Zelfstudie biologie VMBO jaar 1

Zelfstudie biologie VMBO jaar 1

Biologie in praktijk en theorie

Levenloos en dood

Toets:Levenloos en dood

Levensverschijnselen

Toets:Levensverschijnselen

De microscoop

Cellen, organen en weefsels

 

Een cel: is het kleinste levende deeltje van een organisme.
Voorbeelden: oogcel - zenuwcel - witte bloedcel.

Een weefsel: is een aantal cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie.
Voorbeelden: beenweefsel, huidweefsel.

Organen zijn vaak opgebouwd uit  verschillende soorten weefsel.

 

Een orgaan:  is een deel van een organisme met een of meer functies
Voorbeelden: oor - hart - dijbeenspier - hersenen - oog.

Een organenstelsel: zijn een aantal organen die samen een bepaalde  functie hebben.
Voorbeelden: spierstelsel - ademhalingsstelsel - zenuwstelsel - bloedvatenstelsel.

Buiten op het veld en binnen in de klas

Wortels

Wortelstelsel: alle wortels van een plant.

Hoofdwortel (bij de meeste planten): groeit recht naar   beneden.

 

Zijwortels: de vertakkingen van de hoofdwortel.

Penwortel: een heel dikke en lange hoofdwortel.

Bijwortels (bij sommige planten): een krans van wortels die allemaal ongeveer even dik en lang zijn.

Wortelharen: dunne uitstulpingen, vlak bij de uiteinden van wortels.

Wortelfuncties

Het vastzetten van een plant in de bodem.

Het opnemen van water en voedingsstoffen.

Water en voedingsstoffen worden vooral via de wortelharen opgenomen.

Planten in een droog milieu hebben grotere wortelstelsels dan planten in een   vochtig milieu.

Het opslaan van reservevoedsel.

Stengels

Een stengel is opgebouwd uit afwisselend knopen en leden.

Knoop: de plaats waar een blad aan de stengel vastzit.

Lid: een stuk stengel tussen twee knopen.

Okselknop: knop in een bladoksel.

Bladoksel: de bovenste hoek tussen stengel en blad.
Uit een okselknop kan het volgende jaar een zijstengel groeien.

Eindknop: knop aan het einde van een stengel.
Uit een eindknop groeit het volgende jaar een nieuw stuk stengel met bladeren   (en bloemen).

bron: onbekend

 

Bladeren

Bladsteel: hiermee zit een blad aan de stengel vast.
Op de plaats waar een bladsteel aan de stengel vastzit, zit een okselknop.

Bladschijf: het platte gedeelte van een blad.
Bij enkelvoudige bladeren bestaat de bladschijf uit één geheel.
Bij samengestelde bladeren bestaat de bladschijf uit een aantal blaadjes.

Bladmoes: al het materiaal dat tussen de nerven ligt.

Nerven: de vaatbundels in een bladschijf (hoofdnerf en zijnerven).
Het verloop van de nerven in een blad heet de nervatuur.

Bladskelet: een blad waar geen bladmoes meer in zit.

 

Je ziet hier een eikenblad

  1. hoofdnerf
  2. bladsteel
  3. bladrand
  4. zijnerf

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  1. hoofdnerf
  2. bladvoet
  3. blad zelf
  4. bladrand
  5. deeltje zijnerf
  6. bladmoes
  7. bladtop
  8. zijnerf

Nervatuur

Nervatuur

Veernervig: Kromnervig: Handnervig: Parallelnervig:

 

Ordening

Om te weten hoe we organismen in de verschillende rijken indelen, moet je weten welke KENMERKEN we hiervoor gebruiken…

Celwand: een stevig laagje om een cel.
Celwanden geven stevigheid.

Celkern: een donker vlekje in een cel.
De celkern regelt alles wat er in de cel gebeurt.

Bladgroenkorrels: groene korrels in een cel.
In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.

 

Fotosynthese:

Water + Koolstofdioxide + Energie \(\Longrightarrow\) Glucose + Zuurstof

uit de bodem wordt water door de wortels opgenomen.
de bladeren nemen koolstofdioxide op, uit de lucht.
Energie haalt de groene plant uit zonlicht of een andere lichtbron.
De bladeren geven daarna zuurstof af aan de lucht.
En de gemaakte glucose wordt opgeslagen in de plant, als reservevoedsel.

Fotosynthese kan alleen maar plaatsvinden in het licht en in de groene delen van een plant.

 

  • Bacteriën
    • Celwand
    • Geen celkern
    • Geen bladgroenkorrels
  • Schimmels
    • Celwand
    • Celkern
    • Geen bladgroenkorrels
  • Planten
    • Celwand
    • Celkern
    • Bladgroenkorrels
  • Dieren
    • Geen celwand
    • Celkern
    • Geen bladgroenkorrels

 

Hieronder zijn de TIEN afdelingen van het dierenrijk genoemd

  1. Eencellige dieren
  2. Sponzen
  3. Holtedieren
  4. Platwormen
  5. Rondwormen
  6. Ringwormen
  7. Weekdieren
  8. Geleedpotigen
  9. Stekelhuidigen
  10. Gewervelden

Skelet en spieren mens

Het menselijk skelet

Het skelet van de mens is een belangrijk onderdeel van het lichaam.
Het heeft een aantal vaste functies:

  • Geeft stevigheid aan het lichaam
  • Bescherming van tere organen
  • Maakt beweging mogelijk
  • Aanhechtingsplaats voor spieren
  • Geeft vorm aan het lichaam.

 

 

de romp en de bovenste ledematen:

 

Dit zijn de onderste ledematen

 

En dit het hielbeen:

 

Been en kraakbeen

Over been en kraakbeen
Dit is een schakeling naar de online leeromgeving van Bioplek. Je kunt hier op je gemak wat theorie lezen. Het gaat over beenderen en kraakbeen. Hierdoor krijg je inzicht in het verschil tussen been en kraakbeen.

Gewrichten

Afval en milieu

Bouw van zaden en ontkieming

Van klein naar groot

Metamorfose en levenscyclus

Metafomorfose

Toets: gewauwel

Start

Toets

Start