Uitleg
Repaso de vocabulario - Herhaling woorden focusweek
Waarom deze herhaling?
Tijdens de focus week van de vorige periode heb je, als het goed is, voor Spaans woorden geleerd. Al deze woorden komen uit Sprint oefening 1 t/m 20. Als je deze woorden voor de toets al goed hebt geleerd, dan zal je merken dat je de Sprint oefeningen nog makkelijker kunt maken.
Om je aan de klanken van het Spaans te laten wennen zijn alle zinnetjes die onder het tabblad "Frases" staan ook ingesproken.
Opdracht
Lees alle zinnetjes die je onder het tabblad "Frases" ziet staan goed door.
Als je dit hebt gedaan, luister je goed naar de uitspraak.
Vervolgens kies je zelf 20 zinnetjes uit die je hardop voorleest.
Als je genoeg hebt geoefend neem je jezelf op en lever je je audio in zoals omschreven onder tabblad "Hoe lever je je werk in?".
¡Mucha suerte! Veel succes!
Frases + uitspraak
Frases - Zinnen:
1. El gato es rojo.
2. La playa bonita (=mooi).
3. El museo de Van Gogh.
4. La gata grande (=groot)
5. El libro es (=is) de Juan.
6. La mesa es de madera.
7. La moto es de la marca Kawasaki.
8. El niño se llama (=heet) Juan.
9. La niña se llama Ana.
10. La estrella es blanca.
11. La lámpara da luz (=licht).
12. El pato es amarillo.
13. El coche es de la marca Tesla.
14. La bandera de España es roja y amarilla.
15. La bandera de Francia es azul, blanca y roja.
16. El tomate es rojo.
17. Juan tiene el pelo negro.
18. El pepino es verde.
19. El carbón es negro.
20. La leche es blanca.
21. El elefante es de Africa.
22. La sangre es roja.
23. El limón es amarillo.
24. El teléfono es de la marca Samsung.
25. Juan tiene (=heeft) una hermana.
26. El padre de María se llama Juan.
27. La madre de Pepa se llama (=heet) Irene.
28. La hermana de Pepa se llama Beatriz.
29. El hermano de Pepa se llama Pedro.
30. El profesor es inglés.
31. El chico escribe en la pizarra.
32. El ascensor sube.
33. Compro en el supermercado.
34. Compro el pollo en la carnicería.
35. El aeropuerto de Amsterdam se llama Schiphol.
36. El rey vice en el palacio.
37. Escribo (=ik schrijf) una carta.
38. Yo estoy en el estadio del Real Madrid.
39. El avión está (=is) detrás de la nube.
40. En la tienda venden (=verkoopt men) fruta (=fruit).
Hoe lever je je werk in?
Zinnen
Hieronder kan je het pages document met de veertig zinnen downloaden.
Vertaling
Als je zelf de vertalingen hebt gezocht en je wilt zeker weten dat je de juiste vertaling hebt gevonden dan kan je hieronder je eigen werk nakijken.
1. El gato = de kat
2. rojo = rood
3. La playa = het strand
4. El museo = Het museum
5. La gata = de poes
5.1 El libro = het boek
6. La mesa = de tafel
7. madera = hout
8. La moto = de motorfiets
9. La marca = het merk
10. El niño = het jongetje
11. La niña = het meisje
11a. La estrella = de ster
12. La lámpara = de lamp
13. El pato = de eend
14. amarillo = geel
15. El coche = de auto
16. La bandera = de vlag
17. azul = blauw
18. blanca = wit
19. roja = rood
20. el tomate = de tomaat
21. rojo = rood
22. El pelo = het haar
23. El pepino = de komkommer
24. El carbón = de steenkool
25. La leche = de melk
26. El elefante = de olifant
27. La sangre = het bloed
28. El limón = de citroen
29. El teléfono = de telefoon
30. Una hermana = de zus
31. El padre = de vader
32. La madre = de moeder
33. La hermana = de zus
34. El hermano = de broer
35. El profesor = de docent
36. El chico = de jongen
37. La pizarra = het schoolbord
38. El ascensor = de lift
39. El supermercado = de supermarkt
39a. El pollo = de kip
40. La carniceria = de slagerij
41. El aeropuerto = het vliegveld
42. El rey = de koning
43. El palacio = het paleis
44. Una carta = een brief
45. El estadio = het stadion
46. El avión = het vliegtuig
47. La nube = de wolk
48. La tienda = de winkel