Nederlands brugklas 1 / MYP 1 - Formuleren

Nederlands brugklas 1 / MYP 1 - Formuleren

Formuleren

Woordgeslacht

Leerdoelen

De leerling kan het woordgeslacht van een woord bepalen.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan het woordgeslacht van een woord bepalen.

UITLEG - Zijn of haar?
Geschreven uitleg over het woordgeslacht (zijn of haar).

UITLEG - De, het, een
Geschreven uitleg over woordgeslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig)

Verwijswoorden

Leerdoelen

De leerling kan de verwijswoorden gebruiken die passen bij het woordgeslacht.

De leerling kan de juiste verwijswoorden gebruiken.

De leerling kan correct verwijzen naar personen en dingen.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan de verwijswoorden gebruiken die passen bij het woordgeslacht.
De leerling kan de juiste verwijswoorden gebruiken.
De leerling kan correct verwijzen naar personen en dingen.

UITLEG - Verwijswoorden
Geschreven uitleg over verwijswoorden.

UITLEG en OEFENING - Verwijswoorden
Geschreven uitleg en oefenmateriaal over verwijswoorden.

 

UITLEG - Verwijswoorden
Geschreven uitleg over verwijswoorden.

OEFENING - Verwijswoorden 1
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Verwijswoorden 2
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

OEFENING - De of het 1
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 2
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 3
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 4
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 5
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 6
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 7
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 8
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 9
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 10
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 11
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - De of het 12
Oefening waarbij de juiste lidwoorden moeten worden gegeven bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Die of dat 1
Oefening waarbij die of dat moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Die of dat 2
Oefening waarbij die of dat moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Die of dat 3
Oefening waarbij die of dat moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Die of dat 4
Oefening waarbij die of dat moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Die of dat 5
Oefening waarbij die of dat moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Dit of deze 1
Oefening waarbij dit of deze moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Dit of deze 2
Oefening waarbij dit of deze moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Dit of deze 3
Oefening waarbij dit of deze moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Dit of deze 4
Oefening waarbij dit of deze moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Dit of deze 5
Oefening waarbij dit of deze moet worden ingevuld bij zelfstandige naamwoorden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Verwijswoorden
Geschreven uitleg over verwijswoorden.

UITLEG - Wat, dat, wie, of die
Geschreven uitleg over wat, dat, wie of die.

UITLEG - Jou of jouw
Geschreven uitleg over jou of jouw.

UITLEG - Ons of onze
Geschreven uitleg over ons of onze.

UITLEG - U, uw, U of Uw
Geschreven uitleg over u, uw, U of Uw.

UITLEG - Wier of wiens
Geschreven uitleg over wier of wiens.

UITLEG - Ze/zij, hen/hun
Geschreven uitleg over ze/zij, hen/hun.

OEFENING - Ze/zij, hun/hen 1
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden gekozen. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Ze/zij, hun/hen 2
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden gekozen. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Hen en hun

Leerdoelen

De leerling kan hen en hun correct gebruiken.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan hen en hun correct gebruiken.

OEFENING - Hen of hun
Oefenzinnen waarin moeten worden gekozen voor hen of hun. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

UITLEG - Hen of hun
Geschreven uitleg over het gebruik van hen en hun.

UITLEG - Ze/zij, hen/hun
Geschreven uitleg over ze/zij, hen/hun.

OEFENING - Ze/zij, hun/hen 1
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden gekozen. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Ze/zij, hun/hen 2
Oefenzinnen waarin het juiste verwijswoord moet worden gekozen. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Als en dan

Leerdoelen

De leerling kan de regels toepassen voor het gebruik van als en dan in combinatie met woorden als ik/mij, jij/jou enzovoort.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan de regels toepassen voor het gebruik van als en dan in combinatie met woorden als ik/mij, jij/jou enzovoort.

OEFENING - Als of dan
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

 

OEFENING - Als of dan 1
Oefening waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 2
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 3
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 4
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 5
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Als of dan
Geschreven uitleg over als of dan.

UITLEG en OEFENING - Als of dan

OEFENING - Als of dan 1
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 2
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 3
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 4
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Als of dan 5
Oefenzinnen waarbij moet worden gekozen tussen als en dan. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren. De leerling heeft twee minuten de tijd om tien zinnen te doen.

Trappen van vergelijking

Leerdoelen

De leerling kan trappen van vergelijking van bijvoeglijke naamwoorden maken.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan trappen van vergelijking van bijvoeglijke naamwoorden maken.

UITLEG - Trappen van vergelijking
Geschreven uitleg over trappen van vergelijking.

 

UITLEG - Trappen van vergelijking
Geschreven uitleg over de trappen van vergelijking.

OEFENING - Trappen van vergelijking
Oefening waarbij de vergrotende en overtreffende trap moeten worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

OEFENING - Trappen van vergelijking 1
Oefening waarbij de vergrotende en overtreffende trap moeten worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Trappen van vergelijking 2
Oefening waarbij de vergrotende en overtreffende trap moeten worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Trappen van vergelijking 3
Oefening waarbij de vergrotende en overtreffende trap moeten worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Trappen van vergelijking 4
Oefening waarbij de vergrotende en overtreffende trap moeten worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.