Thema: Het grootste orgaan vmbo-b34

Thema: Het grootste orgaan vmbo-b34

Thema: Het grootste orgaan

Intro

Het grootste orgaan

In dit thema leer je wat een levend wezen (organisme) is.
Bacteriën, schimmels, planten en dieren zijn organismen.
Organismen vertonen levenskenmerken.
Organismen kunnen bestaan uit één cel, maar zijn vaak meercellig.
Meercellige organismen zijn opgebouwd uit meerdere cellen.
De cellen vormen samen weefsels, organen en orgaanstelsels.

Bekijk de video van SchoolTV. In deze video komt vliegensvlug voorbij waar dit thema over gaat.

In dit thema staat je huid centraal. Je huid is het grootste orgaan van je lichaam.
De huid bestaat uit huidweefsel. Huidweefsel bestaat uit verschillende cellen.

De huid is belangrijk om je te beschermen tegen straling van de zon.
Maar ook om je te beschermen tegen indringers zoals schadelijke bacteriën en schimmels.
Bacteriën kunnen bijvoorbeeld zorgen voor puistjes.

Bacteriën zorgen er ook voor dat je zweet gaat ruiken.
En een bekende schimmel is de voetschimmel, of ook wel zwemmerseczeem.
Gelukkig zijn er ook goede huidbacteriën die je juist beschermen tegen schadelijke bacteriën.

Het is verstandig om dit belangrijke orgaan goed te verzorgen.
Smeer je dus in met een zonnebrandcrème als je de zon in gaat en maak je huid regelmatig schoon.

Aan het einde van dit thema maak je examenvragen in ExamenKracht.

Wat ga ik leren?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik:

K4 Levenskemerken

  • De levenskenmerken herkennen bij organismen.
  • Het verschil tussen dood, levenloos en levend uitleggen.

K4 Bouw van cellen

  • Plantaardige en dierlijke cellen herkennen.

K4 Cellen en weefsels

  • Omschrijven hoe een weefsel is opgebouwd.
  • Het verschil tussen cellen en weefsels uitleggen.
  • Enkele type cellen en weefsels benoemen.

K4 Van cel tot orgaanstelsel

  • Uitleggen wat een weefsel is.
  • Uitleggen wat een orgaan is.
  • Enkele orgaanstelsels benoemen met hun organen en functies.

K5 Bacteriën

  • Onderdelen van een bacteriecel benoemen.
  • Enkele voorbeelden noemen van nuttige en schadelijke bacteriën.
  • Uitleggen dat bacteriën ziekteverwekkers kunnen zijn.
  • Uitleggen hoe bacteriën zich voortplanten.

K5 Schimmels

  • Onderdelen van een schimmelcel benoemen.
  • Enkele voorbeelden noemen van nuttige en schadelijke schimmels.
  • Uitleggen dat schimmels ziekteverwekkers kunnen zijn.
  • Uitleggen hoe schimmels zich voortplanten.

K10 De huid

  • In een afbeelding de onderdelen van de huid benoemen.
  • De functies geven van de verschillende onderdelen van de huid.
  • Uitleggen wat de rol van pigment is bij de bescherming tegen ultraviolette straling.

Wat kan ik al?

Het thema Het grootste orgaan is het eerste thema in leerjaar 3.
Je hoeft geen stof te herhalen om aan het thema te kunnen beginnen.

Succes!

 

Wat ga ik doen?

Het thema Het grootste orgaan bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

0,5

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Levenskenmerken

2

Module: Bouw van een cel

2

Module: Cellen en weefsels

2

Module: Van cel tot orgaanstelsel

2

Module: Bacteriën

2

Module: Schimmels

2

Module: De huid

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht: examenvragen Het grootste orgaan

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

17

 

 

Modules

Levenskenmerken

Levenskenmerken

Intro

Weet je uit de onderbouw nog wat levenskenmerken zijn?

In de volgende video wordt je geheugen over organismen en hun levenskenmerken even opgefrist.
Ga na het kijken aan de slag met de rest van deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de verschillende levenskenmerken noemen.
  • de levenskenmerken bij organismen herkennen.
  • het verschil tussen dood, levenloos en levend uitleggen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en doe de twee oefeningen over levenskenmerken.

Stap 3

Je leest de info over gordeldieren en doe de oefening.

Stap 4

Doe het practicum Pekelkreeftjes.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van de module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Biologie betekent: leer van het leven.
Je noemt iets levend als het alle levenskenmerken of levensverschijnselen vertoont.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Levenskenmerken'.

Levenskenmerken


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Levenskenmerken

Bekijk onderstaande video. Maak tijdens het kijken naar de video de volgende oefening.
Let op: de video heeft geen geluid!

 

Doe nu ook nog deze oefening.

Stap 3: Gordeldieren

Stap 4: Pekelkreeftjes

© Hans Hillewaert
Pekelkreeftjes

Pekelkreeftjes kun je gebruiken als vissenvoer.
Je kunt in de dierenwinkel eitjes van pekelkreeftjes kopen.
Die eitjes zien eruit als donkere korreltjes.
Binnen de eitjes ontwikkelen de larven zich tot volwassen dieren.

Bekijk de video. De tekst is in het Engels, maar het is niet erg als je de tekst niet kunt volgen. Onder de video zie je de levenscyclus in het Nederlands.

Bekijk de levenscyclus van een pekelkreeftje.

 

 

 

 

 

 

 

 

In tweetallen.
Pekelkreeftjes zijn levende organismen en vertonen dus levenskenmerken.
Zij kunnen waarnemen. Zij nemen onder andere licht waar en reageren hierop.

Je gaat in een practicum onderzoeken hoe pekelkreeftjes reageren op licht.

Practicum Pekelkreeftjes

  • Download het practicum Pekelkreeftjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak een onderzoeksverslag, zoals beschreven in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Levenskenmerken/Levensverschijnselen
De kenmerken die levende organismen vertonen, zoals;

  • bewegen

  • waarnemen

  • reageren

  • voortplanten

  • groeien

  • ontwikkelen

  • eten/voeden

  • ademhalen en uitscheiden.

Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levenskenmerken

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Bouw van een cel

Bouw van een cel

Intro

Als introductie van deze module frissen we je geheugen even op.
Kijk naar de volgende twee video's over de bouw van dierlijke en plantaardige cellen.

Ga nu aan de slag met de rest van deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik: 

  • de belangrijkste onderdelen van een plantaardige cel benoemen.
  • de belangrijkste onderdelen van een dierlijke cel benoemen.
  • een plantaardige cel en een dierlijke cel met elkaar vergelijken.
  • een preparaat maken.
  • een plantaardige en een dierlijke cel tekenen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe het practicum Waterpest.

Stap 3

Bekijk de videos en doe het practicum Wangslijmvlies.

Stap 4

Doe het practicum Chromoplasten.

Stap 5

Bekijk de video over het pantoffeldiertje en doe de oefening.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Benodigdheden
Beschrijving practica en practicumspullen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Alle planten en dieren bestaan uit cellen.
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Bouw van cellen'.

Bouw van een cel

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Practicum Waterpest

Waterpest is een plantje dat veel in sloten voorkomt.
In de bladcellen bevinden zich bladgroenkorrels (of chloroplasten).
Je hebt de cellen van waterpest in het eerste leerjaar misschien ook al bekeken.
Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.

Je gaat met de microscoop een plantaardige cel bekijken.
Je maakt hiervan een schematisch tekening met bijschriften.
Weet je niet meer hoe je een schematische tekening maakt?
Kijk naar de video van Leo Karper.


Doe het practicum.

Practicum Waterpest

  • Download nu het practicum Waterpest.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 3: Practicum Wangslijmvlies

Overleg met je docent of je dit practicum gaat doen.
Bekijk de video hoe je een preparaat van het wangslijmvlies maakt.

Dierlijke cellen worden gebruikt bij forensisch onderzoek.
Bijvoorbeeld bloedcellen en cellen van het wangslijmvlies.
Met de chromosomen in de kern kan onderzoek worden gedaan. Dit noem je forensisch onderzoek.
Bekijk ook de volgende video.

Doe het practicum.

Practicum Wangslijmvlies

  • Download nu het practicum Wangslijmvlies.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze. Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.  
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 4: Practicum Chromoplasten

Overleg met je docent of je dit practicum gaat uitvoeren.
Zo niet? Bekijk dan deze video.

 

Chromoplasten (Kleurstofkorrels) geven kleur aan veel plantendelen, zoals de rode kleur van tomaat, de rijpe rozenbottel of de rode en gele paprika.
Bekijk van één van deze planten enkele cellen met de microscoop.
Maak hiervan een schematische tekening.

Practicum Cromoplasten

  • Download nu het practicum Chromoplasten.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar. Maak gebruik van de informatie uit de Gereedschapskist.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf de schematische tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

Succes!

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 5: Pantoffeldiertjes

In vervuild water leven vaak heel veel pantoffeldiertjes.
Hun lichaam bestaat maar uit een cel. Daarom heten ze eencellige diertjes.
Ze zwemmen met haartjes, die snel bewegen.
In de cel zie je iets kloppen, maar dat is geen hartje.

Bekijk pantoffeldiertjes in de video:

Pantoffeldiertjes zijn eencellige organismen. Dat betekent dat ze maar uit één cel bestaan.
Beantwoord nu de volgende vragen in de onderstaande oefening.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.

Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.

Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.

Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.

Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.

Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.

Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.

Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.

Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten (bladgroenkorrels), chromoplasten (kleurstofkorrels) en leukoplasten (zetmeelkorrels). Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.

Planten
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).

 

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je zo'n 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Heb je de drie practica gedaan? Welk practicum vond je het leukst?
    En welke het minst leuk? Schrijf op waarom.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?
    Kon je de examenopgaven maken zonder naar de theorie te kijken?

Cellen en weefsels

Cellen en weefsels

Intro

In deze module kijken we naar verschillende soorten cellen en weefsels.

Als je het verschil weet tussen een dierlijke en plantaardige cel dan kun je ook makkelijker herkennen of je te maken hebt met dierlijk of plantaardig weefsel.

Daarover meer in deze module!

Succes!

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd.
  • vier soorten dierlijk weefsel noemen.
  • drie soorten plantaardig weefsel noemen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je maakt schematische tekeningen van beenweefsel en kraakbeenweefsel.

Stap 3

Je onderzoekt de samenstelling van (kraak)been.

Stap 4

Je kijkt of je van verschillende weefsels aan kunt geven waar ze in het lichaam voorkomen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgave die past bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Benodigdheden
Omschrijving practica en practicumspullen.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Alle organismen bestaan uit cellen.
Soms kunnen organismen zelfstandig leven als eencellige.
Maar de meeste organismen bestaan uit meerdere cellen.
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Cellen en weefsels'.

Cellen en weefsels

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Been en kraakbeen

Been en kraakbeen zijn voorbeelden van steunweefsel.
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het lichaam.

De tussencelstof van been en kraakbeen bevat lijmstoffen en kalkzouten.
Beencellen liggen rondom een klein kanaaltje, kraakbeencellen liggen in groepjes bij elkaar.

Je gaat met de microscoop cellen bekijken van beenweefsel en kraakbeen weefsel.

Practicum Been en kraakbeen

  • Download nu het werkblad Been en kraakbeen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer de opdrachten uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekeningen.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 3: Samenstelling

Been en kraakbeen zijn voorbeelden van steunweefsel.
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het lichaam.

De tussencelstof van been en kraakbeen bevat lijmstoffen en kalkzouten.
Lijmstoffen zorgen ervoor dat bot een beetje buigzaam is, kalkzouten zorgen ervoor dat botten hard zijn.

Werk in tweetallen.
Waaruit bestaat been en kraakbeen?

Practicum Samenstelling been en kraakbeen

  • Download nu het practicum Samenstelling been en kraakbeen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: In het lichaam

In het Kennisbankitem staat een afbeelding met een lichaam en acht soorten weefsels opgebouwd uit acht verschillende soorten cellen:

  • Zenuwcellen
  • Wangslijmvliescellen
  • Kraakbeencellen
  • Gladde spiercellen
  • Darmepitheel
  • Botcellen
  • Dwarsgestreepte spiercellen
  • Rode bloedcellen

Iedere soort cel heeft zijn eigen rol.

Doe de volgende twee oefeningen.

Stap 5: Plantaardig weefsel

Deze module gaat vooral over dierlijk weefsel, maar in de Kennisbank staan ook nog drie soorten plantaardige weefsels:
steunweefsel, dekweefsel en vaatweefsel.

Heb je opgelet? Doe de oefening.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Weefsel
Groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype).

Tussencelstof
Het materiaal tussen en rond de lichaamscellen, dat de cellen steunt en voedt.

Bindweefsel
Is een vorm van weefsel dat onderdeel uitmaakt van alle organen van het lichaam van mens en dier. Bindweefsel heeft een steunende, dan wel verzorgende functie. Bindweefsel beschermt de organen en bepaalt hun vorm.

Impulsen
Elektrische stroompjes die door zintuigcellen worden doorgegeven aan zenuwcellen.

Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd?
    Kun je vier soorten weefsels noemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je in die tijd beide practica kunnen doen?
  • Inhoud
    Ging het tekenen van cellen goed? Is je duidelijk geworden wat het verschil is tussen been en kraakbeen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgave gemaakt? Ging het goed?

Van cel tot orgaanstelsel

Van cel tot orgaanstelsel

Intro

Ons lichaam bestaat uit verschillende orgaanstelsels.
Daarover heb je in de onderbouw al meer geleerd. Maar wat weet je hier nog van?

We beginnen deze module met een video die je geheugen op kan frissen:

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • uitleggen wat een weefsel is.
  • uitleggen wat een orgaan is.
  • minimaal vijf orgaanstelsels benoemen met één of twee organen.

 

Wat ga je doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Op een werkblad geef je van verschillende onderdelen van je lichaam aan of het gaat een cel, weefsel, orgaan of orgaanstelsel.

Stap 3

Je gebruikt het knipblad torso om aan te geven waar organen liggen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden.
Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Meer hierover in het Kennisbankonderdeel 'Van cel tot orgaanstelsel'.

Van cel tot orgaanstelsel


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Van klein naar groot

Bekijk eerst het filmpje gemaakt door leerlingen.Kijk de video voor je het werkblad maakt.

Van klein naar groot
Doe de volgende oefening.

Ons lichaam

  • Download nu het werkblad Ons lichaam.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Je ziet je een aantal lichaamsonderdelen. Schrijf onder elke afbeelding wat je ziet.
  • Schrijf onder elke afbeelding ook op of het gaat om een cel, weefsel, orgaan of orgaanstelsel.
  • Klaar?
    Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
    Bespreek met name de verschillen (als die er zijn).

Stap 3: De torso

Bestudeer de namen van de organen in de romp van een mens.
Je kunt hiervoor de torso in de klas gebruiken.
Of gebruik daarbij de volgende link: www.biologiesite.nl: torsoorganen

Doe vervolgens deze oefening

Knipblad torso

  • Download het Knipblad torso.
  • Knip alle organen uit en plak deze op de juiste plek in de lege torso.
  • Benoem hierna alle organen en geef de organen die samen een organenstelsel vormen dezelfde kleur.
  • Laat het resultaat beoordelen door een klasgenoot.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Ademhalingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het opnemen van zuurstof en het uitscheiden van koolstofdioxide. Ademhalingsorganen zijn o.a. luchtpijp en longen (met longblaasjes).

Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.

Voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.

Botstelsel
Orgaanstelsel dat zorgt voor stevigheid en bescherming van een organisme en ook beweging mogelijk maakt door spieraanhechting. Bijvoorbeeld: het geraamte bij gewervelde dieren (inwendig skelet) en het pantser (uitwendig skelet) bij geleedpotige dieren (bijvoorbeeld insecten)

Zenuwstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij het waarnemen van en reageren op prikkels uit de omgeving en uit het lichaam zelf. Organen van het zenuwstelsel zijn o.a. zintuigen, hersenen en ruggenmerg.

Zintuigstelsel
Orgaanstelsel dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).

Uitscheidingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het verwijderen van schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam. Uitscheidingsorganen zijn o.a. nieren, lever en de huid.

Hormoonstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.

Bloedvatenstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten.

Nieren
Organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine).

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    In de onderbouw heb je al kennis gemaakt met de begrippen cel, weefsel, orgaan en orgaanstelsel/ Wist je het nog?
  • Examenopgaven
    Bij dit onderdeel zijn best veel examenopgaven beschikbaar.
    Het onderdeel komt dus regelmatig terug in het examen.
    Heb je alle examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Bacteriën

Cellen van bacteriën

Intro

Net als schimmels heb je van bacteriën geen goed beeld. Ze worden door de meeste mensen gezien als ziekmakers en dus vooral als vervelend.
Maar net als schimmels zijn er vooral heel veel nuttige bacteriën. Wist je bijvoorbeeld dat jij wel 1,5 kilo aan bacteriën bij je draagt?
Neem samen met een klasgenoot een kijkje op deze site van Artis.
Je vindt er veel informatie over de bacteriën op je lichaam. Kijk ongeveer 5 minuten rond. Praat samen over de dingen die jullie ontdekken.

Wat ga je leren?

Na deze opdracht kan ik:

  • onderdelen van een bacteriecel benoemen.
  • met voorbeelden duidelijk maken dat bacteriën nuttig en schadelijk kunnen zijn.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met bacteriën zijn reducenten.
  • uitleggen hoe bacteriën zich voortplanten.

Wat ga je doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Onderzoek een bacteriekweek en schrijf een verslag.

Stap 3

Doe het practicum Yoghurt maken.

Stap 4

Je bekijkt twee video's en beantwoord vragen over teken.

Stap 5

Je maakt een informatiebord om te waarschuwen tegen teken.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je drie lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bacteriën waren waarschijnlijk de eerste levende wezens op aarde.
Bacteriën zijn eencellige organismen.
Sommige bacteriën zijn ziekteverwekkend.
Andere bacteriën zijn juist nuttig voor mensen:
ze helpen bijvoorbeeld bij de vertering van voedsel in het verteringsstelsel en bij de voedselbereiding.
Daarnaast zorgen ze samen met schimmels voor het opruimen van (dode) resten van organismen in de natuur.

Bestudeer uit de Kennisbank biologie uit het onderdeel 'Bacteriën'.

Bacteriën

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Bacteriekweek

Bacteriën zijn met het blote oog niet te zien. Met een schoolmicroscoop (400x) zijn ze moeilijk te zien.
Je ziet bacteriën goed als er veel bij elkaar zitten. Dit noem je een bacteriekolonie.

Kijk maar eens naar de volgende video. Daarin zie je hoe de bacteriën groeien.

Je gaat, samen met een klasgenoot, voorwerpen onderzoeken op de aan- of afwezigheid van bacteriën.
Jullie laten hiervoor bacteriën delen onder omstandigheden waar dat goed gaat: namelijk op een voedingsbodem en in een warme omgeving.

Bacteriekweek

  • Download de onderzoeksopzet Bacteriekweek.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 3: Yoghurt maken

Practicum Yoghurt maken
Je gaat zelf yoghurt maken. Wat heb je nodig om van melk yoghurt te maken?
En welke veranderingen treden op als melk in yoghurt verandert?

Overleg met je docent met wie je samenwerkt.

Yoghurt maken

  • Download het practicum Yoghurt maken.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen onder het kopje conclusie.
  • Vul eerst samen de beoordeling in.
  • Laat dan jullie docent de beoordeling invullen.

Stap 4: Ziekte van Lyme

Werk samen met een klasgenoot.
Jullie gaan twee video's bekijken en over de video's vragen beantwoorden.
Lees de vragen alvast een keer door vóór jullie de video's bekijken.

Bekijk nu de twee video's.

 

 

Stap 5: Informatiebord

Informatiebord
Maak samen met je klasgenoot een ontwerp voor een informatiebord voor de ingang van een natuurgebied.

De bezoekers worden hierdoor gewaarschuwd tegen teken, de ziekte van Lyme en geïnformeerd over voorzorgsmaatregelen om Lyme te voorkomen.
Verzamel de ideeën in de klas.

Kies per tweetal één handige tips voor bezoekers en werk deze uit.
Voeg alle tips van je klasgenoten samen en maak samen één informatiebord.

Bekijk eventueel nogmaals de volgende video.

 

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bacterie
een eencellig organisme.

Eencellig organisme
Organisme bestaande uit één cel.

Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.

Generatietijd
De tijd die nodig is voor een verdubbeling van het aantal bacteriën.

Sporen
Voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten.

Melkzuurbacterie
Melkzuurbacteriën zetten suikers in melkzuur om en is een bacterie die gebruikt wordt om producten zoals yoghurt, karnemelk en zuurkool te maken.

Virussen
Een stukje DNA met eiwit eromheen dat organismen ziek kan maken. Een virus is geen organisme, omdat het geen levensverschijnselen vertoont.

Eiwitmantel
Dit is het laagje eiwit dat om een virus heen zit.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de onderdelen van een bacteriecel noemen?
    Kun je met een voorbeeld duidelijk maken dat bacteriën nuttig kunnen zijn?
    Kun je met een voorbeeld duidelijk maken dat bacteriën schadelijk kunnen zijn?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je zo'n 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je in die tijd de bacteriekweek kunnen onderzoeken en yoghurt kunnen maken?
  • Inhoud
    In stap 4 en 5 ging het over teken. Had je al eens gehoord over de ziekte van Lyme? Bescherm je jezelf als je het bos ingaat?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Schimmels

Cellen van schimmels

Intro

Als je aan schimmels denkt, denk je vaak aan iets wat vies is. Schimmel op je brood bijvoorbeeld, is niet bepaald iets waar je trek van krijgt.

Maar wist je dat datzelfde brood niet eens gemaakt zou kunnen worden, zonder er een schimmelsoort aan toe te voegen? Daarover leer je meer in stap 3.

Kijk voor je verder gaat met deze module eerst deze video over soorten schimmels.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • onderdelen van een schimmelcel benoemen.
  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken dat schimmels nuttig kunnen zijn.
  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken dat schimmels schadelijk kunnen zijn.
  • uitleggen dat schimmels reducenten zijn.
  • beschrijven hoe schimmels zich voortplanten.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je bekijkt de video over de vliegenzwam en je beantwoordt de vragen.

Stap 3

Je gaat onderzoeken onder welke omstandigheden gist goed groeit.

Stap 4

Je gaat een gerecht met paddenstoelen maken.

Stap 5

Bekijk de video's over schimmelnagels en beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer drie lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Schimmelcellen lijken op plantaardige cellen. Ze hebben alleen geen bladgroenkorrels.
Sommige schimmels zijn schadelijk, omdat ze ziekten veroorzaken of voedsel bederven.

Maar schimmels zijn voor de natuur juist heel nuttig.
Ze helpen samen met bacteriën bij het opruimen van dode (resten van) organismen.
Ook bij de voedselbereiding en bij het maken van enkele medicijnen zijn sommige schimmels nuttig.

Bestudeer de volgende twee onderdelen in de Kennisbank biologie.

Cellen van schimmels

Schimmels en bacteriën



Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: De vliegenzwam

Een vliegenzwam behoort tot het rijk van de schimmels. Bekijk de video 'Vliegenzwam'.

Een vliegenzwam leeft vaak dicht in de buurt van een berkenboom.
Ze hebben allebei een voordeel om samen te leven.
Beantwoord de volgende vragen in de onderstaande oefening.

Stap 3: Gist

Bekijk het filmpje over gist.
Hierin wordt eenvoudig uitgelegd wat de werking van deze eencellige schimmel is.


In de video hoor je: “Gist eet alle suikers op die in het deeg zitten, daardoor ontstaat koolzuurgas.
Zo wordt het brood lekker luchtig“ Deze uitleg zal op het examen niet goed worden gerekend.

Hoe zou je het rijzen van het deeg wel goed kunnen verklaren? Bespreek het met een klasgenoot.

Onderzoeksopzet Gist
Je gaat onderzoeken onder welke omstandigheden gist goed groeit.

Onderzoek Gist

  • Download de onderzoeksopzet Gist.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Eetbare schimmels

Eetbare schimmels: Paddenstoelen

Veel paddenstoelen zijn giftig. Sommige paddenstoelen kun je wel eten. Welke ken je?
Een aantal paddenstoelen worden gekweekt om later terecht te komen bij de groenteboer of supermarkt.
Bekijk het filmpje:

Bekijk de top 10 van meest gegeten paddenstoelen.

  1. champignon
  2. oesterzwam
  3. tropische beurszwam of rijst-stro-paddenstoel
  4. shiitake
  5. morielje
  6. cantharel
  7. eekhoorntjesbrood
  8. truffel
  9. zwavelzwam
  10. geschubde inktzwam


Eetbare schimmels
Overleg met je docent of de volgende oefening doet.
Je gaat een gerecht voorbereiden en klaarmaken met als ingrediënt paddenstoelen.

Eetbare schimmels

  • Download het werkblad Eetbare schimmels: paddenstoelen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad eerst een keer helemaal door.
  • Voer de werkzaamheden uit zoals beschreven op het werkblad.

Eet smakelijk!

Stap5: Schimmelnagels

Schimmelnagels, je hoopt ze niet te krijgen. En toch is de kans dat je ze oploopt groot.
Echt slecht voor je gezondheid zijn ze gelukkig niet.

Bekijk eerst het filmpje van SchoolTV over schimmelnagels en dan het filmpje van het Gezondheidsplein.

Beantwoord de volgende twee vragen.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.

Hyphen
Andere benaming voor 'schimmeldraden'.

Zwamvlok
Ook wel mycelium genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.

Mycelium
Ook wel zwamvlok genoemd; het netwerk van alle schimmeldraden van een schimmel.

Sporen
Voortplantingscellen van schimmels en sporenplanten.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de onderdelen van een schimmelcel benoemen?
    Kun je een voorbeeld van het nuttig zijn van een schimmel beschrijven?
    Kun je een voorbeeld van het schadelijk zijn van een schimmel beschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Welke stap heeft veel tijd gekost?
  • Inhoud
    Heb je een gerecht klaargemaakt? En smaakte het?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

De huid

De huid

Intro

Deze module gaat over de huid. Je huid is je grootste orgaan van je lichaam en van levensbelang.

Kijk naar de volgende video. Kijk aandachtig en maak daarna de rest van deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • in een afbeelding de onderdelen van de huid benoemen.
  • de functie van de verschillende onderdelen van de huid beschrijven.
  • de rol van pigment bij de bescherming tegen ultraviolette straling beschrijven.

 

Wat ga je doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je maakt de opdracht op het werkblad 'Onderdelen huid benoemen'.

Stap 3

Je onderzoekt op welke plekken van je lichaam de tastknopjes liggen.

Stap 4

Je bekijkt de video over jeugdpuistjes en gaat op zoek naar info over huidkwalen.

Stap 5

Je bekijkt twee video's en beantwoord vragen over de warmte van de zon en over zonlicht.  

Stap 6

Je bezoekt twee sites en gaat op zoek naar antwoorden op vragen over UV-gevaar.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

De huid bedekt heel je lichaam aan de buitenkant.
De huid biedt bescherming tegen verschillende gevaren van buitenaf.
Welke dat zijn, lees je in het Kennisbankonderdeel 'De huid'.

De huid

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Huidonderdelen

Kun je de verschillende onderdelen van de huid benoemen?
Weet je waar de verschillende klieren zitten?
Kun je de hoornlaag en kiemlaag aanwijzen?

Stap 3: Tastknopjes

Met tastknopjes kun je fijne aanrakingen van de huid waarnemen.
Op sommige plekken in de huid liggen meer tastknopjes dan op andere plekken.
Op welke plek van je lichaam liggen de tastknopjes dicht bij elkaar?
En op welke plekken van je lichaam de tastknopjes verder uit elkaar liggen?

Dit onderzoek doe je in tweetallen.

Onderzoek Tastknopjes

  • Download de onderzoeksopzet Tastknopjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Huidkwalen

Bijna iedereen krijgt in zijn puberteit last van puistjes.
Dat komt door je hormonen, die je talgklieren flink in de war sturen.
Niet prettig, maar wel tijdelijk.

Bekijk de video.

Stap 5: De zon in!

Het is heerlijk om in de lentezon te gaan zitten na een koude winter.
Zonlicht zorgt voor zichtbaar licht, warmtestraling en uv-straling.
Door het zichtbare licht kunnen je ogen overdag ervoor zorgen dat je alles ziet.
De warmtestraling voel je op je huid.

De uv-straling zie en voel je niet. Tenminste niet direct.
Uv-straling zorgt ervoor dat je huid bruin wordt.
Teveel uv-straling is schadelijk voor je huid.
Het zorgt ervoor dat je huid verbrandt als je te lang in de zon bent.

Bekijk de video.

De zon is niet alleen lekker warm, maar kan ook huidziektes genezen.
En je wordt er vrolijk van!

Doe de oefening.

Bekijk de video:

In de zomer krijgen veel mensen een lekker bruin kleurtje.
Hoe komt dat eigenlijk?

Doe de twee oefeningen.

Stap 6: UV gevaar

Veel mensen vinden het in de zomer heerlijk om in de zon te liggen.
Dat is lekker warm en je wordt er bruin van wat veel mensen erg mooi vinden.

Toch is zonnen niet zonder gevaren. Zo wordt je lichaam blootgesteld aan ultraviolette straling.
Daardoor kun je huidkanker krijgen.

1 op de 6 Nederlander krijgt huidkanker. De kans is dus groot dat jij wel iemand kent die huidkanker heeft of heeft gehad!

Gelukkig heeft je lichaam iets bedacht om je te beschermen tegen deze ultraviolette straling: pigment.

Bekijk de twee onderstaande websites waarin wordt gewaarschuwd voor de gevaren van zonnen.
- www.checkjevlekje.nl
- www.huidfonds.nl

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Mechanische bescherming/afweer
Eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden. Voorbeelden bij de mens: huid en slijm(vlies).

Hoornlaag
Bovenste laag van de opperhuid. Bestaat uit dode cellen.

Kiemlaag
Onderste laag van de opperhuid. Bestaat uit delende cellen.

Pigmentcellen
Pigment bestaat uit pigmentcellen die een kleurstof bevatten die de gevaarlijke UV-straling kunnen opnemen.

Zintuigcellen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. In deze cellen worden prikkels omgezet in impulsen.

Tastzintuig
Geeft informatie over de structuur van hetgeen je aanraakt.

Pijnzintuig
Waarschuwt je als je huid beschadigd dreigt te worden.

Drukzintuig
Geeft je informatie over de massa en/of breekbaarheid van hetgeen je aanraakt.

Koudezintuig
Geeft informatie over de kou van hetgeen je aanraakt.

Warmtezintuig
Geeft informatie over de warmte van hetgeen je aanraakt.

Zweet
Uitscheidingsproduct dat een functie heeft bij het regelen van de temperatuur van het lichaam.

Voelen
Het waarnemen van aanraking, druk, warmte of kou (tastzintuig en drukzintuig, warmte- en koudezintuigen).

Afweersysteem
Alle reacties die een organisme heeft op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende onderdelen van de huid en de rol van die onderdelen beschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Wat vond je van het onderzoek naar de ligging van tastknopjes?
    Houd je van zonnen? Wist je ook dat het gevaarlijk is om te lang in de zon te zitten?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in zeven modules veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips


Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

 

VMBO-B34 2018-TV1

VMBO B34 2018-TV1 Vraag 8
VMBO B34 2018-TV1 Vraag 37

VMBO-B34 2019-TV1

VMBO B34 2019-TV1 Vraag 20
VMBO B34 2019-TV1 Vraag 28
VMBO B34 2019-TV1 Vraag 34

VMBO-B34 2021-TV1

VMBO B34 2021-TV1 Vraag 3
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 7
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 10
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 29
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 37

VMBO-B34 2021-digitaal examenvariant 1

VMBO B34 2021-digitaal exvariant 1 Vraag 2
VMBO B34 2021-digitaal exvariant 1 Vraag 11
VMBO B34 2021-digitaal exvariant 1 Vraag 17
VMBO B34 2021-digitaal exvariant 1 Vraag 36

VMBO-B34 2021-digitaal examenvariant 2

VMBO B34 2021-digitaal exvariant 2 Vraag 5
VMBO B34 2021-digitaal exvariant 2 Vraag 19

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de intro van het thema.
    Sluit de intro goed aan bij het thema?
    Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • De leerdoelen van dit thema vind je onder het kopje 'Wat ga ik leren?'
    Lees die leerdoelen nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 17 uur gepland.
    Klopt dat met het aantal uur dat je met dit thema bezig bent geweest?
  • Modules
    Kijk nog eens naar de titels van de modules.
    Passen alle modules bij de intro van het thema? Welke wel en welke niet?
  • Inhoud
    Niet alle modules waren helemaal nieuw.
    Een deel van de stof heb je in klas 1 of 2 ook al behandeld?
    Schrijf twee onderwerpen op waarover je nog veel wist.
    Schrijf ook twee onderwerpen op die nieuw voor je waren.
  • Examenvragen
    Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
  • Het arrangement Thema: Het grootste orgaan vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-06 22:23:52
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Het grootste orgaan' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vmbo-b34. Dit thema gaat over het grootste orgaan en bevat 7 onderwerpen. Het eerste onderwerp gaat over levenskenmerken, hierbij leer je wat verschillende levenskenmerken zijn (bewegen, waarnemen, reageren, voortplanten, groeien, ontwikkelen, eten/voeden, ademhalen en uitscheiden) en kan je de levenskenmerken bij een organismen herkennen. Ook kan je het verschil tussen dood, levenloos en levend uitleggen. Het tweede onderwerp is bouw van een cel, hierbij kan je de belangrijkste onderdelen van een plantaardige cel (celwand, vacuole, plastiden (chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten), celmembraan, cytoplasma, celkern en kernmembraan) en een dierlijke cel (celmembraan, celkern, kernmembraan en cytoplasma) benoemen. Je kan de plantaardige cel en dierlijke cel met elkaar vergelijken en je kan ze tekenen. Het derde onderwerp is cellen en weefsels, hierbij leer je hoe weefsels zijn opgebouwd en kan je vier soorten dierlijk weefsel (steunweefsel, beenweefsel, kraakbeenweefsel, spierweefsel, zenuwweefsel (gevoelszenuwcellen, schakelcellen en bewegingszenuwcellen) en drie soorten plantaardig weefsel (steunweefsel, dekweefsel, vezels en vaatweefsel) noemen. Het vierde onderwerp heet van cel tot orgaanstelsel, hierbij leer je wat weefsel is (een groep cellen met dezelfde functie in ongeveer dezelfde vorm), wat een orgaan is (onderdeel van een organisme dat uit weefsels bestaat en een of meer functies heeft) en je kan minimaal vijf orgaanstelsels benoemen (bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, uitscheidingsstelsel, voortplantingsstelsel man, voortplantingsstelsel vrouw, spierstelsel, botstelsel/ skelet, hormoonstelsel, zenuwstelsel en zintuigstelsel) met een of twee organen uit dat orgaanstelsel. Het vijfde onderwerp is cellen van bacteriën, hierbij leer je wat de onderdelen van een bacteriecel is (celmembraan, cytoplasma en chromosoom), kan je met een voorbeeld uitleggen dat een bacterie nuttig of schadelijk kan zijn. Ook kan je uitleggen waarom bacteriën reducenten zijn en kan je uitleggen hoe bacteriën zich voortplanten (celdeling is een vorm van ongeslachtelijke voortplanting). Het zesde onderwerp gaat over cellen van schimmels, hierbij leer je wat de onderdelen van een schimmelcel zijn (celwand, cytoplasma, celmembraan, celkern en kernmembraan). Kan je met een voorbeeld uitleggen dat schimmels nuttig of schadelijk kunnen zijn. Kan je uitleggen dat schimmels reducenten zijn en kan je beschrijven hoe schimmels zich voortplanten (via sporen). Het zevende onderwerp is de huid, hierbij leer je de onderdelen van de huid (talg en talgklieren, opperhuid, lederhuid, onderhuids bindweefsel, haar, hoornlaag, kiemlaag, haarspiertjes, bloedvat, haarzakje, zweetklier en vet) te benoemen met behulp van een afbeelding en kan je de verschillende functies van de onderdelen van de huid beschrijven. Ook leer je wat de rol van pigment is bij de bescherming tegen ultraviolette (UV) straling.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Biologische eenheid; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    17 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, b34, biologie, bouw van een cel, cellen en weefsels, de huid, het grootste orgaan, levenskenmerken, schimmels en bacteriën, stercollectie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (z.d.).

    Kennisbank Biologie - blauw

    https://maken.wikiwijs.nl/147184/Kennisbank_Biologie___blauw

    VO-content Biologie. (2019).

    Bouw van een cel vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73566/Bouw_van_een_cel__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    Cellen en weefsels vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73569/Cellen_en_weefsels__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    Cellen van bacteriën vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73567/Cellen_van_bacteri_n__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    Cellen van schimmels vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73568/Cellen_van_schimmels__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    De huid vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73605/De_huid__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    Levenskenmerken vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73565/Levenskenmerken__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2019).

    Van cel tot orgaanstelsel vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73572/Van_cel_tot_orgaanstelsel__vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.