Opdracht: Wat is het geld waard? - vmbo-kgt34

Opdracht: Wat is het geld waard? - vmbo-kgt34

Wat is het geld waard?

Intro

Lees het stukje uit de krant hiernaast. 

Melissa Goudbloem verdient € 32.000,- per jaar.

Wat denk jij?
Kun je naar aanleiding van het krantenbericht uitrekenen hoeveel Melissa volgend jaar gaat verdienen?

Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de begrippen koopkracht en inflatie omschrijven.
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat de begrippen koopkracht en inflatie met elkaar te maken hebben.
  • twee oorzaken van inflatie noemen.
  • omschrijven wat bedoeld wordt met prijscompensatie en een reële loonsverhoging.
  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen gebonden koopkracht en vrije koopkracht.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat is koopkracht en wat is inflatie?

Stap 2

Wat is kosteninflatie en wat is bestedingsinflatie?

Stap 3

Wat is het verschil tussen prijscompensatie en een reële loonsverhoging?

Stap 4

Wat is het verschil tussen vrije koopkracht en gebonden koopkracht?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Eindopdracht

Een journaalitem over koopkracht maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • opnameapparatuur
  • een camera


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Koopkracht en inflatie

Bestudeer uit de Kennisbank economie het volgende onderdeel.

Koopkracht en inflatie

Bekijk ook de volgende video.

Alles goed bestudeerd? Beantwoord dan de vragen in de oefening 'Koopkracht en inflatie'.

Stap 2: Oorzaken inflatie

Inflatie kan verschillende oorzaken hebben.

  • Inflatie als gevolg van hogere kosten noem je kosteninflatie.
    Een bedrijf heeft veel verschillende kosten.
    Voorbeelden van bedrijfskosten zijn personeelskosten, energiekosten, huisvestingskosten, reclamekosten, materiaalkosten.
    Als de bedrijfskosten stijgen, zal de verkoopprijs van de producten ook stijgen.
  • Inflatie als gevolg van een grote vraag naar een product noem je bestedingsinflatie.
    De prijs van een product is mede afhankelijk van de vraag naar het product.
    Als er veel vraag is naar een product en het aanbod is beperkt zal de prijs van product stijgen.

Doe de twee oefeningen.

Stap 3: Loonsverhoging

Bestudeer uit het Kennisbankitem 'Koopkracht en inflatie' (nogmaals) de volgende twee pagina's:

  • Prijscompensatie
  • Reële loonsverhoging

Koopkracht en inflatie


Gebruik de informatie bij het beantwoorden van de vragen in de oefeningen.

Stap 4: Koopkracht

De hoeveelheid producten die je kunt kopen, noem je je koopkracht.
Je koopkracht hangt af van:

  • je inkomen: hoe hoger je inkomen, hoe groter je koopkracht.
  • de prijzen van producten: hoe hoger de prijzen, hoe kleiner je koopkracht.

Koopkracht kun je onderverdelen in:

  • gebonden koopkracht: uitgaven die je moet doen.
  • vrije koopkracht: je kunt je geld besteden zoals je zelf wilt.

Weet je het verschil tussen gebonden koopkracht en vrije koopkracht? Doe de oefening.

Afronding

Eindopdracht: Straatinterview

Samen met een klasgenoot maak je een journaalitem over 'koopkracht'. Je gaat met een camera en microfoon de straat op en interviewt enkele mensen over hun koopkracht.

  • Bepaal voor je de straat op gaat welke vragen je gaat stellen. Schrijf de vragen op een papiertje.
  • Bedenk ook welke antwoorden je kunt krijgen en hoe je kunt reageren op de antwoorden.
  • Neem opnameapparatuur en een camera mee.
  • Vraag mensen altijd eerst of je ze mag interviewen.
    Als ze toestemming geven kun je beginnen met het stellen van je vragen.
  • Probeer enkele verschillende meningen te horen te krijgen.

Werk de interviews uit tot een journaalitem.
Laat het journaalitem beoordelen door je docent.

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de intro. Heb je de video bekeken?
    Past de video goed bij de opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ga na of je een omschrijving kunt geven van de genoemde begrippen.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Welke stap kostte veel tijd? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    Kende je de begrippen nivelleren en denivelleren al?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Vond je de opdracht makkelijk of moeilijk? Zeg ook waarom.
  • Het arrangement Opdracht: Wat is het geld waard? - vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2021-11-29 09:39:25
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Geld en banken', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie vmbo-kgt34. De opdracht begint met een intro waarbij je samen met een klasgenoot een voorbeeldsituatie over inkomen gaat bespreken. De opdracht bestaat uit vijf verschillende stappen met bijbehorende opdrachten, een samenvatting, een eindopdracht en een reflectie. Voor deze opdracht heb je een camera en opnameapparatuur nodig. Bij stap 1 is er een opdracht over koopkracht en inflatie. Deze begrippen worden eerst uitgelegd, en vervolgens worden er vijf meerkeuzevragen gesteld over deze begrippen. Bij stap 2 is er een opdracht over oorzaken inflatie. Eerst worden de begrippen 'kosteninflatie' en 'bestedingsinflatie' uitgelegd. Daarna worden er vragen gesteld over de soorten kosten en de inflatie. Bij stap 3 is er een opdracht over loonsverhoging. Hier worden vragen gesteld over loonsverhoging en looneisen. Bij stap 4 is er een opdracht over koopkracht. Hier worden vragen gesteld over gebonden en vrije koopkracht. Na de vier stappen komt er een eindopdracht, dit is een straatinterview. Hier ga je samen met een klasgenoot mensen vragen stellen over hun koopkracht. Uiteindelijk wordt dit een nieuwsitem. Na de eindopdracht wordt er nog teruggekeken naar de opdracht, dus hoe ging het? En kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Consumptie en consumenten-organisaties; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, economie, geld en banken, inflatie, koopkracht, prijscompensatie, reële loonsverhoging, stercollectie, vmbokgt34, wat is het geld waard?