Webquest
Onderwerp
De EU
-
Schooltype
MBO
-
Doelgroep
Niveau 3 & 4
-
Vakgebieden
Handel
-
Aantal personen
5 leerlingen
-
Totale tijd
5 tot 10 klokuren
De Europese Unie: over het ontstaan, het bestuur en de rol
1. Inleiding
Jullie hebben waarschijnlijk allemaal al gehoord over de Europese Unie.
Schrijf eens allemaal 1 iets op over de Europese Unie. Vergelijk daarna met je buur wat die heeft genoteerd.
Het is misschien wat moeilijker iets op te schrijven over het ontstaan van de EU. Een eerste deel van deze webquest zal daarover gaan.
In een tweede deel staan we stil rond het bestuur van de EU. Dit is een ingewikkelde zaak.
Er bestaan verschillende 'raden'. Zij hebben allemaal een andere opdracht. We zoeken antwoorden op volgende vragen:
Hoe zien die taken eruit?
En wat met wetsvoorstellen?
Hoe worden die goedgekeurd?
Daarna volgt tot slot nog een derde deel over de taken en rol van de EU. Wat doet deze precies?
Na deze webquest zullen jullie met andere woorden bijna volleerde EU-kenners zijn!
2. Taak
Jullie zullen over het algemeen drie grote zaken belichten. Daarom delen we de opdracht ook op in drie grote stukken.
Jullie werken samen in groepen van 4 of 5. Elke groep zal na het volmaken van de opdrachten de informatie die werd verzameld overbrengen op de klas. Zo leren jullie aan elkaar wat jullie hier uitwerken en ontdekken. Er zullen één of twee groepen zijn per deel.
Jij behoort tot groep twee. Hieronder vind je meer uitleg over de opdracht van jouw groep.
Deel 2: Bestuur van de Europese Unie - GROEP 2
Jullie groep moet uitvissen hoe de verschillende raden in elkaar steken. Zoek informatie op op het net over volgende zaken:
- De Europese Commissie
- De Ministerraad
- Het Europees Parlement
- De Europese Raad (ook wel de Europese Top)
De basis vind je op volgende site . Vooral vanaf dia 32 wordt het erg interessant voor jullie. De info is goed, maar niet uitgebreid genoeg. Zoek daarom verder op het net. De bronnen bij deel 2 kunnen een grote hulp zijn.
Door een nieuw verdrag (2009) verandert er een en ander.
- Hoe heet dit verdrag?
- Noteer minimum twee zaken die veranderen.
- Daarnaast zoeken jullie ook uit hoe een Europese wet tot stand komt. Bekijk daarom volgend filmpje . Los vervolgens opdracht 2.2 op in jullie bundel op p. 5.
Op het einde van jullie zoektocht moeten jullie informatie verzameld hebben over:
- Hoe de Europese Unie wordt bestuurd (= overzicht van hoe de instanties of instellingen zich tot elkaar verhouden, wie heeft welke opdracht. Dit hangt m.a.w. samen met het volgende punt).
- Wat bovenstaande instanties doen (je hebt van allemaal minimum 5 regels informatie - gebruik hiervoor de informatie uit de bundel vanaf p. 5 en bijkomende informatie van het net).
- Hoe het nieuwe verdrag van 2009 heet en welke gevolgen dit meebrengt (minimum twee zaken die veranderd zijn - zie de eerste site bij de bronnen van deel 2)
- Hoe een wet wordt goedgekeurd in de Europese Unie.
Wat jullie hier hebben geleerd en genoteerd, moet nu ook aan de anderen van de klas worden overgebracht. (zie werkwijze )
3. Werkwijze
Hoe gaan we te werk?
Deel 2: Bestuur van de Europese - GROEP 2
1. Jezelf informeren:
Om duidelijkheid te krijgen over het bestuur, raadpleeg je enkele bronnen (zie taak en bronnen ).
Bespreek hoe het werk verdeeld kan worden en leg daarna alles samen.
(Het kan bijvoorbeeld dat iedereen 1 of 2 sites doorneemt, dat de één alles van de Europese Commissie uitzoekt, de ander alles van het Europees Parlement etc.)
Zorg dat je alles bijhoudt op papier. Iedereen noteert.
Jullie krijgen 2 lesuren om dit af te werken. Spreek ook af als nog één en ander thuis moet gebeuren wie wat zal doen.
2. De klas informeren:
Om de klas te informeren kunnen jullie verschillende scenario's volgen.
Een mogelijk scenario is dat je zelf dergelijke raden naspeelt. Je geeft de kenmerken van alle vier de raden op een groot karton of blad. Jullie keuren een nieuwe wet goed in de vorm van een toneel (je kan bijv. het filmpje van de site naspelen). De rest van de klas moet raden welke raad jullie vertegenwoordigen.
Een ander scenario is dat je de klas in groepen indeelt en zij de raden moeten naspelen. Je geeft hen de regels en kenmerken per raad en laat heel de klas meespelen. Op het einde koppel je terug door een kort overzicht te geven of eventueel het filmpje aan de klas te tonen.
Jullie krijgen een uur in de les om dit voor te bereiden. Het spel duurt 25 min.
4. Bronnen
5. Beoordeling
Jullie krijgen telkens punten op
- het stuk waar jullie zelf kennis moesten verzamelen en de neerslag hiervan op papier
- het stuk waar jullie de verzamelde kennis overbrachten op de rest van de klas. Volgende elementen worden daarbij nader bekeken:
- creativiteit: hoe origineel of vernieuwend hebben jullie het aangepakt? Wat de anderen van de klas hiervan zeggen zal belangrijk zijn. Zij zullen jullie ook punten geven.
/10
- taalgebruik: hebben jullie gelet op jullie taalgebruik? Geen spellingsfouten in de schriftelijke neerslag? Bij het presenteren duidelijk en luid genoeg gesproken?
/5
- inspanning en motivatie: hebben jullie de opdrachten met enthousiasme aangepakt en jullie echt ingezet? Of hebben jullie je er snel van af gemaakt? Hoe verliep het samenwerken?
/5
- inhoud: hoe correct is de informatie die jullie verzameld hebben en overbrachten?
/10
6. Terugblik
Wat hebben jullie nu bijgeleerd?
Jullie hebben vooral veel van elkaar geleerd. Door samen te werken en het werk wat te verdelen hebben jullie nu zicht op
1. Het ontstaan van De Europese Unie
2. Het bestuur van de Europese Unie
3. De taken en betekenis van de Europese Unie
Naast Belg, zijn jullie immers ook Europeaan. Dit is dus een belangrijk stukje van wie jullie zijn. Zoals afgeleid uit punt 3 heeft het bestaan van de EU ook een sterke impact op ons leven hier in België.
7. Docentpagina
Onderwerp: De Europese Unie
Doelgroep: Derde graad BSO
Vak: PAV
Uitvoering: per groep 4 à 5 personen
Duur: 5 à 7 x 50 minuten
VI.1.2. Samenleving
6.1.2.3: Europa
Lesdoelstellingen:
- de leerlingen kunnen uit mondelinge en schriftelijke informatie de essentie halen (1)
- de leerlingen kunnen ingewonnen informatie schriftelijk gebruiken (3)
- de leerlingen kunnen opdrachten zelfstandig plannen, organiseren, uitvoeren, evalueren en indien nodig bijsturen (14)
- de leerlingen kunnen bij groepsopdrachten overleggen en actief deelnemen, in teamverband instructies uitvoeren, reflecteren en bijsturen (16)
- de leerlingen kunnen werken in teamverband (zie 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32)
