Thema: Groei en leven - kgthv12 - kopie 1

Thema: Groei en leven

Kinderen willen het graag weten: “Wie is het grootste?” “Hoeveel ben ik gegroeid?” Groot zijn is voor hen blijkbaar heel belangrijk. Ouders zijn vaak trots als hun kinderen langer zijn dan zij zelf.

Nederlanders behoren tot de langste mensen ter wereld. We zijn niet altijd zo lang geweest. Kijk maar naar het plaatje.

Oefening:Langs de meetlat van de tijd

Dit thema heet ‘Groei en leven’. Groei en leven hebben alles met elkaar te maken.
Groei is immers één van de levenskenmerken (zie blok de natuur om je heen).

Bij  groei en leven kunnen kun je veel vragen stellen:

  • Groeit alles wat leeft?
  • Hoe komt het dat levende wezens kunnen groeien?
  • Is ontwikkelen hetzelfde als groeien?
  • Wat heeft een organisme nodig om te kunnen groeien?
  • Groeien planten en dieren steeds maar door?
  • Kunnen levenloze voorwerpen ook groeien?
  • Kun je al antwoorden geven op deze vragen?

Na dit thema kun je deze vragen in ieder geval beantwoorden!
Het thema bestaat uit twee blokken:

  • De cel als basis van alles
  • Je lichaam aan het werk

De cel als basis van alles

Intro

De cel als basis van alles
Wat ben je groot geworden! Dat heeft vast wel eens iemand tegen jou gezegd. Je bent gegroeid en meestal is dat een geleidelijk proces. Maar soms gaat die groei ook heel snel.

Startopdracht A Wat ga je worden?
Bekijk de twee filmpjes en beantwoord daarna de vragen.


 

 

Startopdracht:A Groei en ontwikkeling

Startopdracht B Het schiet de grond uit!
In viertallen.
Je ziet vier afbeeldingen van heel snelle groei.

  • Kies alle vier, één van de afbeeldingen.
  • Zoek uit waardoor het organisme op een bepaald moment heel snel groeit.
  • Wissel de antwoorden met elkaar uit.
  • Maak daarna de vier bijschriften compleet. Dit doe je door de zin aan te vullen met: ..., dat komt doordat…
  • Bespreek de antwoorden in de klas.
A Opeens staan alle bomen tegelijk in blad, ...

 

B Na die warme week zit de vijver opeens vol kroos,...

 

C Het heeft geregend en de paddenstoelen overal schieten de grond uit, ...

 

D Uit de pop komt een vlinder die veel groter is dan de pop was, …

 

In dit blok

Waarschijnlijk ben je in je zoektocht naar de antwoorden een paar keer het woord cel tegengekomen. Je weet waarschijnlijk wel dat de cellen de bouwstenen zijn van alle organismen.
Als je een bouwwerk van Lego groter wilt maken (en dus wilt laten groeien) kun je twee dingen doen:

  • de stenen groter maken, dus bijvoorbeeld duplo-blokken in plaats van legoblokjes nemen;
  • meer legoblokjes gebruiken.

In de natuur komen beide vormen van groei voor.
Om dat te begrijpen, bestudeer je eerst de bouwstenen: de cellen. Daarna kijk je hoe al die cellen samen een organisme vormen en hoe een organisme kan groeien.

Voordat je begint

Benodigdheden

Tijd blok: 5 uur

Leerdoelen en vaardigheden

Je kunt:

  • de volgende onderdelen van een cel in een afbeelding benoemen: celwand, celmembraan, celkern, kernmembraan, cytoplasma, vacuole, bladgroenkorrel, *plastide, *chromoplast, *leukoplast, *chloroplast.
  • uitleggen wat de functies van de verschillende cel onderdelen zijn.
  • de verschillen tussen een plantaardige- en een dierlijke cel beschrijven.
  • * de verschillen tussen een plantaardige- en een dierlijke cel verklaren.
  • uitleggen dat cellen samen weefsel vormen, dat weefsels samen organen vormen en dat organen samen een orgaanstelsel vormen.
  • de organisatieniveaus binnen een organisme noemen (orgaan, weefsel en cel) en met een voorbeeld toelichten.
  • voorbeelden en functies van verschillende typen weefsels en organen bij planten en dieren noemen.
  • uitleggen dat cellen (actief en passief) stoffen kunnen opnemen en gebruiken.
  • verklaren dat opnemen en gebruiken van stoffen nodig is voor celdeling, celfuncties en groei.
  • uitleggen wat er gebeurt bij een celdeling.

*= verdieping

​Vaardigheden:
Je kunt:

  • een preparaat maken van een dierlijk of plantaardig weefsel.
  • een preparaat met een microscoop bekijken.
  • een schematische tekening van een microscopische waarneming maken.
  • een eigen onderzoeksvraag en hypothese formuleren bij een gegeven waarneming.

• Stap 1

Onderzoek doen

Tijdens dit blok volg je de groei van één organisme. Je kiest zelf welk organisme. Je kunt zaden gebruiken, uitlopende takken, kuikens, rupsen, enzovoort. Misschien kun je ook webcams gebruiken van de Vogelbescherming: Beleef de lente.

Let op:

  • Je hebt maar een paar weken de tijd (hoeveel groei kun je in deze periode verwachten?)
  • Je moet de groei gedurende die paar weken goed kunnen volgen, zonder nadeel of schade voor het organisme.

Bedenk van te voren goed hóe je de groei gaat meten.
In de afbeelding zie je een paar manieren om dat te doen.

Een onderzoeksvraag en een hypothese
Bij een experiment hoort een onderzoeksvraag. Wat wil je te weten komen door het experiment uit te voeren? Het is belangrijk daar van te voren over na te denken, want het bepaalt onder andere hoe je gaat meten. Als je wilt weten of de groei gelijkmatig is, moet je wel elke dag meten! En als je wilt weten of de groei afhankelijk is van licht, moet je twee proefjes doen, één in het licht en één in het donker. Zorg dan dat er verder geen verschillen tussen de twee proefjes zijn!
Je denkt ook van te voren na over het antwoord op je onderzoeksvraag. Wat denk je dat het antwoord is? Dat noem de de hypothese.

Opdracht 1 Planning
Maak een planning en lever je plan (met tijdschema) bij je docent in.

Je kunt dit formulier gebruiken.

Een paar manieren om de groei te meten


Bron: www.wikihow.com/Measure-Growth-Rate-of-Plants

De cel

Opdracht 2 De cel

  • Bekijk het filmpje.

Video: Van cel tot stelsel

  • Lees de Kennisbank en beantwoord daarna de vragen.

KB: Bouw van een cel

 

• Stap 2

Voorbereiding microscopie

Opdracht 1 Voorbereiding microscopie
In drietallen.

Materiaal:

  • microscoop
  • prepareermateriaal
  • tekenmateriaal

Je bekijkt in opdracht 4 cellen met een microscoop.
Daarvoor is het nodig dat je:

  • een microscoop kunt gebruiken;
  • een stukje weefsel (een preparaat) op de juiste wijze onder een microscoop kunt leggen;
  • waarnemingen kunt vastleggen in een schematische tekening.

Jullie worden alle drie expert in één van deze vaardigheden. Je bestudeert daarvoor de bronnen bij A, B of C. Je doet dat zo goed dat je daarna de vaardigheid aan de twee andere groepsleden voor kunt doen (demonstreren).

  • Bestudeer de bronnen bij A, B of C.
  • Probeer de vaardigheid eerst zelf uit.
  • Demonstreer het daarna in je groep.

A Microscoop gebruiken
Microscoop - www.studiovo.nl

 

B Preparaat maken
Preparaat - www.bioplek.org (flash)

 

C Schematische tekening maken
Gereedschapskist: Schematische tekening maken

 

Opdracht 2* De microscoop
De ontwikkeling van de microscoop is een van de belangrijkste ontdekkingen voor de wetenschap.
Maak en geef een presentatie over de geschiedenis van de microscoop. Kies je voor presentatie een vorm, bijvoorbeeld een PowerPoint, Prezi of poster.
Je kunt naast de geschiedenis ook laten zien welke andere typen microscopen er zijn en wat de verschillen zijn.
Zoek zelf bronnen!

Opdracht 3 Ben je goed voorbereid?  
Ken je alle onderdelen van de microscoop?

Oefening:Microscoop

Microscopie

Opdracht 4 Leren werken met de microscoop
Download het werkblad en voer de opdrachten uit.
Lever het werkblad leren werken met de microscoop daarna in bij je docent.

Opdracht 5 Cellen van de waterpest en rode ui
Je gaat twee schematische tekeningen maken van plantencellen en je benoemt de zichtbare onderdelen:

  • celwand
  • celmembraan
  • celkern
  • celplasma
  • chloroplast
  • chromoplast
  • vacuole

Practicum

  • Download het werkblad Waterpest en ui. Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.
 

Opdracht 6 Cellen van je wangslijmvlies bekijken
Je gaat nu een schematische tekening van enkele wangslijmvliescellen maken.
Ook nu benoem je de zichtbare onderdelen:

  • celmembraan
  • celkern
  • cytoplasma

Practicum

  • Download het werkblad Wangslijmvliescellen
  • Wil je zien hoe je een preparaat maakt van wangslijmvlies?
    Bekijk dan  het filmpje:
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Opdracht 7* Klein leven onder de microscoop
Overleg met je docent of je deze opdracht kunt uitvoeren.
Met een microscoop kun je ook hele organismen bekijken, als ze maar klein genoeg zijn.
Leuk om te bekijken zijn watervlooien, pantoffeldiertjes, delende gistcellen of tubifex.
Maak schematische tekeningen van je waarnemingen.

Na het practicum

Opdracht 8 Vragen bij de practica
Beantwoord na de practica van opdracht 5 en 6 de volgende vragen:

Oefening:Vragen bij de practica

Opdracht 9 Toets jezelf
Beantwoord de vragen.

Toets:Jezelf

• Stap 3

Eencellig en veelcellig

Organismen kunnen groeien door meer cellen te maken of door de cellen groter te maken. Dat laatste komt in de natuur niet veel voor. Je kunt cellen ook bijna nooit met het blote oog zien.
Plantencellen kunnen wel tijdelijk wat groter worden als ze veel water opnemen. De cellen knappen niet door de wateropname. Ze worden juist stevig en ze strekken zich uit (celstrekking). Je kunt het vergelijken met een fietsband die je oppompt.
Zo kunnen de knoppen van planten heel snel uitlopen en paddestoelen de grond uit schieten.

Opdracht 1 Groeien door wateropname
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

 

Oefening:Cellen

Opdracht 2 Celdeling
Eencelligen zijn nooit erg groot. Het pantoffeldiertje (ongeveer 0,3 mm) is één van de grootste eencellige organismen. De diertjes vermenigvuldigen zich door celdeling

  • Bekijk het filmpje en lees de kennisbank.

Video: Nieuwe pantoffeldiertjes

KB: Cellen en weefsels

  • Beantwoord daarna de vraag.
     

Oefening: Celdeling

Start

Grote en kleine cellen
De meeste organismen zijn veelcellig. Het menselijk lichaam bestaat uit ongeveer 100.000 miljard cellen. De grootste menselijke cel is de eicel (0,2 mm ). De zaadcel is de kleinste (0,005 mm).
Al die cellen zijn door celdeling ontstaan uit één cel, de bevruchte eicel.

Opdracht 3 Groeien door celdeling
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vraag.

Video: Celveroudering


 

Verschillende cellen en weefsels

Opdracht 4 Verschillen tussen cellen
De cellen van een veelcellig organisme zijn niet allemaal hetzelfde. Ze hebben verschillende taken gekregen en een vorm die bij hun taak past.

Lees pagina 1 t/m 6 van de kennisbank en beantwoord daarna de vraag.

KB: Cellen en weefsels

Opdracht 5 Weefsels van de stengel
Ook bij planten kun je verschillende weefsels onderscheiden. Je hebt er al enkele onder de microscoop gezien.
Als je een plantenstengel doorsnijdt, zie je weefsels die geschikt zijn om stoffen te vervoeren en weefsels die stevigheid geven. Andere weefsels dienen als opvulling of om de stengel naar buiten toe af te dekken.

Opdracht 6 Plantenweefsels
Bestudeer de kennisbank en beantwoord de vragen.

KB: Plantenweefsels
 

Oefening:Weefsels

• Stap 4

Organen, orgaanstelsels en organismen

Je kent vast de meeste organen in je lichaam. Maar wist je dat ze uit verschillende weefsels bestaan?

Opdracht 1 Organen
Bestudeer de kennisbanken en beantwoord de vragen.

KB: Cellen en weefsel

KB: Van cel tot orgaanstelsel
 

Oefening:Van klein naar groot

Opdracht 2 Van cel tot organisme

Opdracht 3 Kwartetten met organen
Maak een kwartetspel van de orgaanstelsels.

bloedvatenstelsel ademhalingsstelsel verteringsstelsel uitscheidingstelsel
voortplantingsstelsel man spierstelsel botstelsel/skelet hormoonstelsel
voortplantingsstelsel vrouw zenuwstelsel zintuigstelsel


In elk kwartet (4 kaartjes) maak je drie kaartjes van weefsels of organen uit dat orgaanstelsel en één kaartje met de functie van het stelsel. 
Je kunt gebruik maken van de Kennisbank of andere bronnen.
Voor het maken van een kwartet kijk je hier.

Opdracht 4 Organen van planten.
Wat organen va planten eet jij?
Ook bij planten kun je weefsels en organen onderscheiden. Onder de microscoop heb je plantenweefsels gezien. Weet je nog welke? En je weet nu ook dat verschillende weefsels een orgaan vormen.

  • Neem een vel papier en teken in het midden daarvan schematisch een plant met alle organen. Gebruik hierbij zo nodig de kennisbank.

    KB: Plantenweefsels
     
  • Bekijk daarna het filmpje.

    Video: Groenten eten
     
  • Noteer de groenten die in het filmpje worden genoemd. Plaats de namen rondom de plant.
  • Geef bij elke groentesoort aan (met verwijslijnen) welk deel van de plant je eet.
  • Ga dan naar de kennisbank en vul de tekening aan met de voorbeelden die nog niet genoemd zijn. Weet je er nog meer? Plaats ook deze groenten in je tekening!

    KB: Wat gebruik je van een plant

Weefsels maken en organen doneren

Opdracht 5 Weefsels en gezondheidszorg
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Video: Tissue engineering
 

Oefening:Weefsels

Opdracht 6 Weefsels en organen doneren
Het kweken van weefsels en organen is nog maar heel beperkt mogelijk. Soms is een donorweefsel of -orgaan de enige manier om iemand te genezen.
Heb jij wel eens nagedacht over orgaandonatie?

Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Video: Het Klokhuis - Orgaandonatie

  1. Zou jij na je dood donor willen zijn? Waarom wel of niet?
    Leg je antwoord uit.
  2. Zou jij tijdens je leven donor willen zijn? Waarom wel of niet?
    Leg je antwoord uit.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wil je meer weten?
Wil je weten hoe je donor kunt worden en welke organen of weefsels je kunt doneren?
www.transplantatiestichting.nl
 

Opdracht 7* Hoe jij groeit
Wil je weten welke weefsels ervoor zorgen dat jij groeit?
Bekijk dan deze (Engelstalige) video.

 

• Stap 5

De cel en de buitenwereld

Cellen hebben stoffen nodig om te groeien. In het thema Energie heb je al geleerd welke stoffen een mens nodig heeft en waarvoor. Alle stoffen die je opneemt gaan naar de cellen.

Opdracht 1 Eencelligen nemen stoffen op
Eencelligen nemen de stoffen die ze nodig hebben direct op uit de buitenwereld (hun omgeving of milieu). In de video’s zie je drie eencelligen: de amoebe, het trompetdiertje en het pantoffeldiertje.
Ze hebben verschillende  manieren om voedsel op te nemen.

Bekijk de drie filmpjes en maak de vraag.

 

Opdracht 2 Eencelligen geven stoffen af
Cellen nemen niet alleen stoffen op, ze geven ook stoffen af. Sommige eencelligen hebben daarvoor een apart organel. Hier zie je hoe een pantoffeldiertje met de ‘kloppende vacuole’ het water dat niet nodig is, verwijdert.

  • Bekijk het filmpje en beantwoord de vraag.

Opdracht 3 Opnemen en afgeven
Niet alleen eencelligen nemen stoffen op en geven stoffen af. Dat doen alle cellen.

Beantwoord de volgende vragen.

Oefening:Stoffen opnemen en afgeven

• Tot slot

3-D model

Je sluit het blok af met een keuze-opdracht in groepjes.
Je maakt een 3D model van een cel of een orgaan van een mens.

Maak een keuze uit :

A. Een dierlijke en een plantaardige cel
Kies je materialen zo, dat de verschillen tussen de beide cellen goed naar voren komen.

B. Een orgaan van de mens
Laat in je model zien uit welke weefsels het orgaan bestaat.

  • Presenteer je model aan de klas.

    Je model wordt beoordeeld op de volgende eigenschappen:
    • biologische correctheid (klopt het?)
    • duidelijkheid en presentatie
    • netheid, afwerking
    • materiaalkeuze

• Begrippenlijst

De cel als basis

  • cel
  • celorganellen
  • eencellig
  • veelcellig
  • maximale grootte
  • specialisatie
  • differentiatie
  • celdeling
  • organen
  • orgaanstelsels
  • organisme

Je lichaam aan het werk

Intro

Wat gebeurt er allemaal in je lichaam om ervoor te zorgen dat jouw cellen actief kunnen zijn?

Startopdracht A Wat doet beweging met je?
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

Video: Katja's bodyscan in de klas

  1. Bewegen is goed voor je, maar waarom?
    Noteer zoveel mogelijk antwoorden uit het filmpje en uit eigen ervaring.
  2. In welke delen van je lichaam verandert er iets als je beweegt?

 

Oefening:Wat doet beweging met je?

Er is dus een aantal orgaanstelsels die voor de aanvoer en afvoer zorgen. Hoe werken deze orgaanstelsels en hoe werken ze samen? Dat leer je in dit blok.

Startopdracht B Kleuren noemen
Probeer zo snel mogelijk de echte kleur van de letters op te noemen. Laat iemand controleren hoeveel fouten je maakt.
Ga nu twee minuten rennen en herhaal de test.
Merk je een verschil op? Zo ja, welk verschil?

Blauw Groen Rood Blauw Blauw
Rood Zwart Groen Zwart Groen
Blauw Rood Zwart Blauw Groen

 

Als je beweegt, gebeurt er veel in je lichaam. Overal wordt gewerkt! In dit blok leer je wat er allemaal nodig is om jouw cellen de energie te geven om lekker te rennen.

Voordat je begint

Benodigdheden

  • stuk touw van 6 m lang
  • gekleurd papier
  • schaar
  • plakband
  • stopwatch
  • grote reageerbuis
  • stop met twee gaten
  • twee glazen buisjes
  • helder kalkwater

Voor *opdrachten:

  • Voorwerpglaasje met uitholling
  • Microscoop
  • prepareermateriaal
  • Tekenmateriaal

Tijd blok: 8 uur

Leerdoelen en vaardigheden

Je kunt:

  • uitleggen wat de taak is van de spijsvertering, de bloedsomloop, de ademhaling en de uitscheiding
  • in een schematische tekening van het spijsverteringsstelsel, het bloedvatenstelsel, het ademhalingsstelsel en het uitscheidingsstelsel de namen en de functies van de getekende delen noemen
  • uitleggen wat wordt bedoeld met een dubbele bloedsomloop
  • uitleggen waarin de grote en de kleine bloedsomloop van elkaar verschillen en wat de functie van beide is
  • uitleggen wat de spijsvertering, de bloedsomloop en de ademhaling met elkaar te maken hebben
  • uitleggen wat het verschil is tussen voedingsmiddel en voedingsstof is
  • uitleggen waarvoor de meeste voedingsmiddelen in het spijsverteringskanaal verteerd worden
  • uitleggen hoe de opname, verspreiding en gebruik van voedingsstoffen verloopt
  • uitleggen waarvoor cellen voedingsstoffen nodig hebben
  • uitleggen wat wordt verstaan wordt onder mechanische en onder enzymatische vertering
  • uitleggen hoe afvalstoffen het lichaam verlaten
  • uitleggen wat de rol is van onverteerbare vezels in het spijsverteringskanaal
  • uitleggen hoe ademhalingsbewegingen tot stand komen
  • uitleggen wat de functie van ademhalingsbewegingen is
  • uitleggen hoe de opname, verspreiding en gebruik van zuurstof verloopt
  • uitleggen uit welke delen bloed bestaat (plasma, rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes) en je legt de functies hiervan uit
  • de functie van de lever en de nieren uitleggen
  • uitleggen hoe afvalstoffen het lichaam verlaten
  • uitleggen wat de effecten van glucagon en insuline zijn
  • het principe van terugkoppeling benoemen en je kunt het toelichten met een voorbeeld
  • uitleggen met welk doel bij sommige weefsels of organen het oppervlak is vergroot

• Stap 1

Stoffen gaan in en uit

In het blok Energie om te leven heb je geleerd welke stoffen cellen nodig hebben. Herhaal zo nodig dit stukje uit de Kennisbank.

KB: Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

In deze stap kijk je naar de stoffen die organismen nodig hebben en hoe ze in cellen worden opgenomen.

Opdracht 1 Voedingsstoffen en hun functies

Oefening:Voedingsstoffen en hun functies

Opdracht 2 Cellen
Hoe komen voedingsstoffen in je cellen terecht? Daarvoor is het nodig om eerst de bouw van cellen nog eens goed te bekijken.

Oefening:Dierlijke cellen

Opdracht 3 Celwand en celmembraan

Transport in de plant

Opdracht 4 Een groter oppervlak
Misschien heb je ze ook al gezien bij de plantjes die jij hebt gekweekt: wortelharen.

Onder de microscoop zien ze er zo uit. www.riverpartners.org
  • Beantwoord de volgende vragen.

Oefening:Wortelharen

Opdracht 5 Transport in een plant
De wortelharen staan in contact met de buitenwereld. Ze kunnen de stoffen die ze nodig hebben rechtstreeks opnemen. Maar hoe zit dat met de cellen binnen in de plant?

• Stap 2

Spijsverteringsstelsel

Jij bestaat uit 100.000 miljard cellen. Slechts een heel klein deel daarvan grenst direct aan de buitenwereld. Toch hebben al die cellen stoffen nodig. Hoe worden die stoffen opgenomen en naar de cellen worden vervoerd? En wanneer de voedingsstoffen in de buurt van de cellen komen, kunnen cellen niet alle stoffen zomaar opnemen. De voeding die je binnenkrijgt wordt daarom eerst bewerkt.

Opdracht 1 Spijsvertering
Bekijk de filmpjes en maak drie vragen met antwoorden voor je klasgenoten.

Video: Spijsvertering - Spijs is voedsel, vertering is klein te maken

Video: De spijsvertering

De docent verzamelt de vragen en de beste vragen komen in een quiz.
Wie heeft de meeste vragen goed?
 

Opdracht 2 Van mond tot kont  
in viertallen

Materiaal:

  • stuk touw van 6 m lang
  • gekleurd papier
  • schaar
  • plakband

Wat ga je doen?
Rol het stuk touw uit. Het is net zo lang als je spijsverteringskanaal: van mond tot kont. Wat gebeurt er onderweg? Maak gebruik van verschillende bronnen.

  • Zoek uit welke organen samen het spijsverteringsstelsel vormen. Teken ze na en bevestig ze op de juiste plaats aan het touw.
  • Schrijf op kaartjes wat de functie is van elk orgaan doet en maak de kaartjes vast aan het touw.
  • Bedenk een manier om te laten zien waar spijsverteringssappen aan het spijsverteringskanaal worden afgegeven.
  • Laat  zien hoe de delen van het spijsverteringskanaal in het lichaam liggen.
  • Demonstreer het resultaat aan de klas.

Bronnen:
KB: Spijsverteringsstelsel
Animatie spijsvertering - www.bioplek.org
 

Opdracht 3 Cartoon

Verteren

Opdracht 4 Twee manieren van verteren
Verteren is dus eigenlijk het voedsel zo klein maken dat het in het bloed kan worden opgenomen.
Dat klein maken gebeurt op twee manieren.

  • Lees de kennisbank.

    KB: Verteren
  • Kopieer het schema of neem deze over en vul deze in.
  • De vakjes met een X hoef je niet in te vullen.
Verteringssap Gemaakt door: Enzymen voor vertering van: Overige functies:
Speeksel speekselklieren                          
Maagsap                        
Gal      
Alvleessap                                             X
Darmsap                     X

 

Opdracht 5:Spijsvereringsstelsel en verteren

Practicum en meer

Opdracht 6 Practicum
Voer in overleg met je docent een van de volgende practica uit:
Klaspracticum spijsvertering - www.bioplek.org

Maak een verslag van het resultaat.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Opdracht 7* Welke eters?
Bekijk het filmpje en beantwoord de vragen.

Video: Het gebit van planten-, vlees- en alleseter

Misschien zijn er op school schedels en kiezen van verschillende dieren.

Bekijk ze goed en vergelijk ze met de informatie in het filmpje.
Zoek informatie over het darmkanaal van de drie genoemde typen eters.
Maak in een tekening een overzicht van wat je in deze opdracht hebt geleerd.

 

• Stap 3

Transport

Transport van stoffen door je lichaam
De voedingsstoffen voor de cellen zijn nu in je lichaam opgenomen. Jij weet natuurlijk wel hoe ze naar de cellen worden vervoerd. Via je bloed!
Om actief te zijn hebben je cellen meer stoffen nodig. Wat gebeurt er verder in je lichaam?

Opdracht 1 Hartslag en ademhaling
Download het werkblad, voer het practicum uit en beantwoord daarna de vragen.

Oefening:Hartslag en ademhaling

Lever het werkblad in zodat de docent het kan beoordelen.

Opdracht 2 Je hart als pomp

  • Bekijk het filmpje Bio-Bits 50 Het hart als pomp.
  • Beantwoord de vragen op het werkblad bloedsomloop.

 

Opdracht 3 Toets jezelf
Lees de kennisbank en maak de toets.

KB: Hart en bloedsomloop
 

Oefening:Hart en bloedsomloop

Opdracht 4* In actie!
Bekijk de simulatie die deze klas heeft gemaakt.

Kunnen jullie dat ook?
Ontwerp samen een circuit in jullie gymzaal, lokaal of school.

Opdracht 5 Bloed

  • Bekijk het filmpje en lees de kennisbank.
  • Maak daarna de vraag.

Video: Samenstelling van het bloed

KB: Bloed

Practicum

Opdracht 6*  Bloedsomloop bij watervlo en tubifex
In de dierenwinkel vind je soms watervlooien en tubifex als voer voor aquariumvissen. Je kunt ze goed met een microscoop bekijken. Je ziet bijvoorbeeld goed de bloedsomloop.

Materiaal

  • Voorwerpglaasje met een uitholling
  • Microscoop en prepareermateriaal. Gebruik als lichtbron bij voorkeur een spiegel met lampje, om opwarming van het object te voorkomen.
  • Tekenmateriaal

Uitvoering

  • Leg voorzichtig een watervlo met een druppel water in de uitholling van het glaasje.
  • Bestudeer de watervlo met een vergroting van 40 x en zoek met behulp van deze bron watervlo - kendenatuur.nl het hart, het oog, het spijsverteringskanaal met mond en anus, en eventueel de eieren.
  • Tel het aantal malen dat het hartje klopt gedurende 20 seconden.
  • Misschien kun je een experiment opzetten om te kijken of het diertje reageert op het toedienen van cafeïne of op de temperatuur van het kweekwater. Overleg met je docent.
  • Bestudeer eventueel ook tubifex. Zoek het spijsverteringskanaal en de bloedsomloop op.

• Stap 4

Ademhalingsbewegingen

Een organisme wisselt niet alleen vaste stoffen en vloeistoffen uit met de omgeving maar ook gassen. Hoe doet een organisme dit? Ademhalen is zo'n vorm van gaswisseling.

Opdracht 1 Adembewegingen
Bekijk het filmpje en beantwoord de vraag.

Video: Ademhaling

  • Voel met je handen op je borstkas en op je buik om de adembewegingen te voelen.
  • Adem ook eens diep in en uit. Wat verandert er?
     

Opdracht 2 Ademhalen
Lees de kennisbank en beantwoord de vraag.

KB: Ademhalingsstelsel
 

Opdracht 3 Model van de ademhaling

  • Bekijk het filmpje. Misschien hebben jullie op school dit model ook. Gebruik dan het model.
  • Beantwoord daarna de vragen.

Video: Ademhalingsproef

Oefening:Model ademhaling

Gaswisseling

Opdracht 4 Uitgeademde lucht
Door uit te ademen kun je gasvormige afvalstoffen uit je lichaam afvoeren.
Welke gassen zijn dat?
Download het werkblad en voer de proef uit.
 

Opdracht 5 In en uit
Bekijk de tabel en beantwoord de vragen.

gassen in de lucht ingeademde lucht % uitgeademde lucht %
stikstof 79 79
zuurstof 20 16
edelgassen 1 1
koolstofdioxide 0,04 4

 

Oefening:In- en uitgeademde lucht

Opdracht 6 De weg van de lucht

  • Kijk eventueel nog een keer naar de eerste pagina van de kennisbank ademhalingsstelsel.
  • Beantwoord daarna de vraag.

Opdracht 7 Gaswisseling
Bekijk het filmpje en beantwoord de vraag.

Video: Gaswisseling

Practicum en meer

Opdracht 8 Longinhoud meten
Er zijn diverse manier om de longinhoud te meten.
Eén daarvan zie je hier.

Bespreek met je docent welke methode jullie kunnen gebruiken en meet je longinhoud.

Waarvan is de longinhoud afhankelijk?
Bespreek de antwoorden in de klas.

Opdracht 9* Ademhaling bij vogels, vissen of insecten
Niet alle dieren hebben dezelfde manier om zuurstof uit de lucht op te nemen. Kies een van de diergroepen en zoek uit wat de verschillen zijn met de ademhaling bij de mens.
Kijk vooral naar

  • het ademhalingsoppervlak
  • de manier van lucht- of waterverversen
  • de transportweg naar de cellen

Zoek goede afbeeldingen en houd een korte presentatie over wat je hebt gevonden.
bronnen o.a. tabletopwhale.com

• Stap 5

Uitscheiding

In de voorgaande stappen heb je geleerd hoe de benodigde stoffen naar je cellen worden vervoerd. Maar er zijn nog wel een paar vragen over!

  • Behalve koolstofdioxide maken cellen nog meer afvalstoffen. Wat gebeurt er met deze stoffen?
  • Je eet niet de hele dag even veel. Hoe krijgen de cellen toch steeds de juiste hoeveelheid brandstoffen aangevoerd?

In deze laatste stap bespreken we twee organen die daarbij een rol spelen en die je misschien nog niet zo goed kent: je nieren en je lever.

Opdracht 1 Wat weet je al?
Beantwoord de volgende vraag.

Opdracht 2 Nieren en lever

  • Bekijk de filmpjes en lees de kennisbank.
  • Maak daarna de vragen.

KB: Uitscheiding
 


 

Oefening:Uitscheiding

Regeling

Opdracht 3 Niet te veel en niet te weinig
Elke dag trek je een aantal malen per dag de wc door. De ene keer gebruik je de knop voor een grote boodschap, de andere keer voor een kleine. Heb je je wel eens afgevraagd hoe het komt dat de spoelbak zich altijd weer vult met precies genoeg water?

Bekijk de afbeelding en beantwoord daarna de vragen.
De vlotter is een bolletje dat op het water drijft.
Bedenk samen hoe het mechanisme werkt. Of nog mooier: bekijk het mechanisme in een stortbak!

Oefening:Stortbak

Opdracht 4 Regelkring
De vlotter is dus een belangrijke schakel in het geheel! Hij meet het waterniveau en bepaalt of de kraan open gaat. Dankzij de vlotter ontstaat een regelkring.

Opdracht 5 Centrale verwarming
Waarschijnlijk heb je thuis centrale verwarming (CV). De temperatuur wordt ook geregeld via een regelkring.

Opdracht 6 Altijd voldoende glucose

  • Lees pagina 7 van de kennisbank uitscheiding.

    KB: Uitscheiding
     
  • Beantwoord daarna de vragen.

Oefening:Regeling

Opdracht 7 Wat weet je nu?
Deze stap begon met twee vragen:

  • Behalve koolstofdioxide maken cellen nog meer afvalstoffen. Wat gebeurt daarmee?
  • Je eet niet de hele dag even veel. Hoe krijgen de cellen toch steeds de juiste hoeveelheid brandstoffen aangevoerd?

Bespreek met een klasgenoot de antwoorden.

• Tot slot

Interview

En als het nu niet werkt?
In dit blok heb je kennisgemaakt met het ademhalingsstelsel, het uitscheidingsstelsel, de bloedsomloop, het spijsverteringsstelsel en de regeling van het glucosegehalte.

Gelukkig werken deze stelsels bij de meeste mensen prima. Maar het kan ook gebeuren dat het allemaal (tijdelijk) minder goed werkt.
De medische wetenschap heeft veel mogelijkheden om je dan te helpen.

  • Ken je iemand in je omgeving die langdurig wordt behandeld aan één van de behandelde stelsels? Denk aan astma, chronische darmontsteking, hart- en vaatziekten enz.
  • Zo ja, vraag of je de persoon mag interviewen.
    Bereid het interview goed voor.
    Kijk voor tips in de Gereedschapskist.

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

  • Stel een aantal vragen op om erachter te komen:
    • hoe hij of zij voor het eerst merkte dat het betreffende stelsel niet goed werkte
    • of de ziekte een naam heeft
    • wat het voor de persoon betekent om deze aandoening te hebben
    • wat de behandelmethoden zijn
    • of hij/zij adviezen heeft voor anderen
  • Houd het interview, bedank de persoon en verwerk je resultaten tot een kort verslag of een korte spreekbeurt.

Lever het resultaat bij de docent in.

• Begrippenlijst

Je lichaam aan het werk

  • eiwitten
  • koolhydraten
  • vetten
  • mineralen
  • vitaminen
  • celmembraan
  • cytoplasma
  • kern
  • bladgroenkorrel
  • vacuole
  • celwand
  • wortelharen
  • oppervlaktevergroting
  • houtvaten
  • bastvaten
  • spijsverteringsorganen
  • enzymatische (chemische) vertering
  • mechanische vertering
  • spijsvertering
  • spijsverteringssappen
  • maag
  • dunne darm
  • dikke darm
  • endeldarm
  • nieren
  • urine
  • long
  • longader
  • boezems
  • kamers
  • aorta
  • longslagader
  • holle ader
  • afvalstoffen
  • regeling
  • lever
  • insuline
  • glucagon
  • Het arrangement Thema: Groei en leven - kgthv12 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    M&N
    Laatst gewijzigd
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VWO 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; HAVO 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VWO 1; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    NaSk; Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content M&N. (2022).

    Thema: Groei en leven - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/127364/Thema__Groei_en_leven___hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Langs de meetlat van de tijd

    A Groei en ontwikkeling

    Microscoop

    Vragen bij de practica

    Jezelf

    Cellen

    Celdeling

    Weefsels

    Van klein naar groot

    Weefsels

    Stoffen opnemen en afgeven

    Wat doet beweging met je?

    Voedingsstoffen en hun functies

    Dierlijke cellen

    Wortelharen

    Spijsvereringsstelsel en verteren

    Hartslag en ademhaling

    Hart en bloedsomloop

    Model ademhaling

    In- en uitgeademde lucht

    Uitscheiding

    Stortbak

    Regeling

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.