De vakcoaches voor Nederlands zijn mevrouw Sigmond (SIG) en mevrouw Hoogendoorn (HGD). Je hoort via Teams wie jouw aanspreekpunt is. Maak er ook een gewoonte van om (als het even kan) naar de bloX van die coach te komen. Hieronder kun je lezen wat we in de eerste periode gaan doen.
Voor Nederlands ga je in 3-mavo in de komende periode werken aan verschillende vaardigheden. Tot de herfstvakantie werken we vooral aan leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. Ook lees je je eerste leesboek voor je leeslijst uit. Daarover later meer! Let op: er zijn speciale 'LeesBloX'.
In periode 1 heb je nog geen SE, maar daar bereid je je natuurlijk al wel op voor, door te oefenen. We werken met de digitale methode PLOT26, die je via de ELO (Magister) vindt. Je hebt daar ook een papieren werkboek bij. In de BloX maken we daarmee een gezamenlijke start.
Daarnaast oefen je ook wel eens in LessonUp, tijdens een bloX. Deze lessen kun je altijd later nog terugkijken.
Nog een paar laatste tips:
Doe actief mee met de bloX, dan ben je zeker goed voorbereid op de toetsen die komen gaan.
Het is aan te raden veel verschillende soorten teksten te lezen, want je gaat dit jaar ook een mediadossier aanleggen, dat hoort bij je schoolexamen. Daarin komen verschillende teksten met opdrachten die je door het jaar heen maakt.
Theorie/Herhaling: In PLOT26 vind je alle theorie.
Ook start je deze periode met het lezen van een boek: in de Expoweek heb je dan de eerste uit. In 4-mavo krijg je een mondeling SE over 6 gelezen boeken. Het lezen doen we vaak samen, voor wie dat fijn vindt. Voor meer over het lezen, zie Lezen voor je lijst
Als je het weekschema volgt en actief meedoet, ben je goed voorbereid om deze periode goed af te sluiten.
Routeplanner
Deze routeplanner laat zien wat je per week moet leren en maken, om goed op schema te blijven. In de BloX krijg je uitleg, kun je vragen stellen en je werkt samen met klasgenoten en de vakcoach aan opdrachten.
Reken voor Nederlands 4-6 uur werk per week. Dit is werk tijdens de blox en (t)huiswerk.
Houd de i-informatie in CUP in de gaten, want daarin staat wat we in de blox gaan doen.
Boekopdracht MINDMAP
Boekopdracht Mindmap
Daarnaast lees je verder in je boek. Om te onthouden wat je hebt gelezen, maak je een mindmap bij je gelezen boek. Hiervoor hoeft je boek nog niet helemaal uit te zijn. De mindmap mag je digitaal maken of op papier.
Hoe je dit doet, vind je in het bijgevoegde document. Je vindt daar ook voorbeeldvragen die kunnen terugkomen in het mondeling over je boeken in jaar 4. Doe er je voordeel mee!
De begrippen die aan bod komen bij leesvaardigheid dit jaar, worden hieronder nog eens uitgelegd. In PLOT26 vind je veel begrippen terug via de Toolbox. Dus weet je even niet wat signaalwoorden zijn? Kijk dan zeker in de Toolbox!
Geheugen opfrissen:
Hoofdzaken en hoofdgedachte van de tekst
kernzinnen van alinea's
verschil hoofdzaken en bijzaken
herkennen van hoofdzaken
tekstdoel en publiek
Verbanden en signaalwoorden (1):
Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen.
Opbouw van een tekst
Herhaling
Onderstaande zaken en begrippen heb je al eens geoefend via bijvoorbeeld BloX, LessonUp en Spark/Studyflow. Hieronder worden ze nog eens kort uitgelegd. Bekijk ook de filmpjes en maak aantekeningen. Kijken, luisteren én lezen helpt!
Hoofdzaken, bijzaken en hoofdgedachte van de tekst
Een tekst heeft belangrijke zaken en minder belangrijke. De belangrijke noemen we hoofdzaken. Tussenkopjes en vetgedrukte woorden wijzen je ook vaak op de hoofdzaken.
Een hoofdgedachte is eigenlijk een soort mini-samenvatting van een tekst, in een zin. Je ontdekt die door goed te kijken naar de inleiding, het slot en de kernzinnen van alinea's (die staan meestal vooraan, soms als laatste). Een kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Soms vind je geen duidelijke kernzin. Die moet je dan zelf maken door het belangrijkste woord, het kernwoord, in een eigen zin te zetten.
Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, bijvoorbeeld in de inleiding of in een slot. Vaker moet je 'm zelf formuleren. Dit doe je door de belangrijkste boodschap van de tekst in een zin op te schrijven. Om de hoofdgedachte te vinden, stel je de volgende vraag:
Wat is het belangrijkste wat in deze tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Alle andere zaken die buiten de hoofdzaak worden verteld, noemen we bijzaken. Je laat die bijzaken weg in een samenvatting.
Tekstdoel en publiek
Een tekstdoel is datgene wat de schrijver met zijn/haar stuk wil bereiken. Dat kan zijn:
instrueren (uitleggen),
adviseren
informeren
overhalen (activeren, aanzetten om iets te doen)
Verbanden en signaalwoorden (1):
Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen.
Bekijk hiervoor zeker het volgende filmpje:
Herhaling: inleiding, middenstuk, slot
Een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. De inleiding zorgt ervoor dat je als lezer verder wilt lezen. In het middenstuk staan de deelonderwerpen. Dat zijn de verschillende aspecten van het onderwerp, bijvoorbeeld: 'aula' of 'lestijden' bij het onderwerp 'school'.
Functie van de inleiding, middenstuk en slot
De inleiding vertelt op een boeiende manier waar de tekst eigenlijk over gaat. Naast het onderwerp, kan bijvoorbeeld de aanleiding van het schrijven worden genoemd.
Hieronder volgen verschillende zaken die in een inleiding kunnen staan (niet allemaal tegelijk, soms wel meer dan één):
voorbeelden
anekdote (kort verhaaltje)
belangrijke vraag
mening over het onderwerp
hoofdgedachte van de tekst
een expert (deskundige) over het onderwerp wordt geïntroduceerd
korte samenvatting
In het middenstuk (kern) vind je meestal meerdere alinea's. Elke alinea vertelt iets nieuws over het onderwerp. Elke alinea kan een tussenkopje hebben. Zo'n kopje staat er heel vaak niet!
Het slot is de afronding van de tekst. Hierin vind je bijvoorbeeld:
hoofdgedachte
advies
conclusie
korte samenvatting
toekomstverwachting
antwoord op een vraag uit de inleiding
Bekijk ook onderstaande filmpjes en maak aantekeningen voor jezelf.
Signaalwoorden
In teksten vind je signaalwoorden, die ervoor zorgen dat je de tekst sneller begrijpt.
Verbanden en signaalwoorden (2):
tijdsvolgorde (chronologisch), oorzaak-gevolg en voorwaarde.
Signaalwoorden die een verband in de tijd aangeven, zijn onder meer:
Eerst, nadat, vervolgens, daarna, etc.
Signaalwoorden die oorzaak-gevolg aangeven (oorzakelijk verband), zijn bijvoorbeeld:
daardoor, doordat, hierdoor, waardoor, zodat, etc.
Voorbeeld:
De afgelopen maand heb ik te weinig aandacht besteed aan Nederlands. ( = oorzaak)
Hierdoor ben ik de signaalwoorden en hun verbanden een beetje vergeten. ( = gevolg)
Signaalwoorden die een voorwaarde aangeven (voorwaardelijk verband), zijn bijvoorbeeld:
op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij.
Voorbeeld:
Als je nu goed meedoet, kun je zeker een voldoende halen voor het SE.
Hieronder vind je nog eens dit handige filmpje. Heb je al aantekeningen gemaakt? Waarover heb jij nog vragen?
Functies van alinea's
Functies van alinea's
Hieronder vind je een opdracht bij de tekst 'Goed slapen kun je leren'.
Je maakt de opdracht en zet een screenshot van jouw antwoorden in Seesaw en Egodact.
Deze tekst kun je op papier krijgen bij je vakcoach. Je vindt de tekst ook in bijgevoegd document. In dit document vind je ook uitleg over functies van alinea's.
Dit soort begrippen en vragen kun je ook verwachten bij de leestoetsen die je dit jaar krijgt.
signaalwoorden, mening (standpunt), argument (reden), conclusie
Je kunt signaalwoorden herkennen en noemen.
Je weet wat feiten en meningen zijn .
Je weet wat argumenten (redenen) zijn en wat een conclusie is.
Signaalwoorden
Een signaalwoord geeft aan met welk verband je in een tekst (een alinea, of tussen alinea's) te maken hebt.
Feit
Een feit is een uitspraak die controleerbaar is. Het is waar of niet waar. Bijvoorbeeld:
'De helft van veertienjarigen krijgt vijftig euro kleedgeld per maand'. Je kunt dit controleren, bijvoorbeeld bij het NIBUD of een andere instantie.
Mening
Een mening is een standpunt, je kunt het er mee eens of oneens zijn. Bijvoorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen.'
Argument
Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt. Feitelijke argumenten zijn sterker dan argumenten die niet controleerbaar zijn. Voorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren ze goed met geld omgaan (argument).
Conclusie
In een conclusie vat je kort de belangrijkste mening en argumenten samen. Je doet dit door signaalwoorden als 'dus, concluderen, kortom, dat betekent...' te gebruiken.
Voorbeeld: 'Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren ze goed met geld omgaan.'
(Bron: Gids Nederlands, LessonUp)
Kijk ook het volgende filmpje en noteer de belangrijkste begrippen met een voorbeeld.
Opmaak (lay-out) van een tekst
Opmaak en beeld bij teksten
In video's en teksten is opmaak (de lay-out) en beeld belangrijk. De lay-out of opmaak is de manier waarop tekst en beeld op de pagina (online of op papier) staat. De opmaak bestaat uit titel, kopjes, lettergrootte, kleur en tekstkolommen. Daarnaast kunnen er ook tekeningen, schema's, kaarten, tabellen of grafieken bij horen.
Beeld kan als doel hebben om:
aandacht te trekken van de lezer
nieuwe informatie te geven
de tekst duidelijker te maken
Je kunt de functies van beelden en opmaak bij een tekst benoemen.
Je kunt bij het lezen van een tekst rekening houden met afbeeldingen en de opmaak. Je begrijpt wat dit toevoegt aan een tekst.
Het arrangement Nederlands HVX 3-kader/mavo periode 1 2022-2023 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.