Nederlands HVX 4-mavo periode 1 2022-2023

Nederlands HVX 4-mavo periode 1 2022-2023

Introductie

Welkom in je examenjaar!

Je vakcoach voor Nederlands is dit jaar mevrouw Hoogendoorn (HGD). Hieronder kun je lezen wat we in de eerste periode gaan doen.

Voor Nederlands ga je in 4-mavo in de komende periode werken aan verschillende vaardigheden. Tot de herfstvakantie werken we vooral aan Lezen, Fictie (verhalen met verwerkingsopdrachten) en Presenteren. Ook lees je weer een leesboek voor je leeslijst. In periode 2 krijg je een mondeling SE over 6 gelezen boeken (uit jaar 3 en jaar 4). Daarover vertel ik je later meer! Let op: er zijn speciale 'LeesBloX'. 

In periode 1 heb je een SE presentatie over je profielwerkstuk. Je gebruikt hier dus de informatie uit je profiewerkstuk voor en daarnaast maak je een mediadossier. Je krijgt hier dus een cijfer voor Nederlands voor. 4-mavo presenteert dit ook nog een keer in periode 2, voor een apart profielwerkstukcijfer.

We werken met de digitale methode PLOT26, die je via de ELO (Magister) vindt. In de BloX maken we daarmee een gezamenlijke start.

Daarnaast oefen je ook wel eens in LessonUp, tijdens een bloX. Deze lessen kun je altijd later nog terugkijken.

Doe actief mee met de bloX, dan ben je zeker goed voorbereid op de toetsen die komen gaan.

Nog een paar laatste tips:

  • Het is aan te raden veel verschillende teksten te lezen. Dit helpt je bij je examen én je kunt wat je leest gebruiken voor je mediadossier. Daarin verzamel je namelijk verschillende teksten met opdrachten die je door het jaar heen maakt.
  • Theorie/Herhaling: In PLOT26 vind je alle theorie.
  • Ook moet je flink blijven doorlezen in je leesboeken: in de eerste SE-week laat je weer een mindmap bij je boek zien! Dit heb je nodig als voorbereiding bij je SE2. Het lezen doen we vaak samen, voor wie dat fijn vindt. Voor meer over het lezen, zie Lezen voor je lijst

 

Als je het weekschema volgt en actief meedoet, ben je goed voorbereid om deze periode met succes af te sluiten en dan ben je ook weer een stapje dichter bij het centraal examen.

 

 

Routeplanner

 

Deze routeplanner laat zien wat je per week moet leren en maken, om goed op schema te blijven. In de BloX krijg je uitleg, kun je vragen stellen en je werkt samen met klasgenoten en de vakcoach aan opdrachten.

Reken voor Nederlands 4-6 uur werk per week. Dit is werk tijdens de blox en (t)huiswerk.

Houd de i-informatie in CUP in de gaten, want daarin staat wat we in de blox gaan doen. 

SE 1 Presenteren

Mediadossier

Je geeft een presentatie over het beroep dat jij later wilt gaan uitoefenen. Je wilt natuurlijk genoeg kunnen vertellen tijdens je presentatie. Je legt daarom een mediadossier aan.

Je mediadossier bestaat uit twee delen:

1. Je profielwerkstuk

    Je profielwerkstuk maak je onder begeleiding van een coach. Volg hierbij de stappen uit de handleiding 'Profielwerkstuk'. De informatie die je verzamelt gebruik je voor je presentatie.

2. 3 artikelen die gaan over het beroep waarover jij je PWS schrijft.

    Je zoekt drie nieuwsartikelen die gaan over het beroep dat je in je PWS beschrijft. Het is vast weleens in het nieuws geweest! Je mag ook twee artikelen en één filmpje gebruiken.

Tijdens de lessen wordt er ook tijd vrijgemaakt om te zoeken in kranten en tijdschriften. Schrijf je dus zeker voor die blox in.

 

Inleveren:

Maak een tegel in Egodact. Noem deze tegel 'Nederlands SE1 PWS/ Mediadossier'. Lever je PWS in onder het kopje 'eindopdrachten' en lever de artikelen in onder het kopje 'bronnen'.

Stuur mij (HGD) een bericht als alles is ingeleverd. Doe dit uiterlijk een week voor je presentatie, zodat ik het kan goedkeuren en jij zeker weet dat je de juiste bronnen hebt.

 

De presentatie (inhoud en eisen)

Hieronder staat de PowerPoint die ik in de blox bespreek/besproken heb. Daarin lees je terug hoe je presentatie eruit moet zien.

Ook vind je hieronder de rubric waarin staat waarop je wordt beoordeeld en een korte checklist die je kan gebruiken als je je presentatie maakt. 

Boekopdracht MINDMAP

Boekopdracht Mindmap

Daarnaast lees je verder in je boek. Om te onthouden wat je hebt gelezen, maak je een mindmap bij je gelezen boek. Hiervoor hoeft je boek nog niet helemaal uit te zijn. De mindmap mag je digitaal maken of op papier.

Hoe je dit doet, vind je in het bijgevoegde document. Je vindt daar ook voorbeeldvragen die kunnen terugkomen in het mondeling over je boeken in periode 2. Doe er je voordeel mee!

Theorie Leesvaardigheid

De begrippen die aan bod komen bij leesvaardigheid dit jaar, worden hieronder nog eens uitgelegd. In PLOT26 vind je veel begrippen terug via de Toolbox. Dus weet je even niet wat signaalwoorden zijn? Kijk dan zeker in de Toolbox!

 

Geheugen opfrissen: extra theorie

Een paar belangrijke begrippen: 

Hoofdzaken en hoofdgedachte van de tekst
kernzinnen van alinea's

verschil hoofdzaken en bijzaken

herkennen van hoofdzaken

tekstdoel en publiek

Verbanden en signaalwoorden (1):

Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen.

Opbouw van een tekst

Herhaling

Onderstaande zaken en begrippen heb je al eens geoefend via bijvoorbeeld BloX, LessonUp en Spark/Studyflow. Hieronder worden ze nog eens kort uitgelegd. Bekijk ook de filmpjes en maak aantekeningen. Kijken, luisteren én lezen helpt!

Hoofdzaken, bijzaken en hoofdgedachte van de tekst
Een tekst heeft belangrijke zaken en minder belangrijke. De belangrijke noemen we hoofdzaken.  Tussenkopjes en vetgedrukte woorden wijzen je ook vaak op de hoofdzaken. 

Een hoofdgedachte is eigenlijk een soort mini-samenvatting van een tekst, in een zin. Je ontdekt die door goed te kijken naar de inleiding, het slot en de kernzinnen van alinea's (die staan meestal vooraan, soms als laatste). Een kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Soms vind je geen duidelijke kernzin. Die moet je dan zelf maken door het belangrijkste woord, het kernwoord, in een eigen zin te zetten.

Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, bijvoorbeeld in de inleiding of in een slot. Vaker moet je 'm zelf formuleren. Dit doe je door de belangrijkste boodschap van de tekst in een zin op te schrijven. Om de hoofdgedachte te vinden, stel je de volgende vraag: 

Wat is het belangrijkste wat in deze tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Alle andere zaken die buiten de hoofdzaak worden verteld, noemen we bijzaken. Je laat die bijzaken weg in een samenvatting.

 

Tekstdoel en publiek

Een tekstdoel is datgene wat de schrijver met zijn/haar stuk wil bereiken. Dat kan zijn:

  • instrueren (uitleggen), 
  • adviseren
  • informeren 
  • overhalen (activeren, aanzetten om iets te doen)

Verbanden en signaalwoorden (1):

Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen. 

Bekijk hiervoor zeker het volgende filmpje: 

Herhaling: inleiding, middenstuk, slot
Een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. De inleiding zorgt ervoor dat je als lezer verder wilt lezen. In het middenstuk staan de deelonderwerpen. Dat zijn de verschillende aspecten van het onderwerp, bijvoorbeeld: 'aula' of 'lestijden' bij het onderwerp 'school'. ​

 

Functie van de inleiding, middenstuk en slot

De inleiding vertelt op een boeiende manier waar de tekst eigenlijk over gaat. Naast het onderwerp, kan bijvoorbeeld de aanleiding van het schrijven worden genoemd.

Hieronder volgen verschillende zaken die in een inleiding kunnen staan (niet allemaal tegelijk, soms wel meer dan één):

  • voorbeelden
  • anekdote (kort verhaaltje)
  • belangrijke vraag
  • mening over het onderwerp
  • hoofdgedachte van de tekst
  • een expert (deskundige) over het onderwerp wordt geïntroduceerd
  • korte samenvatting

In het middenstuk (kern) vind je meestal meerdere alinea's. Elke alinea vertelt iets nieuws over het onderwerp. Elke alinea kan een tussenkopje hebben. Zo'n kopje staat er heel vaak niet!

 

Het slot is de afronding van de tekst. Hierin vind je bijvoorbeeld:

  • hoofdgedachte
  • advies
  • conclusie
  • korte samenvatting
  • toekomstverwachting
  • antwoord op een vraag uit de inleiding

    Bekijk ook onderstaande filmpjes en maak aantekeningen voor jezelf.

 

Signaalwoorden

In teksten vind je signaalwoorden, die ervoor zorgen dat je de tekst sneller begrijpt. 

Verbanden en signaalwoorden (2):

tijdsvolgorde (chronologisch), oorzaak-gevolg en voorwaarde.

Signaalwoorden die een verband in de tijd aangeven, zijn onder meer:

Eerst, nadat, vervolgens, daarna, etc.

Signaalwoorden die oorzaak-gevolg aangeven (oorzakelijk verband), zijn bijvoorbeeld:

daardoor, doordat, hierdoor, waardoor, zodat, etc.

Voorbeeld:

De afgelopen maand heb ik te weinig aandacht besteed aan Nederlands. ( = oorzaak)

Hierdoor ben ik de signaalwoorden en hun verbanden een beetje vergeten. ( = gevolg)

Signaalwoorden die een voorwaarde aangeven (voorwaardelijk verband), zijn bijvoorbeeld:

op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij.

Voorbeeld:

Als je nu goed meedoet, kun je zeker een voldoende halen voor het SE.

Hieronder vind je nog eens dit handige filmpje. Heb je al aantekeningen gemaakt? Waarover heb jij nog vragen?

Functies van alinea's

Functies van alinea's

Hieronder vind je een opdracht bij de tekst 'Goed slapen kun je leren'.
Je maakt de opdracht en zet een screenshot van jouw antwoorden in Seesaw en Egodact.

Deze tekst kun je op papier krijgen bij je vakcoach. Je vindt de tekst ook in bijgevoegd document. In dit document vind je ook uitleg over functies van alinea's.

Dit soort begrippen en vragen kun je ook verwachten bij de leestoetsen die je dit jaar krijgt.

 

Psst.... Nog leestips nodig? Zie: Leestips en leuke boeken voor je mondeling!

 

 

Mening, argument en conclusie

Mening, argument en conclusie:

signaalwoorden, mening (standpunt), argument (reden), conclusie

 

Je kunt signaalwoorden herkennen en noemen. 

Je weet wat feiten en meningen zijn . 

Je weet wat argumenten (redenen) zijn en wat een conclusie is. 

Signaalwoorden

Een signaalwoord geeft aan met welk verband je in een tekst (een alinea, of tussen alinea's) te maken hebt. 

Feit

Een feit is een uitspraak die controleerbaar is. Het is waar of niet waar. Bijvoorbeeld: 

'De helft van veertienjarigen krijgt vijftig euro kleedgeld per maand'. Je kunt dit controleren, bijvoorbeeld bij het NIBUD of een andere instantie.

Mening

Een mening is een standpunt, je kunt het er mee eens of oneens zijn. Bijvoorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen.' 

Argument

Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt. Feitelijke argumenten zijn sterker dan argumenten die niet controleerbaar zijn. Voorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren ze goed met geld omgaan (argument). 

Conclusie

In een conclusie vat je kort de belangrijkste mening en argumenten samen. Je doet dit door signaalwoorden als 'dus, concluderen, kortom, dat betekent...' te gebruiken. 

Voorbeeld: 'Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren ze goed met geld omgaan.'

(Bron: Gids Nederlands, LessonUp)
 

Kijk ook het volgende filmpje en noteer de belangrijkste begrippen met een voorbeeld. 

Opmaak (lay-out) van een tekst

Opmaak en beeld bij teksten

In video's en teksten is opmaak (de lay-out) en beeld belangrijk. De lay-out of opmaak is de manier waarop tekst en beeld op de pagina (online of op papier) staat. De opmaak bestaat uit titel, kopjes, lettergrootte, kleur en tekstkolommen. Daarnaast kunnen er ook tekeningen, schema's, kaarten, tabellen of grafieken bij horen.

Beeld kan als doel hebben om:

  • aandacht te trekken van de lezer
  • nieuwe informatie te geven
  • de tekst duidelijker te maken

Je kunt de functies van beelden en opmaak bij een tekst benoemen.

Je kunt bij het lezen van een tekst rekening houden met afbeeldingen en de opmaak. Je begrijpt wat dit toevoegt aan een tekst.

 

  • Het arrangement Nederlands HVX 4-mavo periode 1 2022-2023 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-10-03 12:11:44
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    planning periode 1 + SE 1 en theorie leesvaardigheid
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Herbert Vissers eXplore. (2021).

    Nederlands HVX 4-kader/mavo periode 1

    https://maken.wikiwijs.nl/179073/Nederlands_HVX_4_kader_mavo_periode_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.