Nederlands brugklas 1 / MYP 1 - Grammatica

Nederlands brugklas 1 / MYP 1 - Grammatica

Grammatica

Persoonsvorm

Leerdoelen

De leerling kan in een enkelvoudige zin de persoonsvorm vinden.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin de persoonsvorm vinden.

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 25

 

UITLEG - Werkwoord
Geschreven uitleg over het werkwoord.

UITLEG en OEFENING - Werkwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het werkwoord (aangegeven duur: twee lesuren).

UITLEG - Persoonsvorm
Geschreven uitleg over de persoonsvorm.

UITLEG en OEFENING - Persoonsvorm
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over de persoonsvorm (aangegeven duur: twee lesuren).

 

UITLEG - Persoonsvorm
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over de persoonsvorm.

 

 

OEFENING - Persoonsvorm 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Persoonsvorm 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Persoonsvorm 3
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Persoonsvorm
Uitleg over de persoonsvorm.

OEFENING - Persoonsvorm 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Persoonsvorm 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Persoonsvorm 3
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Persoonsvorm
Geschreven uitleg en oefeningen over de persoonsvorm.

OEFENING - Persoonsvorm 1
Oefenzinnen waarvan de persoonsvorm moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Persoonsvorm 2
Oefenzinnen waarvan de persoonsvorm moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Zinsdelen onderscheiden

Leerdoelen

De leerling kan een enkelvoudige zin (een zin met één persoonsvorm) in zinsdelen verdelen.

 
Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan een enkelvoudige zin (een zin met één persoonsvorm) in zinsdelen verdelen.

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 26 en 27

 

UITLEG - Zinsdelen 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zinsdelen.

 

UITLEG - Zinsdelen 2
Visuele uitleg over zinsdelen.

 

UITLEG - Zinsdelen 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zinsdelen.

 

UITLEG - Zinsdelen 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zinsdelen.

 

UITLEG - Zinsdelen 5
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zinsdelen.

 

UITLEG - Zinsdelen 6
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zinsdelen, toegespitst op de volgorde van zinsdelen.

 

UITLEG - Persoonsvorm en zinsdelen
Visuele uitleg over de persoonsvorm en zinsdelen.

 

 

UITLEG en OEFENING - Zinsdelen
Uitleg en oefenzinnen die in zinsdelen moeten worden verdeeld. Digitaal en direct te controleren.

 

UITLEG - Zinsdelen
Uitleg over zinsdelen.

OEFENING - Zinsdelen 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden en vervolgens de zin in zinsdelen moet worden verdeeld. Digitaal en direct te controleren.

OEFENING - Zinsdelen 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm moet worden gevonden en vervolgens de zin in zinsdelen moet worden verdeeld. Digitaal en direct te controleren.

 

OEFENING - Zinsdelen
Oefenzinnen die in zinsdelen moeten worden verdeeld. Direct controleerbaar.

 

Zinnen die in stukken worden geknipt, per zinsdeel. Daarna kunnen de leerlingen de verschillende stukken (de verschillende zinsdelen) samenvoegen tot zinnen, naar eigen inzicht (bijvoorbeeld zo grappig mogelijk). Eventueel kan ze nog worden gevraagd een of meer van deze zinsdelen te benoemen.

 

De zinnen kunnen ook virtueel in stukken worden geknipt (in zinsdelen worden verdeeld) met behulp van deze link:

http://www.schoolbordportaal.nl/flash-overlay.php?id=839&title=Groepjesmaker

Daarvoor moeten de door komma's gescheiden stukken zin worden ingekopieerd, waarna op de knop 'Maak groepjes' moet worden geklikt. De zinsdelen verschijnen nu op het scherm, dat via de beamer vertoond kan worden aan de leerlingen.

Zinsdelen benoemen (redekundig ontleden)

Leerdoelen

De leerling kan in een enkelvoudige zin het werkwoordelijk gezegde vinden (ook als het werkwoordelijk gezegde te of aan het bevat of een verplicht wederkerend werkwoord). De werkwoordelijke uitdrukking als werkwoordelijk gezegde wordt nog buiten beschouwing gelaten.

De leerling kan in een enkelvoudige zin het onderwerp vinden (ook als het onderwerp een vraagwoord is als wie of wat, of als het niet in het meervoud kan worden gezet).

De leerling kan in een enkelvoudige zin het lijdend voorwerp vinden (ook in een zin met een toevallig wederkerend werkwoord).

De leerling kan in een enkelvoudige zin het meewerkend voorwerp vinden, zowel met aan als met voor (bij wordt nog buiten beschouwing gelaten).

De leerling kan voorzetsels herkennen, ook als het voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord staat. Dit behoort tot het onderdeel woordsoortbenoeming (taalkundig ontleden), maar is vereist om het voorzetselvoorwerp te kunnen herkennen.

De leerling kan in een enkelvoudige zin het voorzetselvoorwerp herkennen.

De leerling kan in een enkelvoudige zin de bijwoordelijke bepaling(en) herkennen.

Werkwoordelijk gezegde

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin het werkwoordelijk gezegde vinden (ook als het werkwoordelijk gezegde te of aan het bevat of een verplicht wederkerend werkwoord). De werkwoordelijke uitdrukking als werkwoordelijk gezegde wordt nog buiten beschouwing gelaten.

UITLEG - Hoofdstuk 3, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 109

UITLEG - Hoofdstuk 3, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 111

 

UITLEG - Werkwoord
Geschreven uitleg over het werkwoord.

UITLEG - Werkwoordelijk gezegde
Geschreven uitleg over het werkwoordelijk gezegde.

UITLEG en OEFENING - Werkwoordelijk gezegde
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het werkwoordelijk gezegde (aangegeven duur: één lesuur).

 

OEFENING - Werkwoordelijk gezegde
Oefenzinnen waarin het werkwoordelijk gezegde moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Werkwoordelijk gezegde
Uitleg over het werkwoordelijk gezegde.

OEFENING - Werkwoordelijk gezegde 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen en het werkwoordelijk gezegde moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Werkwoordelijk gezegde 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen en het werkwoordelijk gezegde moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Gezegde
Geschreven uitleg en oefeningen over het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.

OEFENING - Werkwoordelijk gezegde 1
Oefenzinnen waarvan het werkwoordelijk gezegde moet worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Werkwoordelijk gezegde 2
Oefenzinnen waarvan het werkwoordelijk gezegde moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Onderwerp

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin het onderwerp vinden (ook als het onderwerp een vraagwoord is als wie of wat, of als het niet in het meervoud kan worden gezet).

UITLEG - Hoofdstuk 2, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 67

UITLEG - Hoofdstuk 2, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 69

 

UITLEG - Persoonsvorm
Geschreven uitleg over de persoonsvorm.

UITLEG - Onderwerp
Geschreven uitleg over het onderwerp.

UITLEG en OEFENING - Onderwerp
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het onderwerp (aangegeven duur: één lesuur).

 

UITLEG - Onderwerp 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 5
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 6
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp 7
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp.

 

UITLEG - Onderwerp en gezegde
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.

 

 

UITLEG - Onderwerp en gezegde
Visuele presentatie over het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde.

 

OEFENING - Onderwerp 1
Oefenzinnen waarin het onderwerp moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Onderwerp 2
Oefenzinnen waarin het onderwerp moet worden gevonden. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

 

UITLEG - Onderwerp
Uitleg over het onderwerp.

OEFENING - Onderwerp 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Onderwerp 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Onderwerp
Geschreven uitleg en oefeningen over het onderwerp.

OEFENING - Onderwerp 1
Oefenzinnen waarvan het onderwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Onderwerp 2
Oefenzinnen waarvan het onderwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Lijdend voorwerp

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin het lijdend voorwerp vinden (ook in een zin met een toevallig wederkerend werkwoord).

UITLEG - Hoofdstuk 4, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 151

UITLEG - Hoofdstuk 4, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 153

 

UITLEG - Lijdend voorwerp
Geschreven uitleg over het lijdend voorwerp.

UITLEG en OEFENING - Lijdend voorwerp
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het lijdend voorwerp (aangegeven duur: één lesuur).

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 5
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 6
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp 7
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het lijdend voorwerp.

 

 

OEFENING - Lijdend voorwerp 1
Oefenzinnen waarin het lijdend voorwerp moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Lijdend voorwerp 2
Oefenzinnen waarin het lijdend voorwerp moet worden gevonden. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

 

UITLEG - Lijdend voorwerp
Uitleg over het lijdend voorwerp.

OEFENING - Lijdend voorwerp 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Lijdend voorwerp 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Lijdend voorwerp
Geschreven uitleg en oefeningen over het lijdend voorwerp.

OEFENING - Lijdend voorwerp 1
Oefenzinnen waarvan het lijdend voorwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Lijdend voorwerp 2
Oefenzinnen waarvan het lijdend voorwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Meewerkend voorwerp

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin het meewerkend voorwerp vinden, zowel met aan als met voor (bij wordt nog buiten beschouwing gelaten).

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 193

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp
Geschreven uitleg over het meewerkend voorwerp (er staat: meewerkend voornaamwoord, maar dit moet zijn: meewerkend voorwerp).

UITLEG en OEFENING - Meewerkend voorwerp
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het meewerkend voorwerp (aangegeven duur: één lesuur).

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 5
Voorbeeldzinnen waarin het meewerkend voorwerp wordt aangegeven (visueel).

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 6
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 7
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 8
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp 9
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het meewerkend voorwerp.

 

 

OEFENING - Meewerkend voorwerp
Oefenzinnen waarin het meewerkend voorwerp moet worden gevonden. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

 

UITLEG - Meewerkend voorwerp
Uitleg over het meewerkend voorwerp.

OEFENING - Meewerkend voorwerp
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp moeten worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Meewerkend voorwerp 1
Uitleg over het meewerkend voorwerp en oefenzinnen waarin het meewerkend voorwerp moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren. Tips zijn (per zin) optioneel.

UITLEG en OEFENING - Meewerkend voorwerp 2
Geschreven uitleg en oefeningen over het meewerkend voorwerp.

OEFENING - Meewerkend voorwerp 1
Oefenzinnen waarvan het meewerkend voorwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Meewerkend voorwerp 2
Oefenzinnen waarvan het meewerkend voorwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Voorzetsel

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan voorzetsels herkennen, ook als het voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord staat. Dit behoort tot het onderdeel woordsoortbenoeming (taalkundig ontleden), maar is vereist om het voorzetselvoorwerp te kunnen herkennen.

UITLEG - Hoofdstuk 5, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 196

UITLEG - Hoofdstuk 5, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 198

 

UITLEG - Voorzetsel 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

 

OEFENING - Voorzetsel
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Voorzetsel
Uitleg over het voorzetsel.

OEFENING - Voorzetsel 1
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 2
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 3
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 4
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Voorzetsel
Geschreven uitleg en oefeningen over het voorzetsel.

OEFENING - Voorzetsel 1
Oefenzinnen waarvan het voorzetsel moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Voorzetsel 2
Oefenzinnen waarvan de voorzetsels moeten worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Voorzetsel 3
an een bepaald woord in deze oefenzinnen moet worden aangeduid of dit een bijwoord, een voorzetsel of geen van beide is. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Voorzetselvoorwerp

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin het voorzetselvoorwerp herkennen.

UITLEG - Voorzetselvoorwerp 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetselvoorwerp.

 

UITLEG - Voorzetselvoorwerp 2
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetselvoorwerp.

 

UITLEG - Voorzetselvoorwerp 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetselvoorwerp.

 

 

UITLEG - Voorzetselvoorwerp
Geschreven uitleg over het voorzetselvoorwerp.

 

OEFENING - Voorzetselvoorwerp
Oefenzinnen waarin het voorzetselvoorwerp moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling
Oefenzinnen waarin van het het gemarkeerde gedeelte moet worden aangegeven of het een voorzetselvoorwerp of een bijwoordelijke bepaling is.

 

UITLEG en OEFENING - Voorzetselvoorwerp
Geschreven uitleg en oefeningen over het voorzetselvoorwerp.

OEFENING - Voorzetselvoorwerp 1
Oefenzinnen waarvan het voorzetselvoorwerp moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Voorzetselvoorwerp 2
Van het aangegeven gedeelte van deze oefenzinnen moet worden aangeduid of dit een bijwoordelijk bepaling is, of een voorzetselvoorwerp. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Bijwoordelijke bepaling

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan in een enkelvoudige zin de bijwoordelijke bepaling(en) herkennen.

UITLEG - Hoofdstuk 6, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 235

UITLEG - Hoofdstuk 6, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 237

 

UITLEG - Bijwoord
Geschreven uitleg over het bijwoord.

UITLEG - Bijwoordelijke bepaling
Geschreven uitleg over de bijwoordelijke bepaling.

UITLEG en OEFENING - Bijwoordelijke bepaling
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over de bijwoordelijke bepaling (aangegeven duur: één lesuur).

 

UITLEG - Bijwoordelijke bepaling
Geschreven uitleg over de bijwoordelijke bepaling.

 

UITLEG - Bijwoordelijke bepaling 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over de bijwoordelijke bepaling.

 

UITLEG - Bijwoordelijke bepaling 2
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over de bijwoordelijke bepaling.

 

 

OEFENING - Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling
Oefenzinnen waarin van een gemarkeerd zinsdeel moet worden aangegeven of het een voorzetselvoorwerp of een bijwoordelijke bepaling is. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 1
Oefenzinnen waarin de bijwoordelijke bepaling moet worden gevonden. Digitaal via meerkeuzemenu en direct te controleren.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 2
Oefenzinnen waarin de bijwoordelijke bepaling moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG - Bijwoordelijke bepaling
Uitleg over de bijwoordelijke bepaling.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 1
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 2
Oefenzinnen waarin de persoonsvorm, de zinsdelen, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Bijwoordelijke bepaling
Geschreven uitleg en oefeningen over de bijwoordelijke bepaling.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 1
Van het aangegeven gedeelte van deze oefenzinnen, de bijwoordelijke bepaling, moet worden aangeduid op welke vraag dit een antwoord geeft. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Bijwoordelijke bepaling 2
Van het aangegeven gedeelte van deze oefenzinnen moet worden aangeduid of het gaat om een meewerkend voorwerp, een bijwoordelijke bepaling of geen van beide. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Overkoepelend lesmateriaal

UITLEG - Zinsdelen
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over zindelen en het benoemen ervan (tot en met bijwoordelijke bepaling).

 

 

OEFENING - Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling
Oefenzinnen waarbij van het gemarkeerde gedeelte moet worden aangegeven of het gaat om een lv, een mv, een vzv of een bwb. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Alle zinsdelen door elkaar 1 (inclusief nwg)
Oefening waarbij van alle zinsdelen van een gegeven zin de juiste naam erbij moet worden geplaatst. De namen van de zinsdelen moeten (digitaal) bij het juiste zinsdeel worden geschoven. Direct controleerbaar. LET OP: in deze oefening zit ook het naamwoordelijk gezegde.

OEFENING - Alle zinsdelen door elkaar 2 (inclusief nwg)
Oefening waarbij van alle zinsdelen van een gegeven zin de juiste naam erbij moet worden geplaatst. De namen van de zinsdelen moeten (digitaal) bij het juiste zinsdeel worden geschoven. Direct controleerbaar. LET OP: in deze oefening zit ook het naamwoordelijk gezegde. Het voorzetselvoorwerp zit er niet in.

OEFENING - Zinsdelen benoemen 1
Oefenzinnen waarbij van het gemarkeerde gedeelte moet worden aangegeven om welk zinsdeel het gaat. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Zinsdelen benoemen 2
Oefening waarbij de juiste benaming bij het juiste zinsdeel moet worden gekozen. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zinsdelen benoemen 3
Oefening waarbij de juiste benaming bij het juiste zinsdeel moet worden gekozen. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zinsdelen benoemen 4
Oefening waarbij de juiste benaming bij het juiste zinsdeel moet worden gekozen. Direct controleerbaar.

 

Woordsoorten benoemen (taalkundig ontleden)

Leerdoelen

De leerling kan zelfstandige naamwoorden (waaronder eigennamen) herkennen.

De leerling kan bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen en het onderscheid maken tussen lidwoorden en een en het wanneer die geen lidwoord zijn.

De leerling kan voorzetsels herkennen, ook als het voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord staat.

De leerling kan zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen (ook scheidbare werkwoorden wanneer die gesplitst voorkomen).

De leerling kan (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden van een werkwoord herkennen (een deelwoord als bijvoeglijk naamwoord).

De leerling kan het onderscheid maken tussen een voorzetsel en een deel van een scheidbaar werkwoord.

De leerling kan vragende en aanwijzende voornaamwoorden herkennen.

De leerling kan onbepaalde voornaamwoorden herkennen.

De leerling kan persoonlijke voornaamwoorden herkennen.

De leerling kan bezittelijke voornaamwoorden herkennen.

Zelfstandig naamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan zelfstandige naamwoorden (waaronder eigennamen) herkennen.

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 28

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord
Geschreven uitleg over het zelfstandig naamwoord.

UITLEG en OEFENING - Zelfstandig naamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het zelfstandig naamwoord (aangegeven duur: twee lesuren).

 

UITLEG en OEFENING - Zelfstandig naamwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het zelfstandig naamwoord.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord 1
Oefenzinnen waarvan de zelfstandige naamwoorden moeten worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord 2
Van het aangegeven woord uit deze oefenzinnen moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een andere woordsoort is.

 

OEFENING - Zelfstandig naamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het zelfstandig naamwoord moet worden aangeduid. Direct te controleren.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord 2
Oefenzinnen waarvan de zelfstandige naamwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord of lidwoord 1
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord of een lidwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord of lidwoord 2
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord of een lidwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord 1
Uitleg over het zelfstandig naamwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord 2
Uitleg over het zelfstandig naamwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord 3
Uitleg over het zelfstandig naamwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord 4
Uitleg over het zelfstandig naamwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig naamwoord 5
Uitleg over het zelfstandig naamwoord.

 

Lidwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan bepaalde en onbepaalde lidwoorden herkennen en het onderscheid maken tussen lidwoorden en een en het wanneer die geen lidwoord zijn.

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 29 en 30

 

UITLEG - Lidwoord
Geschreven uitleg over het lidwoord.

UITLEG en OEFENING - Lidwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het lidwoord (aangegeven duur: twee lesuren).

 

UITLEG en OEFENING - Lidwoord
Geschreven uitleg en een oefening over het lidwoord.

OEFENING - Lidwoord
Oefenzinnen waarin het juiste lidwoord moet worden ingevuld. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Lidwoord 1
Oefenzinnen waarvan het lidwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Lidwoord 2
Oefenzinnen waarvan het lidwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

 

UITLEG - Lidwoord 1
Uitleg over het lidwoord.

 

UITLEG - Lidwoord 2
Uitleg over het lidwoord.

 

UITLEG - Lidwoord 3
Uitleg over het lidwoord.

 

UITLEG - Lidwoord 4
Uitleg over het lidwoord, waarin ook het verschil tussen bepaald en onbepaald lidwoord wordt uitgelegd.

 

Werkwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden herkennen (ook scheidbare werkwoorden wanneer die gesplitst voorkomen).

UITLEG - Hoofdstuk 2, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 70

UITLEG - Hoofdstuk 2, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 72

 

UITLEG - Werkwoord
Geschreven uitleg over het werkwoord.

UITLEG en OEFENING - Werkwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het werkwoord (aangegeven duur: twee lesuren).

 

OEFENING - Werkwoord
Oefening waarbij het hulpwerkwoord, het zelfstandig werkwoord en het koppelwerkwoord moeten worden geduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Werkwoord 1
Oefenzinnen waarin het werkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Werkwoord 2
Oefenzinnen waarin de werkwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Werkwoord 3
Oefenzinnen waarin de werkwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord 1
Oefenzinnen waarin het zelfstandig werkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord 2
Oefenzinnen waarin het zelfstandig werkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord 3
Oefenzinnen waarin het zelfstandig werkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Hulpwerkwoord 1
Oefenzinnen waarin het hulpwerkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Hulpwerkwoord 2
Oefenzinnen waarin het hulpwerkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Hulpwerkwoord 3
Oefenzinnen waarin het hulpwerkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Hulpwerkwoord 4
Oefenzinnen waarin het hulpwerkwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 1
Oefening waarbij van het gemarkeerde werkwoord in een zin moet worden bepaald of het een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is. Direct te controleren.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord 2
Oefening waarbij van het gemarkeerde werkwoord in een zin moet worden bepaald of het een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is. Direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Werkwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het werkwoord. Let op: ook het koppelwerkwoord staat erbij.

OEFENING - Hulpwerkwoord 1
Van het aangegeven werkwoord uit deze oefenzinnen moet worden aangegeven of het een zelfstandig werkwoord of een hulpwerkwoord is.

OEFENING - Hulpwerkwoord 2
Oefenzinnen waarvan het hulpwerkwoord moet worden aangeduid of moet worden aangegeven dat er geen hulpwerkwoord in zit.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord 1
Oefenzinnen waarvan het zelfstandig werkwoord moet worden aangeduid.

OEFENING - Zelfstandig werkwoord 2
Oefenzinnen waarvan het zelfstandig werkwoord moet worden aangeduid.

 

UITLEG - Werkwoord 1
Uitleg over het werkwoord.

 

UITLEG - Werkwoord 2
Uitleg over het werkwoord.

 

UITLEG - Werkwoord 3
Uitleg over het werkwoord.

 

UITLEG - Werkwoord 4
Uitleg over het werkwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig werkwoord 1
Uitleg over het zelfstandig werkwoord.

 

UITLEG - Zelfstandig werkwoord 2
Uitleg over het zelfstandig werkwoord.

 

UITLEG - Hulpwerkwoord 1
Uitleg over het hulpwerkwoord.

 

UITLEG - Hulpwerkwoord 2
Uitleg over het hulpwerkwoord.

 

UITLEG - Hulpwerkwoord 3
Uitleg over het hulpwerkwoord.

 

UITLEG - Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord 1
Uitleg over het verschil tussen hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord.

 

UITLEG - Hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord 2
Uitleg over het verschil tussen hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord en koppelwerkwoord.

Bijvoeglijk naamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden van een werkwoord herkennen (een deelwoord als bijvoeglijk naamwoord).

UITLEG - Hoofdstuk 3, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 112

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord
Geschreven uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.

UITLEG en OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het bijvoeglijk naamwoord (aangegeven duur: twee lesuren).

 

UITLEG en OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het bijvoeglijk naamwoord.

OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het bijvoeglijk naamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord 2
Oefenzinnen waarvan het bijvoeglijk naamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het bijvoeglijk naamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord 2
Oefenzinnen waarvan de bijvoeglijke naamwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Bijvoeglijk naamwoord 3
Oefenzinnen waarvan de bijvoeglijke naamwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of lidwoord 1
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een lidwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of lidwoord 2
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een lidwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of lidwoord 3
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een lidwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord 1
Uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord 2
Uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord 3
Uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord 4
Uitleg over het bijvoeglijk naamwoord.

 

UITLEG - Bijvoeglijk naamwoord 5
Uitleg over het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.

 

Voorzetsel

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan voorzetsels herkennen, ook als het voorzetsel achter het zelfstandig naamwoord staat.

UITLEG - Hoofdstuk 5, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 196

UITLEG - Hoofdstuk 5, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 198

 

UITLEG - Voorzetsel 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

UITLEG - Voorzetsel 4
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het voorzetsel.

 

 

OEFENING - Voorzetsel
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

OEFENING - Voorzetsel 1
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 2
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 3
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

OEFENING - Voorzetsel 4
Oefenzinnen waarin het voorzetsel moet worden gevonden. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Voorzetsel
Geschreven uitleg en oefeningen over het voorzetsel.

OEFENING - Voorzetsel 1
Oefenzinnen waarvan het voorzetsel moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Voorzetsel 2
Oefenzinnen waarvan de voorzetsels moeten worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Voorzetsel 3
Van een bepaald woord in deze oefenzinnen moet worden aangeduid of dit een bijwoord, een voorzetsel of geen van beide is. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

Voorzetsel of deel scheidbaar werkwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan het onderscheid maken tussen een voorzetsel en een deel van een scheidbaar werkwoord.

UITLEG - Hoofdstuk 1, paragraaf Grammatica zinsdelen, pagina 25

UITLEG - Hoofdstuk 5, paragraaf Grammatica woorsoorten, pagina 196

 

UITLEG - Scheidbaar werkwoord
Geschreven uitleg over het scheidbare werkwoord.

UITLEG en OEFENING - Scheidbaar werkwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het scheidbaar werkwoord (aangegeven duur: één lesuur).

Aanwijzend en vragend voornaamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.

UITLEG - Hoofdstuk 4, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 154

 

UITLEG - Aanwijzend voornaamwoord
Geschreven uitleg over het aanwijzend voornaamwoord.

UITLEG en OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het aanwijzend voornaamwoord (aangegeven duur: één lesuur).

UITLEG - Vragend voornaamwoord
Geschreven uitleg over het vragend voornaamwoord.

UITLEG en OEFENING - Vragend voornaamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindopdracht over het vragend voornaamwoord (aangegeven duur: één lesuur).

 

OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord
Oefenzinnen waarin het juiste aanwijzende voornaamwoord moet worden ingevuld. Digitaal in te vullen en direct te controleren.

 

UITLEG en OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord
Geschreven uitleg en een oefening over het aanwijzend voornaamwoord.

OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord
Oefenzinnen waarvan het aanwijzend voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

UITLEG en OEFENING - Vragend voornaamwoord
Geschreven uitleg en een oefening over het aanwijzend voornaamwoord.

OEFENING - Vragend voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het vragend voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Vragend voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan het vragend voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord 1
Oefening waarbij het aanwijzend voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Aanwijzend voornaamwoord 2
Oefening waarbij het aanwijzend voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Vragend voornaamwoord 1
Oefening waarbij het vragend voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Vragend voornaamwoord 2
Oefening waarbij het vragend voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

 

UITLEG - Aanwijzend voornaamwoord 1
Uitleg over het aanwijzend voornaamwoord.

 

UITLEG - Aanwijzend voornaamwoord 2
Uitleg over het aanwijzend voornaamwoord.

 

UITLEG - Aanwijzend voornaamwoord 3
Uitleg over het aanwijzend voornaamwoord.

 

UITLEG - Aanwijzend voornaamwoord 4
Uitleg over het aanwijzend voornaamwoord.

 

UITLEG - Aanwijzend en vragend voornaamwoord
Uitleg over het aanwijzend en vragend voornaamwoord.

 

UITLEG - Vragend voornaamwoord 1
Uitleg over het vragend voornaamwoord.

 

UITLEG - Vragend voornaamwoord 2
Uitleg over het vragend voornaamwoord.

 

UITLEG - Vragend voornaamwoord 3
Uitleg over het vragend voornaamwoord.

 

UITLEG - Vragend voornaamwoord 4
Uitleg over het vragend voornaamwoord.

 

Onbepaald voornaamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan onbepaalde voornaamwoorden herkennen.

UITLEG - Hoofdstuk 4, paragraaf Grammatica woordsoorten, pagina 155 en 156

 

UITLEG - Onbepaald voornaamwoord 1
Geschreven uitleg over het onbepaald voornaamwoord. Wat moeilijk voor jaar 1, maar wellicht toch bruikbaar. Rechts onderaan de pagina kan worden doorgeklikt naar volgende pagina's.

UITLEG - Onbepaald voornaamwoord 2
Schematisch overzicht van de onbepaalde voornaamwoorden.

UITLEG en OEFENING - Onbepaald voornaamwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het onbepaald voornaamwoord.

OEFENING - Onbepaald voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het onbepaald voornaamwoord moeten worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Onbepaald voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan het onbepaald voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Onbepaald voornaamwoord
Oefenzinnen waarvan het onbepaald voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct te controleren.

 

UITLEG - Onbepaald voornaamwoord 1
Uitleg over het onbepaald voornaamwoord.

 

UITLEG - Onbepaald voornaamwoord 2
Uitleg over het onbepaald voornaamwoord.

 

UITLEG - Onbepaald voornaamwoord 3
Uitleg over het onbepaald voornaamwoord.

 

Persoonlijk voornaamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan persoonlijke voornaamwoorden herkennen.

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord
Geschreven uitleg over het persoonlijk voornaamwoord.

UITLEG en OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het persoonlijk voornaamwoord (aangegeven duur: één lesuur).

 

OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het persoonlijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan de persoonlijke voornaamwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

 

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord 1
Geschreven uitleg over het persoonlijk voornaamwoord. Wat moeilijk voor jaar 1, maar wellicht toch bruikbaar. Rechts onderaan de pagina kan worden doorgeklikt naar volgende pagina's.

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord 2
Geschreven uitleg over het persoonlijk voornaamwoord. Wat moeilijk voor jaar 1, maar wellicht toch bruikbaar.

UITLEG en OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het persoonlijk voornaamwoord.

OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het persoonlijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Persoonlijk voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan het persoonlijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het persoonlijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het persoonlijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Persoonlijk voornaamwoord 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het persoonlijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

 

Bezittelijk voornaamwoord

Lesmateriaal per leerdoel
De leerling kan bezittelijke voornaamwoorden herkennen.

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord
Geschreven uitleg over het bezittelijk voornaamwoord.

UITLEG en OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord
Les met uitleg, oefeningen en een eindtoets over het bezittelijk voornaamwoord (aangegeven duur: één lesuur).

 

OEFENING - Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarin van de gemarkeerde woorden moet worden aangegeven of het een persoonlijk of een bezittelijk voornaamwoord is. Via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord 1
Oefening waarbij het bezittelijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Direct controleerbaar.

OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan de bezittelijke voornaamwoorden moeten worden aangeduid. Direct controleerbaar.

 

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord 1
Geschreven uitleg over het bezittelijk voornaamwoord. Wat moeilijk voor jaar 1, maar wellicht toch bruikbaar. Rechts onderaan de pagina kan worden doorgeklikt naar volgende pagina's.

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord 2
Geschreven uitleg over het bezittelijk voornaamwoord. Wat moeilijk voor jaar 1, maar wellicht toch bruikbaar.

UITLEG en OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord
Geschreven uitleg en oefeningen over het bezittelijk voornaamwoord

OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord 1
Oefenzinnen waarvan het bezittelijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

OEFENING - Bezittelijk voornaamwoord 2
Oefenzinnen waarvan het bezittelijk voornaamwoord moet worden aangeduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

UITLEG - Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord 1
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het bezittelijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord 2
Gesproken uitleg (voorbeeldzinnen) met ondersteunende beelden over het bezittelijk voornaamwoord.

 

UITLEG - Bezittelijk voornaamwoord 3
Gesproken uitleg met ondersteunende beelden over het bezittelijk voornaamwoord.

 

Overkoepelend lesmateriaal

 

OEFENING - Naamwoorden en lidwoorden
Oefening waarbij het zelfstandig naamwoord, het bijvoeglijk lidwoord, het bepaald lidwoord en het onbepaald lidwoord moeten worden geduid. Digitaal via meerkeuzemenu en direct controleerbaar.

 

OEFENING - Oefeningen woordsoorten
Verzameling links naar oefeningen met woordsoorten.

 
 

Lees een fragment uit een boek voor en laat de leerlingen de woordsoorten aankruisen die ze voorbij horen komen. Het woord moet erbij worden geschreven, zodat duidelijk is of ze inderdaad het juiste woord bij de juiste woordsoort hebben gevonden.