Oefenexamen periode 2 V6 2023 vragen

Oefenexamen periode 2 V6 2023 vragen

OEFENEXAMEN VWO 6 Hof-Burg-Modern-Massa

Informatie over het oefenexamen: VWO 6, maart 2023

 

Dit examen bestaat uit drie blokken met in totaal 31 vragen.


Voor dit examen zijn maximaal 60 punten te behalen.


Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen
worden.


Blok 1: Piëta: beelden en muziek vanaf de middeleeuwen tot heden over Maria die treurt
over de gestorven Christus


Blok 2: Salome: de bijbelse figuur Salome als uitgangspunt voor beeldende kunst en dans


Blok 3: Joseph: musical in Nederland en de talentenjacht voor de musical over de bijbelse
figuur Jozef


Bij het beantwoorden van de vragen maak je gebruik van de aangeboden bronnen. Tevens
wordt een beroep gedaan op je eigen kennis.

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er
bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan
worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.

 

Let op de tijd tijdens het examen. Zorg dat je niet in tijdnood komt.

Laat geen vragen open.

Lees steeds zorgvuldig de vragen en formuleer zorgvuldig je antwoord.

Noteer meerdere kenmerken onder elkaar op je antwoordenblad. Nummer de antwoorden.

Geef altijd uitleg of toelichting bij een kenmerk.

Laat steeds tussen de vragen een regel open.

 

Veel succes.

BLOK 1

Blok 1 :Piëta


Dit blok gaat over de piëta in middeleeuwen en renaissance en de manier
waarop kunstenaars dit onderwerp vanaf de twintigste eeuw hebben
geïnterpreteerd.

VRAAG 1

Afbeelding 1: Röttgen Pietà 14e eeuw
Afbeelding 1: Röttgen Pietà 14e eeuw

Tekst 1

In de twaalfde en vooral de dertiende eeuw nam de verering van de Heilige Maagd Maria, de moeder van Jezus Christus, steeds grotere vormen aan. De christelijke kerk had behoefte aan een moederfiguur, een object van verering dat in veel godsdiensten uit de oudheid centraal stond. De dertiende eeuw was een periode van religieus elan die volgde op de kruistochten. De meest vooraanstaande van de middeleeuwse theologen die tot de Mariadevotie inspireerden, was Bernardus van Clairvaux.

Een piëta is een voorstelling van Maria met de gestorven Christus op haar schoot. Het onderwerp past bij de kruisafname, de bewening of lamentatie en de graflegging van Christus, maar staat niet beschreven in de bijbel. In de dertiende eeuw wordt het een veelvoorkomend thema in de religieuze kunst.
Het woord piëta is afgeleid van het Latijnse pietas dat onder meer medelijden betekent.

(Bronnen: afbeelding 1, tekst 1)


Op afbeelding 1 zie je een beschilderd houten beeld uit 1350 van een treurende
Maria met de gestorven Christus op haar schoot. Dit wordt een piëta genoemd.
Voorstellingen van de piëta waren in de eerste plaats bedoeld om het gevoel
van de middeleeuwse beschouwer aan te spreken.

 

VRAAG 1
(2p)  Noem drie manieren waarop dit beeld medelijden opwekt of die emotie versterkt.

 

 

VRAAG 2

Afbeelding 2: De Pietà van Michelangelo 1499
Afbeelding 2: De Pietà van Michelangelo 1499

Tekst 2

In 1498 kreeg Michelangelo opdracht om een beeldhouwwerk te maken voor een Franse kardinaal, tevens ambassadeur van de Franse koning aan het pauselijk hof. Het werk was bedoeld voor het graf van de kardinaal in de Sint Pieterskerk in Rome.

Jacopo Galli, een bevriend bankier en kunstverzamelaar uit Florence, stelde het contract op: “Het beeld moet een geklede Mariafiguur voorstellen met de dode Christus in haar armen, het geheel op levensgroot formaat”. Het werk moest in een jaar worden voltooid en moest “het mooiste marmeren beeld van Rome worden, niet te overtreffen door enig andere beeldhouwer”.

Michelangelo zou er 450 gouden pauselijke dukaten voor krijgen.

(Bronnen: afbeelding 2, tekst 2)


In de renaissance worden piëta’s op een geheel andere manier voorgesteld.
Op afbeelding 2 zie je Michelangelo’s marmeren piëta uit 1499. Michelangelo,
die toen pas 24 jaar oud was, stond in Florence bekend als een getalenteerd en
veelbelovend kunstenaar.
De opdrachtgever koos met opzet dit onderwerp en deze kunstenaar.

 

VRAAG 2
(2p)  Leg uit waarom hij een piëta als onderwerp koos.
Geef vervolgens aan waarom hij de opdracht aan een veelbelovend kunstenaar gaf.

 

VRAAG 3

Afbeelding 2 :De Pietà van Michelangelo 1499
Afbeelding 2 :De Pietà van Michelangelo 1499

(Bron: afbeelding 2)

 

VRAAG 3
(4p) Bespreek drie aspecten van de vormgeving van Michelangelo’s piëta die beantwoorden aan het schoonheidsideaal van de renaissance. Geef daarna aan welke spirituele betekenis dit schoonheidsideaal had.

 

VRAAG 4

Tekst 3

Het ‘Stabat Mater’ is een van de beroemdste Latijnse gebeden die uit de middeleeuwen zijn overgeleverd. Als gebed kende de tekst al sinds de veertiende eeuw een grote verspreiding. In de vijftiende eeuw werd het als sequentia in de misliturgie opgenomen. De tekst is talloze malen vertaald en werd door veel componisten op muziek gezet.

 

Geluidsfragment 1: Palestrina - Stabat Mater (van 0.00 minuut tot 1.00 minuut)

(Bronnen:  tekst 3 en geluidsfragment 1, vertaling)

Luister naar de eerste minuut van geluidsfragment 1


De moeder die rouwt om de dood van haar zoon werd ook in teksten en muziek
beklaagd. Een voorbeeld is het Stabat Mater, dat werd gezongen in de liturgie
ter ere van Maria.
Het Stabat Mater is een meditatief moment in de mis. De luisteraar bezint zich
op het lijden van Maria en de muziek versterkt deze beleving.

 

VRAAG 4
(2p) Bespreek twee manieren waarop de muziek deze beleving versterkt.

VRAAG 5

Geluidsfragment 1: Palestrina - Stabat Mater (van 0.00 minuut tot 1.00 minuut)


Tekst 4

Het Concilie van Trente (1545 - 1563) was een reactie op de Reformatie, de opkomst van het protestantse geloof en had als doel de herleving van de katholieke Kerk. Het concilie was de start van de Contrareformatie.

Dit concilie formuleerde een canon met betrekking tot de in de mis te gebruiken muziek:
“Alle zaken zullen uiteraard zo geregeld moeten zijn dat de missen, of ze nu met of zonder zang worden opgedragen, de oren en het hart van degene die ze hoort rustig kunnen bereiken, wanneer alles duidelijk (...) wordt uitgevoerd.

De hele opzet van het zingen (...) dient er niet op gericht te zijn het oor een hol genoegen te verschaffen, maar moet zodanig zijn dat de woorden voor iedereen gemakkelijk te begrijpen zijn, zodat de harten van de luisteraars gaan verlangen naar hemelse melodieën (...).”

 

(Bron: geluidsfragment 1)

Stabat Mater zijn de eerste woorden van de tekst, die stamt uit de
middeleeuwen. Omstreeks 1590 schreef Giovanni da Palestrina muziek voor
twee vierstemmige koren op deze tekst.
Zijn muziek werd als voorbeeld genoemd voor de componeerstijl volgens de
nieuwe regels die het Concilie van Trente had opgesteld.

VRAAG 5
(1p)  Geef aan waarom dit Stabat Mater aan die regels voldoet. Betrek de componeerstijl in je antwoord.

VRAAG 6

(Bron: tekst 4)
Het Stabat Mater van Palestrina werd door de Kerk niet alleen gewaardeerd
omdat de muziek aan de nieuwe regels voldeed. Het onderwerp of thema was bij
uitstek geschikt voor het doel van de contrareformatie.

 

VRAAG 6

(1p)  Leg dit uit.

VRAAG 7

Geluidsfragment 2; G.P. da Palestrina - Stabat Mater vanaf 3.50 minuten- tot 6:10

(Bronnen: In geluidsfragment 2 vanaf 3.50 minuut)

Beluister het zevende en achtste couplet. Na het achtste couplet
verandert de tekst van perspectief. In het negende en tiende couplet kan je dit beluisteren.

VRAAG 7
(2p) Geef aan wat die verandering inhoudt. Geef daarna aan hoe deze verandering in
de muziek tot uitdrukking is gebracht.

VRAAG 8

Afbeelding 3: Oscar Kokoschka 1908
Afbeelding 3: Oscar Kokoschka 1908

(Bron: afbeelding 3)
In de twintigste eeuw gaven diverse kunstenaars een eigen invulling aan het
thema piëta. De Oostenrijkse kunstenaar Oscar Kokoschka schreef in 1908 een
kort toneelstuk dat hij Pietà noemde. Op afbeelding 3 zie je het affiche dat hij
hiervoor ontwierp.
In plaats van een bedroefde moeder schilderde Kokoschka een agressief wezen
dat een man stevig in haar greep heeft.
Deze agressieve inhoud wordt versterkt door de vormgeving van het affiche.

 

VRAAG 8
(3p) Geef voor drie aspecten van de vormgeving aan hoe zij deze inhoud versterken.

 

VRAAG 9

Afbeelding 3: Oscar Kokoschka 1908
Afbeelding 3: Oscar Kokoschka 1908

VRAAG 9
(2p) Leg uit hoe het onderwerp aansluit bij de cultuur van het moderne. Geef ook aan tot welke kunsthistorische stijl het affiche behoort.

VRAAG 10

Afbeelding 4: David LaChapelle Heaven to Hell boekomslag 2006
Afbeelding 4: David LaChapelle Heaven to Hell boekomslag 2006

 


(Bron:afbeelding 4)
Op afbeelding 4 zie je een werk uit 2006 van de Amerikaanse fotograaf David
Lachapelle. Het is de omslag van zijn boek Heaven to hell. De man moet de
popster Kurt Cobain voorstellen, die aan een overdosis heroïne is overleden.
Cobains weduwe Courtney Love poseerde zelf voor deze foto.
Lachapelle wordt een postmoderne fotograaf genoemd.

 

VRAAG 10
(2p)  Leg aan de hand van twee aspecten uit waarom de foto op afbeelding 4
postmodern genoemd kan worden.

 

VRAAG 11

Foto 1: Dear son nr 1
Foto 1: Dear son nr 1
Foto 2: Dear son nr 2
Foto 2: Dear son nr 2
Foto 3: Dear son nr 3
Foto 3: Dear son nr 3

 


(Bronnen: foto 1, 2 en 3)
De Nederlandse kunstenares Rini Hurkmans maakte in 2005 foto's  met de titel Dear Son. Je ziet Dear son nr 1, Dear son nr 5 en Dear son nr 7.

Uit de beelden die je ziet, blijkt dat deze kunstwerken als een piëta's kan worden opgevat.

 

VRAAG 11
(2p) Leg uit waarom deze beelden zo kunnen worden opgevat. Geef ook aan in welk opzicht de voorstelling fundamenteel verschilt van de voorgaande piëta’s.



In de beelden speelt zich een ritueel af, dat steeds maar doorgaat. Hierdoor krijgt
het werk extra betekenis.

 

VRAAG 12
(2p) Geef aan wat het ritueel binnen dit werk betekent. Leg ook uit welke betekenis nog wordt toegevoegd door het voortduren van het ritueel.

 

BLOK 2

BLOK 2: Salome


Dit blok gaat over de bijbelse figuur Salome. De wijze waarop zij wordt
voorgesteld in de kunst wordt onderzocht aan de hand van voorbeelden uit de
middeleeuwen en de twintigste eeuw.

VRAAG 13

 

Tekst 1: Salome

De bijbelse figuur Salome is ons bekend uit de evangelies van de apostelen Mattheus en Marcus, maar daarin wordt zij niet met haar naam genoemd. Die kennen wij uit het werk van Flavius Josephus, een Joods-Romeinse geschiedschrijver uit de eerste eeuw na Christus. Hij vermeldt:

“Herodias (...) had een dochter, Salome; na haar geboorte brak Herodias de wetten van het land en scheidde van haar echtgenoot, terwijl hij nog in leven was, en zij trouwde met Herodes, de halfbroer van haar echtgenoot. Herodes was de tetrarch (Romeinse onderkoning) van Galilea.”

Zo werd Salome de stiefdochter van Herodes. Johannes de Doper veroordeelde Salome’s moeder en haar nieuwe onwettige echtgenoot. Daarom liet Herodes hem gevangen zetten.

Zowel Mattheus als Marcus vermeldt dat de dochter van Herodias, op de verjaardag van haar stiefvader, danste voor Herodes en zijn gasten. Daarbij behaagde zij Herodes en zijn gezelschap zozeer, dat Herodes beloofde dat zij als beloning alles mocht vragen, zelfs zijn halve koninkrijk. Salome vroeg haar moeder om advies. De wraakzuchtige Herodias zei dat ze het hoofd van Johannes de Doper moest eisen. De koning probeerde vergeefs Salome op andere gedachten te brengen, maar moest zich aan zijn belofte houden en wilde ook zijn gezicht niet verliezen tegenover zijn gasten. Hij liet de beul komen om Johannes te onthoofden. Dit hoofd werd op een schaal gepresenteerd aan Salome. Zij bracht het vervolgens naar haar moeder.

afbeelding 6, Jacob van Oostzanen 1525
afbeelding 6, Jacob van Oostzanen 1525

(Bronnen: tekst 1 en afbeelding 6)

Op afbeelding 6 zie je een schilderij uit 1526 van Jacob van Oostzanen  met een voorstelling
van het verhaal van Salome.
Er zijn verschillende manieren waarop verhalen in beeld gebracht kunnen
worden. Dat is hier gebeurd op een manier die voor de renaissance heel gebruikelijk was.

 

VRAAG 13
(2p) Leg aan de hand van 2 aspecten van de vormgeving uit waaraan je kunt zien dat dit schilderij (afbeelding 6) kenmerkend is voor de renaissance.

VRAAG 14 - 16

afbeelding 6, Jacob van Oostzanen 1525
afbeelding 6, Jacob van Oostzanen 1525
afbeelding 7 Rembrandt van Rhijn 1640
afbeelding 7 Rembrandt van Rhijn 1640

(Bronnen; afbeelding 6 en 7)

Op afbeelding 7 zie je een schilderij van Rembrandt van Rhijn. Het is geschilderd in 1640, meer dan 100 jaar later dan het schilderij van Jacob van oostzanen. Het vertelt ook een fragment uit het verhaal van Salome. De compompostie van het schilderij van Rembrandt van Rhijn verschilt, het schilderij is vrijer en losser opgezet, maar toch ook realistisch. Het hoort bij de Barok van de Lage Landen.

 

VRAAG 14
(2p) leg uit aan de hand van 2 kenmerken van de vormgeving waarom het schilderij van Rembrandt van Rhijn behoort tot de Barok.

 

Het klimaat waarin de kunstschilders werken verandert in de 16e en 17e eeuw in de Lage Landen. Opdrachtgevers veranderen en nemen een andere rol in, maar ook worden er andere thema's geschilderd.

 

VRAAG 15

(1p) Leg uit hoe de rol van de opdrachtgever in de kunstwereld verandert in de 17e eeuw.

 

Het realisme in het schilderij van Rembrandt heeft ook iets te maken met de manier waarop mensfiguren in beeld worden gebracht. Ze lijken gewoner, herkenbaarder en menselijker dan het schilderij van afbeelding 6.

 

VRAAG 16

(2p) Welke idealen uit de cultuur van de burger gaven de kunstschilder ruimte voor deze manier van vormgeven? Noem er 2 en leg dit uit.

VRAAG 17


Tekst 2: In de christelijke traditie heeft Salome altijd gediend als een icoon voor vrouwelijke verleiding. Aan het eind van de negentiende eeuw schreef Oscar Wilde een toneelstuk met de titel Salomé. Daarin zet hij Herodias’ dochter neer als een ‘femme fatale’, die verlangt naar Johannes de Doper, maar door hem wordt afgewezen. Met haar dans verleidt ze Herodes. In Wildes versie is het ook Salome zelf, die daarna zonder advies van haar moeder, het hoofd van Johannes eist en dat wraakzuchtig kust, als het haar op een schaal wordt aangeboden. Het is deze versie van het verhaal die de componist Richard Strauss bewerkte tot een opera in één acte, die in 1905 in Dresden in première ging.

Filmfragment 1: Rita Hayworth - Dance of 7 veils 1953- kijken tot 1.20 min

 

(Bronnen : tekst 2 en filmfragent 1 kijk tot 1.20 minuut)

Het verhaal van Salome is altijd populair gebleven. In de twintigste eeuw werd
het een aantal keren verfilmd. De Hollywoodfilm Salome uit 1953 van William
Dieterle, met de steractrice Rita Hayworth in de hoofdrol, is een van de
bekendste.
Zoals gebruikelijk in een Hollywoodfilm uit de jaren vijftig wordt het personage
van Salome nogal eenduidig neergezet. Hier verleidt zij koning Herodes. Deze
verleiding is clichématig uitgewerkt. Salome is bijvoorbeeld gekleed in rijke,
oosters aandoende stoffen, die transparant zijn en daarmee verleidelijk. Ook
haar dans en het spel van alle acteurs draagt bij aan een stereotiepe
verleidingsscène.

 

VRAAG 17
(2p) Geef voor het spel en voor de dans aan waarom deze op een stereotiepe manier verleiding uitdrukken

VRAAG 18

Filmfragment 2; Strauss: Salome Dance of the 7 Veils (vanaf 107.30 minuut - 108.36)

In 1905 componeerde Richard Strauss de opera Salome, die nog steeds met
grote regelmaat wordt opgevoerd. Fragment 2 komt uit een opvoering uit .1997
Ook hier wordt verleiding getoond. De bewegingen van Salome spelen daarbij
een belangrijke rol.

 

VRAAG 18
(3p) Bespreek drie dansbewegingen uit deze scène en geef steeds aan waarom ze verleiding uitdrukken.

VRAAG 19

Filmfragment 2: Strauss: Salome Dance of the 7 Veils (vanaf 107.30 minuut - 108.36)

De dans van Salome is een sluierdans. In filmfragment 3 zie je hoe drie
verschillende sluiers een bijdrage leveren aan het spel van verleiden. (Kijk het fragment vanaf 107.30 minuten tot 108.30 minuten)

VRAAG 19

(2p) Bespreek voor twee van de drie sluiers hoe deze zijn gebruikt in de choreografie en geef steeds aan hoe daarmee het verleidingsspel wordt benadrukt.

VRAAG 20


Tekst 7

Martha Grahams Herodiade uit 1944 heette aanvankelijk Mirror before me. Het is een duet voor een ‘vrouw’ en een ‘dienster’ en vertelt een verhaal vanuit het perspectief van Herodias. In de spiegel probeert zij te zien wat haar toekomst zal zijn en ziet zij de voortekenen van de dood. Het is het eerste stuk van Graham waarin zij, autobiografisch, vooral een innerlijk conflict vormgeeft en waarin zij zich baseert op de joods-christelijke mythologie. In haar volgende stukken gaat zij voort op deze lijn vanuit het standpunt van de heldin met haar innerlijk conflict. Daarom wordt haar werk uit die periode ook wel betiteld als gedanst psychodrama.

(Bron: tekst 7)

De Amerikaanse Martha Graham maakte in 1944 de choreografie Herodiade. Zij
nam de moeder van Salome, Herodias, als uitgangspunt en niet het
verleidingsspel tussen Salome en Herodes.

 

VRAAG 20
(2p) Leg uit waarom deze keuze past in Grahams visie op dans.

VRAAG 21

Film 4: Martha Graham : Herodiade

(Bronnen: film 4, tekst 7)


In filmfragment 4 zie je een gedeelte uit Herodiade.
Grahams dans wordt expressionistisch genoemd.

 

VRAAG 21
(2p) Breng deze karakterisering in verband met de dans in het filmfragment. Betrek twee kenmerken in je antwoord.

VRAAG 22

Film 5: Google doodle Martha Graham

(Bronnen: film 5, tekst 7)


Ter gelegenheid van de 117e geboortedag van Martha Graham kwam op 10 mei
2011 een speciale Google Doodle uit. Dat is een animatie die het Google-logo
op de zoekpagina bij bijzondere gelegenheden vervangt.

VRAAG 22
(1p) Vind je dat deze Doodle recht doet aan de betekenis van Graham voor de dans?
Geef een argument voor je antwoord. Betrek de dans uit de animatie in je
antwoord.

BLOK 3

Blok 3 :Joseph


Dit blok gaat over musical in Nederland, de musical Joseph en de talentenjacht
die daaraan vooraf ging.

 

VRAAG 23

De musical ontwikkelde zich in de negentiende eeuw uit het variététheater. In
het begin van de twintigste eeuw komt het genre echt tot bloei in de Verenigde
Staten en Engeland.
Succesvolle musicals worden vaak aan het buitenland verkocht. De teksten
mogen dan vertaald worden, maar verder moet de uitvoering zoveel mogelijk
gelijk zijn aan het Amerikaanse of Engelse origineel.

 

VRAAG 23
(1p) Leg uit waarom het vanzelfsprekend is dat musicals als totaalpakket verkocht worden.

VRAAG 24


Tekst 8

In 1956 schreven Alan Jay Lerner en Frederick Loewe My Fair Lady. Deze musical werd gebaseerd op het stuk Pygmalion uit 1912 van George Bernard Shaw. My Fair Lady werd een groot succes. In 1964 kwam een filmversie uit met Audrey Hepburn in de rol van Eliza Doolittle.

London, begin twintigste eeuw.

Eliza Doolittle is een net meisje, zoals ze dat zelf zegt, maar ze hoort bij de laagste klasse van de maatschappij. Ze verkoopt bloemen op straat voor een hongerloontje en praat plat Engels. Op een dag zien Henry Higgins en Kolonel Pickering haar bloemen verkopen op de markt. Higgins, professor in de linguïstiek, gaat een weddenschap aan met zijn vriend Pickering. Hij wedt dat hij in korte tijd Eliza niet alleen perfect beschaafd Engels zal leren spreken, maar dat hij haar ook de omgangsvormen van de hogere kringen zal bijbrengen. Higgins slaagt uiteindelijk in zijn opzet. Tijdens het proces is Eliza echter zodanig geëmancipeerd, dat zij niet langer afhankelijk is van de professor. Zij is net zo beschaafd geworden als hij en maakt zich los. Maar dan blijken ze verliefd geworden te zijn en trouwen ze met elkaar.

Filmfragment 6: My Fair Lady uit 1956

(Bronnen: film 1, tekst 8)


Een populaire musical is My Fair Lady uit 1956. My Fair Lady gaat over het
overwinnen van klassenverschillen. Tijdens de spraakles ontstaat een
doorbraak: Eliza spreekt voor het eerst een zin in perfect Engels.
Het lied voegt hier iets toe aan het verhaal.

 

VRAAG 24
(2p) Leg uit wat er met het lied verteld wordt in deze scène. Betrek ook het spel van de acteurs in je antwoord.

VRAAG 25

Geluidsfragment 3: Het Spaanse graan...

(Bron: geluidsfragment 3)


In 1960 ging de Nederlandse versie van My Fair Lady in première. Deze
uitvoering wordt gezien als de eerste Nederlandse musicalproductie en werd
een groot succes met meer dan 700 opvoeringen. In filmfragment 3 hoor je dat
de Amerikaanse musicals uit de jaren zestig de basis vormden voor wat in
Nederland toonaangevend werd.
Het ligt in de lijn van de cultureel-maatschappelijke situatie in Nederland om in
de jaren zestig een theatergenre uit Amerika te introduceren. Amerika gold in
die tijd als het grote voorbeeld voor West-Europa.

 

VRAAG 25
(1p) Geef hiervoor een cultureel-maatschappelijke verklaring.

VRAAG 26

Filmfragment 4 :op een mooie pinksterdag..


Tekst 9

Heerlijk duurt het langst

Begin jaren zestig wordt Annie (M.G. Schmidt) opgebeld door een heer die zegt: “Mijn naam is John de Crane. Piet Meerburg en ik hebben het plan een Amerikaanse musical uit te brengen met Conny Stuart in de hoofdrol. Wij willen u vragen die musical te vertalen.”

Annie antwoordt bits: “Zolang ik zelf nog zoveel ideeën heb, vertaal ik niets. Dag meneer Kramer.”
Nog diezelfde dag kwamen de initiatiefnemers bij haar op bezoek: “Als u dan zelf zoveel ideeën hebt, mevrouw...”

Dat bezoek is het begin van Heerlijk duurt het langst, de eerste van zeven Schmidt/Bannink musicals. Het verhaal volgens Annie: “Hij en Zij, getrouwd, dochtertje van zestien. Hij gaat vreemd met secretaresse. Zij zegt: ‘Kiezen of delen.’ Hij zegt: ‘Kan niet kiezen.’ Zij zegt: ‘Dan het huis uit.’ Hij het huis uit. Zorgen over het dartel-levende dochtertje brengen Pa en Moe weer bij elkaar.”

Vóór het schrijven van Heerlijk duurt het langst hadden Annie en Harry Bannink nog nooit een musical gezien. Dat weerhield hen er niet van om, zonder enige ervaring of kennis, driftig aan het werk te gaan. Er kwam veel te veel materiaal: heel wat nummers en scènes moesten geschrapt worden. De avond voor de première sneuvelde zelfs de titelsong. Het publiek merkte er niets van. Pas veel later zou men zich afvragen waarom de musical eigenlijk Heerlijk duurt het langst heet...


Tekst 10

Op een mooie Pinksterdag, als het even kon
Liep ik met m'n dochter aan het handje in het parkje te kuieren in de zon Gingen madeliefjes plukken, eendjes voeren, eindeloos
Kijk nou toch je jurk wordt nat, je handjes vuil en papa boos.

Vader was een mooie held, vader was de baas
Vader was een duidelijke mengeling van onze lieve Heer en Sinterklaas Ben je bang voor ‘t hondje, hondje bijt niet papa zegt dat hij niet bijt
Op een mooie Pinksterdag, met de kleine meid.

Als het kindje groter wordt, roosje in de knop
Zou je tegen alle grote jongens willen zeggen “handen thuis en lazer op” Heb u dat nou ook meneer, jawel meneer
Precies als iedereen
Op een mooie Pinksterdag laat ze je alleen.

Morgen kan ze zwanger zijn, ‘t Kan ook nog vandaag
‘t Kan van de behanger zijn of van een Franse zanger zijn Of iemand uit Den Haag Vader kan gaan smeken en gaan preken tot hij purper ziet
Vader zegt “pas op m'n kind, dat hondje bijt”
Ze luistert niet.

Vader is een hypocriet, vader is een nul
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen en de rest is flauwekul Ik wou dat ik nog een keer met mijn dochter aan het handje lopen kon Op een mooie Pinksterdag samen in de zon.

(Bronnen: filmfragment 4 , tekst 9 en 10)


Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink schreven in 1965 tekst en muziek voor de
eerste echte Nederlandstalige musical. Heerlijk duurt het langst werd een groot
succes. Dit kwam onder meer doordat de inhoud aansloot bij de veranderende
tijdgeest.


In filmfragment 3 zie je een registratie van een optreden waarin een lied uit deze
musical wordt gezongen.

 

VRAAG 26
(2p)  Bespreek twee maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig waarbij de
inhoud van dit lied aansluit.

VRAAG 27

(Bron: Filmfragment 4)


Annie M.G. Schmidt gaf later toe dat zij, toen zij aan Heerlijk duurt het langst
begon, nog nooit een musical had gezien. Dat was geen probleem, omdat de
hele amusementsindustrie in de jaren vijftig en begin jaren zestig nog in de
kinderschoenen stond. Dat gold eveneens voor de televisie, zoals je kunt
afleiden uit filmfragment 4. Er werd bijvoorbeeld nog alleen in zwart-wit
uitgezonden.

 

VRAAG 27
(2p) Bespreek nog twee andere aspecten van de opnametechniek waaraan je kunt
zien dat deze uitzending uit het begin van het televisietijdperk stamt
.

VRAAG 28

Filmfragment 5: TV uitzending- winnaar op zoek naar Joseph


Tekst 11

Het verhaal van Jozef

Jozef was de lievelingszoon van de Hebreeuwse aartsvader Jacob. Hij werd daarom door zijn elf broers gehaat. Toen Jozef hen op een dag opzocht in het veld, trokken zij hem eerst zijn prachtige mantel uit en gooiden hem daarna in een put. Zij doodden hem niet, maar verkochten hem aan passerende kooplieden, die hem meenamen naar Egypte. De broers doopten de mantel in geitenbloed en brachten deze aan hun vader, die ontroostbaar was.

In Egypte komt Jozef in dienst van Potifar, de baas van de lijfwacht van de farao. De vrouw van Potifar probeert hem te verleiden. Jozef gaat hier niet op in, maar zij dringt aan en hij vlucht. De vernederde vrouw neemt wraak: zij vertelt haar man dat Jozef haar wilde aanranden. Potifar laat hem dan in de gevangenis gooien.
Daar verwerft Jozef zich al snel een reputatie door dromen te verklaren. Zijn voorspellingen komen uit. Ook de farao komt om raad. Zijn dromen gaan over zeven magere koeien die zeven vette koeien opeten. Volgens Jozef voorspelt dit zeven rijke oogsten die gevolgd zullen worden door zeven jaren hongersnood. Jozef wordt benoemd tot onderkoning en moet de oogst tijdens de goede jaren opslaan. Als de magere jaren aanbreken, blijven de Egyptenaren gespaard voor de hongerdood.
Jacob stuurt zijn zonen noodgedwongen naar Egypte om graan te kopen, waar Jozef hen vergeeft voor wat ze hem aangedaan hebben. De familie blijft in Egypte en groeit in de volgende vierhonderd jaar uit tot het volk der Israëlieten.

(Bronnen: tekst 11 en filmfragment 5)

Dankzij de theaterproducent Joop van den Ende groeide de musical uit tot een
breed gedragen en populair theatergenre in Nederland. Een van de producties
die Van den Ende tot een succes heeft gemaakt is Joseph and the Amazing
Technicolor Dreamcoat. Dit is een musical uit 1968 van Andrew Lloyd Webber
en Tim Rice, gebaseerd op het bijbelverhaal van Jozef en zijn broers.
Het ligt niet voor de hand om een bijbelverhaal te kiezen voor een musical. Het
verhaal van Jozef bevat echter genoeg elementen om spektakel te kunnen
bieden aan een groot publiek.

VRAAG 28
(2p) Noem twee van die elementen en geef aan waarom ze geschikt zijn voor een
musical.

VRAAG 29-31

Filmfragment 6: Donny Osmond als Joseph

(Bron film 6)

Joseph and the Amazing Technicolor Dreamcoat is een musical van Andrew Loyd Webber en Tim Rice, gebaseerd op het bijbelverhaal van Josef en zijn broers. Hoewel het succes in eerste instantie bescheiden was, groeide de productie na de latere successen van het stel, Jesus Christ Superstar en Evita, eveneens uit tot een musicalhit die diverse keren in herproductie ging.

De musical Joseph wordt getypeerd als een eclectische voorstelling.

 

VRAAG 29
(2p) Geef voor de dans en de kostuums aan hoe ze bijdragen aan het eclectische
karakter.

 

(Bron film 6)

De muziek van Joseph is typerend voor het genre musical, dat een groot publiek
wil aanspreken.

 

VRAAG 30
(2p) Noem twee criteria waaraan de muziek dan moet voldoen en geef steeds aan
hoe de muziek in het fragment daaraan beantwoordt.

 

(Bron filmfragment 5)
De Van den Ende-productie van Joseph and the Amazing Technicolor
Dreamcoat ging in december 2008 in de Stadsschouwburg van Utrecht in
première. Er ging eveneens een talentenjacht op de televisie aan vooraf. In het
programma Op zoek naar Joseph koos het publiek de hoofdrolspeler. In het
filmfragment zie je de finale met een lied van de kersverse winnaar Freek
Bartels.


Een televisieprogramma als Op zoek naar Joseph kan bijdragen aan de
promotie en het succes van de musical.

 

VRAAG 31
(3p) Geef aan de hand van drie aspecten aan waarom zo’n programma een goed
marketinginstrument is.

 

Einde oefenexamen