Vanuit hoger geleden gebieden stroomt het water door ons laagland naar zee. Rivieren met hun brede, bochtige waterlopen, lage oevers, dijken en aan weerszijden weiden en akkers vormen een belangrijk en kenmerkend onderdeel van ons landschap.
Welke kenmerken hebben rivieren en hoe houden we die waterstromen in bedwang?
In deze opdracht leer je er meer over.
Wat ga je leren?
Hoofdvraag
Hoe zijn onze rivieren het best te beschrijven?
Deelvragen
Waar komt het water dat door onze rivieren stroomt vandaan?
Wat zijn de kenmerken van het Nederlandse rivierlandschap en wat is de verklaring daarvan?
Wat zijn de verschillen tussen de oorsprong en de monding van een rivier en hoe is dat te herkennen?
Je leert over het stroomgebied en het stroomstelsel van de rivier de Rijn. Je bekijkt een video en beantwoordt vragen.
Stap 2
Je leert begrippen zoals debiet, piekafvoer en vertragingstijd. Alle hebben te maken met het hoog- en/of laagwater in het stroomgebied van een rivier. Bekijk de grafieken en beantwoord er vragen over.
Stap 3
Wat is de bovenloop, middenloop, benedenloop van een rivier en wat zijn de kenmerken van het omliggende landschap? Je leest er hier meer over, bekijkt video's en beantwoordt vragen.
Stap 4
Hoe een benedenloop van een rivier eruitziet, lees en zie je hier. Je bekijkt een video en een dwarsdoorsnede van de oevers van een rivier en beantwoordt vragen.
Afronding
Samenvattend
Maak een begrippenlijst. Vergelijk je omschrijvingen met een klasgenoot.
Eindopdracht A
Maak de eindtoets.
Examenvragen
Oefen met de eindexamenvragen.
Terugkijken
Kijk terug op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht staat een belasting van ongeveer 3 SLU.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In de volgende video leer je wat stroomgebieden en waterscheidingen zijn.
Als je in de Bosatlas of Alcarta zoekt naar een kaart van stroomgebieden van internationale rivieren, zie je dat de Rijn ontspringt in Zwitserland en via Duitsland naar Nederland loopt. Als je de Rijn afvaart, zie je onderweg af en toe een zijrivier, een beek of een sloot waar water de Rijn instroomt. Dat water is onder meer als neerslag in deze beken, zijrivieren en sloten terechtgekomen.
Water krijgt de Rijn ook van smeltende sneeuw en gletsjers. De Rijn en alle zijrivieren, beken en sloten in het stroomgebied vormen samen het stroomstelsel van de Rijn en de Rijn zelf is de hoofdrivier van het stroomgebied.
Op de kaart zie je ook andere stroomgebieden, namelijk die van de Maas die in Frankrijk ontspringt en door België naar Nederland loopt, van de Schelde die eveneens in Frankrijk ontspringt en via België naar Nederland loopt en van de Eems die in Duitsland ontspringt. Deze stroomgebieden zijn kleiner dan die van de Rijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Nijmegen ligt aan de Waal. Tussen deze stad en de rivier ligt een kade. Meestal kun je overal op de kade lopen zonder natte voeten te krijgen. Dan staat het water van de rivier enkele meters lager dan de rand van de kade. Maar af en toe staat het water in de Waal zó hoog dat een deel van de kade overstroomt.
Hoe hoog of laag het water in de Waal staat, hangt ervan af hoeveel water deze rivier afvoert. De hoeveelheid water die een rivier afvoert, heet debiet. Debiet wordt gemeten in kubieke meter water per seconde (m3/s).
Bij hoogwater is het debiet groot, bij laagwater is het debiet juist laag. Als het debiet het hoogst is, spreekt men van piekafvoer van de rivier.
Gedurende het jaar varieert het debiet van de Waal, de Rijn, de IJssel en de Schelde. ’s Winters is hun debiet in de regel hoog want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt er weinig voor het de rivieren bereikt.
In de zomer is hun debiet meestal laag want van het regenwater dat in het stroomgebied valt, verdampt een groot deel voor het de rivieren bereikt. Het verschil tussen het hoogste debiet (de piekafvoer) en het laagste debiet in een rivier gedurende het jaar heet het regiem van de rivier.
Water van neerslag in het stroomgebied van een rivier, heeft tijd nodig om de rivier te bereiken. Die tijd is de vertragingstijd. Die is kort als het water op een harde bodem valt waarin het niet weg kan zakken. De vertragingstijd is lang als het water op een zachte bodem valt, daarin wegzakt en via de bodem uiteindelijk de hoofdrivier bereikt.
Kijk naar deze twee grafieken en beantwoord de vragen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Naast de hoeveelheid water die de rivier vervoert, is ook de snelheid waarmee dat gebeurt van belang. Water stroomt van hoog naar laag en zoekt altijd het laagste punt op. Hoe groter het hoogteverschil in de loop van de rivier, hoe sneller het water stroomt. Hoogteverschillen worden in twee begrippen uitgedrukt:
Verval: dat is het hoogteverschil in meters tussen twee punten in een rivier.
Verhang: dat is het hoogteverschil tussen twee punten in een rivier gedeeld door de afstand.
Het verhang wordt gemeten in meters hoogteverschil per kilometer.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In Nederland stromen de rivieren traag door het landschap, maken ze vele bochten en zijn ze tamelijk breed. Zien de Rijn en de Maas er net zo uit als je vanaf de Nederlandse grens deze rivieren stroomopwaarts vaart? Allerminst. Je merkt na verloop van tijd dat het landschap aan weerszijden van de rivier er anders uit gaat zien. Het verhang wordt groter en dus ook de stroomsnelheid. Het wordt veroorzaakt door een ander landschap.
Bekijk de video over het stroomgebied van een rivier. Je krijgt daarin niet alleen uitleg over de stroomsnelheid maar ook over de hoogteverschillen in een rivier.
In de benedenloop meandert de rivier. Hoe dat gaat, zie je in de volgende video.
Bekijk de video: van begin tot 0:46 minuten “…van wel twee kilometer breed ontstaan.”
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Voordat mensen dijken langs rivieren aanlegden, lag aan beide kanten van een rivier een oeverwal en lagen achter de oeverwal komgronden. Oeverwallen en komgronden ontstaan door afzetting van materialen tijdens overstromingen. Die overstromingen vonden vooral ’s winters plaats tijdens de piekafvoer van de rivier.
Tijdens een overstroming voert het water dat over de oever stroomt zand en klei met zich mee. De grootste deeltjes zand en klei zakken het snelst naar de bodem van het overstroomde gebied en blijven het dichtst bij de rivier liggen. Die vormen na verloop van tijd, en na vele overstromingen, een hoogte die oeverwal wordt genoemd. Oeverwallen blijven tijdens overstromingen meestal boven het rivierwater uitsteken. Alleen als het water extreem hoog kwam te staan, verdween ook de oeverwal onder water.
Lichtere kleideeltjes worden door het water verder van de rivier afgevoerd en zakken achter de oeverwal naar de bodem. Op die manier blijft na elke overstroming een dun laagje klei achter.
De plekken waar deze klei wordt afgezet, zijn lager dan de oeverwal en worden komgronden genoemd.
Hoe de dwarsdoorsnede van een bedijkte rivier er nu uitziet, wordt uitgelegd in het volgende videofragment.
Kijk de video: van 2.00 min. tot einde.
Oefening: De benedenloop van rivieren, een profielschets
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond.
Maak bij het beantwoorden ook gebruik van dat wat je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.
Lees de Introductie van de opdracht nog eens door.
Geeft de introductie voldoende weer waar deze opdracht over gaat?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de hoofdvraag en deelvragen nog eens door.
Kun je toelichten wat de boven-, midden- en benedenloop van een rivier is en het omliggende landschap omschrijven?
Hoe ging het?
Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3 SLU.
Heb je de opdracht binnen dit aantal uren kunnen doen?
Inhoud
In de opdracht volg je ook het stroomgebied van de Rijn en Maas.
Waren er zaken die je opvallend vond, bijvoorbeeld over het verhang, regiem of debiet?
Licht je antwoord toe.
Samenvattend
Was het eenvoudig om de genoemde begrippen te omschrijven?
Heb je de omschrijvingen met je klasgenoot vergeleken?
Eindopdracht
Heb je de toets goed gemaakt, ben je tevreden met je score?
Examenvragen
Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
Het arrangement Rivieren in Nederland - v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Rivieren in Nederland
Waar komt al dat rivierwater vandaan?
Hoog- en laagwater
Hoogteverschillen en stroomsnelheid
Bovenloop, middenloop, benedenloop
De benedenloop van rivieren, een profielschets
Rivieren in Nederland
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.