Eindopdracht B: Kruiswoordpuzzel
Als je kiest voor eindopdracht B maak je een kruiswoordpuzzel.
Aanpak:
- Zoek eerst een kruiswoordpuzzel op in een krant of op internet. Zorg dat je begrijpt hoe het invullen van een kruiswoordraadsel werkt.
- Maak nu een lijstje met minimaal 20 woorden met van ieder woord een synoniem.
- Maak met de 20 woorden een ingevuld kruiswoordraadsel op ruitjespapier. Zorg dat ieder woord minimaal met één ander woord verbonden is.
- Maak nu het echte kruiswoordraadsel. Schrijf de omschrijvingen (de synoniemen) naast de puzzel.
- Maak een kopie van jouw kruiswoordraadsel en vraag een andere klasgenoot om de puzzel op te lossen.
Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor de opdracht als:
- Het kruiswoordraadsel minimaal 20 woorden bevat.
- De omschrijvingen (synoniemen) op de juiste manier naast het kruiswoordraadsel staan.
- Het kruiswoordraadsel er verzorgd uitziet.
- Het kruiswoordraadsel op tijd klaar is .
Klaar?
Lever je kruiswoordraadsel in bij je docent.

|
Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.
|

|