Nederlands HVX 3-kader/mavo Lezen periode 2

Nederlands HVX 3-kader/mavo Lezen periode 2

Nederlands Periode 2 3KM 2022-2023

Introductie

 

Een overzicht van de begrippen die je moet kunnen toepassen, volgt verderop in wikiwijs.

  • Theorie/Herhaling: In PLOT26 vind je alle theorie. In deze quest vind je ook theorie op een rijtje.
  • Je leest in deze periode boek 2 en maakt hier weer een mindmap bij. Dit kan ook tijdens de Leesblox. Voor meer over het lezen, zie Lezen voor je lijst

 

Als je het weekschema volgt en actief meedoet, ben je goed voorbereid om deze periode goed af te sluiten.

 

 

Routeplanner

 

 

 

Planning periode 2                                                 3-kader en 3-mavo HVX   2022-2023

Zet een afbeelding van je boek (titel en auteur zichtbaar!) in Seesaw/Egodact en vul de tegel Leesdossier boek 2 in. Laat je boek altijd eerst goedkeuren door je vakcoach!

Je werkt aan leesvaardigheid (grondig en kritisch lezen) in PLOT26. Maak daarvoor een tegel aan: Nederlands periode 2 Lezen 5.

 

Week/data

Te doen/te leren:

Hoe laat je jouw leren zien?(o.a. Seesaw/Egodact)

24-28 oktober

Kies je leesboek 2 en laat deze goedkeuren door de vakcoach.

Maak een leesplan! (hoeveel bladzijdes per week?)

 

Plot26: Lezen 5
Maak Les 1: De toolboxenrace (herhaling theorie lezen), opdracht 1 en 2. Dit kan tijdens de BloX.

Houd je logboek bij (Wanneer en wat lees je? Wat vind je tot nu toe?). Maak aantekeningen voor je mindmap 2.

 

PLOT26: Zet opdracht 2, je reflectie in Egodact. (Dit is blz. 34 in het werkboek).

 

Werk je vooral digitaal? Maak dan een screenshot voor je logboek (Egodact).
Werk je vooral in je schrift en werkboek? Zet dan een foto van je werk in je logboek (Egodact).

31 oktober-4 november

 

Lees verder in je leesboek.

Plot26: Lezen 5

Maak les 2 Van lui zijn kun je slim worden!

 

En maak les 3 Wat vind ik hiervan?

(teksten beoordelen op inhoud)

Opdracht 4 mag je overslaan.  

PLOT26: Zet in Egodact: les 3, opdracht 3, reflectie in Egodact (blz. 36 in het werkboek) en opdracht 5, reflectie (blz. 39 in het werkboek)

 

 

7-11 november

LET OP: SE-/toetsweek

HVC 3-9 november

Lees verder in je leesboek.

Plot26: Lezen 5

Maak les 4: Klopt dit wel?

(tekst beoordelen op betrouwbaarheid)

Maak les 5: De uitdaging

opdr. 2 en 4: keuzeopdracht (die past bij jouw leesuitdaging!)

 

Zet in Egodact:

les 4, opdracht 6: linkjes van satirische teksten of filmpjes, met daarbij jouw uitleg over satire (blz. 43 werkboek),

 

les 5: opdracht 5 en 6.1 en ‘Werken met woorden’. Laat je uitwerking zien in het logboek.

 

14-18 november

Lees verder in je leesboek.

Plot26: Lezen 5

 

21-25 november

Lees verder in je leesboek.

 

Plot26: Lezen 5: bekijk op Toetsvoorbereiding (werkboek, pagina 47) wat je moet kennen, kunnen voor de leestoets. Lees de Toolboxen door die jij nodig hebt!

Maak een opzet van je mindmap.

 

Zet jouw toetsvoorbereiding in het logboek: welke Toolboxen ga jij zeker goed bestuderen? Waarom juist die?

28 november-

2 december

Lees verder in je leesboek.

Formatieve leestoets!

Voorbereiding: zie blz. 47, werkboek:

Wat moet je kennen/kunnen?

Bestudeer de toolboxen!

Plot26: ONLINE:

oefen met werkwoordspelling op niveau. App werkwoordspelling

Lezen extra: overleg met je vakcoach wat jij gaat oefenen.

In deze week maak je een leestoets om te kijken waar jij staat.

Lees je boek verder/uit en werk aan je mindmap.

Houd in je logboek bij wat jij doet aan het oefenen van Lezen!

5-9 december

Lees verder in je leesboek.

Plot26: ONLINE: oefen in de App spelling en App werkwoordspelling

Lezen extra: overleg met je vakcoach wat jij gaat oefenen.

Zet je mindmap boek 2 uiterlijk Deadline dinsdag in Seesaw/Egodact.

12-16 december

START TOETSWEEK 15 DECEMBER.

 

Er is nog GEEN SE voor Nederlands in deze periode.

19-23 december

 

Deadline dinsdag 20 december

TOETSWEEK + Activiteitendag (donderdag) + Kerstviering (vrijdag)

 

Zet je mindmap boek 2 uiterlijk op Deadline dinsdag in Seesaw/Egodact. Stuur je vakcoach dan een berichtje in Teams.

 

Theorie leesvaardigheid

De begrippen die aan bod komen bij leesvaardigheid dit jaar, worden hieronder nog eens uitgelegd. In PLOT26 vind je veel begrippen terug via de Toolbox. Dus weet je even niet wat signaalwoorden zijn? Kijk dan zeker in de Toolbox!

 

Geheugen opfrissen:

 

Hoofdzaken en hoofdgedachte van de tekst
kernzinnen van alinea's

verschil hoofdzaken en bijzaken

herkennen van hoofdzaken

tekstdoel en publiek

Verbanden en signaalwoorden (1):

Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen.

Opbouw van een tekst

Herhaling

Onderstaande zaken en begrippen heb je al eens geoefend via bijvoorbeeld BloX, LessonUp en Spark/Studyflow. Hieronder worden ze nog eens kort uitgelegd. Bekijk ook de filmpjes en maak aantekeningen. Kijken, luisteren én lezen helpt!

Hoofdzaken, bijzaken en hoofdgedachte van de tekst
Een tekst heeft belangrijke zaken en minder belangrijke. De belangrijke noemen we hoofdzaken.  Tussenkopjes en vetgedrukte woorden wijzen je ook vaak op de hoofdzaken. 

Een hoofdgedachte is eigenlijk een soort mini-samenvatting van een tekst, in een zin. Je ontdekt die door goed te kijken naar de inleiding, het slot en de kernzinnen van alinea's (die staan meestal vooraan, soms als laatste). Een kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Soms vind je geen duidelijke kernzin. Die moet je dan zelf maken door het belangrijkste woord, het kernwoord, in een eigen zin te zetten.

Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de tekst, bijvoorbeeld in de inleiding of in een slot. Vaker moet je 'm zelf formuleren. Dit doe je door de belangrijkste boodschap van de tekst in een zin op te schrijven. Om de hoofdgedachte te vinden, stel je de volgende vraag: 

Wat is het belangrijkste wat in deze tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Alle andere zaken die buiten de hoofdzaak worden verteld, noemen we bijzaken. Je laat die bijzaken weg in een samenvatting.

 

Tekstdoel en publiek

Een tekstdoel is datgene wat de schrijver met zijn/haar stuk wil bereiken. Dat kan zijn:

  • instrueren (uitleggen), 
  • adviseren
  • informeren 
  • overhalen (activeren, aanzetten om iets te doen)

Verbanden en signaalwoorden (1):

Je kunt met behulp van signaalwoorden opsommingen, tegenstellingen en voorbeelden in een tekst herkennen en begrijpen. 

Bekijk hiervoor zeker het volgende filmpje: 

Herhaling: inleiding, middenstuk, slot
Een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot. De inleiding zorgt ervoor dat je als lezer verder wilt lezen. In het middenstuk staan de deelonderwerpen. Dat zijn de verschillende aspecten van het onderwerp, bijvoorbeeld: 'aula' of 'lestijden' bij het onderwerp 'school'. ​

 

Functie van de inleiding, middenstuk en slot

De inleiding vertelt op een boeiende manier waar de tekst eigenlijk over gaat. Naast het onderwerp, kan bijvoorbeeld de aanleiding van het schrijven worden genoemd.

Hieronder volgen verschillende zaken die in een inleiding kunnen staan (niet allemaal tegelijk, soms wel meer dan één):

  • voorbeelden
  • anekdote (kort verhaaltje)
  • belangrijke vraag
  • mening over het onderwerp
  • hoofdgedachte van de tekst
  • een expert (deskundige) over het onderwerp wordt geïntroduceerd
  • korte samenvatting

In het middenstuk (kern) vind je meestal meerdere alinea's. Elke alinea vertelt iets nieuws over het onderwerp. Elke alinea kan een tussenkopje hebben. Zo'n kopje staat er heel vaak niet!

 

Het slot is de afronding van de tekst. Hierin vind je bijvoorbeeld:

  • hoofdgedachte
  • advies
  • conclusie
  • korte samenvatting
  • toekomstverwachting
  • antwoord op een vraag uit de inleiding

    Bekijk ook onderstaande filmpjes en maak aantekeningen voor jezelf.

 

Signaalwoorden

In teksten vind je signaalwoorden, die ervoor zorgen dat je de tekst sneller begrijpt. 

Verbanden en signaalwoorden (2):

tijdsvolgorde (chronologisch), oorzaak-gevolg en voorwaarde.

Signaalwoorden die een verband in de tijd aangeven, zijn onder meer:

Eerst, nadat, vervolgens, daarna, etc.

Signaalwoorden die oorzaak-gevolg aangeven (oorzakelijk verband), zijn bijvoorbeeld:

daardoor, doordat, hierdoor, waardoor, zodat, etc.

Voorbeeld:

De afgelopen maand heb ik te weinig aandacht besteed aan Nederlands. ( = oorzaak)

Hierdoor ben ik de signaalwoorden en hun verbanden een beetje vergeten. ( = gevolg)

Signaalwoorden die een voorwaarde aangeven (voorwaardelijk verband), zijn bijvoorbeeld:

op voorwaarde dat, mits, als, indien, tenzij.

Voorbeeld:

Als je nu goed meedoet, kun je zeker een voldoende halen voor het SE.

Hieronder vind je nog eens dit handige filmpje. Heb je al aantekeningen gemaakt? Waarover heb jij nog vragen?

Functies van alinea's

Functies van alinea's

Hieronder vind je een opdracht bij de tekst 'Goed slapen kun je leren'.
Je maakt de opdracht en zet een screenshot van jouw antwoorden in Seesaw en Egodact.

Deze tekst kun je op papier krijgen bij je vakcoach. Je vindt de tekst ook in bijgevoegd document. In dit document vind je ook uitleg over functies van alinea's.

Dit soort begrippen en vragen kun je ook verwachten bij de leestoetsen die je dit jaar krijgt.

 

Psst.... Nog leestips nodig? Zie: Leestips en leuke boeken voor je mondeling!

 

 

Mening, argument en conclusie

Mening, argument en conclusie:

signaalwoorden, mening (standpunt), argument (reden), conclusie

 

Je kunt signaalwoorden herkennen en noemen. 

Je weet wat feiten en meningen zijn . 

Je weet wat argumenten (redenen) zijn en wat een conclusie is. 

Signaalwoorden

Een signaalwoord geeft aan met welk verband je in een tekst (een alinea, of tussen alinea's) te maken hebt. 

Feit

Een feit is een uitspraak die controleerbaar is. Het is waar of niet waar. Bijvoorbeeld: 

'De helft van veertienjarigen krijgt vijftig euro kleedgeld per maand'. Je kunt dit controleren, bijvoorbeeld bij het NIBUD of een andere instantie.

Mening

Een mening is een standpunt, je kunt het er mee eens of oneens zijn. Bijvoorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen.' 

Argument

Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt. Feitelijke argumenten zijn sterker dan argumenten die niet controleerbaar zijn. Voorbeeld: 'Ik vind het prima dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren ze goed met geld omgaan (argument). 

Conclusie

In een conclusie vat je kort de belangrijkste mening en argumenten samen. Je doet dit door signaalwoorden als 'dus, concluderen, kortom, dat betekent...' te gebruiken. 

Voorbeeld: 'Het is dus goed dat jongeren kleedgeld krijgen, want dan leren ze goed met geld omgaan.'

(Bron: Gids Nederlands, LessonUp)
 

Kijk ook het volgende filmpje en noteer de belangrijkste begrippen met een voorbeeld. 

Opmaak (lay-out) van een tekst

Opmaak en beeld bij teksten

In video's en teksten is opmaak (de lay-out) en beeld belangrijk. De lay-out of opmaak is de manier waarop tekst en beeld op de pagina (online of op papier) staat. De opmaak bestaat uit titel, kopjes, lettergrootte, kleur en tekstkolommen. Daarnaast kunnen er ook tekeningen, schema's, kaarten, tabellen of grafieken bij horen.

Beeld kan als doel hebben om:

  • aandacht te trekken van de lezer
  • nieuwe informatie te geven
  • de tekst duidelijker te maken

Je kunt de functies van beelden en opmaak bij een tekst benoemen.

Je kunt bij het lezen van een tekst rekening houden met afbeeldingen en de opmaak. Je begrijpt wat dit toevoegt aan een tekst.

 

Boekopdracht Mindmap

Boekopdracht Mindmap

Om te onthouden wat je hebt gelezen, maak je een mindmap bij je gelezen boek. Het handigst is als je je mindmap op papier maakt op A3-formaat (later vergroten mag ook). Gebruik niet alleen steekwoorden, maar ook kleuren, plaatjes en iconen. Voorbeelden heb je in de blox gezien. In de leesblox kun je eraan werken en vragen stellen. 

Check het bijgevoegde document voor alle begrippen die je moet behandelen op je mindmap. Je vindt daar ook voorbeeldvragen die kunnen terugkomen in het mondeling over je boeken in jaar 4. Doe er je voordeel mee!

  • Het arrangement Nederlands HVX 3-kader/mavo Lezen periode 2 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-10-10 10:55:28
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    planning periode 2
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Herbert Vissers eXplore. (2021).

    Nederlands HVX 3-kader/mavo periode 1

    https://maken.wikiwijs.nl/179016/Nederlands_HVX_3_kader_mavo_periode_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.