Grammatica

Grammatica

Introductie

Welkom iedereen! 

Op deze pagina vind je alle uitleg over verschillende grammatica onderdelen. 

 

De grammatica onderdelen: 

- Present Simple 

- Past Simple 

- Present Perfect 

- Future tense 

- Passive 

- Modal verbs 

- Pronouns

- Adjectives & Adverbs 

Uitleg

Present Simple

uitleg

 

De present simple is de basis van het vormen van Engelse zinnen.

Deze vorm gebruiken we bij zinnen over gewoonten, regelmaten en feiten.

Een voorbeeld van gewoonten is bijvoorbeeld nagels bijten.
I bite my finger nails = ik bijt mijn vinger nagels.



Bite is een werkwoord. Aan het werkwoord zien in welke tijd de zin staat.
Bite is de stam. We gebruiken alleen de stam in de present simple.

Andere voorbeelden zijn
We go to school every monday. = Wij gaan iedere maandag naar school. (regelmaat)
You are twelve years old. = Jij bent 12 jaar oud. (feit)

Deze vorm kan je onthouden aan het woord 'simple', dat betekend simpel. Het is simpel want je hebt maar 1 werkwoord en dat is alleen de stam.

Er is hiernaast nog één ding dat je moet weten over de Present Simple.
bij hij, zij en het (he, she and it) krijgt de stam +s. = Dit is de Shit-rule.

dus
I bite = He bites.
I bite = Mike bites.
(He en Mike zijn hetzelfde)

Let op: Mike is een hij, dus dan krijgt het werkwoord ook +s.

I fall = It falls.
I fall = The pen falls.

Net als bij Mike en 'he'. The pen is 'it'. Hier krijgt de stam ook +s.

 

Spelling

Spellings verandering

Sommige woorden veranderen wanneer je een s achter moet plakken.

Zoals je net al gelezen hebt krijgen de werkwoorden bij He, She en It een -s. Net als in het Nederlands zijn er een aantal uitzonderingen. Hier staan de uitzonderingen die je moet kennen.


Als een werkwoord eindigt op een -s, -ss, -sh, -ch, -x of -o plak je -es erachter.

I watch - She watches
You wash - He washes
We kiss - She kisses
They fix - He fixes
I go - It goes
We do - He does

 

Als een werkwoord eindigt op een medeklinker gevolgd door een y, verandert de y in een i en krijg je es erachter.

Fly bijvoorbeeld: voor de y heb je een medeklinker. De y veranderen we in een i en we plakken es erachter.

I fly - He flies
You study - She studies
They cry - She cries

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Past Simple

uitleg

 

 

Om met de Past Simple (verleden tijd) te beginnen moet je eerst de Present Simple (tegenwoordige tijd) begrijpen. Heb je de uitleg nog niet gelezen hierover? Neem die eerst door en lees vervolgens verder.

 

De Past Simple is in de verleden tijd gebeurd. Dat wil zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu voorbij is.

I was born in 2001. = Je bent dus geboren in 2001 en die gebeurtenis is nu al afgelopen. het is in 2001 gebeurt. Je keyword is hier 2001.

Je moet dan altijd goed op de keywords letten in de zin. Aan de keyword in de zin kan je zien of het in het verleden is gebeurd en is afgelopen. Voorbeelden van keywords voor de Past Simple zijn: yesterday, in 2001, last week, this morning.

 

Het werkwoord krijgt een andere vorm in de verleden tijd.

Heel veel werkwoorden krijgen een -ed erachter. Dit zijn de 'regelmatige' werkwoorden.

Walk wordt walked

Talk wordt talked

 

Let wel op dat bij sommige werkwoorden het laatste medeklinker dubbel is:

Step -> stepped. -> de P is dubbel in de verledentijds vorm van het werkwoord.

Werkwoorden die op een -y eindigen zullen in de verledentijds vorm niet op -yed maar -ied eindigen.

try -> tried.

 

De regelmatige werkwoorden krijgen -ed erachter, en de rest? Voor de overige werkwoorden is er een lijst gemaakt die je moet instampen en uit je hoofd moet kennen. Dit zijn de 'onregelmatige' werkwoorden.

Hier is een gedeelte van dat lijstje. De tweede rijd gebruiken we voor de Past Simple. De lijst is te vinden onder het kopje 'onregelmatige werkwoorden'.

 

En de uitzondering:

Bij het werkwoord 'to be' heb je twee vormen die je kan gebruiken met de Past Simple.

Dat zijn: was & were.

Was gebruiken we als er maar 1 hoofdpersoon/hoofdvoorwerp is. (enkelvoud)

Were gebruiken we als er meer dan 1 hoofdpersonen/hoofdvoorwerpen zijn. (meervoud)

 

I was there yesterday. (I is enkelvoud)

She was sick last week. (She is enkelvoud)

We were born in the year 2000. (We is meervoud)

They were in Dubai last year. (They is meervoud)

 

Maar let op, het is: You were sick last week.
bij You geen was, maar were.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Present Continuous

uitleg

 

Een gouden tip: Zodra je het woord 'continuous' ziet, onthoudt dat het werkwoord altijd eindigt op -ing.

Vorm

De present continous bestaat altijd uit twee werkwoorden.

Het eerste werkwoord: am of is of are.

I = am

He / she / it = is

You / We / They = are

Het tweede werkwoord: is het hoofdwerkwoord+ing.

 

Wanneer gebruiken we nou eigenlijk de Present Continuous?

We gebruiken deze vorm wanneer we het over een handeling hebben dat nu gebeurt.

They are walking.

He is watching a movie.

I am learning for my test.

---> Al deze zinnen gebeuren nu.

 

Keywords

Sommige woorden in de zin kunnen aangeven dat iets op dit moment gebeurt. Hier zijn een aantal voorbeelden:

We are swimming right now.
She is living in Belgium as we speak.
He is currently working for KLM.
I am having dinner at the moment.
Listen! The dogs are barking at someone!

Let op: Spelling!

De spelling kan veranderen bij sommige werkwoorden wanneer je +ing erachter wilt schrijven.

I am putting my phone away. -> werkwoord is 'to put' met 1 t, maar wanneer je hier +ing wilt toevoegen plak je er een extra t.

Bij have en give wordt het niet haveing of giveing. Hier halen we de e aan het einde weg voordat we de -ing eraan plakken.

I am having lunch right now.

We are giving money to poor people.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Present Perfect

uitleg

 

Tip: Aan het woord 'present' in present perfect kunnen we zien dat het iets over nu verteld. Maaaar...

De present perfect gaat over gebeurtenissen in het verleden die nu nog gaande zijn of effect hebben op nu.

Je bent naar daar verhuisd in 2010 en je leeft nog steeds daar. Het is dus in het verleden gebeurd en is nog steeds aan de gang -> Present Perfect.

 

Vorm: Have / Has + voltooid deelwoord(3de rijtje of werkwoord+ed)

Voor de Present Perfect heb je twee werkwoorden nodig. Have (I, you, we, they) of Has(he, she, it) + het voltooid deelwoord.


Het voltooid deelwoord is het derde rijtje van het onregelmatige werkwoorden lijstje
OF als het een regelmatige werkwoord is: werkwoord+ed.

Keyword: FYNE JAAS

For -> I have been living here for five years.
Yet -> I have not eaten yet.
Never -> I have never kissed someone.
Ever -> Has she ever been to Belgium?

Just -> I have just seen that movie.
Always -> I have always loved him.
Already -> I have already filled the cup.
Since -> We have not seen him since last year.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Future tense

uitleg

 

Toekomendetijd - Future tense

De toekomende tijd gebruik je om over de toekomst te praten en kun je vormen door to be going to, will, de present continuous of de present simple te gebruiken:

 

To be going to
*****************
Gebruik
De vorm to be going to gebruik je om aan te geven wat je van plan bent, of wat vast wel zal gebeuren (een voorspelling).

Vorm
Een vorm van het werkwoord to be + going to + de 1ste vorm van een werkwoord.

Voorbeelden
I am going to do my homework tonight.        
(Dat ben ik van plan, het zal dus ook vast wel gebeuren)
Look at those clouds! I think it is going to rain.                    
(Ik voorspel dat het gaat regenen, de wolken zijn het bewijs)

Will & Won’t
***************
Gebruik
Will word gebruikt om aan te geven dat iets nog gaat gebeuren. Won’t wordt gebruikt om aan te geven dat iets niet gaat gebeuren. Beide zijn dus voorspellingen.

Vorm
Will/Won’t + 1ste vorm van een werkwoord.

Voorbeelden
I will go to Africa someday.                            Ooit zal ik naar afrika gaan.
In 10 years we will / won’t be in war.               Over 10 jaar zullen we (niet) in oorlog zijn.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Alle tijden

In onderstaande uitlegvideo nog even alle tijden op een rijtje.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

The Passive

uitleg

 

In de lijdende vorm (the Passive) gaat het er niet om wie of wat iets doet, maar wat er met iemand of iets gebeurt. Als je een zin wilt maken die het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp meer centraal stelt, dan kun je een zin in de passive zetten (de lijdende vorm).

 

Hoe dit precies werkt leg ik je uit in de onderstaande video.

 

Pronouns

uitleg

 

Persoonlijke voornaamwoorden

Het volgende rijtje moet je uit je hoofd kennen, het is tenslotte erg belangrijk om te weten hoe je iemand of iets aanspreekt.

Ik

I

am Karen.

Jij / U

You

are David.

Hij

He

is my father.

Zij

She

is my sister.

Het

It

is my cat.

Wij

We

are Tim and Evie.

Jullie

You

are Joe and Kimmy.

Zij

They

are my best friends.

Let op!
I wordt altijd met een hoofdletter geschreven!!!

 

Als je het bovenstaande rijtje kent is het ook belangrijk dat je het volgende onthoud:
Voor elke persoon zijn er in het Engels twee persoonlijke voornaamwoorden. Een voor het onderwerp en een om te gebruiken als lijdend of meewerkend voorwerp.

 

Onderwerp

Lijdend en meewerkend voorwerp

Enkelvoud

I
You
He / She / It

Me
You
Him / Her / It

Meervoud

We
You
They

Us
You
Them

I gave them a kiss.
(I is het onderwerp en them het lijdend voorwerp.)

 

Bezittelijke voornaamwoorden - Possessive pronouns


Bezittelijke voornaamwoorden gebruik je om aan te geven dat iets van jou of van iemand anders is.
Voor (bijna) alle personen zijn in het Engels twee bezittelijke voornaamwoorden beschikbaar.

De eerste vorm (my, etc.) wordt bijvoeglijk gebruikt, dus voor een zelfstandig naamwoord:
This is my car.

De tweede vorm (mine, etc.) wordt zelfstandig gebruikt:
This car is mine.

 

Bijvoeglijk gebruikt

Zelfstandig gebruikt

I

My

Mine

You

Your

Yours

He

His

His

She

Her

Hers

It

Its

-

We

Our

Ours

You

Your

Yours

They

Their

Theirs

 

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Some & any

uitleg

 

‘Some’ en ‘any’ betekenen beiden iets, enkele, wat.

Welke je gebruikt, hangt af van het soort zin waar het in staat.

Heb je te maken met een bevestigende zin? Dan gebruik je some.
  I’ve got some oranges.
Heb je te maken met een ontkennende of vragende zin? Dan gebruik je any.
  I haven’t got any oranges.
  Have you got any oranges?
 
Maar:
Is het een vragende zin en wordt het antwoord ‘Ja’ verwacht, dan gebruik je some.
  Can I have some water, please?
Is het een aanbod of verzoek? Ook dan gebruik je some.
  Would you like some tea?

Vragende zinnen
Een vragende zin is een zin in de vorm van een vraag. In geschreven teksten kun je dat vaak zien aan ? aan het eind van de zin.

Ontkennende zinnen
Ontkennende zinnen zijn zinnen die aangeven dat iets niet zo is, ze ontkennen iets. Veel voorkomende woorden in zulke zinnen zijn ‘niet’ (not/n’t), ‘geen’, ‘niets’.

Bevestigende zinnen
Een bevestigende zin zegt dat iets zo is, het bevestigt iets.

In het kort

Some 1. In een bevestigende zin
  2. In een vragende zin als het antwoord ‘Ja’wordt verwacht
  3. Bij een aanbod of een verzoek
     
Any 1. In een vragende zin (uitgezonderd de vraag waarbij je ‘some’ gebruikt)
  2. In een ontkennende zin

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Lidwoorden

uitleg

 

Het Engels kent 3 lidwoorden: the, a en an.

the   = de, het
a      = een
an    = een

a wordt gebruikt

als het woord dat volgt begint met een medeklinkerklank
  a book
  a university
  a house

an wordt gebruikt

als het woord dat volgt begint met een klinkerklank
  an orange
  an hour

Medeklinkers zijn:

b.  

f    

j.    

m.  

q    

t    

x    

c

g

k

n

r

v

y

d

h

l

p

s

w

z

Klinkers zijn:

a.  

e  

i.  

o.  

u.  

In de uitleg wordt het woord ‘klank’ dikgedrukt geschreven. Dit komt omdat je bij het gebruik van a/an moet luisteren naar de klank waarmee het woord dat na a/an komt, begint met een klinkerklank of een medeklinkerklank:

university begint met een u, een klinker, maar in de uitspraak hoor je eerst een ‘j’, dus moet er a voor.

hour begint met een h, een medeklinker, maar in de uitspraak komt die h te vervallen en hoor je een ou-klank, dus moet er an voor.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Adjectives & Adverbs

uitleg

 

Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) gebruiken we om iemand of iets te omschrijven. Met een bijwoord (adverb) kan dat ook. Maar wat is dan het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord?

Kijk maar naar de volgende zinnen:

- He is a quick runner.
--> quick is een adjective, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)

- He runs quickly.
--> quickly is een adverb, het zegt iets over runs (een werkwoord)

Je ziet dus dat het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord hem zit in welk woord beschreven wordt, en ook de spelling is anders (quick - quickly).

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Modal verbs

uitleg

 

Can

Can gebruik je als iets mogelijk of toegestaan is. Ook gebruik je can als iemand iets kan doen. Achter can komt altijd het infinitief van het werkwoord.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen: Can you talk to her tomorrow? (Kun je morgen met haar praten?).

 

Could

Could is de verleden tijd van can. Je gebruikt het vaak als iemand iets over het algemeen kon in het verleden of als het in het algemeen mogelijk was om iets te doen, zoals: You could see the whole city from here. (Je kon de hele stad zien vanaf hier.)

 

May en might
Je gebruikt may en might om aan te geven dat iets mogelijk is. In veel gevallen kun je zowel may als might gebruiken. Might geeft iets meer onzekerheid aan dan may. Bij een situatie die niet waar is, gebruik je altijd might. Dus: If it wasn’t raining today, I might be happier. (Als het niet regende vandaag, zou ik blijer zijn.) Je kunt may en might ook gebruiken als je iets wil vragen. Dit is formeler dan can of could.

 

Bekijk nu onderstaande uitlegvideo

Oefeningen

Tenses (tijden)

Hier vind je de oefeningen voor de verschillende tijden:

- Present Simple 

- Past Simple 

- Present Continuous 

- Present Perfect 

- Future tenses 

 

Succes! 

Present Simple oefening 1

Present Simple oefening 2

Present Simple oefening 3

Past Simple oefening

Past simple oefening 2

Past simple oefening 3

Present Continuous oefening

Present continuous oefening 2

Present continuous oefening 3

Present Perfect

Present Perfect oefening

Present Perfect 3

Future tense oefening

Future tense 2

Passive

Dit is een oefening die gaat over The Passive. In de video is uitgelegd wat een Passive vorm is, dus als je het even niet meer weet kun je altijd nog even terug naar de uitleg. En dan maak je de oefening nog een keer. Als je terug wilt naar de uitleg, klik dan op de linkerpijl onder in beeld.

 

Succes!

The Passive oefening 2

The Passive 3

Pronouns

Oefening Personal pronoun

Oefening Possessive pronoun

Some & any

Oefening Some & any

Adjectives & Adverbs

Oefening adverbs & adjectives

Lidwoorden

Oefening Lidwoorden

Extra oefeningen

Present Simple

Extra oefening Present simple

Past Simple

Extra oefening Past Simple

Extra oefening Past Simple 2

Present Continuous

Present continuous

Extra oefening Present Continuous

Extra oefening Present Continuous 2

Present Perfect

Extra oefening Present Perfect

Extra oefening Present Perfect 2

Future Tense

Future tense

Extra oefening Future tense

The passive

The Passive extra oefening 1

The Passive extra oefening 2

Toetsen

Tenses (tijden)

Oefentoets Present Simple

Toets: Oefentoets Present Continuous

Start

Passive

Pronouns

Some, any, a(n)

Adjectives & Adverbs

Lidwoorden

Onregelmatige werkwoorden

Overzicht onregelmatige werkwoorden

Bronvermelding

Enquete

Enquete Les Present Simple

Enquete les Present Continuous