Leesvaardigheid

Leesvaardigheid

1. Het onderwerp van de tekst

Het onderwerp van een tekst


Het onderwerp van een tekst geeft aan waar de tekst over gaat, je kunt dit vaak met één of enkele woorden zeggen.

Door de tekst globaal/verkennend te lezen, kun je snel het onderwerp vinden.

Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Bijvoorbeeld: het onderwerp van de tekst is tablets in de brugklas. Deelonderwerpen kunnen zijn: geen boeken nodig, beter voor je rug, goedkoper, verzekering.

Een deelonderwerp kan uit één alinea bestaan, maar ook uit meer alinea's.

Leesstrategieën

Globaal of verkennend lezen

Afhankelijk van je doel, zijn er verschillende leesstrategieën om een tekst te lezen. Je kan globaal/verkennend lezen, nauwkeurig/precies lezen, studerend lezen en zoekend lezen.

Globaal lezen, ook wel verkennend lezen genoemd, gebruik je als je het onderwerp van de tekst wil vinden. Dit doe je door de tekst goed te bekijken. Je let vooral op:

Titel
Boven bijna elke tekst staat een titel. Meestal is de titel met grotere letters geschreven dan de tekst.

Tussenkopjes
Soms staan er titels boven de tekstgedeeltes van de tekst. De tussenkopjes kunnen je goed helpen bij het vinden van de deelonderwerpen.

Illustraties
De foto's, tekeningen en grafieken bij de tekst noemen we illustraties.

Cursief of vetgedrukte woorden
In een tekst kunnen woorden cursief (schuingedrukt), vet of met een andere kleur zijn geschreven. Ze vallen dan extra op.

Lead
Dit is de inleiding van de tekst. Soms is dit schuin- of vetgedrukt. De lead kan uit meer dan één alinea bestaan.

Alinea's
Elke wat langere tekst is opgedeeld in alinea's. Een alinea is te herkennen aan:

  • De laatste regel is niet helemaal vol.
  • De eerste regel spingt in.
  • Er staat een witregel tussen twee alinea's.

Bron
Onderaan de tekst staat waar een tekst vandaan komt. Bijvoorbeeld uit de krant, uit een tijdschrift of van het internet. Soms staat daar ook het jaar bij, waarin de tekst gepubliceerd is. Zo zie je snel of de tekst nog actueel is of dat er inmiddels alweer veel veranderd kan zijn.

Extra opdrachten

Hieronder vind je nog extra oefeningen.
Lees de onderstaande artikelen.
Beantwoord vervolgens de vragen onder de tekst.


Portemonnees als lokaas

Verslaggevers van Reader's Digest testten de eerlijkheid van inwoners van zestien steden in Europa, Brazilië, India en de Verenigde Staten. Ze lieten bijna tweehonderd portemonnees achter en bekeken hoeveel er terug werden gebracht naar de rechtmatige eigenaar. Nederland staat op de vierde plek in de ranglijst.

Tijdens het onderzoek van Reader's Digest 'verloren' de verslaggevers 192 portemonnees in zestien verschillende steden. Iedere portemonnee was gevuld met een naam, telefoonnummer, familiefoto, bonnetjes, visitekaartjes en veertig euro. De portemonnees werden achtergelaten in parken, winkelcentra of gewoon op de stoep.

In Amsterdam werden er ook portemonnees als lokaas neergelegd. Zeven van de veertien portemonnees kwamen gevuld terug bij de rechtmatige eigenaar. In de PC Hooftstraat werden de portemonnees het vaakst niet of leeg teruggebracht. In Amsterdam-West en de Bijlmer ging dit een stuk beter.

Naar: metronieuws.nl, 24/09/2013 [titel veranderd]
Foto: ANP

 

Oefening:Vragen

Feestmaal van restje

Eten dat je na een verjaardag overhoudt, krijg je in de dagen erna nog wel een keer op. Maar wat moet je met het lopend buffet en de chocolade taarttoren als een bruiloft niet doorgaat?

Een familie uit Atlanta organiseerde een feestmaal voor dakloze stadsgenoten. Veertig dagen voor de grote dag werd de bruiloft van Tamara afgeblazen. Waarom willen haar ouders niet zeggen, maar wel dat ze het zonde vonden om al het bestelde eten in de afvalbak te zien verdwijnen. Met de familie zouden ze het ook niet op krijgen, dus nodigden ze tweehonderd dakloze stadsgenoten uit om mee te eten.

De daklozenopvang dacht eerst nog dat het om een grapje ging. Maar al snel zagen de organisatoren dat het ernst was en verrasten ze een enorme groep vrouwen en kinderen die normaal nooit met mes en vork eten, laat staan zoveel voedsel achter elkaar. ‘Dit was dus eigenlijk ook een leermoment, want nu weten ze allemaal hoe ze een viergangendiner moeten eten en welke etiquette daarbij hoort’, vertelt één van de organisatoren aan WBUR.

Naar: Charlotte Goldhoorn, www.sevendays.nl, 26/09/2013

Oefening:Vragen

Natte boel

Afgelopen maand was niet warm en niet koud. De gemiddelde temperatuur was in september met 14,5 graden namelijk precies gelijk aan het langjarig gemiddelde.

De weergoden waren ons verder niet heel gunstig gezind. Er viel meer regen dan normaal en de zon scheen minder dan gemiddeld. Dat meldt het KNMI in zijn maandoverzicht.

Aan het begin van de maand was het een paar dagen warm en fraai zomerweer met in sommige delen van het land temperaturen van 25 graden of hoger. In het Limburgse Ell werd het op 5 september zelfs 32,7 graden. Daarna was het tijdje rond of beneden het gemiddelde, maar de laatste week bepaalde een hogedrukgebied opnieuw het weer met fraaie temperaturen.

Gemiddeld over het land viel er ongeveer 110 mm regen tegen een gemiddelde van 78 mm. Het was daarmee de natste september sinds 2001. Naar: G. Hoevenaars, www.spitsnieuws, 30/09/2013

Oefening:Vragen

Sonya

Zwerfhond Sonya hing al zo lang rond op hetzelfde plekje in het Amerikaanse plaatsje Long Beach, dat je haar daar zelfs op Google Streetview kon zien liggen. Het zielige kiekje zorgde ervoor dat Sonya inmiddels is gered. Buurtbewoner Patrick Pettinger gaf de hond altijd eten als hij haar tegenkwam en noemde haar Sonya.

Patrick had zelf al een zieke hond en kon het dier daarom niet in huis halen. Winkeliers in de buurt vertelden dat de hond al bijna tien jaar op het plekje rondzwierf.
Op een dag liet zijn vriendin de foto van Sonya op Google zien.
Patrick zag dit als een teken en kwam in actie.

Hij heeft samen met een lokale dierenorganisatie een baasje voor Sonya gezocht.
En dat is gelukt. Sonya is van straat gehaald, schoongemaakt en ze heeft een bezoekje aan de dierenarts gebracht. Ze woont nu binnen bij haar nieuwe baasje.


Naar: Kidsweek, 20/09/2013

Oefening:Vragen

2. De hoofdgedachte van een tekst

Elke tekst heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. De hoofdgedachte van een tekst is een samenvatting van de tekst in één volledige zin.

Hoe vind je nou de hoofdgedachte van een tekst?

Bedenk eerst wat het onderwerp van de tekst is en bedenk daarna wat het belangrijkste is dat er over het onderwerp gezegd wordt. Vaak staat de hoofdgedachte in het slot van de tekst. Het is vaak een mening of een conclusie over het onderwerp.

Zo vind je de hoofdgedachte:

  • Bekijk de titel goed. Daar staat vaak al iets in waar de tekst over gaat.
  • De eerste zin van elke alinea geeft vaak veel informatie.
  • Als het eind van de tekst staat vaak de conclusie. Ook die is belangrijk.
Bijvoorbeeld: het onderwerp van de tekst is tablets in de brugklas. Dan kun je vervolgens vóór tablets of tegen tablets zijn. De hoofdgedachte zou dus kunnen zijn: De leerlingen leren sneller en beter met tablets in de klas. De hoofdgedachte kan ook zijn: Door tablets in de klas gaat het niveau van de leerlingen omlaag.
 

Klik op de link hieronder voor het tweede gedeelte van de les.

Ga nu verder op de site van Studio Nederlands

DIA-toets

We gaan oefenen voor de DIA-toets

3. Kernzinnen

Hoe vind ik de kernzin?

Alineaopbouw

Lees tekst 1 en beantwoord de vragen

 Het lieveheersbeestje


  1. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld is in september 1997 opgericht, na de dood van
    Meindert Tjoelker. Hij sprak iemand aan op zijn gedrag en werd toen zo erg mishandeld dat hij is overleden. 
  2. De dood van Meindert Tjoelker schokte heel Nederland. Er werd een stille tocht gehouden en het hele land was één minuut stil. Na die minuut stilte ging het leven verder. Behalve voor diegenen die achterbleven: familie en vrienden bleven achter met pijn, verdriet en een gevoel van machteloosheid. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld is opgericht om meer te bereiken dan één minuut stilte alleen.
  3. Eén minuut stilte is gewoonweg niet genoeg. Iedereen staat er even bij stil, maar daarna gaat het leven weer verder. De media schenken er geen aandacht meer aan; het is ‘vergeten’. De oprichter van de Stichting, Bart Wisbrun, liet het er niet bij zitten. Wanneer iemand zo gemakkelijk doodgeschopt wordt, dan moet er toch iets aan gedaan worden? Iedereen moet weten dat agressief en gewelddadig gedrag niet normaal zijn en ook nooit mogen worden. Mensen moeten zich bewust worden dat je respectvol met elkaar moet omgaan. 
  4. De Stichting heeft gekozen voor het lieveheersbeestje, omdat het symbool staat voor geluk en liefde. 
    Wanneer je dus een lieveheersbeestje draagt, laat je zien dat je tegen agressief en gewelddadig 
    gedrag bent. Bijna iedereen in Nederland denkt bij het zien van een lieveheersbeestje aan zinloos 
    geweld. 
  5. De Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld richt zich met name op kinderen en jongeren, omdat zij 
    de toekomst zijn. Daarnaast wil de LSTZG slachtoffers en betrokkenen zoveel mogelijk ondersteunen 
    en begeleiden; we bieden hen een luisterend oor en verwijzen zo nodig door. Maar eigenlijk richt de 
    LSTZG zich op de hele maatschappij met haar boodschap: één minuut stilte is niet genoeg. 

          Bron: www. zinloosgeweld.nl

 

Oefening A: vragen bij de tekst

  1. Wat is het onderwerp van de tekst?
  2. De eerste alinea gaat over de reden waarom de stichting TegenZinloosGeweld is opgericht.
    A. Dat is waar
    B. Dat is niet waar
  3. Wat is de belangrijkste zin van de tweede alinea?
  4. Wat is de belangrijkste zin van de derde alinea?
  5. Wat is het onderwerp van de vierde alinea?


Uitleg

Alinea's bevatten, net als complete teksten, een onderwerp en een hoofdgedachte. Ze bestaan vaak uit een kernzin en een uitwerking van de kernzin. De kernzin is de zin die de belangrijkste informatie uit de alinea haalt. Kernzinnen worden meestal als eerste, tweede of laatste zin gebruikt. 
Kernzinnen helpen om de tekst te begrijpen. Als je de kernzinnen snel vindt, begrijp je de tekst ook sneller.

Aan de slag met kernzinnen

Bij het zoeken naar kernzinnen is het begrip alinea van groot belang. Weet je nog wat een alinea is?

Alinea’s zijn blokjes tekst. Zonder alinea’s zou een tekst één helemaal volgedrukt vlak zijn en dat is lastig om te lezen.

Nu kunnen we tot de kern van dit hoofdstuk komen: de kernzin. We beginnen met de volgende alinea als voorbeeld:

Passief roken is slecht voor de gezondheid. Uit onderzoek is gebleken dat niet-rokers die in plaatsen verkeren waar veel wordt gerookt, veel nicotine en teer inademen. De levensverwachting voor een niet-roker die samenleeft met een roker, is duidelijk lager.

De kernzin in deze alinea is: Passief roken is slecht voor de gezondheid. Een kernzin zin bevat de belangrijkste informatie. In ons voorbeeld staat hij op de eerste plaats. De tweede zin geeft een bewijs van de kernzin. De derde zin geeft een gevolg van de kernzin.

 

OEFENING B

Onderstreep de kernzin in de volgende vier alinea’s.

 

U hebt geen gevolg gegeven aan onze oproep voor de maandelijkse controle. Ook op onze herhaalde oproepen hebt u niet gereageerd. Bovendien bleek bij controle dat u niet meer in de gemeente woont waar u uw uitkering ontvangt. Dat alles gaat in tegen het reglement dat u zelf hebt ondertekend bij het begin van uw werkloosheid. Daarom wordt vanaf nu uw uitkering stopgezet.

 

Het gebit is de laatste tijd opmerkelijk verbeterd. Tientallen jaren geleden was het tandbederf op een hoogtepunt. Dat kwam door de gestegen welvaart en de opgekomen snoepcultuur. Toen bedroeg het aantal tienjarige kinderen met een gaaf gebit één procent. Nu is ruim de helft van de tienjarigen vrij van gebitsschade. Niet doordat de suikerconsumptie plotseling zou gedaald zijn, maar omdat vrijwel alle tandpasta’s fluoride bevatten.

 

Spijbelen is een heel gewoon verschijnsel in Amsterdam. Loop maar eens na de middagpauze naar een snackbar in de buurt van enkele scholen. De zaak zit vol scholieren. Zij trekken aan de fruitautomaten, drinken limonade en eten snacks. Uren gaat dat zo door. En als je iets verderop een ijsje koopt, is het bijna zeker dat je wordt bediend door een leerplichtige jongen of meisje.

 

Het is natuurlijk boeiend een reportage te maken, maar die ervaringen spannend op papier zetten is een andere zaak. Vaak slooft de auteur zich uit om in zijn reportagetekst termen te gebruiken als “gruwelijk”, “helse taferelen”, “loeiende sirenes” en “gierende remmen”. Daarmee wil hij de indruk van spanning wekken. Maar meestal vindt de lezer dat helemaal niet boeiend. Spanning bereik je niet door spannende woorden te gebruiken maar door je tekst goed op te bouwen.

Deelonderwerp

Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea's bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we deelonderwerpen.

Zo kan het onderwerp van een hele tekst 'tablets in de brugklas' zijn. In de alinea's worden de drie deelonderwerpen digitale lesmethode, lichtere rugzakken en leukere lessen besproken. Soms wordt aan een deelonderwerp één alinea besteed maar het komt ook voor dat er wel twee of drie alinea's over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Antwoorden oefening A + B

Oefening A:

  1. De stichting TegenZinoosGeweld
  2. A Dat is waar
  3. De dood van Meindert Tjoelker schokte heel Nederland.
  4. Eén minuut stilte is gewoonweg niet genoeg, vond Bart Wisbrun en hij richtte de stichting op.
  5. Het symbool van de stichting, het lieveheersbeestje.

Oefening B:

U hebt geen gevolg gegeven aan onze oproep voor de maandelijkse controle. Ook op onze herhaalde oproepen hebt u niet gereageerd. Bovendien bleek bij controle dat u niet meer in de gemeente woont waar u uw uitkering ontvangt. Dat alles gaat in tegen het reglement dat u zelf hebt ondertekend bij het begin van uw werkloosheid. Daarom wordt vanaf nu uw uitkering stopgezet.

 

Het gebit is de laatste tijd opmerkelijk verbeterd. Tientallen jaren geleden was het tandbederf op een hoogtepunt. Dat kwam door de gestegen welvaart en de opgekomen snoepcultuur. Toen bedroeg het aantal tienjarige kinderen met een gaaf gebit één procent. Nu is ruim de helft van de tienjarigen vrij van gebitsschade. Niet doordat de suikerconsumptie plotseling zou gedaald zijn, maar omdat vrijwel alle tandpasta’s fluoride bevatten.

 

Spijbelen is een heel gewoon verschijnsel in Amsterdam. Loop maar eens na de middagpauze naar een snackbar in de buurt van enkele scholen. De zaak zit vol scholieren. Zij trekken aan de fruitautomaten, drinken limonade en eten snacks. Uren gaat dat zo door. En als je iets verderop een ijsje koopt, is het bijna zeker dat je wordt bediend door een leerplichtige jongen of meisje.

 

Het is natuurlijk boeiend een reportage te maken, maar die ervaringen spannend op papier zetten is een andere zaak. Vaak slooft de auteur zich uit om in zijn reportagetekst termen te gebruiken als „gruwelijk“, „helse taferelen“,“ loeiende sirenes“ en „gierende remmen“. Daarmee wil hij de indruk van spanning wekken. Maar meestal vindt de lezer dat helemaal niet boeiend. Spanning bereik je niet door spannende woorden te gebruiken maar door je tekst goed op te bouwen.

4. Tekstsoorten en tekstdoelen

Een tekst wordt niet zomaar geschreven. Een schrijver heeft altijd een doel voor ogen. Maar welk doel? 

Er zijn verschillende tekstsoorten. Hier zijn ze zo overzichtelijk mogelijk in een schema weergegeven:

Tekstdoel Tekstsoort 
De lezer informatie geven: iemand iets nieuws vertellen. Voorbeelden: schoolboekteksten, teksten in studieboeken, nieuwsberichten, artikelen in kranten en tijdschriften, gebruiksaanwijzingen, recepten, handleidingen.
De lezer een mening vertellen, iemand vertellen wat je van iets vindt.                                                                                                                Voorbeelden: dagboek, weblog, liefdesbrief, recensie

De lezer vermaken of amuseren: iemand iets grappigs of boeiends vertellen.
 

Voorbeelden: jeugdroman, verhaal, gedicht, cabaret, sinterklaasrijmpjes.
De lezer overtuigen: iemand redenen geven waarom je gelijk hebt.
 
Voorbeelden: ingezonden brief, betoog
De lezer overhalen: iemand in actie laten komen.
 
Voorbeelden: reclameteksten

 

Oefening A 

 

HOE OVERLEEF JE EEN VLIEGTUIGONGELUK?

Wie in een vliegtuig neerstort, heeft weinig kans het na te vertellen. Toch komt het voor, dat mensen als door een wonder gered worden, zelfs als alle andere passagiers omkomen.
Op kerstavond 1971 steeg een passagiersvliegtuig op van Jorge Chavez International Airport in Lima op weg naar Peru. Toen het vliegtuig op 21.000 voet vloog en een half uur onderweg was, werd het getroffen door onweer. Het toestel begon te duiken en door de geweldige luchtdruk brak een vleugel af. Het vliegtuig stortte neer in een onherbergzaam oerwoud. De 17-jarige Duitse Juliane Koepcke was de enige die overleefde. Zij zocht zonder resultaat naar haar moeder en begon daarna hulp te zoeken. Negen dagen zwierf ze door het Amazonegebied. Tot haar grote geluk vond ze een kano en een tent, die aan houthakkers bleken toe te behoren. Die namen haar mee naar hun basis, vanwaar ze naar een ziekenhuis kon worden gevlogen.
vaak overleven juist kinderen of cabinepersoneel, al begrijpt niemand precies waarom. Wat wel te begrijpen is: vaak zitten de overlevers achterin het toestel. Als het vliegtuig de grond raakt met de neus, zijn de overlevingskansen achterin groter omdat de klap voorin is opgevangen. Ook vluchtrecorders worden om deze reden juist in de staart van het toestel bevestigd.

 
Beantwoord de volgende vragen.
  1. Wat is het doel van de tekst?
    • informeren
    • amuseren
    • overtuigen
  2. Waarvan probeert de schrijver ons te overtuigen?
    • Dat alleen cabinepersoneel veilig vliegt.
    • Dat de kans op overleven bij een crash groter is als je achterin het vliegtuig zit.
    • Dat alleen kinderen veilig kunnen vliegen.
    •  

Ga nu naar les 2: Stercollecties (Je mag stap 5: eindopdracht overslaan!)

Inleiding - kern - slot

Een tekst is vaak uit drie delen opgebouwd: een inleiding, een middenstuk en een slot.

In de inleiding trek je de aandacht van de lezer. Je wilt dat de lezer de hele tekst gaat lezen. Je introduceert het onderwerp van je tekst. De inleiding is vaak één alinea.

In het middenstuk geef je informatie over het onderwerp. Het middenstuk bestaat vaak uit meerdere alinea’s. In iedere alinea lees je iets nieuws over het onderwerp.

In het slot herhaal je de belangrijkste zaken in een samenvatting, geef je een conclusie, roep je mensen op iets te doen of geef je je mening.

Opdracht B: Deze tekst is alleen het middenstuk van een tekst. Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.

Tijdens de voorronde moest ik mijn werk voor een jury presenteren. Omdat het nog lang duurde voor ik aan de beurt was, liep ik een rondje om naar andere performances te kijken. Ik zag dj’s, leuke bandjes, meisjes met een gitaar die heel zielig over hun ex zongen, een jongen met een verhaal over een zwerver, een meisje met een gedicht over Sotsji, dansgroepjes ... Voor ik het wist, was ik aan de beurt en kon ik mijn portrettenreeks Oh no! Oh my! What have we done?! laten zien. Het zijn vijf portretten van vrienden die schrikken. Om het in het thema ‘Wordt vervolgd ...’ te laten passen, heb ik weggelaten waarvan ze schrokken. Dat was blijkbaar goed genoeg want ik won de tweede prijs. Op mijn juryrapport stond onder meer dat er veel emotie in mijn werk zit. Verder stond er nog van alles op, maar geen enkele kritiek. Jammer, want nu weet ik nog niet hoe ik volgend jaar eerste moet worden. Ach, een tweede prijs is niet zo slecht. Ik kreeg veel kaartjes voor musea. Leuk, maar ze hadden ook wel snoep of chocola mogen uitdelen. Of art supplies, dat zou pas leuk zijn.

Naar: http://www.sevendays.nl/artikel/190844.

1 Lees de drie inleidingen. Welke van de drie inleidingen past boven het middenstuk? 

a Wil jij volgend jaar ook meedoen aan de Kunstbende? Hier nog wat tips.
b Iedereen heeft in zijn jeugd weleens een kunstwerk gemaakt en er misschien wel van gedroomd hoe het zou zijn om
   mee te doen aan een kunstwedstrijd.
c Onlangs was de voorronde van de Kunstbende Noord-Holland. En ik heb meegedaan in de categorie expo. Alles vond
   plaats in het spectaculaire plaatsje Alkmaar. Of all places ... Ach ja, het was wel gezellig in de auto ...

2 Leg je antwoord uit.

3 Welk slot past onder het middenstuk? Lees alle drie de mogelijkheden.

a Doordat ik niet gewonnen heb, vond ik er geen bal aan. 
b Al met al was het een leuke, veelzijdige dag in Alkmaar. Veel gezien, veel gehoord, helaas weinig geleerd alleen ...
c Mijn ouders en vrienden zijn onwijs trots op me en dat is het belangrijkste.

4 Leg je antwoord uit.

Opdracht C

De volgende tekst komt uit de Kidsweek, week 13, 2014. Hij bestaat uit drie alinea’s. Ze staan nu niet in de goede volgorde.

Robots op de redactie?

Alinea 1: Kunnen we nu bij Kidsweek onze spullen alvast pakken? Een Zweedse onderzoeker probeerde dat uit te zoeken. Hij liet 46 studenten twee artikelen lezen. Het ene geschreven door een mens en het andere door een robot. De studenten wisten niet welk stuk ze kregen, ze moesten het alleen lezen en zeggen wat ze ervan vonden. Op veel punten scoorden de robotstukken ongeveer hetzelfde als de mensenstukken. Het grootste verschil? Robots schrijven betrouwbaarder en geven meer informatie. Een duidelijke overwinning voor hen dus? Nou nee. De studenten vonden de artikelen van de mensen fijner om te lezen en minder saai. En zeg nou zelf, wie wil er nou een saai stuk lezen?

Alinea 2: Voorlopig blijven er op onze redactie dus gewoon mensen werken. Toch kunnen wij best wat hulp gebruiken van journalisten in de dop. Lees snel verder op pagina 12 en 13 en wie weet sta jij binnenkort in Kidsweek met je eigen dierenreportage!

Alinea 3: Een opvallend nieuwsbericht verscheen vorige week op de site van de Amerikaanse krant The Los Angeles Times. Het ging over een aardbeving, maar dat was niet zo bijzonder. Wel de manier waarop het bericht was gemaakt. Een robot had het hele stuk geschreven. Niet een mensachtige machine die op een toetsenbord tikt, maar een computerprogramma. Dat kan helemaal zelf een artikel schrijven als het maar genoeg informatie krijgt. Voor de zekerheid las een redacteur het artikel nog wel even na voordat het op internet kwam. En wat bleek? Het bericht was prima. En er zijn al meer bedrijven die robots aan het werk zetten om stukjes te schrijven.

1 Noteer de goede volgorde van de alinea’s.

2 Welke alinea is het slot?

3 Wat voor soort slot is dit: een samenvatting, een conclusie, een oproep of de mening van de schrijver?

4 Leg je antwoord uit.

5 De inleiding ontbreekt. Schrijf zelf een passende inleiding. Trek de aandacht van de lezer en introduceer het onderwerp.

Antwoorden oefening B + C

Opdracht B

1 c

2 De aandacht van de lezer wordt getrokken. Je wilt verder lezen om erachter te komen of ze gewonnen heeft en hoe het in Alkmaar was.
Inleiding a kan het niet zijn. In het middenstuk wordt niets geschreven over tips.
Inleiding b is het ook niet. Hier wordt niets gezegd over het onderwerp van de tekst.

3 b

4 De schrijfster geeft een conclusie. Dit kun je zien aan de woordgroep ‘al met al’. Je leest het gevolg van wat de schrijfster in het middenstuk heeft geschreven.
Slot a kan het niet zijn. De schrijfster schrijft in het middenstuk dat ze blij is met haar tweede prijs en een leuke dag heeft gehad.
Slot c is het ook niet. Er wordt in het middenstuk niets geschreven over de reactie van haar ouders en vrienden.

 

Opdracht C

1 De goede volgorde is 3-1-2.

Robots op de redactie?

Een opvallend nieuwsbericht verscheen vorige week op de site van de Amerikaanse krant The Los Angeles Times. Het ging over een aardbeving, maar dat was niet zo bijzonder. Wel de manier waarop het bericht was gemaakt. Een robot had het hele stuk geschreven. Niet een mensachtige machine die op een toetsenbord tikt, maar een computerprogramma. Dat kan helemaal zelf een artikel schrijven als het maar genoeg informatie krijgt. Voor de zekerheid las een redacteur het artikel nog wel even na voordat het op internet kwam. En wat bleek? Het bericht was prima. En er zijn al meer bedrijven die robots aan het werk zetten om stukjes te schrijven.

Kunnen we nu bij Kidsweek onze spullen alvast pakken? Een Zweedse onderzoeker probeerde dat uit te zoeken. Hij liet 46 studenten twee artikelen lezen. Het ene geschreven door een mens en het andere door een robot. De studenten wisten niet welk stuk ze kregen, ze moesten het alleen lezen en zeggen wat ze ervan vonden. Op veel punten scoorden de robotstukken ongeveer hetzelfde als de mensenstukken. Het grootste verschil? Robots schrijven betrouwbaarder en geven meer informatie. Een duidelijke overwinning voor hen dus? Nou nee. De studenten vonden de artikelen van de mensen fijner om te lezen en minder saai. En zeg nou zelf, wie wil er nou een saai stuk lezen?

Voorlopig blijven er op onze redactie dus gewoon mensen werken. Toch kunnen wij best wat hulp gebruiken van journalisten in de dop. Lees snel verder op pagina 12 en 13 en wie weet sta jij binnenkort in Kidsweek met je eigen dierenreportage!

Naar: Kidsweek, week 13, 2014.

2 Alinea 2 is het slot.

Voorlopig blijven er op onze redactie dus gewoon mensen werken. Toch kunnen wij best wat hulp gebruiken van journalisten in de dop. Lees snel verder op pagina 12 en 13 en wie weet sta jij binnenkort in Kidsweek met je eigen dierenreportage!

3 Dit slot bevat een oproep.

4 Er wordt gevraagd, een oproep gedaan, of je verder wilt lezen op pagina 12 en 13. Er wordt een oproep gedaan om je aan te melden als journalist.

5 Dit is de inleiding die in de Kidsweek bij het artikel staat:

Deze voorpagina is geschreven door een mens. Net als alle andere stukken in deze krant. Logisch, denk je misschien. Door wie of wat anders? Nou, door robots. Die worden steeds beter in het maken van nieuwsberichten.

Controleer of je eigen inleiding zegt waar de tekst over gaat en ervoor zorgt dat je verder wilt lezen. Als je twijfelt, vraag je of een klasgenoot jouw inleiding wil lezen en zijn/haar mening wil geven.

5. Feiten en meningen

Feit of mening

Het zou mooi zijn als je feiten en meningen altijd gemakkelijk uit elkaar zou kunnen houden. Dat je een feit kunt herkennen aan: Het is zo en dat voor elke mening wordt gezegd: Ik vind dat...Helaas is dat niet het geval. Mensen geven vaak hun mening en verpakken die dan in de vorm van een feit:

Mark Rutte is niet betrouwbaar

of

Chocolade is lekker

Nou is bij deze twee zinnetjes de mening wel erg duidelijk te herkennen en weet je dat je zelf iets anders mag denken. Maar het is niet altijd zo makkelijk.

 

Oefening 1: Feit of mening?

Oefening 2: Feit of mening?

Oefening 3: Feit of mening?

Argumenten

Een argument gebruik je om een feit of mening te onderbouwen. Je kunt met argumenten anderen overtuigen dat jij gelijk hebt.

Voorbeelden van argumenten

Je zegt dat je niet buiten wil gymen maar binnen wil gymen . Als argumenten noem je:

  • het regent buiten en ik wil niet nat worden;
  • binnen doen we leukere dingen.

Om beter te worden in het verzinnen van goede argumenten is het goed om af en toe een debat te organiseren in de klas. Op deze site vind je daar allerlei oefeningen voor.

Signaalwoorden argument

Om te zorgen dat de lezer een argument herkent, gebruikt de schrijver signaalwoorden. Zie je zo'n signaalwoord in de tekst staan, dan weet je dat er een argument volgt.

Signaalwoorden voor argumenten zijn:

Want, omdat, namelijk, daarom, vanwege,
ten eerste, ten tweede, ten slotte.

 

Bronnen, betrouwbaar of onbetrouwbaar

Inleiding

Onderaan de tekst vind je de bron. Hier staat waar en wanneer de tekst is gepubliceerd, Soms staat er ook bij wie het geschreven heeft. Een bron geeft ons informatie. Maar hoe weten we wanneer een bron betrouwbaar is en dat de informatie klopt? Een foto kan bewerkt zijn, internetsites kunnen nepartikelen plaatsen, een Like op Facebook kan van een reclamebureau zijn en de ideeën van zeer bekwame wetenschappers kunnen door nieuwe ontdekkingen opeens achterhaald zijn.
Wat of wie kun je geloven?

Kritisch

Bekijk goed waar de tekst is gepubliceerd. Komt het uit een krant, zoals het Algemeen Dagblad of de Volkskrant, dan mag je aannemen dat de tekst betrouwbaar is. Staat de tekst in de Tina of in de Donald Duck, dan moet je kijken wie de tekst geschreven heeft. Is het een professor of een meisje van 10 jaar oud?
Kijk ook altijd naar de datum van de tekst. Op Facebook delen mensen soms een bericht dat al drie jaar oud is. Er kan in die tijd veel veranderd zijn, waardoor de tekst niet meer klopt.

Beoordelen

Als je zelf bronnen gaat bestuderen, moet je jezelf ook voortdurend de vraag stellen of je denkt dat het klopt wat er staat en waarom. Je gebruikt daarbij in eerste instantie je gezond verstand: staan er geen fouten en is het allemaal logisch? Maar ook je gevoel/intuïtie kan een belangrijke rol spelen: als iets te mooi is om waar te zijn, dan is het dat misschien ook wel (je voelt achterdocht). In alle gevallen zul je de informatie die de bron je geeft beoordelen. Je trekt daarbij je eigen conclusie, op basis van de argumenten die je overtuigend vindt.

Onderzoeken

Om bronnen te kunnen beoordelen, moet je onderzoeken wanneer een bron is gemaakt. Dat zegt iets over de tijd waarin de informatie beschikbaar is gesteld. Ook is het belangrijk om uit te zoeken wie de informatie heeft opgesteld (en of we van die persoon iets willen aannemen). Daarbij is het ook nog eens belangrijk om te kijken of de informatie bestaat uit een mening van een persoon of uit een (controleerbaar) feit. Kijk ook naar hoe de informatie van een bron is verkregen: via wetenschappelijk onderzoek of anders? Probeer altijd zo veel mogelijk te weten te komen over de bron en besluit vervolgens of de informatie bruikbaar is.

 

Zou Lincoln dit echt gezegd hebben? Waarom wel/niet?

 

 

Instructieteksten

Een ander tekstdoel is instrueren.

Een instructietekst vind je bijvoorbeeld in een kookboek. Ieder recept is geschreven als een instructie, zodat je altijd een goed resultaat behaalt. Als je een nieuwe telefoon of een televisie koopt, zit daar een handleiding bij. Ook bij de IKEA zit er een handleiding bij de meubelen die zij verkopen. Als je de handleiding volgt, ziet het meubelstuk, bijvoorbeeld de kast, er net zo uit als in de winkel.

Kenmerken van een instructietekst:

  • Begint altijd met een werkwoord in de gebiedende wijs.
  • Zitten soms plaatjes bij om de instructie te verduidelijken.
  • Bestaat uit korte zinnen.

Tekstsoorten: handleidingen en recepten.

Bekijk de volgende tekst:

Kattukse knip

Ingrediënten

  • 125 gr basterd suiker
  • 175 gr roomboter
  • 225 gr zelfrijzend bakmeel
  • 1 snufje kaneel
  • 3 dr amandelesence
  • 100 gr greinsuiker

Bereiden

Doe alle ingrediënten in de beslagkom.

Kneed het geheel goed door

Strijk het deeg uit op de ingevette bakplaat

Bestrijk het deeg met ei en bestrooien met grein suiker

Bak het geheel op 160 gr en zo'n 20 min tot de knip bruin is

Snijd de koek in stukjes van ongeveer 5x9 cm en haal van de bakplaat af

 

1. Welke tekstsoort is de tekst?

2. Welke kenmerken van een instuctietekst vind je terug?

 

We sluiten de les af met een instructietekst vouwen. Wie kan er een bootje vouwen?
Geef iedereen in de klas een so-blaadje en geef de instructie voor de klas. Denk aan het gebruik van werkwoorden in de gebiedende wijs!

6. Schrijfdoel

Bij alles wat de schrijver schrijft wil hij dat er iets gebeurt. Hij wil dat de lezer iets gaat doen of denken. De reden waarom de schrijver zijn tekst schrijft, noemen we het schrijfdoel.

We kennen vijf schrijfdoelen:

A activeren
B amuseren
C informeren
D overtuigen
E Instrueren

A. Activeren (tot handelen aansporen): De lezer moet iets gaan doen.
Tekstsoorten: activerende tekst, zoals: pamflet, open brief, reclame/advertentie, recensie

B. Amuseren: De schrijver wil dat de lezer geniet van de tekst. Alle verzonnen teksten vallen hieronder.
Tekstsoorten: amuserende tekst, zoals: gedicht, column, verhaal, opstel, liedtekst, cabarettekst, sprookje, roman (leesboek)

C. Informeren: De schrijver geeft alleen maar informatie.
Tekstsoorten: informerende tekst, zoals: nieuwsbericht, logboek, notulen, encyclopedietekst

D. Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zijn mening overneemt.
Tekstsoorten: overtuigende tekst, zoals: betoog, ingezonden brief, commentaar, achtergrondartikel, column, recensie

E. Instrueren: De schrijver wil de lezer uitleggen hoe de lezer iets moet doen.
Tekstsoorten: instruerende tekst, zoals: handleiding, recept


Oefenen met Stercollectie

Extra oefeningen

Oefeningen gemaakt door het CITO