen;
  • omschrijven wat deelzinnen zijn;
  • het verschil tussen onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden herkennen;
  • voorbeelden noemen van nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden;
  • het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin herkennen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem en bekijk de video. Maak de oefening over samengestelde zinnen.
Stap 2 Ik lees het Kennisbankitem en oefent met verbindingswoorden, persoonsvormen en ondergeschikte zinnen.
Stap 3 Een korte herhaling van de theorie. Geef van zinnen aan of ze enkelvoudig of samengesteld zijn. En geef van de samengestelde zinnen ook aan of ze nevengeschikt of ondergeschikt zijn. Vergelijk mijn antwoorden met een klasgenoot en stuur een cc naar mijn docent.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak met een klasgenoot een zo lang mogelijke samengestelde zin. Degene met de langste foutloze zin, waarin persoonsvormen en voegwoorden zijn onderstreept, heeft gewonnen!
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Samengestelde zinnen

Een samengestelde zin is een zin die is opgebouwd uit twee of meer losse zinnen.
De losse zinnen in een samengestelde zin, worden deelzinnen genoemd.

De deelzinnen zijn samengevoegd door een of meer voegwoorden.
Bestudeer in de Kennisbank het item over voegwoorden.

Bekijk de volgende video.
Hierin wordt uitgelegd hoe je erachter komt of een deelzin een hoofdzin of een bijzin is.

Als je weet met welke zinnen je te maken hebt (hoofdzin of bijzin), weet je of je te maken hebt met onderschikkende zinnen of nevenschikkende zinnen.

Maak nu de volgende oefening.

Stap 2: Oefenen!

In de eerste oefening maak je van twee zinnen één ondergeschikte zin.

In de tweede oefening zoek je de persoonsvormen van de samengestelde zinnen.
Doordat een samengestelde zin uit twee of meer zinnen bestaat,
zitten er ook twee of meer persoonsvormen in een samengestelde zin.
Ook geef je in deze oefening aan wat het verbindingswoord is.

Weet je nog hoe je de persoonsvorm kunt vinden?

Kijk nog even in de Kennisbank het item over de persoonsvorm.

Maak de twee oefeningen.

Stap 3: Enkelvoudig of samengesteld

Enkelvoudig, nevenschikking of onderschikking?

Even een korte herhaling:

  • Een zin kan enkelvoudig of samengesteld zijn.
  • Een samengestelde zin kan bestaan uit:
    • een hoofdzin en een bijzin, of
    • uit twee hoofdzinnen.
  • Als de zin uit een hoofdzin en een bijzin bestaat, is het een onderschikkende zin.
  • Als de zin uit twee hoofdzinnen bestaat, is het een nevenschikkende zin.


De zinnen die je hier leest, gaan over het leven in Nederland in de Tweede Wereldoorlog.
De oefening hieronder gaat over deze zinnen. Lees ze eerst rustig door.

  1. Na de bezetting ging het leven gewoon door.
  2. Mensen gingen nog steeds naar hun werk, maar langzaam veranderden er dingen.
  3. Zo was vrije pers niet meer mogelijk en werden dagelijkse levensbehoeften steeds schaarser.
  4. Het was moeilijk om aan eten te komen, want er was niet zoveel.
  5. Zo gaat het eten op de bon en ontstaat er een circuit van zwarte handel.
  6. Tijdens de Tweede Wereldoorlog gaan steeds meer producten op de bon.
  7. De bezetter komt met verschillende maatregelen om het leven in Nederland te reguleren.
  8. Eén van de bekendste is de invoering van het persoonsbewijs, zodat iedereen zich kan identificeren.
  9. Direct na de bezetting krijgen de kranten duidelijke instructies van de bezetter.
  10. Als de pers artikelen publiceert die niet goedgekeurd zijn, riskeren ze een publicatieverbod.
  11. Hierin wordt onder andere opgeroepen om de legale pers niet meer te vertrouwen,
    omdat ze veel artikelen afkeuren.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Lange zinnen

Samen met een klasgenoot ga je in deze eindopdracht een zo lang mogelijke zin maken.
Jullie strijden tegen andere tweetallen in de klas.

Het gebruik van lange zinnen in een tekst is niet altijd positief!
Kijk maar eens naar de volgende video.

Hoe gaan jullie te werk?

  1. Bedenk het onderwerp van jullie zin.
    Het onderwerp van de zin moet passen in het thema ‘Leven in Nederland’.
    Weten jullie nog welke voegwoorden je kunt gebruiken? Kijk anders nog even in de Kennisbank.
  1. Schrijf de zin eerst op in kladversie. Onderstreep alle persoonsvormen en voegwoorden.
    Dit is belangrijk, want als jullie hierin een foutje maken, worden jullie uitgesloten van de wedstrijd.
    Als jullie helemaal tevreden zijn, schrijf de zin dan op een groot vel netjes over.
    Voor deze stap mogen jullie maximaal tien minuten gebruiken.
  2. Hang het vel papier met de zin die jullie hebben verzonnen, op in de klas.
    Welk tweetal heeft de langste zin gemaakt?

Controleer of de andere tweetallen de juiste persoonsvormen en voegwoorden hebben onderstreept.
Als ze hierin een foutje hebben gemaakt, mogen ze niet meer meedoen met de wedstrijd.
Als je denkt dat je een foutje tegenkomt, haal je de docent er bij. De docent bepaalt of het inderdaad een foutje is.
Jullie mogen maximaal vijf minuten gebruiken om de andere zinnen te controleren.

Beoordeling

Jullie docent zal de zinnen van de hele klas beoordelen.
Daarbij wordt gelet op de volgende punten:

  • Welk tweetal leerlingen heeft de langste samengestelde zin gemaakt?
  • Past het onderwerp van de zin bij dit thema?
  • Zijn de juiste persoonsvormen en voegwoorden onderstreept?
  • Waren jullie binnen de afgesproken tijd klaar?
  • Gemaakte foutjes worden door de docent beoordeeld.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Was de uitleg over enkelvoudige en samengestelde zinnen duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wanneer zinnen nevengeschikt of ondergeschikt zijn?
    Welke voegwoorden gebruik je dan?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Had je al eens eerder gehoord over samengestelde zinnen?
    Waaraan kun je herkennen of een deelzin een hoofdzin of een bijzin is?
  • Eindopdracht
    Hebben jullie een lange samengestelde zin kunnen maken?
    Waren de juiste persoonsvormen en voegwoorden onderstreept?
    Wie was de winnaar?

Lezen: Argumenten

Lezen - Argumenten

Intro

Deze opdracht gaat over argumenten en tegenargumenten bij een stelling.

Bekijk deze video.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • een argument en een tegenargument bedenken bij een stelling;
  • herkennen wanneer een argument objectief of subjectief is;
  • argumenten herkennen in een betoog.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Argumenteren'. Geef mijn eigen definitie van de term 'argument'. Maak de sleepoefening over argumenten.
Stap 2 Lees een betoog uit de krant. Zoek argumenten en tegenargumenten in de tekst. Bedenk zelf ook een argument. Vergelijk mijn antwoorden met een klasgenoot.
Stap 3 Mijn klasgenoot en ik lezen twee teksten. Vertel elkaar in grote lijnen na afloop waar mijn verhaal over ging. Dit doen wij in drie stappen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindopdracht: Lees eerst een artikel. Bedenk argumenten en tegenargumenten bij een stelling. Vergelijk samen onze uitkomsten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee à drie lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Argumenteren

Deze opdracht gaat over argumenten.
Wat zijn argumenten?
Schrijf de definitie van ‘argument’ op in jouw eigen woorden.
Bespreek deze definitie met een klasgenoot.
Hier mag je ongeveer vijf minuten voor gebruiken.

Bestudeer daarna het Kennisbankitem.

Je gebruikt argumenten in een betoog. Het doel van een betoog is om de lezer te overtuigen van een bepaalde mening.

Maak de volgende sleepoefening.

Stap 2: Betoog

In deze opdracht ga je een betoog lezen uit de krant.
Daarna ga je vragen beantwoorden over de argumenten die in het stuk worden gebruikt.

Lees het onderstaande krantenartikel. Het artikel is afkomstig uit de Volkskrant.
In het artikel worden argumenten gegeven waarom een ‘boerkaverbod’ in Nederland niet geldig is.

'Argumentatie voor boerkaverbod rommelt aan alle kanten'

Beantwoord de volgende vragen. Hiervoor mag je ongeveer tien minuten gebruiken.
Uiteraard mag je het betoog nog een keer doorlezen om de vragen te kunnen beantwoorden.

Stap 3: Navertellen

Als je een tekst hebt gelezen, is het belangrijk dat je deze tekst in grote lijnen kunt navertellen.
Als je de tekst kunt navertellen, heb je er namelijk ook iets van onthouden.

De volgende opdracht doe je samen met een klasgenoot in drie stappen.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Argumenten bedenken

In de eindopdracht ga je argumenten bedenken bij een stelling.
Lees het onderstaande artikel. Het gaat over tbs’ers die met verlof gaan.

"Tbs'ers die met verlof mochten, hebben zich vorig jaar 56 keer niet aan de regels gehouden.
Dat is een stijging in vergelijking met 2011, toen dat 37 keer was.
Het gaat onder meer om tbs'ers die niet op tijd terug zijn van hun verlof.
Dat schrijft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vandaag in een brief aan de Tweede Kamer. Vier keer werden regels overtreden bij begeleid verlof, bij onbegeleid verlof was dat twintig keer het geval.
In 2011 ging dat nog over respectievelijk zeven en tien keer.
Bij zogeheten transmuraal verlof, waarbij er nog wel toezicht is van de kliniek, werden de regels 26 keer overtreden. Bij proefverlof ging dit om vijf keer.
Eén keer werd verlof verleend, terwijl er geen machtiging was afgegeven.

Alle tbs'ers wel weer aangehouden
Alle tbs'ers met ongeoorloofd verlof werden wel weer aangehouden, schrijft de staatssecretaris.
In 43 gevallen binnen een etmaal. Jaarlijks vinden er zo'n 70.000 verloven van tbs'ers plaats.
De stijging komt volgens Teeven door een scherpere registratie.
De gegevens uit verlofaanvragen zouden onder meer strenger zijn gecontroleerd."

Bron: Novum


De stelling luidt:  Tbs’ers mogen niet meer met verlof.

  1. Bedenk samen met een klasgenoot drie argumenten waarbij je voor de volgende stelling bent.
    Meer informatie over verlof tijdens een tbs-periode vind je hier:
    www.rijksoverheid.nl
  1. Bedenk samen met een klasgenoot drie argumenten waarbij je tegen de stelling bent.
     
  2. Deze stap doe je alleen. Inmiddels heb je argumenten verzonnen voor en tegen de stelling.
    Wat is eigenlijk jouw mening over de stelling?
    Probeer je mening in maximaal twintig zinnen te verwoorden.
    Gebruik hiervoor de argumenten die je eerder met een klasgenoot hebt bedacht.
    Je mag hier maximaal vijftien minuten voor gebruiken.

Beoordeling

Je docent zal de argumenten en de zinnen die je/jullie hebben opgeschreven, beoordelen.
Daarbij wordt gelet op:

  • Hebben jullie je argumenten en tegenargumenten goed onder woorden gebracht?
  • Is duidelijk en helder dat de argumenten te maken hebben met het onderwerp van de stelling?
  • Zijn jullie creatief en origineel geweest in het bedenken van argumenten?
  • Bevatten de argumenten geen of weinig taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video bekeken?
    Heb je bij beide stellingen zelf een argument en tegenargument bedacht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je in een betoog argumenten en tegenargumenten herkennen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je voldoende tijd, ook voor het maken van de eindopdracht?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je ook je eigen mening over de argumenten duidelijk onder woorden gebracht?

Schrijven: Verbanden tussen alinea's

Schrijven - Verbanden

Intro

Deze opdracht gaat over tekstverbanden en signaalwoorden.

Bekijk de uitlegvideo. In de video worden enkele voorbeelden gegeven van tekstverbanden.
Waaraan kun je een tekstverband herkennen?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • de alinea-indeling in een tekst herkennen;
  • omschrijven welke informatie in de eerste en laatste alinea van een tekst staat;
  • verschillende tekstverbanden tussen alinea's herkennen;
  • omschrijven hoe ik tekstverbanden tussen alinea's kan maken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbankitems. Lees de informatie over hoe je verband kunt maken tussen alinea's. Lees de tekst en beantwoord de vraag.
Stap 2 Lees de teksten en kies per tekst het tekstverband.
Stap 3 Lees de tekst en geef de tekstverbanden aan.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Schrijf een artikel en breng tekstverbanden aan. Stel eerst een schema op waarbij ik korte inhoud en alineaverbanden aangeef. Wissel mijn artikel uit met een klasgenoot. Kijk of wij elkaars tekstverbanden herkennen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee à drie lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Alinea's en verbanden

Bestudeer de volgende twee Kennisbankitems.

Je hoeft de verbanden niet allemaal uit je hoofd te kennen, maar je moet ze wel in teksten kunnen herkennen.

Bestudeer de volgende informatie over hoe je zelf een verband kunt maken tussen twee alinea’s.

Verbanden in teksten
Tussen de inleiding, kern en slot van een artikel bestaat een bepaald verband. Dit geldt ook voor de alinea’s.
Maar deze verbanden ontstaan niet zomaar. Je moet het zo schrijven dat het aansluit.
Natuurlijk kun je de lezers zelf laten puzzelen wat dat verband precies is, maar het is verstandiger ze erbij te helpen. Je kunt dit op een aantal manieren doen.

Verwijs- en signaalwoorden
Gebruik bijvoorbeeld verwijswoorden. Dit zijn woorden als: die, deze en dergelijke.
Hiermee geef je het verband expliciet aan.
Je kunt ook signaalwoorden gebruiken. Deze geven aan dat er straks iets belangrijks gaat komen.
Denk hierbij aan: ten eerste, vervolgens, later, doordat, door middel van, enz.

Koppelzin
Een andere mogelijkheid is een koppelzin gebruiken. Dat is een zin die het voorafgaande koppelt aan het volgende.

Voorbeeld:
"Natuurlijk zijn er nog wel meer voordelen van een vakantie in het buitenland te noemen,
maar aan zo'n vakantie zitten wel degelijk ook nadelen vast.
Zo is het voor de meeste Nederlanders toch niet zo eenvoudig om in China duidelijk te maken,
dat ze graag een ritje door een minder toeristisch deel van de streek willen maken."

Lay-out
Behalve met verwijswoorden, signaalwoorden en koppelzinnen kun je in een geschreven artikel ook met een goed verzorgde lay-out bereiken dat de structuur van het hele artikel voor de lezer makkelijk te doorzien is:
  • Scheid de kern van de inleiding en het slot door telkens een witregel aan te brengen.
  • Markeer het begin van elke alinea door een stukje in te springen.
  • Bestaat een kerndeel uit meer alinea's, dan kun je overwegen dit kerndeel van de andere kerndelen te scheiden door een witregel. Je kunt dan ook met een tussenkopje werken.
  • Ten slotte kun je ook gebruikmaken van onderstreping, afwijkend lettertype etc.
    Bedenk echter wel dat een teveel aan dit soort middelen eerder schaadt dan baat.
Bron: Schooltv

Stap 2: Oefenen

Hieronder zie je drie gedeeltes van teksten die de afgelopen jaren in het examen Nederlands hebben gestaan.
De vragen die onder iedere tekst staan, zijn ook afkomstig uit de examens.
Dit is dus een goede oefening voor je examen volgend jaar!

Tekst 1

(1) Wie in Nederland een windmolenpark wil bouwen, kan op een storm van protest rekenen.
Het actiecomité ‘Urk Briest’ verzet zich bijvoorbeeld met de slagzin “Geen ijzeren gordijn rondom Urk” tegen de bouw van een windpark ten zuiden en noorden van het voormalige eiland.
(2) Van de 7.600 inwoners van het Duitse Wörrstadt, een kleine vijfhonderd kilometer ten zuidoosten van Urk, klagen er weinigen over de reusachtige windturbines waar ze al jaren tegenaan kijken.
De reden voor het uitblijven van dat protest is, dat ze dankzij de turbines een veel lagere prijs voor elektriciteit gaan betalen dan andere Duitsers.
En dus gaf de gemeenteraad van Wörrstadt toestemming voor de bouw van nog eens twintig windturbines.
“Wanneer je mensen laat zien dat ze goedkopere elektriciteit krijgen, dankzij windturbines dicht bij hun huis, dan klagen ze niet”, zegt Matthias Willenbacher, directeur van energiebedrijf Juwi. “Er was geen comité of politieke partij tegen het windpark.”

Tekst 2

(1) In de wachtkamer van Het Oogziekenhuis Rotterdam staan twee beeldschermen.
Op beide is een oog te zien. De wachtenden in de wachtkamer kijken aandachtig toe: in de operatiekamer worden de ogen van hun familieleden geopereerd.
Met deze live-operaties probeert Het Oogziekenhuis in Rotterdam het aantal medische missers terug te dringen.
Niet door streng op te treden tegen artsen die fouten maken, maar juist door over fouten niet langer geheimzinnig te doen.
“We stimuleren dat artsen en verpleegkundigen al hun fouten en foutjes melden”, vertelt directeur Frans Hiddema.
“Sinds we dat doen is het aantal foutenmeldingen enorm gestegen. Wekelijks zitten artsen en verpleegkundigen om de tafel om alle fouten door te nemen en ervan te leren. Dat is een ware cultuuromslag.”

(2) Zolang je erover praat en er met zijn allen van leert, mag je in het Rotterdamse ziekenhuis fouten maken.
Het lijkt te werken. Begin jaren negentig, toen Hiddema en zijn compagnon Kees Sol directeur werden, stond Het Oogziekenhuis Rotterdam matig aangeschreven. Nu prijkt het bovenaan in landelijke patiënttevredenheidslijstjes.
Hiddema: “En het aantal links-rechtsverwisselingen bij oogoperaties is van vijf, zes per jaar gedaald tot nul of één, overigens steeds zonder fatale gevolgen.”

(3) “Fouten maken op de werkvloer is bij de meeste organisaties helaas nog altijd taboe”, zegt psychologe Cathy van Dyck, docente aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “Het principe van zulke bedrijven is, dat fouten moeten worden voorkomen. Maar daardoor wordt er hooguit geleerd van fouten met ernstige gevolgen. Jammer, want vergelijkbare fouten zijn vaak al eerder opgetreden, maar dan zonder grote effecten. En zonder dat ervan geleerd is.”

(4) “Niets werkt zo nadelig als een foutenmijdende cultuur, een cultuur waarin men fouten hard bestraft”, weet Van Dyck, die al zo'n vijftien jaar onderzoek doet naar hoe bedrijven en organisaties met fouten omgaan. “Vlieg je niet de laan uit bij een fout, dan belandt er wel een waarschuwingsbrief op de mat of krijg je een woedende baas over je heen. Het gevolg: mensen melden hun fouten niet en er wordt dus niets van geleerd. Juist in zulke organisaties gaat het vaak uiteindelijk een keer goed mis.”
Volgens Van Dyck moet je mensen die hun fouten melden juist belonen in plaats van straffen.
Dat zo'n open foutencultuur beter werkt, blijkt volgens haar uit veel onderzoeken.

(5) Computerdeskundige Michiel Vrasdonk (32) is iemand die bij een organisatie werkt, die tegenwoordig zo'n open foutencultuur heeft. “Een aantal jaren geleden is de cultuur bij ons duidelijk veranderd toen we een nieuwe directeur kregen”, zegt hij. “Voor die tijd was het belangrijkste dat medewerkers hun afspraken nakwamen”, vertelt Vrasdonk.
“Had je een bepaald karwei niet op tijd af, dan was de baas boos. Maar het gevolg was dat medewerkers klussen niet durfden op te pakken, als ze niet zeker wisten dat ze het werk op tijd en zonder problemen konden afronden. Ook aan ingewikkelde opdrachten met een groot gevaar op fouten, wilde niemand meer zijn vingers branden.”

Tekst 3

(1) Ruim anderhalf miljoen bezoekers komen jaarlijks naar het Dwingelderveld, het grootste, aaneengesloten natteheidegebied van Noordwest Europa.
Volgens André Donker van Natuurmonumenten kan dat bezoekersaantal best nog groeien tot twee miljoen.
Marloes Berndsen van Staatsbosbeheer voegt daaraan toe: “We hebben gekozen voor een mensinclusieve natuur in plaats van een mens-exclusieve natuur.”
Beide organisaties streven er dus naar de Nederlandse natuur zo toegankelijk mogelijk te maken voor het grote publiek.

(2) Dat heeft nogal wat consequenties, bijvoorbeeld voor de inrichting van de natuurgebieden.
Om de diverse kwaliteiten van elk gebied tot hun recht te laten komen en de natuur én de mens ruimte te geven, is gekozen voor ‘zonering’. Daarbij wordt het beschermd landschap opgedeeld in zones. In elke zone wordt de nadruk gelegd op een bepaalde eigenschap. Zo krijgt in het ene gebied de toegankelijkheid voor recreanten sterke aandacht, terwijl in een ander gedeelte weer de landschappelijke waarde wordt benadrukt.
Van deze werkwijze weet André Donker alles af. “Ons voornaamste aandachtspunt blijft de natuur, maar dat is niet waarvoor de meeste bezoekers komen. Die komen voor de ruimte, het decor en de frisse neus. Je moet dus in en aan de randen van de natuur voorzieningen voor de mensen treffen, zonder dat de kwetsbare natuur eronder lijdt.”

(3) Zonering, daar zijn allerlei middelen voor. Donker spreekt over de ‘gouden driehoekscombinatie’ van het bezoekerscentrum, de schaapskooi en het theehuis. Deze trekpleisters liggen aan de randen van het gebied. Van daaruit zijn er kortere wandelroutes.
Bij het bezoekerscentrum is een miniatuurversie aangelegd van het natuurgebied. Hier kunnen kinderen schepnetjes huren om kikkervisjes te vangen. Zo zijn ze vaak al anderhalf uur zoet met de natuur, zonder dat ze in het gebied zelf zijn geweest.

(4) Een tactiek om enerzijds zoveel mogelijk bezoekers te trekken en anderzijds het gebied te ontlasten, is het betrekken van de omgeving bij het park. Donker: “Bij de dorpen in de omgeving zouden mensen hun auto kunnen parkeren. Daar kun je de horeca onderbrengen. De mensen komen ook voor dat terrasje op het dorpsplein.
Verder kunnen ze dan in de dorpen fietsen huren om het park te bezoeken. Dat is voor iedereen goed: voor de omgeving, voor de ondernemers, voor de natuur.”

Stap 3: Verbanden herkennen

De onderstaande tekst is afkomstig uit een examen Nederlands.
Lees de tekst aandachtig door en let goed op de verbanden tussen de alinea’s.

(1) In 0,25 seconde bepalen we of we iemand aardig, eerlijk, saai of arrogant vinden. En de persoon in kwestie moet van goeden huize komen, willen we onze mening nog bijstellen.
Psychologe Kirsten Ruys ontdekte dat ons gevoel voor iemand vooral bepaald wordt door zijn of haar houding.

(2) Ons brein werkt soms zeer snel en zeer grof. In zegge en schrijve een kwart seconde bepalen we of we iemand die we voor het eerst ontmoeten, aardig, arrogant, betrouwbaar, intelligent, autoritair, saai of gevoelig vinden. Die vaardigheid hebben we van onze prehistorische voorouders geërfd. Het zijn automatische processen in ons brein die onze gevoelens sturen. We letten daarbij vooral op de negatieve aspecten. In een wereld van eten of gegeten worden, was het letterlijk van levensbelang om in een fractie van een seconde te bepalen of een ontmoeting gevaar inhield of niet. Beter een paar keer te vaak weggerend, dan één keer te lang gebleven.

(3) Gezichtsuitdrukking en lichaamshouding beïnvloeden in belangrijke mate de eerste indruk die we van iemand hebben. Lachende mensen worden sneller sympathiek gevonden en mensen die fysiek zelfverzekerd aanwezig zijn, komen gemiddeld vlotter en aantrekkelijker over dan mensen met een schuwe houding. Ook hier gaan we van de veronderstelling uit: ‘Je krijgt wat je ziet’. De toon waarop een vreemde iets zegt, speelt maar voor dertig procent een rol en wát hij of zij zegt, is hooguit voor tien procent belangrijk. Met andere woorden: al is je openingszin bij een eerste ontmoeting nog zo afgezaagd (“Ken ik jou niet ergens van?”), als je die zin op een sympathieke toon, met een zelfverzekerde houding en vooral lachend uitspreekt, heb je meestal al een prima eerste indruk gemaakt.

(4) De ene gulle lach is echter de andere niet, ontdekte Kirsten Ruys bij haar onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. Ons gevoel voor een nieuwkomer wordt immers mede bepaald door de omgeving waarin wij hem of haar plaatsen. Ieder mens plaatst andere mensen bij een eerste kennismaking onbewust en razendsnel in een hokje. Past de nieuwkomer bij jouw-soortmensen of niet? De mens zoekt van nature naar veiligheid en die vindt hij naar verwachting het best bij soortgenoten. De glimlach van een skinhead mag nog zo sympathiek zijn, als je zelf meer een jasje-dasje-type bent, dan zul je eerder sympathie voelen bij de glimlach van iemand in nette kleding.
Met andere woorden: de situatie van de ontmoeting is volgens Ruys zeker net zo belangrijk als de feitelijke uitstraling van de persoon in kwestie.

(5) En er is meer. Bij eerste ontmoetingen blijken ook herkenningen en de mening van derden een rol te spelen. Een nieuwkomer kan nog zo aardig zijn, maar als hij of zij je doet denken aan de akeligste leraar uit je jeugd, dan zal het gevoel bij voorbaat negatief zijn. Of wanneer je vrienden al weken roepen dat de nieuwe trainer van de voetbalclub een sukkel is, dan ontstaat er bij jezelf een vooringenomenheid waar de trainer niet tegen op kan boksen.

(6) Die vooringenomenheid is trouwens niet uitzonderlijk bij eerste indrukken. Als het erom gaat een nieuwkomer in te delen bij ‘goed’ of ‘fout’, maken we onbewust gebruik van stereotypen, vooroordelen en desnoods volkswijsheden. Dit hokjesdenken is hardnekkiger dan we zelf willen toegeven. Uit onderzoek blijkt dat zelfs mensen die fel tegen discriminatie zijn, in hun onderbewustzijn toch vaak racistisch reageren. Bij testen worden woorden met een negatieve lading, zoals ziek, haat, lelijk, met veel meer gemak gekoppeld aan namen die niet uit de eigen taal of groep komen, terwijl positieve woorden, zoals geluk, liefde, gezond, aan namen worden gekoppeld die wel in de eigen taal of groep voorkomen.

(7) Hoe belangrijk een eerste indruk in het leven is, blijkt wel uit het feit dat mensen zelden of nooit bereid zijn hun eerste indruk te nuanceren, laat staan te corrigeren. Wie eenmaal als ‘eikel’ of ‘tut-hola’ gebrandmerkt is, kan die mening bijna niet meer in een positieve ombuigen. Een ‘dom blondje’ kan hooguit nog door een paar slimme opmerkingen een betere indruk maken. Maar bewijzen dat je toch aardig of eerlijk bent, is een stuk moeilijker. Die eigenschappen kun je namelijk spelen. Bovendien geven mensen niet graag toe dat ze zich vergist hebben. Dat zou afbreuk doen aan hun inschattingsvermogen. Daarom zoeken mensen bevestiging van hun eerste indruk. Ze zoeken naar gedragingen, opmerkingen en houdingen die passen in hun zie-je-wel-dat-ik-gelijk-heb-denken. Dat lijkt onrechtvaardig en gemeen en dat is het ook. Punt is alleen: we doen het zelf ook.

(8) Ondanks alle omgevingsinvloeden blijft lichaamstaal de belangrijkste factor bij een eerste indruk. Niet de kleren, de haren, de woorden, de uiterlijke rijkdom of de schoonheid bepalen iemands uitstraling, maar veel meer zijn mimiek, houding en gebaren.

Naar een artikel van Ron Buitenhuis, Eindhovens Dagblad, 7 juli 2004


Maak nu de volgende oefening over de tekst.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

In deze opdracht ga je zelf een artikel schrijven.
Het artikel heeft als onderwerp: "Jouw leven in Nederland".

Kijk nog even in de Gereedschapskist hoe je een artikel schrijft.

Het artikel dat je gaat schrijven bevat een inleiding, middenstuk en slot.
Het middenstuk van jouw artikel bevat drie alinea’s.
Zorg dat je duidelijke verbanden aanbrengt tussen de alinea’s.

Stap 1

Voordat je begint met schrijven, stel je een schema op voor je artikel.
Gebruik het onderstaande schema. Kopieer het en zet het in een (Google-)document.
In dit schema zet je kort de inhoud van je artikel onder elkaar.
In dit schema kun je ook aangeven welk verband je gaat gebruiken tussen de alinea’s.
Hiervoor mag je ongeveer tien minuten gebruiken.

Artikel van ....
(vul je naam in)
Korte inhoud Verband met de
volgende alinea
Inleiding ................................................................. .................................................................
Alinea 1 ................................................................. .................................................................
Alinea 2 ................................................................. .................................................................
Alinea 3 ................................................................. .................................................................
Conclusie .................................................................

Stap 2

Schrijf je artikel. Het artikel moet ongeveer de lengte hebben van 500 woorden.
Maak daarbij gebruik van het schema dat je in de vorige opdracht hebt opgesteld.
Als je het artikel klaar hebt, controleer je het nog een keer op spelling en grammatica.
Hiervoor mag je maximaal twintig minuten gebruiken.

Stap 3

Wissel met een klasgenoot van artikel. Geef aan welke verbanden jij herkent in het artikel dat je klasgenoot heeft geschreven.
Gebruik hiervoor ongeveer vijf minuten.

Stap 4

Wissel opnieuw van blaadje. Controleer of je klasgenoot de juiste verbanden heeft herkend.
Bespreek de antwoorden die jullie hebben gegeven.
Als jullie er niet uitkomen, mag je de docent om hulp vragen.

Beoordeling

Jullie docent zal het schema en het artikel beoordelen. Hij of zij let op de volgende punten:

  • Heb je een onderwerp gekozen wat te maken heeft met dit thema?
  • Heb je je artikel ingedeeld in inleiding, middenstuk en slot?
  • Heb je het schema goed ingevuld? Heb je tekstverbanden aangegeven?
  • Zag het artikel er origineel uit en is het goed leesbaar?
  • Heb je geen taalfouten laten zitten?

 

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de voorbeelden over tekstverbanden duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf tekstverbanden tussen alinea's in een tekst herkennen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over alinea's en tekstverbanden?  Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Heb je een artikel geschreven waarin tussen de alinea's tekstverbanden zaten?
    Vond je het lastig om verbanden erin te verwerken of ging het direct goed?

Fictie: Haiku's en elfjes

Fictie - Haiku's en elfjes

Intro

Bekijk de video 'Wat is een haiku'?
Hoeveel lettergrepen heeft elke zin in een haiku?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de indeling van een haiku herkennen;
  • de indeling van een elfje herkennen;
  • zelf een elfje of een haiku schrijven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Haiku's en elfjes' en bekijk de video. Zoek gedichten op internet en maak een bundel van zes haiku's en zes elfjes. Bespreek ze met een klasgenoot.
Stap 2 Schrijf samen twee elfjes door om de beurt een zin te schrijven. Bespreek ze samen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindopdracht: een rebus van een elfje en/of een haiku.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Haiku's en elfjes

Haiku’s en elfjes zijn twee verschillende vormen van een gedicht.
Beide vormen hebben hun eigen vaste indeling.

Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over haiku’s en elfjes.

Bekijk ook deze video. Daarna ga je zelf aan de slag met haiku's en elfjes.

Stap 2: Doorgeef-elf

Doorgeef-elf

In deze opdracht ga je samen met een klasgenoot twee elfjes schrijven.
Dit doen jullie door om de beurt een zin te verzinnen.
Jullie elfjes mogen overal over gaan.

1. Jullie schrijven allebei de eerste regel van een elfje op een papier.
Geef het blaadje aan je klasgenoot.
Die schrijft regel twee. Het moet aansluiten op de beginzin.
De derde regel verzin jij weer.
Herhaal dit nog een keer, zodat het elfje compleet wordt.

2. Presenteer de elfjes zo mooi mogelijk (in een Google-document).
Het maakt veel uit of je kiest voor een groot lettertype of een klein lettertype,
een rustige kleur of een felle kleur, een sierlijk lettertype of een strak lettertype.
Kijk maar eens naar dit voorbeeld van een haiku, steeds op een andere manier vormgegeven.
Bedenk samen met een klasgenoot welke presentatie past bij de elfjes die jullie hebben geschreven.

3. ​Wissel met een ander groepje van elfjes.
Probeer elkaar feedback te geven over de inhoud en de presentatie van de elfjes.
Jullie mogen vijf minuten gebruiken om de volgende vragen te bespreken:

  • Waar gaan de elfjes over?
  • Wat vinden jullie goed aan de inhoud en de presentatie van de elfjes?
  • Wat vinden jullie minder goed aan de inhoud en de presentatie van de elfjes?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Rebus maken

In deze opdracht ga je een rebus maken van een elfje of een haiku dat je zelf gaat verzinnen.

Hoe ga je te werk?

1. Bedenk eerst of je een haiku of een elfje gaat maken. Het thema van het gedichtje is 'Leven in Nederland'.

2. Maak een woordweb van woorden waar je aan denkt bij het onderwerp 'Leven in Nederland'.
Gebruik hiervoor bijvoorbeeld: www.bubbl.us. Je kunt het ook op een vel papier doen.
Typ in het grote gele vakje in het midden: 'Leven in Nederland'.
Hier mag je vijf minuten voor gebruiken.

3. Kies uit het woordweb dat je net gemaakt hebt, één onderwerp en schrijf het elfje of de haiku.
Houd je aan de regels die gelden voor de haiku of het elfje.

4. Maak een rebus van het gedicht dat je net hebt geschreven.
Op deze site kun je tips vinden om een rebus te maken.
Maak je rebus in een Google-document en zoek op internet naar geschikte afbeeldingen.
Hier mag je ongeveer vijftien minuten voor gebruiken.

5. Deze stap doe je samen met een klasgenoot.
Mail elkaar de rebus die je zojuist hebt gemaakt en los hem op.

Lukte het om de rebus van je klasgenoot op te lossen?
Bespreek de gedichten die jullie hebben gemaakt. Vind je het gedicht van je klasgenoot mooi?
Geef elkaar feedback.

Beoordeling

Jullie docent zal de rebus beoordelen. Daarbij let hij of zij op de volgende punten:

  • Komt in de rebus tot uitdrukking dat het gedicht een haiku of elfje is?
  • Is de rebus duidelijk en creatief in beeld gebracht?
  • Heb je er passende afbeeldingen bij gebruikt?
  • Is de rebus goed oplosbaar en bevat deze geen fouten?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de uitleg over haiku's duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven hoe een haiku en elfje zijn opgebouwd?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Had je al eens gehoord van een haiku of een elfje?
    Kun je zo'n gedichtje gemakkelijk herkennen?
  • Eindopdracht
    Is het je gelukt een rebus te maken en die door je klasgenoot te laten oplossen?
    Was je rebus duidelijk een elfje of een haiku?

Spelling: Dan/als en zij/hun

Spelling - Dan/als en zij/hun

Intro

Wanneer gebruik je dan en wanneer gebruik je als?

Kijk naar deze 'Clipphanger'.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • op de juiste manier 'dan' en 'als' gebruiken in een vergelijking;
  • op de juiste manier 'zij', 'hen' en 'hun' gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbankitems en bekijk de video. Vul in de oefening 'als' of 'dan' in.
Stap 2 Bekijk de video, bestudeer de theorie en maak de oefeningen over 'hen' en 'hun'.
Stap 3 Lees de uitleg en maak de oefeningen.
Stap 4 Lees over het gebruik van 'zij' en 'hun' in de Nederlandse taal. Kijk een stukje videofragment daarover en lees een tekst. Maak drie opdrachten samen en één opdracht alleen. Geef elkaar feedback.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Wat vind jij? Lees een tekst en geef mijn mening over het veranderen van het taalgebruik rond 'hun'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee à drie lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Dan/als en zij/hun

In de Nederlandse (spreek)taal komen een aantal veelgemaakte fouten voor.
Deze opdracht gaat over twee fouten die vaak voorkomen.
De eerste is het foutieve gebruik van dan of als.
De tweede is het foutieve gebruik van zij of hun.

Er zijn vaste spellingsregels voor het gebruik. Bestudeer de theorie in de Kennisbank.

Bekijk de video over 'als of dan'.

Stap 2: Hen of hun?

In deze opdracht ga je oefenen met het juiste gebruik van hen of hun.

Kijk eerst naar de 'Clipphanger'.

Bestudeer de theorie over het gebruik van zij, hen en hun.

Hen of hun

Wanneer gebruik je wat? 
Je hoort het voetballers regelmatig zeggen: ‘hun waren gewoon beter’.
Fout: hun gebruik je nooit als onderwerp. Ze zouden in plaats daarvan moeten zeggen: ‘zij waren gewoon beter’.

Dat betekent niet, dat je ‘hun’ nooit mag gebruiken. Hun kan bezittelijk gebruikt worden (dat is hun huis), maar ook meewerkend (ik ga het hun vragen). Maar soms gebruik je in plaats van ‘hun’ het woord ‘hen’ of ‘zij’. Wanneer?

Hun

‘Hun’ is in de eerste plaats een bezittelijk voornaamwoord. Het is een woord waarmee je aangeeft dat iets van iemand is.
Voorbeeld:
‘Dat is hun eigen schuld, want zij hebben hun fietsen niet op slot gezet’.

Maar je kunt ‘ hun’ ook gebruiken als meewerkend voorwerp, dus als je kunt vragen: aan wie of voor wie?
Voorbeeld:

  • Ik heb het hun nog niet verteld.
  • Ik ga hun maar eens een stevige borrel schenken.
  • Dat verbaast hun niets.

Hen

In veel situaties waarin ‘hun’ foutief wordt gebruikt, is ‘hen’ het correcte alternatief.
We gebruiken 'hen' in de functie van lijdend voorwerp, dus als je kunt vragen ‘wie?’ of ‘wat?’
Voorbeeld:

  • Waar Bram en Willem zijn? Ik heb hen nog niet op school gezien.
  • Broeden ze weer op een plannetje? Ja, ik ben hen liever kwijt dan rijk.

Na een voorzetsel gebruiken we altijd 'hen'.
Voorbeeld:

  • Ik heb het nog niet aan hen verteld.
  • Ik ga voor hen maar eens een stevige borrel schenken.
  • Ga jij eens naast hen zitten.

Zij

In zinnen waarin ‘hun’ ten onrechte wordt gebruikt als onderwerp (‘hun moeten niet zo zeuren’) is het correcte alternatief ‘zij’.
De juiste manier is dus: ‘zij moeten niet zo zeuren’.


Maak de volgende oefeningen.

Stap 3: Vergelijken

In deze opdracht ga je oefenen met het juiste gebruik van dan of als.
Lees eerst de uitleg.

Vergelijken in het Nederlands

Het is een van de meest voorkomende taalfouten in het Nederlands: ‘ik ben groter als jij’. Of nog erger: ‘ik ben groter als jou’. Wat is daar fout aan?

Als je in het Nederlands twee dingen, personen of situaties met elkaar vergelijkt, krijg je zinnen als ‘het is deze zomer warmer dan vorig jaar’ of ‘zij is even goed als ik’.
Met onderstaande richtlijnen is het makkelijk te bepalen of je in zo’n geval ‘dan’ of ‘als’ gebruikt, en ‘ik’ of ‘mij’.

Dan

Je gebruikt ‘dan’ als je een vergelijking maakt met een vergrotende trap (bij ongelijkheden dus):
  • Ik ben groter dan jij
  • Zij waren er eerder dan wij
  • Zij is anders dan anderen

Als

Je gebruikt ‘als’ wanneer de onderwerpen van je vergelijking gelijk zijn aan elkaar:

  • Danny is even groot als ik
  • Zij waren net zo vroeg als wij
  • Zij is net als iedereen

Alle vergelijkingen met ‘zo’, ‘net zo’ en ‘even’ worden met ‘als’ gecombineerd.

  • Ik ben half zo zwaar als mijn moeder
  • Hij is lang niet zo precies als zijn klasgenoot
  • Een hotel in Londen kost 10 keer zo veel als in Praag

Persoonlijk voornaamwoord

Voorbeeld:
Moeder is groter dan zij (is).

Een vergelijking is pas goed, als je het juiste persoonlijk voornaamwoord gebruikt.
Hoe weet je bijvoorbeeld wat goed is: ‘ik ben groter dan jij’ of ‘ik ben groter dan jou’?
De truc is om de zin in je gedachten te verlengen met het werkwoord dat al eerder gebruikt wordt. Bovenstaande zin wordt dan: ‘ik ben groter dan jij bent’, want ‘ik ben groter dan jou bent’ zou nergens op slaan.

De juiste vergelijking is dus: ‘ik ben groter dan jij’.
Het verlengen van de zin levert dan de volgende vergelijkingen op:

  • Ik ken niemand als hij (is)
  • Sanne is net zo lief als jij (bent)
  • Mijn vrienden vinden een clown als ik (ben) maar raar
  • Kinderen zoals wij (zijn) tellen hier niet mee

Bovenstaande zinnen staan de persoonlijke voornaamwoorden in de onderwerpsvorm (hij, ik).
Maar in vergelijkingen kunnen ook niet-onderwerpsvormen voorkomen (jou, mij). Let op: of je in een vergelijkende zin ‘mij’ of ‘ik’ gebruikt, heeft invloed op de betekenis van de zin.
Beide onderstaande voorbeelden zijn correct, maar betekenen iets anders:

  • Anne vindt jou aardiger dan ik: Anne vindt jou aardiger dan ik jou vind.
  • Anne vindt jou aardiger dan mij: Anne vindt jou aardiger dan dat ze mij vindt.


Maak nu de volgende oefeningen.


Maak ten slotte de volgende invuloefening.

Stap 4: Verloedering of verandering?

De Nederlandse taal verandert. Iets wat vroeger als ‘fout’ werd gezien, kan nu als ‘goed’ worden beschouwd.
Dit zie je ook bij het gebruik van ‘zij’ en ‘hun’.

In het volgende fragment van De Wereld Draait Door komt dit aan de orde.
Luister naar (een stukje van) de discussie.

Lees nu de volgende tekst.

Is 'hun hebben' goed Nederlands of niet?
Het gerenommeerde Meertens Instituut legt die vraag voor aan de fijnproevers.
Ongeveer 3700 hobbyisten, docenten en andere taalliefhebbers uit Nederland en Vlaanderen zijn uitgenodigd om via een internetpeiling mee te doen aan de discussie, die de taalwereld al enkele weken bezighoudt.

Het onderzoeksinstituut, onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), neemt zelf geen stelling in de discussie. „De taal ontwikkelt zich. Als iedereen 'hun hebben' gebruikt, maakt het op den duur deel uit van de standaardtaal”, zei maandag directeur Hans Bennis, die het zelf houdt bij 'zij hebben'. Veranderingen gaan niet hard, maar sommige gebruiken zijn al gemeengoed geworden, vertelt hij.
Veel mensen zeggen 'je kan' in plaats van 'je kunt' of 'je wil' zonder t en weten niet dat dit fout is, licht hij toe.

De directeur verwacht zelf dat 'hun hebben' het niet gaat redden bij het gros van de Nederlanders. „Voor veel mensen is het irritatiepunt nummer één.” Hij vindt dat er niet te veel woorden aan de discussie moeten worden vuilgemaakt.
„Hun hebben is voor de meeste Nederlanders nog geen normaal taalgebruik.”
Pas als dat verandert, maakt hun als onderwerp een kans te worden toegelaten tot de Algemene Nederlandse Spraakkunst.

Als het aan demissionair minister Ronald Plasterk van Onderwijs ligt, gebeurt dat nooit.
Vier Nijmeegse taalwetenschappers vinden het gebruik van 'hun' slim en efficiënt, omdat toehoorders meteen begrijpen dat het over mensen gaat. 'Ze' of 'zij' kan ook naar voorwerpen verwijzen. De taalwetenschappers verduidelijkten dat met een voorbeeld: "Ze liggen op bed": dat kan zowel over de lakens als over mensen gaan. Bij „hun liggen op bed” begrijpt iedereen meteen dat het over mensen gaat.

Deze zomer maken de onderzoekers van het Meertens Instituut de resultaten van hun enquête bekend.

Bron: Telegraaf.nl

Maak de volgende opdrachten.
Opdracht 1, 2 en 4 doe je met een klasgenoot. Opdracht 3 doe je alleen.

Opdracht 1

Bespreek samen de volgende stelling:
"Als de meeste mensen ‘hun’ als onderwerp gebruiken, moet dit de standaardtaal worden."
Jullie mogen hiervoor vijf minuten gebruiken.

Opdracht 2

Bedenk samen minstens twee argumenten voor de stelling en twee argumenten tegen de stelling.
Jullie mogen hier ongeveer vijf minuten voor gebruiken.

Opdracht 3

Schrijf je eigen mening over de stelling op in maximaal tien zinnen.
Onderbouw je mening met argumenten.
Je mag hiervoor ongeveer vijf minuten gebruiken.

Opdracht 4

Wissel nu met je klasgenoot van papier en geef feedback op elkaars stukje.
Je kan hiervoor de volgende vragen gebruiken:

  • Is de juiste spelling en grammatica gebruikt?
  • Komt de mening van de schrijver duidelijk naar voren?
  • Worden er goede argumenten gebruikt voor de onderbouwing van de mening?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Wat vind jij?

Steeds meer Nederlanders gebruiken ‘hun’ als persoonsvorm.
Bijvoorbeeld: Hun hebben die theorie nooit gekend.

Je hebt net geleerd dat die zin fout is.
De juiste zin is: Zij hebben die theorie nooit gekend.

Lees het volgende artikel.

Plasterk: Mooi of lelijk maakt niet uit, als taal maar correct is
Minder verandering van de taal is juist beter

Stel dat we tweeduizend jaar geleden leefden, dan was Johan Cruyff natuurlijk ook een topsporter geweest. Dan was hij ook de Arena binnengelopen. En dan had hij zich ook tot de tribune gewend en dan had hij gezegd: ,,Hun wie sterven gaan groeten u.”

Om dat ‘hun’ is wat te doen doordat enkele neerlandici betogen dat het zo fout nog niet is. Gisteren schreef de neerlandicus Julius Althuisius in nrc.next: ,,Er is geen gezag in de taal. Taal ontwikkelt zich.”

Dat tweede is wel waar, het eerste niet. Er is wél gezag. De Nederlandse Taal wordt beheerd door de Nederlandse Taalunie, waarvan ondergetekende voorzitter is. Die Unie bepaalt wat correct Nederlands is. En ‘hun groeten u’ is geen correct Nederlands. Inderdaad, daar hoeft niemand zich iets van aan te trekken; ‘hun groeten’ is niet strafbaar. Maar fout is het wel.

Hoe belangrijk is het of iets goed Nederlands is? Dat bepaalt niet de Nederlandse Taalunie, dat bepalen de gebruikers van de taal. Die blijken in groten getale er zeer aan te hechten dat ze zoveel mogelijk correct Nederlands gebruiken. ,,De huidige grammatica is een rommeltje, zeker voor de mensen die Nederlands als tweede taal moeten leren”, weet Althuisius. Moeilijk is het vast, zoals elke vreemde taal moeilijk is. Maar dat is geen reden om de taal te veranderen; bovendien slaagt dat soort veranderingen nooit. Elke paar jaar zijn er weer goedbedoelende taalkundigen die via ‘vereenvoudigingen’ de taal logischer willen maken, en altijd met het argument dat ze daardoor geschikter zou worden voor immigranten en mensen uit lage sociale milieus. En door dat soort strapatsen weet je als Nederlandse taalgebruiker nu niet meer of het pannenkoek of pannekoek is. De taal is niet honderd procent logisch, maar ze is zoals ze is, en ze valt te leren. En naarmate er minder aan veranderd wordt gaat dat beter.

“Vroeger vonden we ‘u loopt’ lelijk” zegt de neerlandicus, ter illustratie dat taal evolueert. Het gaat mij niet om mooi of lelijk, het gaat erom of het correct is. Mensen die ‘hun’ gebruiken voor de eerste persoon weten ook wel dat ze op school hebben geleerd dat het eigenlijk ‘zij’ is, maar ze negeren dat. Die vrijheid is ook een waarde van de taal. Er is een correcte taal, en het staat mensen vrij om daarvan af te wijken. Die verschillen zijn vaak regionaal of sociaal bepaald. Daar is niets mis mee.

Taal evolueert. Zo zijn leenwoorden van alle tijden. Ik download, hij downloadt, wij hebben gedownload. Dan moet je bedenken hoe je dat spelt, en daarom actualiseert de Taalunie elke paar jaar de spelling. Maar zo lang ik er zit zal elke poging van neerlandici om de taal te ‘vereenvoudigen’ of ‘logischer’ te maken door mij worden tegengehouden. En die mensen voor wie Nederlands een tweede taal is? Die hebben er recht op te kunnen leren wat goed Nederlands is, en ze willen zelf graag dat ook hun kinderen het goed leren. Die willen juist gezag in de taal. Dat gaat niet vanzelf, dat vraagt om voortdurende zorg en aandacht, vooral in het onderwijs. Ik ben daarom blij met die duizenden leerkrachten die elke dag weer uitleggen wat goed en niet goed Nederlands is. “De man wie de bal hept”, ik hoop dat onze cultuurfilosoof Johan Cruyff het altijd zo blijft zeggen, maar goed Nederlands is het niet.

(Bron: nrc.nl)


Vind jij dat het gebruik van 'hun' als persoonsvorm moet worden goedgekeurd?
Bijvoorbeeld: Hun lopen naar school.
Praat samen met een klasgenoot over deze vraag: Waarom vind je het wel of niet goed?

Schrijf na het gesprek je eigen mening op in minimaal tien en maximaal twintig zinnen.
Laat dit door je docent nakijken.

Beoordeling

Je docent zal kijken naar hetgeen je hebt opgeschreven over het gebruik van 'hun' als persoonsvorm.
Hij of zij zal daarbij letten op:

  • Heb je je eigen mening over het gebruik van 'hun' als persoonsvorm goed verwoord?
  • Heb je duidelijk aangegeven waarom je het wel of niet goed vindt?
  • Heb je geen taalfouten gemaakt in je betoog?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de clipphanger bekeken?
    Was de uitleg over het gebruik van 'als' en 'dan' duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wanneer je 'als' en 'dan' gebruikt in een vergelijking?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Heb je moeite met het gebruiken van 'dat' of 'als' of met 'zij' of 'hun'?
    Heeft deze opdracht geholpen om het beter te gaan doen?
    Lees anders de Kennisbanken nog eens door en maak een paar oefeningen opnieuw.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je goed kunnen verwoorden wat je van het gebruik van 'hun' als persoonsvorm vindt?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Grammatica

Lezen

Schrijven

Fictie

Spelling

Eindopdracht

Als je in Nederland leeft, moet je je houden aan de wet.
Er zijn ook wetten in Nederland die de mensen beschermen, bijvoorbeeld tegen de regering of de politie.
Hierdoor heb je in Nederland te maken met rechten en plichten.
Een plicht is iets dat je moet doen en een recht is iets dat je mag doen en dat je toekomt.

In deze eindopdracht leer je enkele rechten en plichten kennen.
Je kunt deze eindopdracht doen met een klasgenoot. Mochten jullie er niet helemaal uitkomen, vraag dan je docent om raad.

Lees de volgende situatie:

Een vrouw is opgepakt, omdat een agent haar ervan verdenkt lid te zijn van Al Quaida.
De agent heeft de volgende bewijzen:

  • De vrouw heeft in een café gezeten met enkele personen.
    Een van die personen was lid van de terroristische organisatie Al Quaida.
  • De vrouw heeft negatieve dingen gezegd over de Nederlandse maatschappij tegenover enkele vrienden.
  • De vrouw is moslima en gaat regelmatig naar een moskee met een extremistisch religieuze imam.


Vraag: Op basis waarvan is de vrouw opgepakt?

Stap 1

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, doe je wat speurwerk in de Nederlandse wetgeving.
Eerst kijk je op de officiële site van de politie onder het tabblad 'Misdaad en Geweld'- Terrorisme.
Infopolitie.nl

Nu ga je je verdiepen in het arrestatieproces in Nederland.
Beantwoord samen de volgende vragen.
Om deze te kunnen beantwoorden bekijken jullie eerst op de site Europa Nu:
Artikel II-6 Het recht op vrijheid en veiligheid.

Vragen

  1. Als iemand verdacht is, moet deze persoon dan ook altijd direct gearresteerd kunnen worden,
    zonder dat er duidelijke bewijzen zijn?
  2. Kan iedereen zomaar opgepakt worden?

Stap 2

Je gaat samen met een klasgenoot doen alsof jullie rechters zijn.
Jullie gaan bepalen of een vrouw, die verdacht wordt van terrorisme, mag worden vastgehouden in de cel.

Van het eindvonnis (oordeel van de rechter) maken jullie een verslag.

Stap 3

In deze stap gaan jullie het slotvonnis schrijven. Een vonnis is de uitspraak van de rechter.
In het vonnis moeten twee vragen beantwoord worden.
Vraag 1: Is het terecht dat de vrouw is opgepakt?
Vraag 2: Moet de vrouw langer worden vastgehouden?

Het is belangrijk dat je de antwoorden die je geeft op de vragen, goed onderbouwt.
Het is dus niet voldoende om de vragen alleen met ja of nee te beantwoorden.

Maak van jullie slotvonnis een mooi verslag.
Laat ook de vragen die je bij stap 1 hebt beantwoord, terugkomen in het verslag.
Kijk in de Gereedschapskist hoe je het verslag kunt schrijven.
Je kunt het verslag eventueel voorzien van beeldmateriaal. Het verslag moet één A4’tje lang zijn.

Klaar?

Lees samen jullie slotvonnis nog even door. Hebben jullie alle vragen beantwoord?
Zijn jullie eruit of de vrouw in kwestie wel of niet moet worden gearresteerd en vastgezet?
Lever daarna je verslag in bij de docent.

Beoordeling

Je docent beoordeelt jullie verslag. Hij of zij zal letten op de volgende punten:

  • Jullie verslag bevat duidelijke informatie. De vragen zijn goed uitgewerkt.
  • Er komt in jullie verslag duidelijk naar voren of de vrouw wel/niet kan worden gearresteerd en waarop jullie dat baseren.
  • Uit het verslag blijkt, dat jullie voldoende (voor)onderzoek hebben gedaan naar deze situatie.
  • Het verslag is helder en duidelijk geschreven.
  • Jullie hebben ook tijd besteed aan de layout en/of beeldmateriaal verzameld.
  • Het verslag laat nauwelijks taalfouten zien.

Artikel schrijven

Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.

 

Examentraining

Examenvragen
Als toets krijg je een opdracht met examenvragen.
Om de opdracht te kunnen maken heb je een Entree-account nodig.

De Hollandse wind als baas

 

Meer oefenen?
Als je school deelneemt aan VO-content kun je verder oefenen met ExamenKracht.
Oefen daar ook met hele examens.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de Inleiding.
    Vond je de vraag over het leven in Nederland actueel?
    Heb je deze ook besproken met je klasgenoot?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Vind je dat alle leerdoelen voldoende zijn besproken in dit thema?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 14 à 15 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Had je voor alle opdrachten voldoende tijd of kwam je bij een bepaalde opdracht tijd te kort?
  • Inhoud
    Welke opdracht in dit thema vond je het leukst om te doen?
    Van welk onderwerp heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Hebben jullie na enig speurwerk uit kunnen vinden of de vrouw terecht was vastgezet?
    Is jullie slotvonnis door de docent goed beoordeeld?

Terugkijken extra

Je bent bijna klaar met het thema ‘Leven in Nederland’.
In deze afsluiting ga je terugblikken op wat je hebt geleerd en hoe je hebt gewerkt.

Neem het onderstaande schema over en zet een kruisje in het vakje dat het beste bij jou past.

  Helemaal
mee oneens
Oneens Neutraal Eens Helemaal mee
eens
Ik heb goed mijn best gedaan in dit thema.          
Ik heb alle opdrachten serieus gemaakt.          
Ik heb veel geleerd in dit thema.          
Ik vond de opdrachten in dit thema moeilijk.          


Je kunt nog een extra oefening maken om de stof uit dit thema te herhalen.

 

​Bestudeer nog een keer de theorie over samengestelde zinnen.

Samengestelde zin-hoofdzin-bijzin

Zoek op een nieuwssite op internet een artikel met minstens drie samengestelde zinnen in het artikel.
Kopieer deze zinnen naar een (Google-)bestand en geef aan of
het gaat om nevenschikking of onderschikking en wat het voegwoord is.
Laat je antwoorden checken door een klasgenoot.

Als je veel fouten hebt gemaakt, maak dan nog een keer de oefeningen over samengestelde zinnen in dit thema.

  • Het arrangement Thema 9 Leven in Nederland - vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    28-11-2025 14:52:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Leven in Nederland KGT' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt34. Dit thema bestaat uit vijf opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Je leert het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin herkennen en kunt aangeven of er in een samengestelde zin sprake is van nevenschikking of onderschikking. Daarnaast leer je argumenten en tegenargumenten bedenken bij een stelling en kun je aangeven of deze (tegen)argumenten objectief of subjectief zijn. Ook leer je verschillende soorten verbanden tussen alinea's in een tekst herkennen. Verder leer je de indeling van een haiku en elfje herkennen en kun je zelf een haiku of elfje maken. Ten slotte leer je de juiste manier om 'dan', 'als', 'zij' en 'hun' te gebruiken. In de eindopdracht leer je verschillende rechten en plichten kennen die gelden in Nederland. De eindopdracht is om samen met een klasgenoot een verslag te maken als rechters. Jullie moeten bepalen of een vrouw, die verdacht wordt van terrorisme, mag worden vastgehouden in de cel. Het verslag moet het slotvonnis bevatten en twee vragen beantwoorden: of het terecht is dat de vrouw is opgepakt en of ze langer moet worden vastgehouden. Het is belangrijk om de antwoorden goed te onderbouwen en het verslag moet één A4'tje lang zijn. Je kunt ook beeldmateriaal toevoegen aan het verslag.Zorg ervoor dat jullie alle vragen hebben beantwoord en dat jullie een duidelijk oordeel hebben over het al dan niet arresteren en vastzetten van de vrouw. Lever ten slotte jullie verslag in bij de docent. Succes!
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Literatuur; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    14 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    argumenteren, arrangeerbaar, enkelvoudige en samengestelde zinnen, haiku en elfje, leven in nederland, nederlands, nevenschikking en onderschikking, stercollectie, verbanden, vmbo-kgt34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Gereedschapskist. (2019).

    Gereedschapskist activerende werkvormen

    https://maken.wikiwijs.nl/105906/Gereedschapskist_activerende_werkvormen

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Fictie - Haiku's en elfjes vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74605/Opdracht__Fictie___Haiku_s_en_elfjes__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Grammatica - Samengestelde zinnen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74602/Opdracht__Grammatica___Samengestelde_zinnen__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Lezen - Argumenten vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74603/Opdracht__Lezen___Argumenten_vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Schrijven - Verbanden vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74604/Opdracht__Schrijven___Verbanden__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Spelling - Dan/als en zij/hun vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74606/Opdracht__Spelling___Dan_als_en_zij_hun_vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Als of dan?

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.