Thema 5 Verandering

Thema 5 - Verandering

READ THIS INFORMATION CAREFULLY AT THE START OF EVERY THEME

Hi kids,

In year 1, you will learn a lot of English. You will learn grammar and words and practice your skills. You will work towards achieving (bereiken) different goals. You can find these goals on the left under 'Can Do statements', because it means you can do something. The goal is to master these statements by the end of the year. However, maybe you can already do some of these right now! That can mean you can work on other things. Always discuss this with your teacher. At the end of the year, you will all have the same base level English (= basis level Engels).

Every week you have 2 English lessons. You work on the lessons in 'parts'. Every week, you finish one part of the theme. There are different exercises (oefeningen) and you will work on skills (vaardigheden) like listening and watching, reading, writing and speaking.

In every theme, we will test your English language skills with a Masterpiece. In this Masterpiece, you will use the grammar and words you have learned and work on something that has to do with the theme. You will receive feedback to improve.

Tijdens dit thema maak je voor het eerst ook een JIJ!-toets. Dit is een landelijke meting van het niveau van Engels in de brugklas. Hier krijg je alleen feedback op, geen score. De expert kan daarna met je in gesprek gaan.


On this Wikiwijs page you can find all the documents you need for Thema 5: Verandering. First click on the tab called Can Do Statements to see what you're going to do and what you will learn. Everything you need to know, is on this Wikiwijs.

Writing down your answers can be done in 3 ways: you can use a Google or One Drive Document, you can use a Word Document or you can write your answers on paper in a notebook (= Engels schriftje).


As we said, you will create a Masterpiece to test your English. At the beginning of every theme, the teacher will explain the Masterpiece assignment to you so you can start working on it. You will hand this in at the end of the theme. The teacher will explain how to hand it in.

Every theme will be set up as follows:

- 8 lessons to work on all the parts of the theme.

- 4 Masterpiece lessons, because it is a big one - at the end of the last lesson you will hand in your Masterpiece.

In case you finish early, you can start working on the Challenges and/or your Masterpiece. Always talk to your teacher and let them know what you are doing.

Have fun!
Your teachers.

Het is belangrijk dat je al je harde werk goed opslaat in jouw mapje Engels en wekelijks je werk bijhoudt. Zorg ervoor dat je een tekstverwerker (zoals Word of Google Doc) en een goede PDF-reader (Foxit, Adobe) gedownload hebt. Begrijp je niet wat er gezegd of geschreven is? Stel je vraag aan je expert of een stamgroepsgenoot!


Course Outline

Click on this button to see this year's course outline. The document is subject to changes.

Wat er bij het huidige weeknummer staat, is waar je in die les aan gaat werken. Het huiswerk is altijd waar je de week ervóór aan gewerkt hebt. 

Bijvoorbeeld: het is week 40. Daar staat Part 2. In de lessen van die week, werk je dus aan Part 2. Het huiswerk dat je aan het begin van week 40 af moet hebben, is Part 1.

Course outline

You need to log in with your De Nieuwste School credentials.

Can Do Statements

Leerdoelen Engels

Tijdens de lessen Engels van dit jaar gaan we werken aan de verschillende taalvaardigheden: lezen, luisteren, spreken en schrijven. In je verdere schoolcarrière blijf je aan deze taalvaardigheden werken, dit zijn namelijk de cornerstones van elke taal! Een taal is opgedeeld in verschillende niveaus. Zie hiervoor de onderstaande afbeelding:

Op het eind van leerjaar 1 is het de bedoeling dat je op niveau A1/A2 zit. Om dat te bereiken gaan we werken aan verschillende leerdoelen die per taalvaardigheid geformuleerd zijn.

Op bovenstaand overzicht staan alle leerdoelen voor de verschillende taalvaardigheden. Dat zijn er veel! We zullen ze hieronder per taalvaardigheid neerzetten:

Voor luisteren hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik luister naar iemand die Engels tegen mij praat.
    • Ik begrijp alledaagse uitdrukkingen zoals begroeten, bedanken, me voorstellen, wat iets kost, hoe laat het is, ...
  • Ik luister naar een gesprekje tussen mensen die Engels praten
    • Ik begrijp waar alledaagse gesprekken waarin mensen zich aan elkaar voorstellen.
  • Ik luister naar mededelingen en instructies
    • Ik begrijp eenvoudige vragen, opdrachten, aanwijzingen van mijn docent.
    • Ik versta duidelijk gesproken woorden zoals getallen, de tijd, dagen, maanden, wat iets kost.
  • Ik kijk en luister naar TV, video- en geluidsopnames
    • Ik begrijp het onderwerp van videoclips/onderwerpen in het jeugdjournaal.

Voor lezen hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik lees om me ergens op te oriënteren
    • Ik vind online informatie over prijzen, openingstijden, ...
    • Ik kies iets uit een menu, ...
    • Ik begrijp eenvoudige informatie op posters, mededelingenborden, ...
  • Ik lees correspondentie
    • Ik begrijp korte eenvoudige berichtjes op social media, mailtjes, kaarten, ...
  • Ik lees instructies
    • Ik begrijp eenvoudige, korte, goed gestructureerde instructies zoals routebeschrijvingen, ...
    • Ik begrijp instructies bij lesmateriaal.
  • Ik lees om informatie op te doen
    • Ik begrijp korte teksten met plaatjes met informatie over het weer, een bekend persoon, concert, ...

Voor schrijven hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik schrijf een notitie
    • Ik schrijf eenvoudige berichtjes op social media/noteer datum, tijd, ..,.
    • Ik kan feedback geven aan klasgenoten, huiswerk noteren, etc.
  • Ik vul een formulier in
    • Ik kan persoonlijke gegevens invullen.
  • Ik correspondeer
    • Ik schrijf (digitale) kaarten met een groet, regel afspraken via mailtjes.
  • Ik schrijf vrij
    • Ik schrijf korte eenvoudige zinnen over mezelf als introductie/tekst bij een cartoon of foto, ...

Voor spreken hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik spreek een groepje mensen toe
    • Ik lees korte, vooraf geoefende mededelingen voor aan een groep.
  • Ik vertel iets
    • Ik informatie over mezelf geven.
    • Ik kan iemand of iets beschrijven.

Voor gesprekken voeren hebben we dit jaar de volgende doelen en subdoelen:

  • Ik regel iets
    • Ik vraag om iets/geef iets/bedank voor iets.
    • Ik geef aantallen, kosten, datum, tijd, ... door.
  • Ik voer een gesprekje
    • Ik stel mezelf voor/groet iemand/neem afscheid/vraag hoe het met iemand gaat/reageer op hun verhaal.
  • Ik wissel informatie uit
    • Ik stel en beantwoord vragen/geef de tijd/zeg wat ik wel of niet leuk of lekker vind/vraag om duidelijkheid.

Kijk voor meer informatie over leerdoelkaarten op https://www.slo.nl/thema/meer/10-14-onderwijs/leerdoelenkaarten/leerdoelenkaarten-moderne-vreemde-talen/

Leerdoelen Algemeen

Naast de taaldoelen die door het ERK geformuleerd zijn, zijn er ook een aantal algemene doelen die we heel belangrijk vinden. Ook hier ga je ieder thema weer aan werken. Deze doelen zijn:

  1. Ik kan alle onderdelen van de opdracht zichtbaar aanleveren.
  2. Ik kan zelfstandig Engelse zinnen met Engelse woorden schrijven. Ik let hierbij op de woordvolgorde en volledigheid. Ik gebruik hoofdletters aan het begin/bij ‘I’/bij namen en plaatsen. Ik sluit af met een punt, vraagteken of uitroepteken.

  3. Ik kan effectief mijn boodschap overbrengen.

  4. Mijn werk is verzorgd en, waar mogelijk, creatief.

  5. Ik vergroot mijn woordenschat en kennis van de grammatica structureel en op een georganiseerde wijze.

  6. Ik onderzoek wat voor leerstijl bij mij past en effectief is.

  7. Ik stel me leerbaar op en sta open voor feedback.

  8. Ik ga verantwoordelijk om met mijn en andermans spullen.

  9. Ik maak afspraken en houd me daaraan.

  10. Ik communiceer mijn bevindingen met stamgroepsgenoten en de expert.

Succescriteria: wanneer doe ik het goed?

Om de genoemde doelen te kunnen bereiken en om aan te kunnen tonen wat jij kan, zijn de volgende succescriteria verwoord. Je kan deze succescriteria voor alles wat je tijdens de Engelse les doet gebruiken als een extra check. Daarbij is ook een verschil gemaakt tussen een aantal Basis en Uitbreiding's criteria. Deze succescriteria zijn ook de onderdelen waar je feedback op zal ontvangen en waar jouw expert je op zal wijzen. 

Succescriteria Taalvaardigheid:

  1. Mijn zinnen bestaan uit een onderwerp (wie?), werkwoorden, lijdend voorwerp (wat?) = Basis, een beschrijving van plaats (waar?), een beschrijving van tijd (wanneer?). Ook gebruik ik bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden om mijn zinnen mee aan te kleden = Uitbreiding.

  2. Als ik zinnen maak, speel ik met de Engelse woordvolgorde en grammatica structuren die we nog niet gehad hebben = Uitbreiding

  3. Nadat ik de basis heb verwerkt, kijk/overleg ik wat ik extra toe kan voegen = Uitbreiding

  4. Ik weet hoe ik me voor de lessen kan voorbereiden en leren door video's te kijken, uitleg te vragen of een tekst te raadplegen = Basis

  5. Ik weet hoe ik mijn leerwerk (de woordenlijsten en Basics) iedere week bij moet houden en welke leerstijl (overschrijven, spelletjes, WRTS) bij mij past = Basis

  6. Ik weet hoe ik kan werken aan onderwerpen die niet goed gingen om ze toch te beheersen en dit aan te tonen = Basis

  7. Ik maak mijn werk op tijd af = Basis

  8. Ik zorg dat mijn spullen geordend zijn = Basis

  9. Ik schrijf met hoofdletters en interpunctie = Basis

Succescriteria Werkhouding:

  1. ik kan mijn spullen en documenten geordend houden in mijn Drive.

  2. Ik laat me overhoren om te checken of ik voldoende geleerd heb.

  3. Ik spreek in de klas tegen de expert en mijn klasgenoten zoveel mogelijk Engels.

  4. Ik vraag voor mijn gemaakte werk tenminste 1x feedback.

  5. Ik neem bij problemen en vragen contact op met de expert.

  6. Ik ga, bij (tegenvallende) feedback, in gesprek met mijn expert.

Feedback

We werken iedere week met een kort reflectiemoment. Tijdens dit moment ga je na wat voor feedback je ontvangen hebt van de expert en/of van je stamgroepsgenoten. Deze feedback is gekoppeld aan de leerdoelen die we gesteld hebben bij het kopje Can Do Statements.

Als je het moeilijk vindt om te beginnen, zijn hier een aantal voorbeeldvragen waar je op in kan gaan:

- Kreeg ik feedback op taalniveau of op mij als persoon gericht?

- Op taalniveau:

  • Begreep ik wat er gezegd werd toen er Engels gesproken werd?
  • Begreep ik de Engelse instructie die me gegeven werd?
  • Begreep ik de informatie uit teksten?
  • Schreef ik mijn antwoorden in correct Engels op?
  • Sprak ik verstaanbaar Engels bij het geven van antwoorden?
  • Sprak ik verstaanbaar ENgels bij het voeren van gesprekken?
  • Hoe werkte ik deze week aan mijn woordenschat?
  • Heb ik feedback gevraagd op iets specifieks? (bijv. Masterpiece)

- Sprak ik Engels tijdens de les? Heb ik mijn antwoorden gedeeld met de groep of expert? Wat was de reactie daarop?

- Op mij als persoon:

  • Hoe was mijn werkhouding deze week?
  • Had ik alles op tijd af?
  • Waren er problemen?
  • Hoe heb ik problemen opgelost en vragen gesteld?
  • Wie had ik hiervoor nodig?
  • Liep ik vast bij een opdracht? Op wat liep ik vast? Hoe heb ik dit aangepakt?

- Heb ik mijn leerwerk bijgehouden? Kan ik zo overhoord worden en weet ik dan alles nog?

- Had ik wat extra's nodig deze week? (uitleg, uitdaging) Heb ik daar ook naar gehandeld?

 

Basics

Here you can find all the Basics documents you need to study the grammar and words. Read this page carefully, because you will need these things every lesson.


You can find exercises for grammar all over the Wikiwijs. The grammar is marked with an orange colour. This is grammar you will need to use in the English language. Door de oranje kleur zie je hoe vaak het onderwerp aan bod komt en waar je het voor kan gebruiken in de Engelse taal. Elke keer als iets oranje is, weet je dus: dit hoort bij de Basics en daar is een uitlegvideo over te vinden!

All the grammar you will learn is used in everyday English and will be part of your Masterpiece. In the Can Do Statements, you can see what you will use this grammar for and what you will learn to do.

The grammar subjects you will learn more about this theme are:

  • Present Simple (hele ww, hele ww+(e)s, do/does + hele ww, don't/doesn't + hele ww)
  • To be going to
  • Short answers
  • Imperative (gebiedende wijs)
  • Some/(not) any
  • Adverbs (bijwoorden en plek in de zin)
  • om dit te beheersen heb je van het vorige thema in ieder geval nodig: 'to be', plural (meervoud), het leren van de Words, Most used English words en je Personal Wordlist)

You can find words in blue all over the Wikiwijs. These words can be difficult or new words that you need to know to do these exercises. Door de blauwe kleur zie je welke woorden in de woordenlijst horen en geleerd moeten worden. Plan hier tijd voor in (tijdens de les of thuis). Learning words is a big part of learning English because you will always need these words to understand and use English for all skills.

We gaan op 2 manieren woorden leren voor Engels.

Manier 1: Op de pagina zie je het bestand Basics Words. Deze staat ook in het 'Lesmateriaal' in Teams. Dit is de woordenlijst van het thema. Deze herhaal je 3x per week. Hierin staan woorden die al vertaald zijn (Nederlands en Engels allebei gegeven) en woorden die nog vertaald moeten worden (Engels al gegeven). Voor deze woorden moet je, door het maken van de Parts, nog de betekenissen vinden en in de lijst aanvullen. Je zoekt deze dus op, en zet de betekenis in de lege kolom van het bestand. Deze woorden komen ook terug bij je Skills en Final Test: de twee toetsen die je voor Engels zult hebben.

Manier 2: Veel woorden ken je misschien al, of worden indirect als al bekend van je verwacht. Dit zijn veel van de meest gebruikte Engelse woorden. Is jouw woordenschat nog niet zo groot? Dan moet je hier meer aandacht aan besteden. Klik op de onderstaande link om naar de woordenlijsten te gaan. Deze woordenlijsten bevatten de meest gebruikte woorden in het Engels en zijn daarom enorm belangrijk om te beheersen. Deze moet je gedurende het jaar bijhouden. Leer en herhaal 3x per week een deel van deze woordenlijst.

https://www.ef.nl/leermiddelen-engels/engelse-woordenlijsten/

Kom je woorden tegen die niet bij de woordenlijst en de meest gebruikte Engelse woorden horen? Dan kun je ook een personal word list maken met nieuwe woorden die je tegenkomt en zelf hebt opgezocht. Deze woordenlijst kun je laten controleren bij je expert. Deze zullen je Engelse woordenschat/vocabulaire vergroten!


Op deze pagina kun je ook uitleg video's vinden voor de grammatica. Deze kun je gebruiken bij het doornemen van de bestandjes Grammar PowerPoint en het maken van de grammar oefeningen in de parts. Je kunt ze ook gebruiken om te herhalen. Je expert zal niet zo vaak klassikaal uitleg geven over de grammatica en meestal extra ondersteuning aanbieden in kleine groepjes. De video's zijn daarom ideaal: je kan ze op je gemak kijken, terugluisteren en raadplegen. Ook wanneer je een les gemist hebt.

Voor elk grammatica onderwerp kun je zoeken op Google en YouTube voor uitleg, maar twee kanalen die wij aanbevelen zijn 'Engels Gemist' en 'Allesvoorengels.nl'.

https://www.youtube.com/user/EngelsGemist

https://www.youtube.com/c/allesvoorengels/videos

Wil je toch liever uitleg van je expert of heb je een vraag? Zoek je expert dan op of kom langs de helpdesk!

 

 

Present Simple

Imperative/Gebiedende wijs

Bijwoorden

Some / any

To be going to

Woordvolgorde

Parts

Part 1

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


Animal Classification                                                                                                   

In this theme, we're going to learn more about the different ways of Animal Adaptation. In what way do animals adapt to their environment? Not only can we learn a lot from the animal kingdom, but we can also enjoy an occasional laugh if we have a look at their ways of doing things.


Basis

Task 1

1. Watch the video below in which we'll take a 'Walk on the Wild Side'. Name as many animals as possible that you see in the video. If you don't know the name, describe what the animal looks like (colour, fur, feathers etc.)

2. What does the animal in the end of the video realize? 

https://www.youtube.com/watch?v=9HgI6HQhRHg&feature=emb_title&ab_channel=SlickHolden


Task 2 - What kind of animals are there?                                     

"There are 2 types of animals: invertebrates and vertebrates. Invertebrates don’t have a spine (ruggewervel) and vertebrates do. We can classify the vertebrates even further and sort them into 5 categories!​"

Complete the table below while watching the YouTube video on animal classification.

https://www.youtube.com/watch?v=mRidGna-V4E&ab_channel=FreeSchool

1. Write down 3 animals for each category as examples. So, name 3 fish, 3 amphibians, 3 reptiles, etc.

2. Cross out what’s wrong or circle what’s right. Are they cold- or warm-blooded?

3. Cross out what’s wrong or circle what’s right. Do they lay eggs? Or do they give birth?

FISH: AMPHIBIANS: REPTILES: BIRDS: MAMMALS:
         
         
         
cold/warm cold/warm cold/warm cold/warm cold/warm
eggs/give birth eggs/give birth eggs/give birth eggs/give birth eggs/give birth

Task 3 - About the California Condor                                                                                             

http://www.artisticglobe.com/wp-content/uploads/2013/11/Condor-bird-chasing-a-wolf.-Wow-look-at-the-size-of-that-bird.jpg

The California condor is the largest flying bird in North America. Their wings may stretch nearly 10 feet (3 meters) from tip to tip. When in flight, these huge birds glide on air currents to soar as high as 15,000 feet (4,600 meters).

Like other vultures, condors are scavengers that eat from the carcasses of large mammals, such as cattle and deer. When a big meal is available, the birds may eat so much that they must rest for a couple of hours before flying again.

Condors were sacred birds to the Native Americans who lived in the open spaces of western America. Today, they are best known as the subjects of a famous captive breeding program that may save them from extinction.

The condors came to the point of extinction in the late 1970s, when only two or three dozen birds survived. No one is sure exactly what causes or causes caused this decline. Many birds died from poison ingestion and illegal egg collection, and all birds lost the habitat over which they once flew.

California condors mature and reproduce slowly. They don't breed until they are between six and eight years old, and the female lays only one egg every two years. If that egg is removed, however, she will lay a second or a third. With this in mind, scientists began to collect eggs for captive incubation. They also captured wild birds for captive breeding and, when the wild population dropped below 10 individuals, all of the remaining wild condors were brought into captivity in 1987.

Thanks to many organizations and individuals, reintroduction of California condors began in 1992. Today about 127 birds live in the wild. Though they are protected, many birds still die from accidental death. Power lines are a great hazard for condors, and they live longer in areas where less humans live.

Questions

  1. What do the Condors hunt/look for?
  2. What is special about the Condors reputation?
  3. How do the Condors survive? Copy the piece of the text where you found your answer.
  4. What happens when you take away a Condor egg and how did scientist use this information?
  5. Decide whether the following statements are TRUE or FALSE. If FALSE, explain why.
    • Condors are vegetarians
    • Condors were nearly all gone in the 1950s
    • One of the reasons why condors were nearly extinct is because of illegal egg collection.
  6. Translate the words from the table below.

English

Dutch

English

Dutch

stretch

 

ingestion

 

air currents

 

habitat

 

soar

 

flew

 

scavengers

 

mature

 

carcasses

 

reproduce

 

cattle

 

breed

 

deer

 

removed

 

sacred

 

captive incubation

 

captive breeding program

 

reintroduction

 

extinction

 

Power lines

 

dozen

 

hazard

 

 


Task 4 - Riddles

Can you solve the animal riddles?

  1. I am brown, I can roar, I eat zebras, and I have a mane.
    I am a ……………….
  2. I hiss, I can be poisonous, and I have a forked tongue.
    I am a ……………….
  3. I am a bird, but I can’t fly. I can swim and I eat fish.
    I am a ……………….
  4. I am a pet, I purr and meow, I have nine lives, and I like mice.
    I am a ……………….
  5. I am tall, I have a long neck, I am yellow and brown, and I live in Africa.
    I am a ……………….

Fun fact! Did you know that mammals are the only animals to have ears that stick out?


Task 5 - Grammar

In het Engels wordt de tegenwoordige tijd de Present Simple genoemd. Deze grammaticale tijd (in het Engels: tense) heb je in afgelopen thema's al meerdere keren gebruikt met de werkwoorden 'zijn' en 'hebben' (denk terug aan 'to be', have got/has got), maar voor de andere werkwoorden komen er wat regels bij.

We gebruiken de Present Simple om aan te geven dat iets is of om daarnaar te vragen (feiten, waarheden, dingen die regelmatig gebeuren). Kijk de video voor uitleg (Basics - Uitlegvideo's grammatica) en kijk naar de onderstaande afbeelding voor de samenvatting.

1. Maak nu de zinnen af. Let op: in sommige gevallen moet je de vorm van het werkwoord veranderen (bijv. bij 'be' en 'have/has'.

  1. Frogs ...(not be) mammals.
  2. My brother ... (be) the best!
  3. I ... (not like) my little cousin.
  4. She ... (go) to the zoo every Thursday.
  5. ... you ... (know) the answer?
  6. We ... (understand) what we have to do.
  7. These animals ... (be, not) that big.
  8. I ... (play) with some chickens at the farm every Sunday.
  9. Ebony ... (study) his English words every week.
  10. ... Ayaan ... (work) on Mondays?
  11. They ... (not know) what they want to eat.
  12. Lily Potter ... (have got) a son named Harry.
  13. My best friend ... (not like) snakes.
  14. He ... (think) they're scary!
  15. We ... (go) to the park to spot birds all the time.

2. Je hebt in voorgaande thema's ook geleerd hoe je zegt dat je iets van plan bent door 'to be going to' te gebruiken.

Gebruik de volgende schuingedrukte steekwoorden (namen, werkwoorden) en maak daar 7 zinnen mee waarin je 'to be going to' gebruikt. Je kunt hierbij ook vraagzinnen en ontkennende zinnen gebruiken en je mag verschillende combinaties maken.

Jamal / Min-Yoongi / Jessie / Mrs Khan / Faisal's parents / The zoo-keeper / The dolphins

(not) work / (not) have / (not) do / (not) go / (not) clean / (not) feed / (not) play

3. Verzin nu zelf 3 zinnen waarin je beschrijft wat je wel/niet dit weekend gaat doen. Gebruik 'to be going to'.

JIJ! Toets

Deze week heb je de eerste JIJ!toets van leerjaar 1. Dit meetmoment is een benchmark toets die bedoeld gebruikt wordt om te kijken wat het landelijk gemiddelde niveau van Engels is. Je krijgt voor deze toets geen score, maar een kort feedbackformulier die gaat over leesvaardigheid. Hierover kan de expert met je in gesprek gaan, maar verder is geen nieuws = goed nieuws!

De instructie voor de JIJ!toets is:

  1. Ga naar tap.toets.nl/login
  2. Log in met de volgende gegevens:
    - Inlognaam = dns+leerlingnummer,
    bijvoorbeeld: dns802345 (hier MOET dns in kleine letters gevolgd door 6 getallen)
    - Wachtwoord = 1e letter schoolcode (D) + geboortedatum,
    bijvoorbeeld: D01032005 (hier MOET D met hoofdletter gevolgd door 8 getallen)
  3. Kies de passende toets Engels: ‘Engels Lezen A1-A2 - 1 (Engelstalig)
  4. Start de toets. De tijd die je hiervoor hebt start direct. Extra tijd voor dyslecten is al inbegrepen. Je kunt de toets niet afsluiten en opnieuw starten. Je kunt de pagina wel verversen als het vastloopt.

Part 2

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


The truth about... adaptation            

You're going to read an informative text about animals and their ability to adapt. Before you start reading the text we want you to brainstorm about the content. So, don't start reading just yet...


Basis

Task 1 - Reading a text, step 1
Take a quick look at the text below. Answer the following questions before reading the entire text.

  1. What is the title of the text?
  2. What are the different subtitles of the text?
    1. ………………………………………………………………………………………
    2. ………………………………………………………………………………………
    3. ………………………………………………………………………………………
    4. ………………………………………………………………………………………
  3. Kijk naar de titel, de plaatjes en de verschillende tussenkoppen van de tekst. Schrijf in het Nederlands op waar de tekst over gaat en welke verschillende onderwerpen behandeld worden.

The truth about... adaptation    

What is adaptation?

When people hear the word adapt, one of the first things that comes to mind is "fitting in." People are always having to adapt or change to different situations or places.

For animals, including people, adaptation is often a matter of life or death! If they don't adapt in certain ways to their surroundings, they will not survive. Humans even use technology to adapt. Think of the space suits used by astronauts to control their temperature and for breathing so they can survive space travel.

An adaptation is a special skill which helps an animal to survive and do everything it needs to do. Adaptations could be physical changes to the animals body or behavioural changes.

Did you know...? Meerkats have dark circles round their eyes, which act like sunglasses, helping them see even when the sun is shining very brightly.

Aye-ayes (or ‘vingerdiertje’) have a number of adaptations for nocturnal living (they tend to come out at night). They have big eyes and ears to help them see and hear well in the dark. They also have special thin fingers to help them find bugs to eat.  

Camouflage
Camouflage is a type of adaptation that allows animals to blend in with their surroundings. This adaptation helps protect them from their enemies. An animal is much better able to "hide" by blending into its surroundings. On the other hand, camouflage also helps a predator "fit in" to its environment so that it won't be seen very easily as it comes up on its prey.

Take the Arctic fox. During summer months, the Arctic fox has a brown coat. During winter, the coat of the Arctic fox is white, matching its icy, snowy surroundings.

Did you know….? A chameleon changes its colour to blend in with the surroundings and be safe from danger.  
Did you know…? A camel, who lives in the desert, stores fat in his humps to make up for the scarcity of water.

Behavioural adaptation
Raccoons are a great example of behavioural adaptation in action! In their natural forest environment, they nest in trees and eat everything from berries to fish. They are mostly nocturnal, which means they come out at night. As night creatures, they are not seen by humans very often.

For some people living in suburban areas, however, raccoons can seem like one of the biggest pests — and it's all our fault! As humans destroyed the raccoon's natural habitat, these animals have learned to change their habits — to adapt. Instead of nesting in trees, suburban raccoons have made very comfortable homes in people's attics, basements, garages, and storage sheds. Since they are not picky eaters, they have traded forest food for the delicious leftovers found in our trash. Using their hands, they have learned to open garbage cans and gates. This is a problem for people living in the cities!

Did you know….? The African Wild Dog even uses camouflage to blend in with their surroundings..

Hibernation
How would you survive the long, cold winter without food? Bears do it in a very cool way — hibernation.

Hibernation helps animals survive the changing seasons. Foods that bears eat, such as berries and flowers, are much less available during cold winter months.

When they hibernate, bears enter a deep sleep. They remain safe by hiding in dens. The bears' body functions, such as heartbeats and breathing, slow down. While they sleep, the bears can survive because their bodies live off of their stored fat or food. It's like nature's built-in battery cell. That's why bears eat plenty during autumn, in order to store up fat.


Basis

Task 2 - Reading a text, step 2
Lees de tekst globaal en sta niet te lang stil bij moeilijke woorden. Wanneer je klaar bent met lezen, vertaal dan deze woorden (ze zijn blauw, onderstreept in de tekst):

English

Dutch

English

Dutch

Adaptation

 

behavioural adaptation

 

Adapt

 

night creatures

 

Matter of life or death

 

suburban areas

 

Special skill

 

pests

 

Physical changes

 

natural habitat

 

Behavioural changes

 

attics

 

nocturnal living

 

not picky eaters

 

Scarcity of water

 

delicious leftovers

 

blend in with surroundings

 

hibernation

 

enemies

 

changing seasons

 

hide

 

less available

 

a predator

 

dens

 

environment

 

body functions

 

prey

 

stored fat or food

 

Arctic fox

 

built-in battery cell

 

matching its surroundings

 

eat plenty

 

 

Task 3 - Reading the text in full, step 3
Lees de tekst nu volledig en zorg ervoor dat je weet waar hij over gaat. Schrijf bij elke tussenkop op waar dat stuk tekst over gaat. Deze aantekeningen zijn als het ware een samenvatting per alinea. Deze aantekening mag je in het Nederlands maken.

1. What is adaptation?

 

 

2. Camouflage

 

 

3. Behavioural adaptation

 

 

4. Hibernation

 

 

 


Task 4 - Questions about the text

Answer these questions about the text. We would like you to try to answer in English. If this is too difficult you can answer in Dutch.

  1. What is ‘adaptation’?
  2. Why is adaptation so important for animals AND people?
  3. Humans are able to adapt by using technology. In the text, space suits are used as an example. Think of another example of how humans adapt to their surroundings.
  4. Which two kinds of adaptation are mentioned in the text? Also explain what they mean and what the difference between the two is.
  5. The meerkats have got circles round their eyes. What use do these circles have?
  6. Is een aye aye een nachtdier? Write down the word that supports your answer.
  7. Explain the next sentence: ‘A camel, who lives in the desert, stores fat in his humps to make up for the scarcity of water.’
  8. What is the benefit (=voordeel) of camouflage for an animal?
  9. What is the benefit of camouflage for a predator?
  10. How does the Artic Fox change from summer to winter?
  11. Why do people who live in cities hate raccoons?
  12. Why do the raccoons come to the city?
  13. Explain, in your own words, what hibernation is.
  14. Why do bears eat plenty during Autumn?
  15. Look for another animal (one that isn’t mentioned in the text) which uses adaptation and explain how and why they use it.


Task 5 - What are they going to do?

Bekijk de onderstaande foto en beschrijf wat de mensen volgende week op wintersportvakantie van plan zijn te gaan doen. Kies 5 situaties uit om te beschrijven. Schrijf volle zinnen op!

Om te zeggen dat je iets van plan bent gebruik je 'to be' (am/are/is) + going to + het ww. Bijvoorbeeld: The man near the trees is going to ride his unicycle.

Afbeeldingsresultaat voor describe the picture

Task 6 - What do you always do on holiday?

Nu ben jij aan de beurt! Wat doe jij altijd als je op vakantie bent? Of wat doe je nooit als je vrij bent? Om te zeggen dat iets je altijd, nooit of soms doet/om feiten te geven, gebruiken we in het Engels de Present Simple.

Geef 5 feitjes over jouw vakantie. Gebruik hiervoor dus de Present Simple en voeg de bijwoorden always, never en sometimes toe aan je voorbeelden.

Tip! Bekijk voor het maken van deze opdracht de Video uitleg over de Present Simple en over de plaats van de bijwoorden in een zin op de Wikiwijspagina. Je vindt de videos links onder het tabblad 'Basics' - Uitleg video's grammatica.


Task 7 - some or any?

Complete the sentences. Choose between some and any.

1. Dzenana and Manon are going to check ... assignments after school.
2. I can't help you with your homework because I don't have ... time.
3. Do you know ... of the children from the other year 1 classes?
4. Can you help me with this exercise? I don't know ... of these questions.
5. Have you got ... questions about the homework?
6. Are there ... exercises that you don't understand?
7. Jolijn hasn't got ... idea what the homework is.
8. There are ... questions I cannot answer.


Uitbreiding

Task 8 - What's the difference?

Inmiddels heb je drie verschillende grammaticale tijden bestudeerd. De Present Continuous, de Present Simple en het werkwoord 'to be going to'. Aan het einde van het jaar is het de bedoeling dat de deze drie correct, door elkaar, kan toepassen in spreek- en schrijfopdrachten. Wanneer gebruik je welke vorm? Welke regel hoort hierbij? Vul de onderstaande tabel aan - op deze manier heb je een handig spiekschema voor jezelf gemaakt als hulpmiddel bij het maken van zinnen (voor je Masterpiece).

Tip! Bekijk voor het maken van deze opdracht de Video uitleg over de Present Simple, Present Continuous en het werkwoord 'to be going to' op de Wikiwijspagina. Je vindt de videos links onder het tabblad 'Basics' - Uitleg video's grammatica.

 

 

Wanneer gebruik je deze vorm?

Zijn er uitzonderingen?

Voorbeeldzin
-> bevestigend

Voorbeeldzin
-> ontkennend

Voorbeeldzin -> vragend

‘to be

going to’

 

 

 

 

 

 

 

Present Continuous

 

 

 

 

 

 

 

Present

Simple

 

 

 

 

 

 

 

 

Part 3

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


Wildlife in disguise: Animal camouflage Part 1                                                         

In class, we’re going to look at two short film clips to see how animals deal with change and what they do to adapt to their environment. Click on the blue link below. Watch the film clip and answer the questions. Remember, when a question is asked in Dutch, answer in Dutch and the other way around.

http://www.youtube.com/watch?v=uaYbcN7Wa_M


Basis

Task 1 - Answer the Questions

  1. Wat is ‘to disguise’? Kun je hier ook een ander woord voor vinden?
  2. Wat zijn ‘distinctive patterns’?
  3. The stripes of the zebras are effective when they stand together. This makes it very hard for a predator to see them.
    TRUE / FALSE
  4. When an animal looks very similar to their surroundings, this is called ‘blending in’.
    TRUE / FALSE
  5. De octopus probeert op een steen te lijken. Hoe doet hij dit en wanneer doet hij dit?
  6. Op wat voor iets probeert ‘the whipsnake’ te lijken?
  7. The whipsnake has got horizontal pupils which makes it easier to spot.
    TRUE / FALSE
  8. Waarom gooien roggen (=rays) zand over zichzelf heen?
  9. What makes the ‘flounder fish’ so special?
  10. Finish the sentence: ‘When danger lurks, the tortoise retracts its head and feet under his hard patterned
  11. What is mimicry?
  12. The mantis looks like a leaf, which helps it being eaten.
    TRUE / FALSE
  13. What does the spider look like? What is its technique?
  14. Kun je 3 redenen opnoemen waarom dieren zichzelf ‘vermommen’?

Wildlife in disguise: Animal camouflage Part 2

Now, we’re going to look at the second short film clip to see how animals deal with change and what they do to adapt to their environment. Click on the blue link below. Watch the film clip and answer the questions. Remember, when a question is asked in Dutch, answer in Dutch and the other way around.

http://www.youtube.com/watch?v=onIwkFZQPCk


Task 2 - Answer the Questions

  1. What is ‘a branch’? Is it actually a branch? What are they called?
  2. What are sea slugs? What do they look like?
  3. Can an octopus see colour?
  4. The octopus isn’t able to change its own body colour and pattern to match a reef or sea floor.        
    TRUE / FALSE
  5. How does he do this?
  6. Are the octopus and the cuttlefish related to each other? How many tentacles does the cuttlefish have?
  7. What is the difference in tentacles between an octopus and a cuttlefish? Explain.
  8. What is so special about the nudibranch?
  9. Does it always have one colour?
  10. Cells on his skin allow the chameleon to change colour and reflect light                                  
    TRUE / FALSE
  11. What is so special about the way they walk? How is this possible?
  12. What purposes does the colour changing of the chameleon have?

 


Task 3 - two truths, one lie

Basis

We gaan een spelletje spelen! Om feiten te geven, of om te zeggen dat iets altijd, nooit of soms gebeurt, gebruiken we de Present Simple. Bedenk 3 feitjes over jezelf waarvan er twee waar zijn (two truths) en één onjuist is (one lie). Je (digitale) buurman gaat vervolgens raden welk feitje onjuist is. Pas in iedere zin een vorm van de Present Simple toe en vergeet de bijwoorden always, never, sometimes, often, usually enz. niet in je zinnen te verwerken.

Bijvoorbeeld - I always walk to school. I never eat peanuts because I am allergic. I sometimes forget to brush my teeth in the evening. Which one is false?

Uitbreiding

Vind je het leuk om Engels te praten? Wil je oefenen met het stellen van vragen in de Present Simple? Stel je vragen om achter het leugentje te komen dan in het Engels! Om vragen te stellen in de Present Simple gebruik je het hulpwerkwoord 'do' of 'does' gevolgd door het hele werkwoord. Bijvoorbeeld: 'Do you live far away from school?'.


Task 4 - giving short answers

In English it is polite to answer by giving short answers in stead of just answering with a simple yes or no. Even if the English are really mad, they still answer in a short sentence! Answer the following questions by using these short answers. Let op: antwoord in een korte zin die past in jouw situatie. Start altijd met Yes, ... of No, ....

1. Do you enjoy being outside?
2. Does your English teacher start their class on time?
3. Do you sometimes forget your homework?
4. Does De Nieuwste School listen to its students?
5. Can you work on paper during English class too?
6. Has Nina ever sent an email to your parents?
7. Are you going to go outside today?
8. Is Jolijn your mentor?


Uitbreiding

Wildlife in disguise: Animal camouflage Part 3

Survival is a difficult task in the wild – especially if you’re smaller or slower than everyone else. This is why many animals have found different ways to camouflage themselves. Ways to camouflage depend on three factors: the behavior of the animal, the behavior of the predator and the environment, and how the animal lives and hunts. The animal kingdom is a wild, crazy place where animals have to be clever in order to survive. One of the most amazing techniques for survival is animal camouflage. The following is a list of some animals that are gifted in the art of invisibility.

Polar Bears

Other bears and human poachers are the biggest threats to the polar bear, but by blending into the white snow of the Arctic with white fur coats, some danger can be avoided. Only a polar bear's nose and foot pads are without fur.

Ornate Wobbegongs

If you're ever swimming in the shallow waters of Australia, look for the ornate wobbegong -- though you probably won't be able to see it! This shark's body flattens out on the seafloor where its spots and lines resemble rock and coral. Wobbegongs take camouflage a step further with a little "beard" under their chins that looks like seaweed.

Gaboon Vipers

In order to hide from their prey, these snakes make the most of their brown-gray scales. These big snakes hide between dead leaves in the African rain forest.

Leaf Butterflies

Complete with fake leaf stalk, fake leaf veins, and perfect dead-leaf colouring, they are perfectly camouflaged. Birds pass them by without looking at them since these insects from southeast Asia look more like dead leaves than butterflies

Dragon Lizards

Spiders, snakes, birds, and even other lizards all want a piece of the dragon lizard, so they have some of the most effective camouflage around. Not only do dragon lizards look nearly invisible when hanging out on a tree branch, they keep extremely still.They know that their predators react to the smallest movements. It isn’t much of an exciting life, but at least they live to tell about it!

Flower Mantises

Careful-- that flower you're thinking about smelling might have a flower mantis hiding inside. The flower mantis of western Africa uses colourful camouflage to trick smaller insects into smelling the roses, then snap -- lunch is served.

Surprisingly, sometimes the best way to camouflage is to stick with the herd: for example, when a lion sees a bunch of zebras, it only sees a big striped mass. Some fish that are covered in bright vertical stripes might be clearly visible when they swim alone, but in a larger group, a predator will see a colored blob.


Task 5- Answer the following Questions

  1. Look up the following words and give their translation.

English

Dutch

English

Dutch

Behaviour

 

Veins

 

Predator

 

Herd

 

Environment

 

Visible

 

Invisibility

 

Scales

 

Avoided

 

Threat  

 

 

  1. Van welke 3 factoren is camouflage afhankelijk?
  2. What are the biggest threats to polar bears?
  3. Why is it hard to spot the ornate wobbegong? What does he look like?
  4. Why do birds pay hardly any attention to the leaf butterfly?
  5. Dragon lizards houden zichzelf stil omdat ze extreem lui zijn.                              
    WAAR / NIET WAAR
  6. The flower mantis uses a certain technique. Can you explain this technique?
  7. Is het belangrijk om bij een groep te blijven wanneer je jezelf wil ‘verstoppen’? Leg uit.
  8. How do ornate wobbegongs take their camouflage to the next level?
  9. Explain this sentence, in your own (English) words, about the dragon lizard:
    ‘It isn’t much of an exciting life, but at least they live to tell about it!’

Extra Uitbreiding

Task 6  - Websearch I

Animals need to adapt to their environment for numerous reasons. For example, the climate, or the type of food that can be found. Give two reasons why animals needed to adapt. Use the Present Simple to state your answer. You can use the internet to look up information.


Task 7 - Websearch II

Click on the link below and see if you can spot all the camouflaged animals. http://www.boredpanda.com/animal-camouflage/

 

Part 4

The orange colour shows a grammar subject from the Basics. You can click the Basics tab on the left to find the explanation.

The blue colour shows words that might be new or difficult. You can use an online dictionary to find the meaning. You can add these to your personal word list.

Questions in English will be answered in English. Questions in Dutch can be answered in English and Dutch.


Task 1 - Global Warming

Before watching the video, make sure you understand all these words and word combinations:

English

Dutch

CO2

 

Float up / go up into the air

 

Electricity

 

Power station

 

Cover

 

Blanket

 

To cause drought

 

Cyclone

 

Coral reef

 


Clink on the link and watch the video: http://www.youtube.com/watch?v=ko6GNA58YOA


1. What do cars, power stations and planes produce? What is the name of the gas?
………………………………………………………………………………………………..

2. Do planes produce more or less CO2 than cars?
………………………………………………………………………………………………..https://encrypted-tbn3.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcR6lfjmjEakJH0l3KMGPHq7aHsRCPTqsHs4Mmji0zn33AiGchNfzw

3. Do we have a lot of CO2 in the air?
………………………………………………………………………………………………...

4. What is climate change?
…………………………………………………………………………………

5. What can destroy the coral reef and make fish go away?
………………………………………………………………………………...

6. Are there any possible ways to protect plants and animals? What can we do?

…………………………………………………………………………………

Decide if these sentences are true or false              

7. When people use lots of cars CO2 doesn’t go up into the air.

8. The air is hot because of the CO2 blanket.

9. Cyclones are big storms.

10. We can still use cars instead of cycling and walking to places, planes instead of buses and leave the lights and TV sets switched on when we are not in the room.


Task 2 - Browsing, Reading and Answering                                                                                                               

Click on the link below. http://climatekids.nasa.gov/
First, browse through the website to get a global understanding of what this site is about.

Answer these questions.

  1. For whom is this text intended?
  2. What is this website about?
  3. Kijk naar de verschillende menu’s, de plaatjes en de verschillende tussenkoppen van de teksten. Als je iets wil weten over hoe dieren omgaan met het broeikaseffect, op welk menu zou je dan moeten klikken?
  4. Decide whether the statements are True or False.
  • This internetsite is owned and designed by NASA                                                                                          T/F
  • If you want to look up information about tigers, this site is helpful.                                                                 T/F
  • If you want to do a Science Fair project, you have to click on the button which is called ‘Make Stuff’                 T/F
  • If you want to plant a butterfly garden, you have to click on the button which is called ‘Watch videos’               T/F

 

Task 3 - Imperative

Vul de zinnen hieronder aan met een imperative (gebiedende wijs). Deze gebruik je om aan te geven dat iemand iets wel of niet moet doen.

Let op: Als je iets niet moet doen, staat het woordje “not” erbij.

 

1. ………………………………………………………… (to be) kind to all animals.

2. ………………………………………………………… (to throw + not) trash on the ground.

3. ………………………………………………………… (to hurry) up.

4. ………………………………………………………… (to wash) your hands often.

5. ………………………………………………………… (to swim + not) in this lake.  

6. ………………………………………………………… (to brush) your teeth before going to bed.

7. Please ………………………………………………………… (to wake up + not) the hedgehogs during hibernation.

8. ………………………………………………………… (to drink) enough water every day.

 

Task 4 - Positive or negative?

Maak de positieve imperatives negatief en de negatieve imperatives positief. Schrijf de volledige zin op.

 

1. Make a sandwich with cheese, tomatoes and lettuce.

…………………………………………………………………………………………

2. Don’t sit down.

…………………………………………………………………………………………

3. Give her a new book.

…………………………………………………………………………………………

4. Knock on the door.

…………………………………………………………………………………………

5. Don’t be quiet!

…………………………………………………………………………………………

6. Call me when you get there.

…………………………………………………………………………………………


Task 5 - Reading: Lemur moms                                                                                                                                                   

http://cdn.easyapps.nl/pictures/000/000/000/119/785/540_800x600.jpg?r=0Click on the link: https://climatekids.nasa.gov/lemurs/

Read the text and answer the questions below.

  1. Look up what the following words mean and translate them into Dutch.

English

Dutch

Mountainous

 

Creature

 

Primate

 

Offspring

 

Regular patterns

 

Chewing

 

Unable

 

Dedicated

 

 

  1. Waarom gaat het moeilijk worden om een lemuur te zien in het echt in de toekomst?

    …………………………………………………………………………………………..

  2. Waar leven ze?

    …………………………………………………………………………………….......

  3. Vanwege het warmer worden van de aarde, veranderen de regenpatronen. Wat houdt dit in voor de lemuren moeders?
    …………………………………………………………………………………………..
  4. ‘When there is less rain, fewer babies survive’. What do you think that this sentence means? Answer in Dutch.
    ………………………………………………………………………………………….
  5. In droge jaren moeten de lemuren moeders meer planten eten. Waarom?

    ………………………………………………………………………………………….

  6. Waarom is het lastig voor ze om meer planten te eten?

    …………………………………………………………………………………………..

  7. Leg uit, in je eigen woorden, waarom het een probleem is voor de lemuren dat de aarde opwarmt?
    ………………………………………………………………………………………

 

 

Task 6 -  Some & any

Maak de zin af door het juiste antwoord in te vullen. Gebruik hiervoor some of any.  

  1. Do lemurs eat ..... plants?
  2. They do ..... climbing every day.
  3. Have you got ..... apples?
  4. No, we haven’t got .....
  5. However, we do have ..... tangerines.

 

Task 7 - Your own answers

Bedenk zelf een aantal Engelse zinnen. Zet deze vervolgens in het juiste rijtje bij some of any. Er is al een voorbeeld gegeven.

 

SOME ANY
Could I have some salt, please?
 

I don’t have any bananas.

   
   
   
   
   

 

 

Task 8 - Reading: Birds and climate change                                                                                                       

Click on the link: https://climatekids.nasa.gov/extreme-weather-birds/

Read the text and answer the questions below.

Look up what the following words mean and translate them into Dutch.

English

Dutch

Unexpected

 

Common

 

Fewer

 

Neighbourhood

 

Precipitation

 

Measure

 

Affecting

 

Shrink

 

Habitat

 


1. Dickcissels (bird) are not common in certain parts of Northern America. Which parts?
…………………………………………………………………………………………………
2.  Why did they move to these parts?
………………………………………………………………………………………………….
3. Why do fewer birds show up in places they call home?
…………………………………………………………………………………………………
4. Scientists use two types of satellites. Which ones?
………………………………………………………………………………………………….
5. ‘These satellites can measure things like temperature, precipitation and evaporation, and cloudiness.’ What does this mean? Translate this sentence.
………………………………………………………………………………………………….
6. What do they use these satellites for? Explain how this works.
………………………………………………………………………………………………….
7. Hunters, scientists, amateur birders are collecting data. What do they use this date for?
………………………………………………………………………………………………….
8. Why is the work of scientists so important?
…………………………………………………………………………………………………


Task 9 - Reading: How do we know the climate is changing?                                                                                                         

Click on the link: https://climatekids.nasa.gov/climate-change-evidence/

Read the text and answer the questions below.

Look up what the following words mean and translate them into Dutch.

English

Dutch

Measurements

 

Surface

 

Rose

 

Scientists

 

Average

 

Drilled

 

Atmosphere

 

Ice cores

 

Clues

 

Amounts

 

Sediment

 

Soak up

 

Chunks

 

Droughts

 

 

  1. How are these alarming changes spotted? In other words, how are we able to see these changes?
    ……………………………………………………………………………………….
  2. How many degrees did the earth’s temperature rise in the last century?
    ………………………………………………………………………………………..
  3. Explain how it is possible that the Earth is getting warmer.
    …………………………………………………………………………………………
  4. What do the scientists use the ice cores for?
    …………………………………………………………………………………………..
  5. When is the arctic ice at its smallest?

    …………………………………………………………………………………………..

  6. What are glaciers?
    ………………………………………………………………………………………….
  7. What is the main reason why global sea level is rising?

    ………………………………………………………………………………………….

  8. What is the main reason why chipmunks, marmots and bears wake up early during their hibernation?
    …………………………………………………………………………………………
  9. Explain why many trees in the Western U.S. also suffer from the climate change.
    ………………………………………………………………………………………….

Masterpiece

Uitleg Masterpiece

Animal Vlog - Get to know the animal kingdom

Voor dit Masterpiece ga je een Animal Vlog maken over een door jou gekozen dier. Tijdens dit Masterpiece werk je aan het schrijven van een script, het ontvangen én geven van feedback via The Markers, en lever je uiteindelijk je script en video in voor feedback. Veel plezier!


Hieronder lees je de taak en de onderdelen die in jouw video als Basis moeten zitten. Je mag hier ook extra's aan toevoegen als uitbreiding. Maak daarna je animal vlog en leer ons over jouw gekozen dier!

Voorbeeld van een Animal Vlog van een leerling vorig jaar: https://youtu.be/akg88aizksk


1. Intro

Kies een origineel/niet voor de hand liggend dier uit waar je een video over wil maken. Ga voor inspiratie naar https://www.nationalgeographic.com/animals/topic/facts-pictures. Lees vervolgens de tekst op de website, zoek zelf informatie over het dier op en beantwoord de onderstaande vragen.

Vertel ons waarom je voor het dier hebt gekozen en wat je in je video gaat behandelen.

2. Kern

Beantwoord in de kern de volgende 10 vragen over jouw dier. Heb je hulp nodig? Kijk dan bij het tabje 'Extra hulp Masterpiece'. Alles wat rood is, zijn de Basics die je moet verwerken én markeren. Uitleg hiervoor is te vinden onderaan de Basics pagina.

  1. What animal did you select? Use am/is/are + going to + werkwoord
  2. In which category does your animal belong?
    amphibians (amfibieën) / birds / bugs (insecten) / fish / invertebrates (ongewervelden) / mammals (zoogdieren) / prehistoric / reptiles
  3. Where does your animal live? Use Present Simple + bijwoord
  4. How old can your animal become? Use Present Simple + bijwoord
  5. What does your animal eat? Use Present Simple + bijwoord
  6. Is your animal endangered (=bedreigd), if yes, why? Use Present Simple
  7. Write down a fun fact about your animal.
    Did you know ...
  8. Every animal can do something special. What is special about your animal? Can it do something other animals can’t? If yes, what can it do? Give a description in at least 30 words. Use a sentence and end with a Short Answer, for example: Can my animal climb? Yes, it can/No it can't.
  9. Show a photo of your animal and describe, in your own words, what your animal looks like. Give a description in at least 30 words. Use some/any, for example: my animal has some stripes in its fur.
  10. Animals always adapt to their environment in a certain way. How does your animal adapt itself to its environment, or describe how it survives in its environment? Give a description in at least 30 words. Use Present Simple + some/any.

3. Outro

Bedank de kijker voor het kijken en verzin een passende afsluiting voor je vlog.


Now that you know so much about your animal, it’s time to show your knowledge! Gather all your information and make a video about your animal. Hand in your script and finished video in the following way.

Let op de volgende deadlines!

Working with The Markers.

  1. Ga naar The Markers website en log in met je account https://www.themarkers.nl/
  2. Upload je script vóór XXX in The Markers voor de ronde met leerlingfeedback.
  3. Geef feedback aan een stamgroepsgenoot vóór XXX in The Markers. Als iedereen deze deadline goed volgt, heb je genoeg tijd om je feedback te verwerken.
  4. Bekijk en reflecteer op de feedback die je hebt gekregen vóór XXX The Markers. Maak aanpassingen aan je document en begin met filmen en editen. Voor het verwerken, filmen, en editen heb je een week de tijd.
  5. Upload jouw verbeterde script en link naar de video vóór XXX in The Markers. Je upload een bestand met daarin een link naar jouw video (bijv. een privé YouTube of Google Drive link).
  6. Jouw expert bekijkt jouw script en video en voorziet je van feedback.

CHECKLIST! Make sure that:

  • You highlight the following Basics: am/is/are going to + werkwoord, present simple meerdere keren, bijwoorden meerdere keren, een vraagzin met een short answer, some/any meerdere keren.
  • The name of your animal is clear.
  • You include at least 1 photo of your animal.
  • You have an intro.
  • You have answered all 10 questions.
  • You have an outro.
  • You check your spelling and grammar.
  • You practice speaking/reading your text BEFORE filming.
  • You ask for feedback!

You will receive feedback for your video. This is an important moment to see how hard you will have to work for the rest of the year because a lot of elements will come together in this video (writing your script, Basics and speaking).

 


Wil je checken of je de grammar en Basics wel goed verwerkt hebt? Open dan de onderstaande PowerPoint en neem de grammatica regels nog eens door.


Hier kun je zien waar je feedback op zal krijgen:

Succescriteria Masterpiece:

  1. Ik heb een introductie bij mijn tekst geschreven. Ik heb de 10 vragen van de opdracht beantwoord en daarmee informatie gegeven over mijn gekozen dier.

  2. Ik heb een script met de gemarkeerde Basics EN mijn animal vlog video op de juiste plek ingeleverd. Mijn werk is op tijd ingeleverd. Ik heb de volgende Basics gebruikt en gemarkeerd: am/is/are going to + werkwoord, de present simple meerdere keren, bijwoorden zoals always/usually/never/sometimes, een korte vraagzin met daarbij een short answer, some/any.

  3. Ik hanteer de Engelse woordvolgorde van onderwerp-werkwoorden-lijdend voorwerp. Ik gebruik de juiste vorm van ‘to be’ samen met 'going to + ww' om aan te geven wat ik ga doen/beschrijven. Ik kan beschrijvingen en algemene feiten geven met de Present Simple. Ik kan een vraag stellen en daar een short answer op geven. Ik gebruik some bij bevestigende zinnen en any bij ontkenningen en vragen. Ik gebruik bijwoorden die aan geven hoe en hoe vaak iets gebeurd, en zet deze vóór het hoofdwerkwoord of ná am/is/are.

  4. Ik geef uitgebreid informatie over een onderwerp. Ik maak een lopend verhaal door verbindingswoorden en zinnen toe te voegen. Ik voeg ook mijn eigen ervaring/mening of extra informatie toe, naast de vragen op de Wikiwijs. Ik gebruik een intro-kern-slot structuur. De onderdelen sluiten goed op elkaar aan.

  5. Mijn masterpiece ziet er aantrekkelijk uit. Ik gebruik foto’s, afbeeldingen en een heldere structuur of lay-out om mijn verhaal aan te kleden en tekst te verduidelijken. Mijn werk valt misschien positief op in vergelijking met anderen.

Extra hulp Masterpiece

Vertaal de volgende zinnen als startpunt voor je script. Gebruik dit in je Masterpiece!

 

1.    Ik ga je vertellen over … (naam van jouw dier).

am/is/are + going to + hele werkwoord

2.    Mijn dier hoort in de categorie …

3.    Mijn dier leeft altijd/soms/nooit in …

Present Simple + bijwoord

4.    Mijn dier kan … jaar oud worden.

Present Simple + bijwoord

5.    Mijn dier eet elke dag/uur/nacht …

Present Simple + bijwoord

6.    Mijn dier is wel/niet bedreigd. … vormt een bedreiging voor mijn dier.

Present Simple

7.    Wist je dat mijn dier …

8.    Kan mijn dier …? Ja/nee, …

Short answer

9.    Mijn dier heeft een paar/een beetje/enkele/geen … op zijn vacht.

some/any/not any

10.  Mijn dier past zich aan door een paar/een beetje/enkele/geen …

Present Simple + some/any/not any

Extra practice?

If you want to practice some more with the grammatical topics we've discussed, you have several options.

On this page, there are a couple of websites that you can use. With every website, you can find a brief explanation of how they work.

Good luck!


Wil je oefenen op Slimleren? Dan zijn dit de categorieën en oefeningen die je kan maken!

  • Werkwoordstijden:

    • Tegenwoordige tijd (allemaal)

    • Toekomende tijd (allemaal)

    • Gebiedende wijs

  • Voornaamwoorden:

    • Persoonlijk & bezittelijk (allemaal)

    • Aanwijzende voornaamwoorden

    • Vragende voornaamwoorden

    • Onbepaalde voornaamwoorden

    • Samengestelde onbepaalde voornaamwoorden

  • Meervoud (allemaal)

  • Bijvoeglijk naamwoorden & bijwoorden

    • Bijwoorden van frequentie

    • Bijwoorden van tijd en plaats

  • Hulpwerkwoorden, vragen & ontkenningen

    • Korte ja-nee antwoorden

    • Onbepaalde voornaamwoorden

    • Samengestelde onbepaalde voornaamwoorden

    • Aangeplakte vragen

  • Andere woordsoorten & grammatica

    • Voorzetsels (allemaal)

  • Twijfelwoorden

    • once, ones, one’s

  • Taalschat thema’s: animals, colours, clothes, appearances


 

Duolingo is an interactive learning format in which you train your listening and writing skills. You can practise a couple of minutes every day to quickly improve your English skills.

You can achieve goals and go to different levels to further improve your personal language skills.

Next to the desktop version, Duolingo also comes in an app for Android, iOS and Windows Phone.

A great way to improve your English and have fun at the same time!

 


 

Go to this website and click the button ´Grammar´ in the top left corner.

On the grammar page you can find many different grammatical topics. Click on the one you would like to practise. You can first read a short explanation about the topic and then you can do various exercises. When you are finished you can immediately check your work and see if you have done them correctly or not.


Same as with the previous website, go to this website and click the button ´Grammar Explanation´. On this page, you can also find and explanation of all the different grammatical topics.

If you click on ´Grammar Exercises´ you can practise with all the different grammatical topics. Here you can also check your own work and see how you´ve done.

There is also a button ´Tests´ and ´Complex Test´.


Quizlet is a fun way to train new vocabulary. You can use the website on your laptop or you can download the app for your Android, Windows or Apple device.

Same as with WRTS, you can upload your words to Quizlet and save them so you can use them later. Them difference with WRTS is that with Quizlet, you can do various (interactive) games to study your new words.

A great way to get to know your new vocabulary!

Challenges

If you're really good at English you might want to do more challenging exercises. That's why you can read the stories from the booklet (Short stories for Children). For every story you read you can do one of the exercises below.

Tell your Expert which story you've read, and hand in the exercises on paper.

Have fun!


Kies één opdracht uit de volgende lijst (eventueel op een apart vel papier). Je maakt deze opdracht in het Engels!.

a) Verzin een andere titel voor het verhaal en leg uit waarom die beter is.
b) Maak een tijdlijn waarin je de belangrijkste gebeurtenissen van het boek in de juiste volgorde plaatst.
c) Maak een advertentie voor iets dat in het boek voorkomt of dat ermee te maken heeft.
d) Schrijf een ander einde aan het verhaal (± 75 woorden).
e) Schrijf een stuk uit het dagboek van een hoofdpersoon (±75 woorden).
f) Schrijf een interview tussen jezelf en een hoofdpersoon. Schrijf ook de antwoorden van de hoofdpersoon op, zoals jij denkt dat die zullen zijn. In totaal schrijf je ± 5 vragen (en dus ook 5 antwoorden) op.

 

 

Help me!

De meeste leerlingen hebben al wat te maken gehad met de Engelse taal voordat ze aan de middelbare school beginnen, maar dat betekent niet dat het iedereen makkelijk af hoeft te gaan. Om je op weg te helpen met het maken van zinnen, het stellen van vragen en het leren van een vreemde taal, kun je op deze pagina verschillende ondersteuningstips vinden. Good luck!

 

Afbeeldingsresultaat voor learning english

Talen leren

Een taal leren kan overweldigend lijken, maar gelukkig is het in kleinere stappen op te breken.

Kijk naar de afbeelding hieronder voor verschillende tips, manieren en werkvormen om de verschillende vaardigheden beter te beheersen.

Wij raden in ieder geval het volgende aan:

- leer 3x per week woorden in stukken. Deze woorden kun je vinden in onder 'Basics' en in je eigen woordenlijst.

- herhaal ook woorden die je vaker tegenkomt en gebruikt.

- lees opdrachten en Wikiwijs-pagina's altijd goed door.

- hoe meer Engels je in je leven tegenkomt, hoe beter. Kies voor Engelse audio/film, gebruik Engelse ondertiteling, lees een Engelse versie van een bekend boek. Engels Engels Engels, overal!

- vraag om feedback. Jouw expert kan meteen (herhalings)fouten eruit halen zodat je iets niet verkeerd aanleert.

- gebruik kennis van je klasgenoten.

Zelf zinnen maken

In het Engels is de woordvolgorde anders dan in het Nederlands. Het kan dus voorkomen dat je alle losse onderdelen en woorden om een zin mee te maken wel weet of hebt opgezocht, maar niet weet hoe je deze onderdelen met elkaar moet combineren. Hieronder wordt uitgelegd wat de basis zinsstructuur in het Engels is. Gebruik deze pagina steeds opnieuw als je zinnen moet leren formeren of om je Masterpiece te maken. Gebruik vervolgens de grammatica en woorden die je in de Basics lessen leert om steeds meer zinnen te maken en te experimenteren!


Om een simpele zin te maken heb je bouwblokken nodig. Ook in het Nederlands leren we zinnen ontleden om deze bouwblokken te herkennen. Tijdens de lessen leer je Engelse woorden die je hierbij kan gebruiken. Hieronder eerst een overzicht van de bouwblokken die we hebben en in het Engels op deze volgorde gebruiken:

- Onderwerp: wie of wat voert de actie uit/over wie of wat gaat het. In het Engels wordt het onderwerp in bevestigende en ontkennende zinnen altijd als eerst genoemd. Bij vragen komt het onderwerp altijd als tweede.

- Persoonsvorm/Werkwoorden/Gezegde: deze drukken de actie uit die plaatsvindt. Deze worden uitgevoerd door het onderwerp of hebben te maken met het onderwerp. In het Engels komen alle werkwoorden direct achter elkaar en noem je eerst de hulpwerkwoorden en dan het hoofdwerkwoord. Het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin en het woord dat de actie het meest duidelijk uitdrukt, bijv. write (hoofdww). Het hulpwerkwoord kan verschillende vormen hebben, bijv. can/could/will/would/shall/should/may/might/must. Deze kunnen allemaal voor het hoofdwerkwoord komen en passen de betekenis van wat je zegt aan.

- Lijdend voorwerp: hangt samen met het onderwerp en de persoonsvorm/werkwoorden/gezegde. Het onderwerp van de zin kan de actie van het werkwoord uitvoeren met het lijdend voorwerp of het lijdend voorwerp is hetgeen waar de actie om draait. Dit heb je vaak nodig om een zin compleet te maken, bijv. I (onderwerp) need (ww) help (lijdend voorwerp). Je kan er ook achter komen wat het lijdend voorwerp is als je een vraag stelt met het werkwoord en het onderwerp. Bijv. What do I need? -> help.

- Meewerkend voorwerp: aan wie of wat, of voor wie of wat is het allemaal bedoelt. Hier komt in het Engels vaak 'to' of 'for' voor te staan. Bijv. I (onderwerp) need (ww) water (lijdend voorwerp) for my plant (meewerkend voorwerp).

- Plaats: waar speelt het zich allemaal af. Let hierbij goed op of je het juiste voorzetsel gebruikt hebt! Bijv. at my school = bij mij op school, on my school = bovenop het schoolgebouw.

- Tijd: wanneer speelt het zich allemaal af. Als je extra wil benadrukken wanneer het zich afspeelt, kun je de tijd ook helemaal vooraan in de zin noemen. Bijv. Next week, I'm going to walk home. This week, I'm going to bike.

Voorbeeld van een simpele zin:

Onderwerp – alle werkwoorden achter elkaar (belangrijkste achteraan) – wat - voor wie/wat – plaats – tijd

I              am painting      a picture             for my mom       in the garden     right now.


Om een uitgebreide zin te maken, kun je meer bouwblokken toevoegen en de bestaande bouwblokken vervangen met moeilijkere varianten. Hiermee kun je ook meer van je taalvaardigheid en taalbeheersing laten zien. Dit kan o.a. door synoniemen gebruiken om meer van je vocabulaire te laten zien.

Bouwblokken die je toe kan voegen om je zinnen complexer te maken hebben ieder een eigen functie en regels. Deze regels leer je gedurende leerjaar 1 en 2, maar zijn soms al eerder nodig. Hier zijn er een aantal die je kunt gebruiken.

Hieronder een overzicht van de bouwblokken die we hebben en in het Engels een uitgebreide zin maken:

- Zelfstandige naamwoorden: woorden waar je in het Engels de lidwoorden 'a' of 'an' voor kan zetten.

- Bijvoeglijk naamwoorden: zeggen iets over een zelfstandig naamwoord. Deze komen altijd direct voor het woord waar ze iets over zeggen en worden door een komma gesplitst als het er meerdere zijn, bijv. 'the great, big, beautiful book'.

- Bijwoorden zijn er in verschillende soorten en kunnen op verschillende plekken in de zin komen. De vuistregels hierbij zijn:

- Bijwoorden van frequentie: zeggen iets over hoe vaak iets gebeurt, bijv. always, usually, sometimes, often, never. Deze komen altijd áchter am/is/are/was/were en vóór alle andere werkwoorden.

- Bijwoorden van manier: zeggen iets over de manier waarop iets gebeurt, bijv. slowly, fast, hard.

- Bijwoorden van kwaliteit/intensiteit: zeggen iets over de kwaliteit of hoe erg waarmee iets gebeurt, bijv. well, badly, very, really.

Voorbeeld van een uitgebreide zin:

Onderwerp – alle werkwoorden achter elkaar (belangrijkste achteraan) en bijwoord op de juiste plek – wat beschreven met bijvoeglijk naamwoorden en synoniem - voor wie/wat met synoniem – plaats met bijvoeglijk naamwoord – tijd synoniem

I              am actually painting      a huge, realistic portrait             for my mother       in the beautiful garden     at the moment.

 

Afbeeldingsresultaat voor learning english sentences

Hulpzinnen

Hier heb je een overzicht van zinnen die je kan gebruiken om tijdens de Engelse les meer Engels te spreken en aan de expert te laten weten dat je het wel probeert, maar misschien nog lastig vindt. 

Leer deze zinnen uit je hoofd en gebruik ze!

 

Ik begrijp de zin niet: I don’t understand the sentence

Ik begrijp de vraag niet: I don’t understand the question

Ik weet het antwoord niet: I don’t know the answer

Ik kan het niet vinden: I can’t find it

Kun je dat herhalen: can you repeat that?

Ik vind dat … : I think that

Ik ben het ermee eens: I agree

Ik ben het er niet mee eens: I disagree