Thema 3 Laaggeletterdheid - hv12

Thema 3 Laaggeletterdheid - hv12

Laaggeletterdheid

Inleiding

Laaggeletterdheid betekent dat iemand moeite heeft met lezen en schrijven. Dit betekent niet dat deze persoon helemaal niet kan lezen of schrijven, maar het gaat vaak langzaam en is moeilijk. Een laaggeletterde kan bijvoorbeeld moeite hebben met:

  • het begrijpen van brieven, e-mails of appjes;
  • het invullen van formulieren;
  • het lezen van ondertiteling of teksten op internet.

Ongeveer 2,5 miljoen mensen in Nederland hebben problemen met lezen en schrijven. Dit kan problemen geven in het dagelijks leven, op het werk, op school, of thuis. Denk maar aan: het schrijven van een sollicitatiebrief, een formulier invullen, je kinderen helpen met hun huiswerk of online je bankzaken regelen. Ook omgaan met een computer of smartphone is lastig voor laaggeletterden.

In de volgende video vertellen mensen aan vrienden dat ze laaggeletterd zijn geweest. Misschien ken jij ook wel iemand die laaggeletterd is.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij thema 3: Laaggeletterdheid.

Leerdoel Opdracht
Ik kan op verschillende manieren aantekeningen maken en let daarbij op verbanden. Spreken - aantekeningen
Ik kan het werkwoordelijk gezegde in de zin aanwijzen. Grammatica - werkwoordelijk gezegde
Ik kan voorbeelden geven van werkwoordelijk gezegdes die uit één of meerdere werkwoorden bestaan. Grammatica - werkwoordelijk gezegde
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige en de verleden tijd correct spellen. Spelling - persoonsvorm
Ik kan verschillende websites gebruiken voor schoolopdrachten en deze websites beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Vaardigheden - internet

 

Wat ga ik doen?

Planning
Het thema 'Laaggeletterd' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Spreken - Aantekeningen maken 2 lesuren Opdrachten
Grammatica - Werkwoordelijk gezegde 1 lesuur Toets
Spelling - Persoonsvorm 2 lesuren Toets of Schema
Vaardigheden - Zoeken op internet 2 lesuren Tips
Afsluiting 2 lesuren Infographic
Totaal 9,5 lesuren  

Opdrachten

Spreken - Aantekeningen

Aantekeningen

Intro

In deze schrijfopdracht staat aantekeningen maken centraal.

In de video hieronder zie je stapsgewijs hoe je aantekeningen moet maken.
Maar wanneer maak je eigenlijk aantekeningen en waarom? Bespreek het met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • voorbeelden geven van de verschillende manieren van aantekeningen maken.
  • aangeven hoe goede aantekeningen mij kunnen helpen bij het leren.
  • op verschillende manieren aantekeningen bijhouden bij een les of presentatie.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kan ik een oefening over aantekeningen maken.
Stap 2 Ik kan van aantekeningen die gemaakt zijn bepalen wat belangrijk is en wat niet en ze zo overzichtelijk maken.
Stap 3 Ik kan in mijn aantekening verbanden leggen door gebruik te maken van pijlen.
Stap 4 en Ik kan mijn aantekeningen ordenen door gebruik te maken van een tabel.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de kennisbank en de samenvattingsopdracht die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Als eindopdracht maak ik vragen bij mijn aantekeningen op het werkblad.
Extra opdracht Maak aantekeningen bij de video.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Je hebt ongeveer 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst van de Kennisbank:

Stap 2: Overzichtelijk maken

Maak je aantekeningen overzichtelijk
Als je je aantekeningen terugleest, moeten ze wel overzichtelijk zijn.

Wie slim en overzichtelijk aantekeningen maakt, is al bezig met leren!

  • Open nu het Werkblad Aantekeningen
  • Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als)
  • Maak opdracht 1

Verbeter de aantekeningen!
Doe dit op je eigen manier en vergelijk het resultaat met dat van een medeleerling.

Sla je werk op en laat je werkblad openstaan voor volgende stappen.

Stap 3: Pijlen

Pijlen gebruiken in je aantekeningen
Met pijlen kun je aangeven in welke volgorde iets gebeurt.
Dit kan erg handig zijn bij de uitleg van gebeurtenissen of van processen.
Bij het vak geschiedenis kun je met pijlen aangeven hoe de ene gebeurtenis wordt gevolgd door een andere.
Bij het vak biologie of aardrijkskunde kun je aangeven in welke volgorde iets gebeurt.

Maak opdracht 2 op het werkblad.
Vergelijk jouw pijlenschema met het schema van een medeleerling.

 

Stap 4: Tabellen en schema's

Werken met tabellen/schema's
Na afloop van een les kun je je aantekeningen uitwerken in een schema: bijvoorbeeld een tabel met kolommen waar je alle kernwoorden, jaartallen enz. in groepen zet. Je ziet dan heel goed wat bij elkaar hoort.

Op het werkblad vind je opdracht 3 waarbij je gegevens over Caesars leven in een schema zet om snel te zien wie zijn vrienden en vijanden waren in de verschillende periodes van zijn leven. Maak deze opdracht. Bespreek het resultaat weer met je klasgenoot.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de kennisbank en de samenvattingsopdracht die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Vragen maken

Een heel goede manier om je aantekeningen te verwerken is: maak er vragen van!

  • Markeer je belangrijkste aantekeningen waarvan je denkt: daar krijg ik vast vragen over in het proefwerk.
  • Bedenk bij elke belangrijke aantekening een goede vraag.
  • Dat kan een open vraag zijn, maar ook een goed/fout-vraag of een meerkeuzevraag.
  • Je kunt ook een invulschema bedenken over het hele onderwerp.
  • Of je bedenkt een oorzaak-gevolgvraag met pijlen en invulwoorden!

Noteer je vragen op je werkblad onder opdracht 4.
Schrijf de antwoorden apart op een blaadje.

  • Wissel je vragen uit met een medeleerling.
  • Maak elkaars vragen en kijk elkaars antwoorden na.

Beoordeling:
Je docent beoordeelt je werkblad op de volgende punten:

  • inhoud: je hebt de opdrachten op het werkblad goed gemaakt.
  • netheid: je werkblad is netjes ingevuld.
  • taalfouten: in je antwoorden zitten bijna gaan taalfouten.

Klaar?
Lever je opgeslagen werkblad in.

Extra opdracht

Je moet vast weleens aantekeningen maken bij de les. Maar steeds meer leerlingen gebruiken Youtube om te leren. Er staan filmpjes met uitleg door docenten. Voor het vak geschiedenis bijvoorbeeld kun je enkele goede Youtube kanalen vinden.

Veel leerlingen gebruiken ze om het nog eens goed uitgelegd te krijgen, als voorbereiding op de opdrachten op school. Deze manier van werken heet: Flipping the classroom. Ook als je uitleg op Youtube volgt, kun je aantekeningen maken. Misschien nog wel beter dan in de les, omdat je je video kunt pauzeren - probeer dat maar niet bij je docent!

Opdracht:
Oefen met het maken van aantekeningen bij een korte geschiedenisuitleg over de Tweede Wereldoorlog.
Docent Jort legt het echt heel duidelijk uit, met kaarten en foto's.
De video waarbij je aantekeningen maakt, vind je hieronder.

Open nu het Werkblad Aantekeningen - extra en maak de opdracht.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Geef opnieuw antwoord op de vraag bij de video. Geef je nu hetzelfde antwoord als aan het begin van deze opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van het werkblad. Heb je alles netjes en overzichtelijk in kunnen leveren?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Intro

In deze opdracht staat het werkwoordelijk gezegde centraal.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • in mijn eigen woorden vertellen hoe ik een werkwoord kan herkennen.
  • het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen.
  • een voorbeeld geven van een werkwoordelijk gezegde dat uit één werkwoord bestaat.
  • een voorbeeld geven van een werkwoordelijk gezegde dat uit meerdere werkwoorden bestaat.

Wat kan ik al?

In thema 1 heb je een opdracht gemaakt over het werkwoord.
In de opdrachten die hieronder staan frissen we je geheugen even op!

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Ik kan na het bestuderen van de Kennisbankitem 'Het werkwoordelijk gezegde' het werkwoordelijk gezegde in de zin vinden.
Stap 2 en Ik kan zelf zinnen maken met het werkwoordelijk gezegde.
Stap 3 en

Ik kan zelf zinnen maken die passen bij de verschillende 'valkuilen' van het werkwoordelijk gezegde.

Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de eindtoets: 'Het werkwoordelijk gezegde'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Als je het werkwoordelijk gezegde in een zin wilt vinden, moet je natuurlijk wel weten wat een werkwoord is.
Weet je het nog? Als je twijfelt, bestudeer dan nogmaals onderstaand item uit de Kennisbank Nederlands:

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Stap 2: Werkwoordelijk gezegde

In sommige zinnen is het werkwoordelijk gezegde gelijk aan de persoonsvorm.
Soms bestaat het werkwoordelijk gezegde uit de persoonsvorm plus de ander werkwoorden.

Stap 3: Opmerkingen

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Succes!

Extra opdracht

Maak de extra opdracht.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wisten jullie wat het werkwoordelijk gezegde was?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was de toets moeilijk of kon je hem makkelijk maken.
    Welke werkwoordelijk gezegdes vind je lastig?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Vond je het leuk om de extra opdracht samen met een klasgenoot te doen?

Spelling - Persoonsvorm

Persoonsvorm

Intro

In deze opdracht staat de spelling van de persoonsvorm centraal.
Om te weten hoe je de persoonsvorm spelt, is het eerst handig om te weten wat de persoonsvorm is, zodat je niet de regels op het verkeerde woord toepast!

Hoe je de persoonsvorm vindt, heb je geleerd in thema 2.
Om je geheugen nog even op te frissen, kun je bij 'Wat kan ik al?' oefenen met het vinden van de persoonsvorm.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • de persoonsvorm op correcte wijze spellen in de tegenwoordige tijd.
  • de persoonsvorm op correcte wijze spellen in de verleden tijd.

Wat kan ik al?

In thema 2 heb je geoefend met het vinden van de persoonsvorm.
Dat gaan we in deze stap nog even herhalen.
Lees eerst even de Kennisbank:

Grammatica: Persoonsvorm

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbanken kan ik oefeningen maken om te oefenen met de spelling van de persoonsvorm
Stap 2 Ik kan op het internet een goed een schema over spelling van de persoonsvorm vinden.
Stap 3 Ik kan woorden vinden die hetzelfde klinken als persoonsvorm en voltooid deelwoord, maar anders geschreven worden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Kijk of ik antwoord kan geven op de twee hoofdvragen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer de drie volgende onderwerpen in de Kennisbank Nederlands:

Maak nu de volgende oefeningen:

Stap 2: Schema persoonsvorm

Je hebt gezien hoe je de persoonsvorm moet schrijven en je hebt ook geoefend met het schrijven van de persoonsvorm.

Ga naar www.google.nl en ga op zoek naar een schema over spelling in de persoonsvorm. Maak eventueel gebruik van de mogelijkheid om naar afbeeldingen te zoeken. Bezoek de website waarop het schema staat.

Sla het schema op. Print het schema uit als je dat prettig vindt.
Kijk goed of je het schema helemaal begrijpt.
Bespreek het schema eventueel met een klasgenoot.

Stap 3: -d of -t?

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets. 

Eindopdracht B: Schema maken

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een tabel of schema waarin je uitlegt hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (tt) en in de verleden tijd (vt) moet spellen.
In het schema staan ook voorbeelden.

Ga na of je antwoord kunt geven op de twee hoofdvragen van de opdracht.

  • Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
  • Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Werkwijze:

  • Bepaal eerst wat je in het schema gaat vertellen.
  • Zorg dat je overal voorbeelden bij hebt.
  • Bedenk hoe je schema er uit gaat zien. Wordt het een pijlenschema? Of lijkt je een schema in de vorm van een tabel overzichtelijker?
  • Maak een eerste versie van het schema.
  • Vraag commentaar op je eerste versie aan een klasgenoot.
  • Verwerk het commentaar.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor deze opdracht als:

  • Je een schema maakt waarin je duidelijk uitlegt hoe je de persoonsvorm spelt in de tegenwoordige en in de verleden tijd.
  • Je in je schema voldoende voorbeelden hebt opgenomen.
  • Je schema er goed verzorgd uitziet.
  • Je het schema op tijd inlevert.

Klaar?
Lever je schema in bij je docent. 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Maak de introductieopdracht nogmaals. Vind je alle fouten?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
    Als je bij de eindopdracht hebt gekozen voor de toets, had je dan tijd over?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was je achteraf tevreden over de keus die je gemaakt hebt?
    Mocht je van je docent kiezen of moest je beide eindopdrachten maken?

Vaardigheden - Internet

Internet

Intro

In deze opdracht oefen je in het gebruik van internet voor schoolopdrachten.

Als je surft over het internet is het moeilijk om de betrouwbaarheid van de verschillende websites die je bezoekt te achterhalen. Hoe weet je nou of dat wat je leest, ook waar is.

In de volgende video zie je tips voor veilig en betrouwbaar zoeken. Onthoud de tips. Je kunt ze gebruiken in deze opdracht.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende manieren noemen om internet te gebruiken voor schoolopdrachten.
  • verschillende zoekmachines gebruiken, ook geavanceerde functies.
  • in mijn eigen worden vertellen hoe en waarom ik wijs moet omgaan met internet.
  • zelf internetsites beoordelen op bruikbaarheid en betrouwbaarheid.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 en Na het lezen van de kennisbank kan ik vragen beantwoorden over zoeken op internet.
Stap 2 en Ik kan verschillende zoekmachines vergelijken en uitleggen waarom sommige zoekmachines bepaalde resultaten laten zien.
Stap 3 Ik kan bij afbeeldingen onderzoeken of ze rechtenvrij zijn of niet.
Stap 4 Ik kan de bronnen van een site onderzoeken.
Stap 5 Ik kan de betrouwbaarheid van een site onderzoeken aan de hand van een checklist.
Stap 6 Ik ga zelf op zoek naar sites en kan van de gevonden sites aangeven of ze wel of niet betrouwbaar zijn.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Bekijk de 10 gouden tips voor beginnende internetters.
Extra opdracht Zoek de goede omschrijving bij de websites.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer eerst het volgende item op de Kennisbank Nederlands:

Beantwoord nu de volgende vragen.
Wat past bij jou?

 

Stap 2: Google beter bekeken

Iedereen zoekt met Google: www.google.nl . Waarom eigenlijk?
Google was het eerste bedrijf dat een slimme zoekmachine bedacht. Daarnaast zet Google de populairste resultaten altijd bovenaan. Dat komt omdat bedrijven Google graag betalen voor advertenties. Op die manier krijgen ze meer klanten, worden ze populairder en zo groeien ze steeds harder.
De zoekmachine zet altijd advertenties op je scherm die passen bij je zoekopdracht.
Zoek maar eens op 'speelgoedauto', 'psycholoog' of 'TV' en kijk welke advertenties er boven en naast de zoekresultaten verschijnen...
...dat bedoelen we dus.

Om je zoekresultaat te verbeteren is het slim om meer dan één zoekwoord te gebruiken.
Niet teveel, want dan mis je weer goede vondsten.
Zoek voor schoolwerk dus ook eens met behulp van een portal als: http://www.po-lessen.nl/.
Die brengt vaak veel goede sites bij elkaar die niet alleen maar populair zijn.

Stap 3: Ken je rechten

Niet alles wat je vindt mag je zomaar gebruiken. Zeker als je werkstuk wordt gepubliceerd (in de schoolkrant bijvoorbeeld, of op een schoolwebsite) kun je problemen krijgen met teksten of afbeeldingen waar auteursrechten op berusten. Je kent het wel: copyright. Dat betekent: voor gebruik moet worden betaald. Je kunt contact opnemen met de maker om te vragen wat het kost. Kijk ook eens naar de disclaimer op een site. Daarin staat informatie over het gebruik.

Gelukkig zijn er steeds meer non-profit websites waarvan je het materiaal vrij mag gebruiken als je er zelf ook geen geld mee wilt verdienen. Dat is de Creative Commons-afspraak. Je kunt een CC-website herkennen aan het logo hiernaast.

Bekend cc-websites zijn www.flickr.com of www.pixabay.com, waar veel amateurfotografen hun foto’s op zetten.
Maar let op: niet alles is rechtenvrij.

Wil je zeker weten dat Google alleen rechtenvrije plaatjes voor je opzoekt?
Ga dan naar www.google.nl

  • Klik rechtsboven eerst op ‘Afbeeldingen’.
  • Klik dan rechtsonder op ‘Instellingen’
  • Klik op ‘Geavanceerd zoeken’
  • Onderaan kun je nu kiezen tussen verschillende gebruiksrechten.
  • Pas de gebruikersrechten aan zoals jij wilt. Wat gebeurt er met het aantal zoekresultaten?

 

Stap 4: Kennismaking met een site

Om erachter te komen of een website wel goede informatie biedt, moet je wel een soort speurneus zijn. Makers van nepnieuws proberen hun berichten zoveel mogelijk op echt nieuws te laten lijken. Twijfel je of je een bericht kan vertrouwen? Met de volgende checks kan je meer te weten komen. Je gebruikt voor deze stap de website www.isdatechtzo.nl

  • Weet je hoeveel je echt weet? Test je kennis en doe de volgende quiz op de website www.npokennis.nl

Stap 5: Betrouwbaarheid

Bij het schrijven van een werkstuk zul je vaak gebruikmaken van sites die over een bepaald onderwerp gaan. Natuurlijk wil je dan wel zeker weten dat wat er op de site staat ook betrouwbaar is.

De checklist op www.isdatechtzo.nl leert je hoe je de betrouwbaarheid kunt checken. Kies een site waar jij informatie van zou willen gebruiken voor een werkstuk.

  • Bekijk de 'Checklist' op de website.

 

Stap 6: Checklist

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: 12 gouden tips

Je hebt nu heel wat geleerd over het werken met internet.
Nu ga je werken aan je eindopdracht:
12 tips voor beginnende internetters!

Hierbij moet je zelf eens terugkijken naar deze les. Wat zijn nu de belangrijkste twaalf dingen die een basisschoolleerling moet weten, die voor het eerst internet gaat gebruiken, bijvoorbeeld om informatie te zoeken voor een spreekbeurt.

  • Het gaat om kinderen, dus zorg dat je tips begrijpelijk en duidelijk zijn.
  • Vergeet niet een tip te geven voor een goede zoekmachine voor basisschoolleerlingen.

Succes met je eindopdracht!

Beoordeling:
Laat je lijst met twaalf tips beoordelen door je docent.
Die beoordeelt je tips op de volgende punten:

  • De inhoud: zijn de tips juist en belangrijk voor beginnende internetters?
  • De toon: zijn de tips begrijpelijk en leuk om te lezen voor jonge kinderen?
  • De vorm: zijn de tips duidelijk qua lay-out en indeling?
  • Taal: bevatten de tips geen taalfouten?

Klaar:
Lever je lijst met tips in bij je docent.

Extra opdracht

Stel je voor, je wilt graag krokodillen gaan houden als huisdieren.
Toch eerst maar even op zoek naar tips voor reptielenliefhebbers.

Je vindt de volgende websites.

  1. Bekijk ze allemaal en onderzoek hoe betrouwbaar en bruikbaar ze eigenlijk zijn.
  2. Sleep de juiste beschrijving naast elke site.
  3. Maak tenslotte een top-drie van websites die je wilt gebruiken.
  4. Vergelijk jouw top-drie met die van een klasgenoot. Zijn jullie het eens? Bespreek de verschillen keuzes.

Tenslotte: veel plezier met je huisdier!

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Wat vond je van de video over betrouwbaarheid? Kon je alle informatie in de video goed begrijpen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Welke lesstof in deze opdracht was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Was je je bewust van de invloed van bijvoorbeeld verkopers op jouw zoekresultaten?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Was het makkelijk om tips op te schrijven?
  • Extra opdracht
    Heb je de extra opdracht gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema.

Eindopdracht: Infographic

Je gaat het thema ‘Laaggeletterdheid’ afronden.
Ga naar de website www.lezenenschrijven.nl. Lees de informatie over laaggeletterdheid en bekijk de video’s met verhalen. Maak aantekeningen tijdens het bekijken van de video's. Gebruik je aantekeningen om antwoord te geven op de volgende vragen en zet de antwoorden in een (Word)document.

  • Wat is laaggeletterdheid?
  • Hoeveel mensen in Nederland zijn laaggeletterd?
  • Wat zijn de belangrijkste oorzaken van laaggeletterdheid?
  • Wat zijn de problemen van laaggeletterdheid?
  • Wat kan er aan laaggeletterdheid gedaan worden?

Je antwoorden gebruik je om een infographic over laaggeletterdheid te maken. Je maakt de infographic alleen en je hebt hier twee lesuren voor. Lees eerst de gereedschapskist. Daarin lees je wat een infographic is. Ook vind je daar de beoordelingseisen.

Aan de slag

  1. Kies een ontwerptool voor je infographic. Gebruik een programma uit de gereedschapskist of een ander online programma met sjablonen voor infographics.
  2. Bedenk een indeling. Orden de informatie in blokken: bijvoorbeeld een blok voor cijfers, een blok voor problemen en een blok voor oplossingen. Zorg ervoor dat het netjes en overzichtelijk is.
  3. Ontwerp de Infographic. Denk hierbij aan:
    - kleuren en lettertypes: Gebruik rustige kleuren die bij elkaar passen en één of twee goed leesbare lettertypes.
    - afbeeldingen en symbolen: Voeg iconen, symbolen of grafieken toe om informatie te verduidelijken.
    - korte teksten: Schrijf kernwoorden of korte zinnen en maak titels vetgedrukt voor overzicht. Denk eraan dat je de persoonsvormen goed spelt.
    - bronvermelding: Zet onderaan waar je de informatie vandaan hebt.
  4. Laat iemand anders kijken: vraag een klasgenoot of vriend om te checken of alles duidelijk is.

Tips:

  • Gebruik witruimte (lege ruimte) om de infographic rustig te houden.
  • Trek aandacht met een groot cijfer of opvallend symbool.

Klaar?
Lever je infographic in bij je docent.

Infographic maken

Een infographic is een tekening of foto (in combinatie met tekst) die informatie geeft over een bepaald onderwerp. In een infographic worden vaak diagrammen en grafieken gebruikt. Je leert hierbij om informatie visueel te maken en op een heldere manier weer te geven.

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de opdracht in de inleiding.
    Wat zou jij het meest beperkend vinden als je niet zou kunnen lezen en schrijven?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 9,5 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je gekozen voor de rubriek of het stripverhaal?
    Rubriek: Heb je de weetjes opgesteld aan de hand van je document of heb je ze opgesteld terwijl je op de website aan het lezen was?
    Stripverhaal: Heb je de strip met de hand getekend of heb je gebruik gemaakt van een website?

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Spreken

Voor het onderdeel Aantekeningen maken is het volgende item geselecteerd.

Grammatica

Voor het onderdeel Werkwoordelijk gezegde zijn de volgende items geselecteerd:

Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

 

 

Spelling

Voor het onderdeel Persoonsvorm zijn de volgende items geselecteerd.

Bekijk verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.


  • Het arrangement Thema 3 Laaggeletterdheid - hv12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    29-11-2025 10:42:46
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    StudioVO

    Deze module is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO.

    Fair Use

    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv12. Dit thema bestaat uit vier opdrachten, waarbij in iedere opdracht een andere taalvaardigheid centraal staat. Je leert hoe je op verschillende manieren aantekeningen kunt maken en waar je op moet letten. Daarnaast leer je het werkwoordelijk gezegde in een zin aanwijzen en voorbeelden geven van werkwoordelijk gezegdes die uit één of meerdere werkwoorden bestaan. Ook leer je de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd correct spellen. Verder leer je verschillende websites gebruiken voor schoolopdrachten en hoe je deze websites kunt beoordelen op betrouwbaarheid en bruikbaarheid. Voor de eindopdracht heb je twee keuzes. Bij eindopdracht A maak je samen met een rubriek genaamd "Wist je dat...". In deze rubriek komen belangrijke weetjes over laaggeletterdheid. Je gaat op internet op zoek naar informatie over laaggeletterdheid.e verzamelt antwoorden op vragen over laaggeletterdheid en verwerkt deze in een (Google)document. Vervolgens kies je welke weetjes je opneemt in de rubriek en maak je de rubriek zelf. Bij eindopdracht B maak je een stripverhaal waarin je op een speelse manier een verhaal over laaggeletterdheid vertelt. Ook hier ga je op internet op zoek naar informatie over laaggeletterdheid. Je verzamelt antwoorden op vragen over laaggeletterdheid en verwerkt deze in een (Google)document. Vervolgens bedenk je een idee voor een stripverhaal en maak je de strip zelf of gebruik je een website zoals stripgenerator.com. Je kunt je stripverhaal nog aanpassen op basis van de beoordeling in de reisgids. Daarnaast is er een diagnostische toets beschikbaar. Succes met de opdrachten!
    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Lezen van zakelijke teksten (Nederlands); Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Begrippenlijst en taalverzorging; Woordgebruik en woordenschat (Nederlands); Spreken; Opzoeken; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    9 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    aantekeningen maken, arrangeerbaar, betrouwbaarheid, hv12, laaggeletterdheid, nederlands, persoonsvorm, stercollectie, tegenwoordige/verleden tijd, werkwoordelijk gezegde

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Grammatica - Werkwoordelijk gezegde hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52515/Opdracht__Grammatica___Werkwoordelijk_gezegde_hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spelling - Persoonsvorm hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52516/Opdracht__Spelling___Persoonsvorm_hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Spreken - Aantekeningen - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52514/Opdracht__Spreken___Aantekeningen___hv12

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Vaardigheden - Internet - hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/52517/Opdracht__Vaardigheden___Internet___hv12

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Laaggeletterdheid

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.