Periode 3 - Domein Leefomgeving - 5 Vwo

Periode 3 - Domein Leefomgeving - 5 Vwo

Introductie en informatie

Informatie

Over deze module

Deze quest gaat over water. Elke dag zijn er mensen bezig om te zorgen dat wij niet onder water komen. Een heleboel gebieden in Nederland liggen onder zeeniveau en zonder duinen, dijken en waterkeringen zou dat allemaal onder water komen te staan. 

Gelukkig hebben wij in Nederland kennis van het water en kunnen we dat zo vasthouden of wegsturen dat wij hier toch veilig kunnen wonen. 

Wat ga je doen?

Je werkt de opdrachtenuit op je iPad.
Bij elke opdracht staat bij 'afronding' wat je in moet leveren.
Je maakt bijna altijd een screenshot of foto van de eindopdracht. Deze lever je in via Teams bij je vakcoach.

Tijdens de BloX is er ruimte voor uitleg, vragen e.d.

Je eindigt deze periode met het maken van een posterpresentatie, wat je hiervoor moet doen kun je vinden bij de eindopdracht.

Planning

Planning periode 1: zie de algemene planning

 

 

Opdracht 1: Rivieren in Nederland

Introductie: Rivieren in Nederland

Vanuit hoger geleden gebieden stroomt het water door ons laagland naar zee. Rivieren met hun brede, bochtige waterlopen, lage oevers, dijken en aan weerszijden weiden en akkers vormen een belangrijk en kenmerkend onderdeel van ons landschap.

Welke kenmerken hebben rivieren en hoe houden we die waterstromen in bedwang?

Wat ga je leren?

Hoofdvraag

  • Hoe zijn onze rivieren het best te beschrijven?

Deelvragen

  • Waar komt het water dat door onze rivieren stroomt vandaan?
  • Wat zijn de kenmerken van het Nederlandse rivierlandschap en wat is de verklaring daarvan?
  • Wat zijn de verschillen tussen de oorsprong en de monding van een rivier en hoe is dat te herkennen?

Begrippen

  • Stroomgebied
  • Stroomstelsel
  • Waterscheiding
  • Waterafvoer: debiet, regiem, vertragingstijd, piekafvoer, verhang, verval
  • Dwarsprofiel rivieren (benedenloop): uiterwaarden, zomerbed, winterbed
  • Lengteprofiel: bovenloop, middenloop, benedenloop.
  • Oeverwal, komgrond

Wat kun je al?

Bestudeer de Kennisbank.

Maak nu de instaptoets.

Aan de slag

Stap 1: Waar komt het vandaan?

Waar komt al dat rivierwater vandaan?

In de volgende video leer je wat stroomgebieden en waterscheidingen zijn. Het videofragment gaat over de rivieren dede Rijn en de Maas, maar de informatie geldt eigenlijk voor elke rivier.



https://www.youtube.com/watch?v=XYbVFa5FHtI

Als je de onderstaande kaart bekijkt zie je dat de Rijn ontspringt in Zwitserland en via Duitsland naar Nederland loopt. Als je de Rijn afvaart, zie je onderweg af en toe een zijrivier, een beek of een sloot waar water de Rijn instroomt. Dat water is onder meer als neerslag in deze beken, zijrivieren en sloten terechtgekomen.
Water krijgt de Rijn ook van smeltende sneeuw en gletsjers. De Rijn en alle zijrivieren, beken en sloten in het stroomgebied vormen samen het stroomstelsel van de Rijn en de Rijn zelf is de hoofdrivier van het stroomgebied.

Op de kaart zie je ook andere stroomgebieden, namelijk die van de Maas die in Frankrijk ontspringt en door België naar Nederland loopt, van de Schelde die eveneens in Frankrijk ontspringt en via België naar Nederland loopt en van de Eems die in Duitsland ontspringt. Deze stroomgebieden zijn kleiner dan die van de Rijn.
Via deze site kun je zien via welke rivier water wordt afgevoerd. jJe kunt willekeurig ergens op de kaart drukken en dan krijg je de route die het water aflegt richting de zee.

Zoals je in het filmpje te horen hebt gekregen, komen die rivieren op verschillende manieren aan hun water. Dit doet ook iets met de waterafvoer.

Stap 2: Te veel of te weinig?

Hoog- en laagwater

Nijmegen ligt aan de Waal. Tussen deze stad en de rivier ligt een kade. Meestal kun je overal op de kade lopen zonder natte voeten te krijgen. Dan staat het water van de rivier enkele meters lager dan de rand van de kade. Maar af en toe staat het water in de Waal zó hoog dat een deel van de kade overstroomt.

Hoe hoog of laag het water in de Waal staat, hangt ervan af hoeveel water deze rivier afvoert. De hoeveelheid water die een rivier afvoert, heet debiet. Debiet wordt gemeten in kubieke meter water per seconde (m3/s).
Bij hoogwater is het debiet groot, bij laagwater is het debiet juist laag. Als het debiet het hoogst is, spreekt men van piekafvoer van de rivier.

Gedurende het jaar varieert het debiet van de Waal, de Rijn, de IJssel en de Schelde. ’s Winters is hun debiet in de regel hoog want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt er weinig voor het de rivieren bereikt.
In de zomer is hun debiet meestal laag want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt een groot deel voor het de rivieren bereikt. Het verschil tussen het hoogste debiet (de piekafvoer) en het laagste debiet in een rivier gedurende het jaar heet het regiem van de rivier.

Water van neerslag in het stroomgebied van een rivier, heeft tijd nodig om de rivier te bereiken. Die tijd is de vertragingstijd. Die is kort als het water op een harde bodem valt waarin het niet weg kan zakken. De vertragingstijd is lang als het water op een zachte bodem valt, daarin wegzakt en via de bodem uiteindelijk de hoofdrivier bereikt. Er is ook een flink verschil in vertraging wanneer er wel of geen begroeiing is, vegetatie houdt het water namelijk vast en voert het langzaam af.


Kijk naar deze twee grafieken, bekijk deze link  (speel een beetje met de knoppen) en beantwoord daarna de vragen.

Hoogteverschillen en stroomsnelheid

Naast de hoeveelheid water die de rivier vervoert, is ook de snelheid waarmee dat gebeurt van belang. Water stroomt van hoog naar laag en zoekt altijd het laagste punt op. Hoe groter het hoogteverschil in de loop van de rivier, hoe sneller het water stroomt. Hoogteverschillen worden in twee begrippen uitgedrukt:

  • Verval: dat is het hoogteverschil in meters tussen twee punten in een rivier.
  • Verhang: dat is het hoogteverschil tussen twee punten in een rivier gedeeld door de afstand.
    Het verhang wordt gemeten in meters hoogteverschil per kilometer.

Stap 3: Categoriën van de rivier

Bovenloop, middenloop, benedenloop

In Nederland stromen de rivieren traag door het landschap, maken ze vele bochten en zijn ze tamelijk breed. Zien de Rijn en de Maas er net zo uit als je vanaf de Nederlandse grens deze rivieren stroomopwaarts vaart? Allerminst. Je merkt na verloop van tijd dat het landschap aan weerszijden van de rivier er anders uit gaat zien. Het verhang wordt groter en dus ook de stroomsnelheid. Het wordt veroorzaakt door een ander landschap.

Bekijk de video over het stroomgebied van een rivier. Je krijgt daarin niet alleen uitleg over de stroomsnelheid maar ook over de hoogteverschillen in een rivier.

In de benedenloop meandert de rivier. Hoe dat gaat, zie je in de volgende video.
Bekijk de video: van begin tot 0:46 minuten “…van wel twee kilometer breed ontstaan.”

Stap 4: Profielschets benedenloop

De benedenloop van rivieren, een profielschets

Voordat mensen dijken langs rivieren aanlegden, lag aan beide kanten van een rivier een oeverwal en lagen achter de oeverwal komgronden. Oeverwallen en komgronden ontstaan door afzetting van materialen tijdens overstromingen. Die overstromingen vonden vooral ’s winters plaats tijdens de piekafvoer van de rivier.

Tijdens een overstroming voert het water dat over de oever stroomt zand en klei met zich mee. De grootste deeltjes zand en klei zakken het snelst naar de bodem van het overstroomde gebied en blijven het dichtst bij de rivier liggen. Die vormen na verloop van tijd, en na vele overstromingen, een hoogte die oeverwal wordt genoemd. Oeverwallen blijven tijdens overstromingen meestal boven het rivierwater uitsteken. Alleen als het water extreem hoog kwam te staan, verdween ook de oeverwal onder water.

Lichtere kleideeltjes worden door het water verder van de rivier afgevoerd en zakken achter de oeverwal naar de bodem. Op die manier blijft na elke overstroming een dun laagje klei achter.
De plekken waar deze klei wordt afgezet, zijn lager dan de oeverwal en worden komgronden genoemd.
7301b61.jpg

Hoe de bovenstaande uitleg er uitziet, wordt uitgelegd in het volgende videofragmenten.

 

 

Afronding

Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.


In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'

Samenvattend

Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.

​Stroomstelsel  
Waterscheiding  

Waterafvoer (debiet, regiem, vertragingstijd, piekafvoer, verhang, verval)

 
Dwarsprofiel rivieren (uiterwaarden, zomerbed, winterbed)  
Lengteprofiel  
Oeverwal  
Komgrond  

 

Eindopdracht: Toets

Examenvragen

Op deze pagina vind je examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.

Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.

VWO 2013-TV1

Examen VWO 2013-1 Opgave 30
Examen VWO 2013-1 Opgave 31

VWO 2013-TV2

Examen VWO 2013-2 Opgave 25
Examen VWO 2013-2 Opgave 26
Examen VWO 2013-2 Opgave 27
Examen VWO 2013-2 Opgave 28

VWO 2014-TV1

Examen VWO 2014-1 Opgave 25
Examen VWO 2014-1 Opgave 26

VWO 2015-TV1

Examen VWO 2015-1 Opgave 27

VWO 2015-TV2

Examen VWO 2015-2 Opgave 26
Examen VWO 2015-2 Opgave 27
Examen VWO 2015-2 Opgave 28
Examen VWO 2015-2 Opgave 29
Examen VWO 2015-2 Opgave 30

VWO 2016-TV1

Examen VWO 2016-1 Opgave 29
Examen VWO 2016-1 Opgave 30
Examen VWO 2016-1 Opgave 31
Examen VWO 2016-1 Opgave 32

Bronnen

Opdracht 2: Waterbeleid in Nederland

Introductie: Waterbeleid in Nederland

Nederland is een laaggelegen land dat grotendeels in een delta ligt. In een delta is het overstromingsrisico van nature groot. Daarnaast spelen andere zaken veroorzaakt door menselijk ingrijpen en de opwarming van de aarde. Denk daarbij aan:

  • stijging van de zeespiegel door het smelten van gletsjers en van ijskappen in het Zuidpoolgebied en op Groenland;
  • stijging van de hoeveelheid regen die gemiddeld in Nederland valt;
  • het steeds vaker optreden van extreme regenbuien al leveren deze weinig problemen op voor de afvoer van water door rivieren;
  • het vaker optreden van droge periodes in de zomer;
  • het verschuiven van de meeste neerslag van augustus (de maand waarin de verdamping ook groot is) naar november (de maand waarin een groot deel van de neerslag niet meer verdampt).

Bovenstaande zaken, waarvan de laatstgenoemde de belangrijkste is, hebben tot gevolg dat de grote rivieren steeds hogere piekwaterafvoeren hebben.

Daar komt nog bij dat de bodem in West-Nederland daalt en dat vergroot ook het overstromingsrisico. Na twee hoogwaterperioden in de jaren negentig van de vorige eeuw is de Nederlandse overheid vanaf 1995 gaan werken aan een nieuw overstromingsbeleid onder het motto ‘Meer ruimte voor het water’.

Wat ga je leren?

Hoofdvraag

  • Hoe probeert de overheid vanaf 1995 het risico van overstromingen langs rivieren te beperken?

Deelvragen

  • Welke overstromingsrisico’s loopt Nederland?
  • Welke ingrepen in rivieren en hun stroomgebied past de overheid toe om het risico van overstromingen te verkleinen?
  • Hoe en waarom werkt Nederland met enkele andere landen samen om het risico van overstromingen langs rivieren in Nederland te verkleinen?

Begrippen

  • Rijkswaterstaat
  • Waterschappen
  • Tweede Deltacommissie
  • Integraal waterbeleid
  • Bodemdaling
  • Piekafvoer
  • Klimaatverandering:
    • zeespiegelstijging
    • temperatuurstijging
    • onregelmatiger neerslagregiem
  • Menselijke ingrepen:
    • verstening van het oppervlak
    • ontbossing
    • kanalisatie
    • stuw
    • krib
    • dijkverzwaring
    • waterkeringen
  • Noodoverloopgebied
  • Rivierbedverruiming:
    • verdieping
    • verbreding/dijkverlegging
    • obstakels verwijderen
    • kribverlaging
    • nevengeul aanleggen
    • uiterwaardvergraving
  • Watertoets
  • Drietrapsstrategie:
    • vasthouden (retentie)
    • bergen
    • afvoeren
  • Retentiebekken
  • Ruimte voor de rivier
  • Rijnconferentie
  • Overstromingsrisicobewustzijn

Wat kun je al?

Bestudeer de Kennisbanken.

Aan de slag

Stap 1: Nederland = (om)laagland

Bekijk de onderstaande kaart.

Je ziet dat grote delen van Nederland onder water zouden verdwijnen zonder het bestaan van dijken en andere waterkeringen. Dat zijn de gebieden die onder NAP liggen.

Het zijn vooral menselijke ingrepen die Nederland drastisch hebben veranderd.
Het is begonnen met de ontbossing van Nederland. De oude naam Holland komt waarschijnlijk van holt (hout). Ooit werd ons land gekenmerkt door de aanwezigheid van vele bossen, maar daar is nu niet zoveel meer van over.
Binnen enkele eeuwen hebben we het grootste deel daarvan gekapt.

Aanpassingen in de rivieren
Daar hield het niet mee op. We hebben bochten van rivieren afgesneden zodat het water sneller stroomt. We hebben grote stukken van rivieren gekanaliseerd voor de scheepvaart. Het kanaliseren is bedoeld om het water sneller af te voeren, zodat de bovenstrooms gelegen landerijen minder wateroverlast hebben. Ook zorgt het ervoor dat er veel minder bochten in de rivier zitten, dit maakt het sneller en beter bevaarbaar voor schepen.

Er zijn kribben aangelegd in de rivier. Dat doen we om de rivier in zijn stroombed te houden, waardoor de stroomgeul dieper en de bevaarbaarheid verbeterd wordt.
Rivierstekken – het lezen van de stroming – 5 tips - Roofmeister
Kribben in de rivier zorgen voor een hogere stroomsnelheid.

De bevaarbaarheid hebben we vergroot met het aanleggen van stuwen en sluizen. Deze houden het water tegen of laten het gedeeltelijk door. Als wij dit zelf kunnen sturen, hebben we controle over de hoogte en stroomsnelheid van het water.

De verstedelijking langs de grote rivieren is de afgelopen honderd jaar sterk toegenomen. De natuur langs de rivieren maakte plaats voor gebouwen en straten. We spreken in zo’n geval van de verstening van het oppervlak (zie ook Stap 3).
Dit zorgt ervoor dat het water sneller afgevoerd wordt, dit heb je gezien in de vorige opdracht.

Om onze woon- en werkplekken te beschermen hebben we de dijken verzwaard. Deze dijkverzwaring zorgde ervoor dat de rivier bij hoogwater minder makkelijk overstroomde.

Al deze ingrepen hebben het mogelijk gemaakt dat we kunnen wonen op plekken die anders onder water zouden staan.
Er zijn nog meer ingrepen die gedaan zijn om ervoor te zorgen dat we in Nederland droge voeten houden. Met het programma "Ruimte voor de rivier".
Bekijk onderstaande video hierover.

https://schooltv.nl/video/ruimte-voor-de-rivier-hoe-voorkomen-we-overstromingen/#q=ruimte%20voor%20de%20rivier

Het laagste punt van Nederland bevindt zich in een weiland in de Zuidplaspolder ten noordoosten van Nieuwerkerk aan den IJssel, gelegen op een hoogte van 6,76* meter onder NAP. Aan de rand van dit weiland langs de snelweg A20 staat het monument voor het laagste punt van Nederland. De voet van dit monument geeft dat laagste punt aan.

* Bij het monument staat op een tekst dat het laagste punt op -6,74 NAP ligt, maar bij nameting bleek dat -6,76 NAP te zijn.

Bodemdaling

Grote delen van Nederland worden gekenmerkt door een langzame, natuurlijke daling van de bodem. Vroeger werd het dalen van de bodem gecompenseerd door afzetting van klei en zand door de grote rivieren. Bij elke overstroming werd een beetje sediment afgezet.
In de middeleeuwen is men in Nederland begonnen met het aanleggen van dijken. Daardoor krijgen rivieren niet meer de kans om grote stukken land blank te zetten en de natuurlijke bodemdaling te compenseren.

Menselijke ingrepen kunnen de bodemdaling versterken: ontwatering van veengebieden bijvoorbeeld, heeft inklinking tot gevolg, net als gasboringen in het noorden van ons land. Daardoor daalt de bodem nog sterker dan van nature al gebeurt.

Stap 2: Stijging van de zeespiegel

De zeespiegel stijgt ten opzichte van het achterliggend land. Het effect hiervan is hetzelfde als van bodemdaling. Sinds de laatste ijstijd (10.000 jaar geleden) is de zee met ongeveer honderd meter omhooggekomen. De zeespiegel stijgt momenteel met ongeveer 20-100 cm per eeuw ten opzichte van het dalende landoppervlak. De zee stijgt door het smelten van poolijs sinds de laatste ijstijd (10.000 jaar geleden).

De klimaatverandering zorgt voor temperatuurstijging en daarmee wordt de zeespiegelstijging op twee manieren versterkt:

  1. Warmte veroorzaakt uitzetting. Als het water warmer wordt, wordt het volume ervan groter. Elke graad temperatuurstijging van de oceanen zorgt door dit effect voor een wereldwijde zeespiegelstijging van bijna een meter. Doordat de temperatuur van het water langzamer stijgt dan de temperatuur van de atmosfeer, heeft de atmosferische temperatuurstijging in de afgelopen eeuw (0,74 graden) door het uitzetten van water geleid tot een zeespiegelstijging van 17 centimeter.
  2. Door het smelten van ijskappen en gletsjers neemt ook de hoeveelheid water in de oceanen toe. Hierbij is het verschil tussen landijs en zee-ijs van belang. Wanneer landijs smelt, stroomt er extra water in de zee, waardoor de zeespiegel stijgt. Zee-ijs heeft dat effect niet. Als zee-ijs smelt, neemt het weer het (iets kleinere) volume van water aan, waardoor de zeespiegel niet wordt beïnvloed.

Onder invloed van het smelten van gletsjers en ijskappen en een verdere volumetoename van het oceaanwater verwacht het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) in de komende eeuw een zeespiegelstijging van 18 tot 59 centimeter. Het kan nog veel hoger uitvallen wanneer de ijsmassa op Groenland gaat afbrokkelen, bijvoorbeeld wanneer grote delen onder invloed van smeltwater in zee glijden. Als dat gebeurt kan de zeespiegel wereldwijd met gemiddeld 7 meter (!) stijgen.*

Bekijk de onderstaande video.

https://schooltv.nl/video/klimaatjagers-in-de-klas-smeltend-ijs-op-groenland/

De zeespiegelstijging heeft ook gevolgen voor de rivieren. Een hogere zeespiegelstand belemmert de vrije afvoer van rivieren. Indien er sprake is van een hogere rivierafvoer én een hogere waterstand op zee, kunnen de waterstanden in de benedenrivieren extra hoog worden opgestuwd, met alle gevolgen van dien. Vooral Rotterdam en Dordrecht vormen een kwetsbaar gebied bij een steeds verder stijgende zeespiegel.

* verwijst naar: Bron: HIER Klimaatbureau

Stap 3: Hogere piekafvoeren

Elke rivier stroomt af op een andere, lagergelegen rivier, op een groot meer of een zee. Meestal is de waterafvoer geleidelijk en stroomt de rivier binnen zijn bedding. Van tijd tot tijd, bijvoorbeeld na een zware regenbui of lagere tijd zware regenval, kan het gebeuren dat de rivierbedding de waterafvoer niet meer kan verwerken en spreken we van een overstroming.
Het moment dat de rivier zijn hoogste niveau heeft bereikt en daarmee de hoogste afvoer heeft, noemen we de piekafvoer.

Het rivierengebied, bestaande uit het Nederlandse deel van de Rijntakken (Nederrijn-Lek, IJssel en Waal) en de Maas, heeft op dit moment de grootste overstromingsrisico’s van Nederland. Bij een overstroming kunnen grote aantallen slachtoffers vallen en kan grote schade optreden.

Neem Rotterdam als voorbeeld. Dwars door Rotterdam stroomt de Nieuwe Maas, waarop de Lek en de Waal afwateren. Bij een dijkbreuk komt het grootste deel van deze stad binnen twee tot zeven dagen grotendeels onder water te staan. Bij een overstroming in deze economische motor van Nederland zal de schade in de miljarden lopen.

De dijken rondom onze rivieren zijn berekend op een overstroming van eens in de 1250 jaren, maar door de klimaatverandering neemt de kans op een overstroming toe. Door de klimaatverandering valt er meer regen en krijgen de (gemengde) rivieren meer gletsjersmeltwater te verstouwen of anders gezegd: de Nederlandse rivieren krijgen hogere piekafvoeren.

Op dit moment is de Rijn, de grootste rivier van Nederland, zó ingericht dat een piekafvoer van 15.000 m3/s (kubieke meter per seconde) bij Lobith veilig naar zee kan worden afgevoerd. Door de aangekondigde maatregelen (zie Stap 5) gaat deze afvoercapaciteit met duizend kubieke meter per seconde omhoog naar 16.000 m3/s. Volgens sommige deskundigen is het verstandig om rekening te gaan houden met een piekafvoer van 18.000 m3/s of zelfs hoger.
Aan de andere kant moet er ook worden nagedacht om juist water vast te houden, zodat we in de zomer genoeg water hebben. Denk maar eens aan de afgelopen zomers en hoe droog het toen was..

Stap 4: De (bijna-)overstroming

In de winter van 1995 viel er in het stroomgebied van de Maas en de Rijn buitengewoon veel regen. Hierdoor kregen de grote rivieren in Nederland meer water aangevoerd dan ze konden afvoeren.

Helemaal gevaarlijk werd de situatie langs de Waal stroomafwaarts van Nijmegen. Toen dreigden dijken langs de Waal het te begeven door kwelwater. Kwelwater is water dat vanuit de rivier onder de dijk door stroomt en zand en ander materiaal met zich meevoert onder de dijk vandaan, waardoor de dijk minder stevig wordt en ten slotte verzakt of breekt.
Mocht het zover komen, dan zou een groot deel van het rivierengebied onder water lopen. Daarom werd op 31 januari 1995 besloten een kwart miljoen mensen uit dit gebied te evacueren. Uiteindelijk hielden de dijken het en bleef een ongekend grote overstroming uit. Enkele dagen later, toen het waterpeil in de Waal was gezakt, mochten de evacués naar hun woningen terugkeren.

Naar aanleiding van deze bijna-ramp en de overstromingen langs Maas en IJssel heeft de Nederlandse overheid de dijken langs rivieren verhoogd, wat overigens niet hielp tegen kwelwater.
Maar het bleef niet bij deze maatregel, want het waterbeleid moest op de schop om overstromingsrampen in de toekomst te voorkomen nu het klimaat verandert en de zeespiegel stijgt.

Op 7 september 2007 is de Tweede Deltacommissie geïnstalleerd door staatssecretaris Tineke Huizinga van Verkeer en Waterstaat en minister Guusje ter Horst van Binnenlandse Zaken. Op 3 september 2008 was deze commissie klaar en gaf ze haar onderzoeksrapport aan de regering. In dat rapport stelt de commissie dat Nederland een integraal waterbeleid moet voeren tot na het jaar 2200, niet alleen om overstromingen te voorkomen, maar ook om ervoor te zorgen dat er voldoende zoet water is in Nederland. Dat beleid moet worden gevoerd op gemeentelijk, regionaal en provinciaal niveau.

Tegelijkertijd is de regering gestart met het bevorderen van een overstromingsrisico­be­wustzijn bij de Nederlandse burgers. We moeten weten welke risico’s we lopen. Met de app ‘Overstroom ik?’ kan iedereen op zijn smartphone zien hoe hoog het water in jouw postcodegebied komt bij een overstroming.

Watertoets

Ook heeft de overheid in 2001 de watertoets ingevoerd. De toets werkt als volgt: Gemeenten, provincies, projectontwikkelaars en adviesbureaus maken plannen om de ruimte in een bepaald gebied anders in te richten. Dat kan bijvoorbeeld de bouw van een woonwijk zijn in een gebied met weilanden of de aanleg van een recreatiepark.
Sinds 2001 moeten al deze plannen worden onderworpen aan de watertoets. Dat is een onderzoek dat de plannenmaker samen met het bestuur van het waterschap uitvoert met als doel na te gaan of met dat plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding in het gebied. Daarin komen vragen aan de orde als:

  • Raakt het grondwater in het gebied niet vervuild?
  • Kunnen afvalwater en regenwater altijd uit het gebied worden afgevoerd, ongeacht hoe groot het aanbod hiervan is?
  • Kan het water tijdelijk in de wijk worden opgeslagen als de riolen of de rivieren niet al het afval- en regenwater tegelijk kunnen afvoeren (onvoldoende afvoercapaciteit hebben)?
  • En niet te vergeten: is het gebied met alles wat daar nieuw gebouwd wordt en zijn de mensen die er wonen en/of werken voldoende beschermd tegen overstromingen?

De toets wordt afgerond met het opstellen van een wateradvies. Hierin staat of en hoe het plan moet worden gewijzigd aan de hand van wat het onderzoek heeft opgeleverd.

Stap 5: Hoe tem je een rivier?

Het plan ‘Ruimte voor de rivier’ draait om wat Rijkswaterstaat een ‘drietrapsstrategie’ noemt. Die strategie bestaat uit de volgende onderdelen:

Trap 1. Vasthouden of retentie = voorkomen dat het regenwater in de rivier komt.
Trap 2. Bergen = opslag als het niet gelijk kan worden afgevoerd.
Trap 3. Afvoeren = vergroting van de afvoercapaciteit.

Trap 1

De eerste trap is ervoor zorgen dat het regenwater niet wegstroomt maar in de bodem infiltreert. Daar blijft het ook zitten. Gemeenten doen dat door voor dit doel speciale plekken in te richten: wadi’s (of infiltratiesystemen). Deze methode om regenwater vast te houden heeft als extra voordeel dat op die manier voorraden grondwater aangevuld en op peil gehouden worden.
Een wadi kun je eigenlijk overal aanleggen' - Klimaatadaptatie

Een wadi in een woonwijk.

Trap 2

Een retentiebekken

Een retentiebekken is een gebied dat speciaal is ingericht om overtollig water uit de rivieren tijdelijk op te vangen. Het wordt gebruikt om bij een hoogwaterstand voldoende extra bergingscapaciteit te hebben om overlast voor andere gebieden te voorkomen.

Bekijk de video: van 1.25 min. "Als de rivier dreigt te overstromen.." tot einde.



Tussen 1995 en 2004 wees de overheid ook drie zogenaamde noodoverloopgebieden aan.
Een noodoverloopgebied is een gebied dat men gecontroleerd laat overstromen om extreem hoog water op te kunnen vangen. Twee daarvan lagen in Gelderland: de Ooijpolder (inclusief de Duffelt) en de Rijnstrangen.
De bewoners kwamen in verzet tegen het plan omdat hun huizen dan onder water zouden komen te staan en ze uit het gebied zouden moeten verhuizen.
Het plan is uiteindelijk in de ijskast gezet en de overheid heeft gezocht naar andere manieren om extreem hoog water in Rijn en Waal het hoofd te kunnen bieden.
Op andere plaatsen zijn boerdedrijen op verhoogde stukken grond gebouwd (terpen) zodat het omliggende gebied onder water gezet kan worden in een noodsituatie. 
Lees en bekijk het filmpje in het nieuwsbericht.

Trap 3

Het alternatief werd onder meer gevonden in het graven van een nevengeul naast de Waal.
Het graven van een nevengeul geeft de rivier de ruimte om het water beter en sneller af te voeren (rivierbedverruiming).

Op de website Ruimte voor de rivieren vind je nog negen andere maatregelen om hoge waterstanden het hoofd te bieden.
Op deze afbeelding hieronder zijn ze bij elkaar gezet:


Stap 6: Internationale samenwerking

Internationale samenwerking tegen rivieroverstromingen

De Rijn en de Maas ontspringen buiten Nederland. Dat betekent dat het debiet van de Rijn bij Spijk - de plek waar de Rijn Nederland binnenkomt - helemaal afhangt van hoeveel regen er buiten Nederland valt.
Hetzelfde geldt voor het debiet van de Maas bij Borgharen aan de Belgische grens. Bovendien voert de Rijn naast regenwater ook smeltwater aan van sneeuw en gletsjers, vooral als in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk in korte tijd veel sneeuw smelt.

Wat onze buurlanden bovenstrooms met de Maas en de Rijn doen om het water in die rivieren snel en veilig af te voeren, ook bij extreem hoog water, is dus van groot belang voor het rivierengebied in Nederland.

Als de Duitse regering bijvoorbeeld in de Rijn het rivierbed verruimt, zal de kans op extreem hoogwater in de Rijn bij de Nederlands-Duitse grens toenemen.

Daarom hebben de Rijnoeverstaten, landen waar de Rijn doorheen loopt, besloten samen te werken om de Rijn te beheren. Om de vijf jaar houden deze landen een Rijnconferentie. Tijdens de Rijnconferentie van 1998 is het 'Actieplan Hoogwater' opgesteld voor de periode tot 2020. Doel van dit plan is om het risico van overstromingen langs de Rijn te verkleinen door:

  • Water in het stroomgebied van de Rijn (neerslag en smeltwater) beter op te vangen en te bergen. Dat zal onder meer gebeuren door retentiebekkens te bouwen en noodoverloopgebieden aan te wijzen.
  • De Rijn meer ruimte te geven om te meanderen. Uiterwaarden en andere overstromingsgebieden worden breder gemaakt zodat ze meer water kunnen bergen.

En mocht het water in een deel van de loop van de Rijn toch gevaarlijk hoog worden, dan zullen de Rijnoeverstaten elkaar op tijd waarschuwen. Nederland kan ruim van tevoren worden gewaarschuwd voor extreem hoogwater in de Rijn aangezien het water zich langzaam stroomafwaarts verplaatst. Het kan dagen duren voordat het hoogwater de Nederlandse grens bereikt en het waterpeil van de Rijn (en vervolgens de Waal en de IJssel) flink begint te stijgen.
De waterschappen en Rijkswaterstaat in Nederland krijgen vanuit Duitsland, waar op diverse plekken de waterstand van de Rijn wordt bijgehouden, een waarschuwing voor gevaarlijk hoog water in de Rijn als het debiet bij Lobith groter zal worden dan 16.000 m3/s.

Rijn 2040

Op 13 februari 2020 heeft in Amsterdam de zestiende Rijnministersconferentie plaatsgevonden. De ministers die bevoegd zijn voor waterbescherming in het Rijnstroomgebied en de vertegenwoordiger van de Europese Unie hebben de balans opgemaakt van het programma Rijn 2020 en het nieuwe programma Rijn 2040 met ambitieuze doelen aangenomen.
Nieuwsgierig? Hier kun je lezen wat de doelstellingen en plannen zijn voor Rijn 2040.


Afronding

Je gaat nu afronden.
Dit betekent dat je bewijsmateriaal in gaat leveren.


In Egodact lever je het volgende in:
1 - de begrippenlijst van 'samenvattend' (volgende stap)
2 - een printscreen van je resultaat van 'eindopdracht A'

Samenvattend

Bij 'Wat ga je leren?' worden de volgende begrippen genoemd.
Geef zelf een omschrijving van deze begrippen.

​​Rijkswaterstaat  
Integraal waterbeleid  
Piekafvoer  
Klimaatverandering  
Dijkverzwaring  
Waterkeringen  
Noodoverloopgebied  
Rivierbedverruiming  
Watertoets  
Drietrapsstrategie  
Retentiebekken  
Plan Ruimte voor de Rivier  
Rijnconferentie  
Wadi  
Retentiebekken  

 

Eindopdracht: Toets

Bronnen

Eindopdracht