Opdracht: Grammatica - Bijwoordelijke bepaling - hv12

Opdracht: Grammatica - Bijwoordelijke bepaling - hv12

Bijwoordelijke bepaling

Intro

Deze opdracht gaat over Bijwoordelijke bepalingen.

Begin de opdracht met het bekijken van deze video.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • een bijwoordelijke bepaling in een zin benoemen.
  • het verschil tussen een bijwoordelijke bepaling en een voorzetselvoorwerp benoemen.

 

Wat kan ik al?

Voor je aan de slag gaat met de bijwoordelijke bepaling is het goed om nog even te kijken wat een bijwoord is.

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Grammatica: Bijwoord


Maak nu de volgende oefening:

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbank en maak de oefening.
Stap 2 Lees de uitleg en voorbeelden over bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp. Maak de oefening.
Stap 3 Maak de oefening waarin je een aantal zinsdelen benoemt.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindtoets.
Extra opdracht In overleg met je docent maak je de extra opdrachten op het werkblad.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer de bijwoordelijke bepaling in de Kennisbank.

Grammatica: Bijwoordelijke bepaling


Maak de volgende oefening.

Stap 2: Bijwoordelijke bepaling of voorzetselvoorwerp

Een bijwoordelijke bepaling begint regelmatig met een voorzetsel.
Het zinsdeel dat begint met het voorzetsel geeft een plaats aan.

Voorbeeld:

  • De jas hangt aan de kapstok. (= bijwoordelijke bepaling)
  • Hij wacht op het schoolplein. (= bijwoordelijke bepaling)


Ook een voorzetselvoorwerp begint met een voorzetsel.
Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.
Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.
Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Voorbeeld:

  • Zij hingen aan zijn lippen. (= voorzetselvoorwerp)
  • Zij wacht op haar vriendinnen. (= voorzetselvoorwerp)


Maak de volgende oefening.

Stap 3: Zinsdelen benoemen

Je hebt net geoefend met de zinsdelen bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp. 
Weet je ook nog wat de zinsdelen meewerkend voorwerp en  lijdend voorwerp zijn?


Maak de volgende oefening om de zinsdelen te oefenen.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Grammatica: Bijwoord

Grammatica: Bijwoordelijke bepaling

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.

Extra opdracht

Hier vind je twee extra oefeningen over bijwoordelijke bepalingen in een zin.

Download het werkblad Bijwoordelijke bepaling. Sla het werkblad op in je eigen omgeving, zodat je het kunt invullen (bestand - opslaan als).

Lees de theorie op het werkblad nog eens door. Maak de twee opdrachten.

Heb je het werkblad ingevuld? Laat het dan nakijken door je docent.

Succes!

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van het filmpje over bijwoordelijke bepalingen? Was de uitleg duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    ​Kun je het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp herkennen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Vind je het lastig om bijwoordelijke bepalingen te vinden in een zin of gaat het je gemakkelijk af?
  • Eindopdracht
    Heb je de toets goed gemaakt? Dan heb je de lesstof goed begrepen!
  • Extra opdracht
    Heb je de oefeningen op het werkblad ook gemaakt? Vond je ze moeilijk?
  • Het arrangement Opdracht: Grammatica - Bijwoordelijke bepaling - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2019-10-18 15:47:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Het blok aan je been' en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv12. In deze opdracht leer je een bijwoordelijke bepaling in een zin benoemen en het verschil tussen een bijwoordelijke bepaling en een voorzetselvoorwerp benoemen. Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets. Daarnaast is er ook een extra opdracht beschikbaar. Succes!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Nederlands; Schrijfvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    1 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, bijwoordelijk bepaling, grammatica, grammatica- bijwoordelijke bepaling, het blok aan je been, hv12, nederlands, stercollectie, voorzetselvoorwerp, zinsontleding

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (2018).

    Nederlands Kennisbank hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/90574/Nederlands_Kennisbank_hv12