Wladimir Köppen heeft een uitgebreid klimaatsysteem opgesteld. In de kern komt het erop neer dat de verschillende klimaattypen uit elkaar te houden zijn op grond van verschillende kenmerken, waarbij neerslag en temperatuur de belangrijkste zijn.
We gaan stap voor stap door de verschillende indelingsmogelijkheden heen. En op het einde van de les kun je onder meer aangeven tot welk klimaattype(n) Nederland behoort en waarom dat zo is.
Oriëntatie
Wie is Köppen en hoe is hij tot zijn indeling gekomen? Wat is de relatie tussen vegetatie en klimaat? Welke wetmatigheden kunnen we in de klimaatclassificatie ontdekken? Wat zijn de verschillen tussen hoofd- en kleine letters in het systeem? Welke mogelijke klimaten kunnen we in de wereld tegenkomen? En kun jij zelf op grond van bepaalde kenmerken herkennen?
Dat ga je ontdekken en leren!
Kernbegrippen
Klimaatsysteem van Köppen (ook wel: Klimaatsysteem van Köppen–Geiger), Klimaatgebieden (volgens Köppen).
Eindproduct + beoordeling
Aan het einde van deze les maak je enkele eindtoetsvragen of probeer je een tiental klimaattypen te herkennen aan de hand van enkele typische kenmerken.
Wladimir Peter Köppen (1846–1940) was een Russische geograaf, meteoroloog, klimatoloog en botanicus van Duitse afkomst. Köppen heeft de grenzen van klimaatgebieden vastgesteld aan de hand van het verspreidingsgebied van bepaalde planten.
Köppen ontwierp een klimaatclassificatie in 1880 en verbeterde en verfijnde zijn classificatie regelmatig. De volledige versie verscheen voor het eerst in 1918 en de uiteindelijke versie werd in 1936 uitgebracht, toen hij negentig was.
Hij merkte onder meer op:
De scheiding tussen tropische en droge klimaten wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van bomen.
Boomgroei is de indicator tussen het landklimaat en het toendraklimaat.
De scheiding tussen loofboomvegetatie en naaldboomvegetatie ligt ruwweg op de scheiding tussen een gematigd zeeklimaat en het koudere landklimaat.
Aan het einde van zijn leven, werkte Köppen samen met de Duitse klimatoloog Rudolf Geiger. Na Köppens dood in 1940 werkte Geiger verder aan aanpassingen van het klimaatclassificatiesysteem. Daarom wordt de classificatie naast het ‘Klimaatsysteem van Köppen’ ook wel het ‘Klimaatsysteem van Köppen-Geiger’ genoemd.
Köppen maakte een eerste verdeling in drie niveaus:
De zone tussen de evenaar en 30o NB en ZB: de tropische zone
De zone tussen 30o en 60o NB en ZB: de gematigde zone
De zone tussen 60o en 90o NB en ZB: de polaire zone
De tropische zone verdeelt hij in een natte zone (A) en een droge (B).
De gematigde zone verdeelt hij in een zone met een matigende zeewind (C) en zonder een matigende zeewind (D), waar de verschillen tussen zomer en winter groter zijn. Bij D-klimaten is het in de winter vaak erg koud omdat er geen zachte zeewind over het land waait. In de zomer is het vaak heel erg warm, omdat er geen verkoeling van de zee is.
De polaire zone krijgt de letter E.
Deze verdeling in A-, B-, C-, D- en E-klimaten worden ook wel klimaatgebieden (volgens Köppen) genoemd.
Onderstaand zie je de eerste grove verdeling:
Grove indeling
Benaming
A
Tropische (regenwoud)klimaten
B
Woestijn- of droge klimaten
C
Zee- of maritieme klimaten
D
Land- of continentale klimaten
E
Poolklimaten
Köppen verbond temperatuurgrenzen aan zijn indeling:
A- en B-klimaten
------------------- = 18o isotherm van de koudste maand gemiddeld
C-klimaat
------------------- = -3o isotherm van de koudste maand gemiddeld
D-klimaat
------------------- = 10o isotherm van de warmste maand gemiddeld
E-klimaat
Wordt het gemiddeld (over een periode van 30 jaar) kouder dan -3o C in de koudste maand dan spreken we van een D-klimaat. Wordt het zelfs hartje zomer niet warmer dan 10o C (gemiddeld over een periode van 30 jaar), dan spreken we van een E-klimaat.
Kenmerken van de klimaten
A-klimaten: Temperatuur is het hele jaar door ongeveer gelijk. Het regent veel.
B-klimaten: Groot verschil tussen de dag- en nachttemperatuur. Het regent zelden.
C-klimaten: Wisselende weeromstandigheden. Geen sprake van extreme zomers en winters. Geen sprake van extreme droogte.
D-klimaten: Grote verschillen tussen zomer en winter. Winters zijn lang en koud. Zomers zijn kort en warm.
E-klimaten: Geen warme zomers. De temperatuur komt (gemiddeld) niet boven de 10o C.
Deze eerste grove indeling, gebaseerd op temperatuur en neerslag, sluit ook goed aan bij het type vegetatie:
A-klimaten: Tropische vegetatie (tropische regenwoud, veel soorten loofbomen, orchideeën)
E-klimaten: Toendra (grassen, mossen, korstmossen, dwergstruiken) of eeuwige sneeuw
Onder welk type klimaten valt Nederland? Noem daarbij drie kenmerken.
Niet elk klimaat houdt zich aan de grove indeling van de drie zones. Geef een voorbeeld van een klimaattype dat je in elke zone kunt vinden en leg uit hoe dat kan.
Stap 2 - Tweede indeling van het klimaatsysteem van Köppen
Köppen maakte een verdere uitsplitsing aan de hand van de neerslagverdeling gedurende een jaar. Voor de A-, C- en D-klimaten bekeek hij wanneer er een droge periode is:
winter
w
Winter trocken = droge winter
zomer
s
Sommer trocken = droge zomer
nooit
f
Fehlt = zonder droog seizoen
Er is één uitzondering. Bij A-klimaten komt ‘s’ nooit voor, maar wel een moesson. Hij gebruikt daarvoor de letter ‘m’.
moesson
m
Moesson, zeer natte periode
De kleine letters w, s, f en m behoren altijd tot een A-, C- of D-klimaat.
Voor de B- en E-klimaten keek hij naar andere kenmerken. Daar gebruikte hij -ter onderscheid van de kleine letters van de A-, C- en D-klimaten- een hoofdletter voor.
De B-klimaten kenmerken zich door droogte. Daar komen twee landschapstypen in voor: woestijn en steppe. Het verschil legde hij bij 200 mm p/j.
Woestijn
W
minder dan 200 mm p/j
Steppe
S
tussen de 200 en 500 mm p/j
Voor de E-klimaten is de neerslag niet van belang. In deze klimaten ligt de hoogste temperatuur altijd onder de +10o C. We kennen drie E-klimaten. Voor het verschil kijken we naar de temperatuur:
Toendra
T
warmste maand boven de 0 graden
IJskap
F
Frost: nooit boven de 0 graden
Hooggebergte
H
hooggebergte, nooit boven de 0 graden
Samen in één schema:
1e: Grove indeling
Benaming
2e: Neerslagverdeling
A
Tropische (regenwoud)klimaten
f regenwoud (zonder droog seizoen
m: moesson
w: savanne (met droge winter)
B
Woestijn- of droge klimaten
W: Woestijn
S: Steppe
C
Zee- of maritieme klimaten
s: droge zomer
w: droge winter
f: zonder droog seizoen
D
Land- of continentale klimaten
s: droge zomer
w: droge winter
f: zonder droog seizoen
E
Poolklimaten
T: Toendra
F: IJskap
H: Hooggebergte
Uitzondering: Het tropische savanneklimaat kreeg de notatie Aw mee (met een droge winter). Op enkele zeldzame plekken in de wereld met een savanneklimaat komt het echter voor dat de droge periode in de zomer valt. We spreken in dat geval van een As-klimaat. Dit komt bijvoorbeeld voor in Hawaï, op Sri Lanka en in Somalië.
Je ziet vaak de aanduiding Aw/As-klimaat samengevoegd staan voor een tropisch savanneklimaat.
Kenmerken van de klimaten
Af
Tropisch regenwoud klimaat
Am
Moessonklimaat
Aw/As
Tropisch savanneklimaat
BS
Steppeklimaat
BW
Woestijnklimaat
Cf
Zeeklimaat
Cs
Mediterraan klimaat*
Cw
Chinaklimaat**
Df
Land- of continentaal klimaat met neerslag gedurende het hele jaar
Ds
Land- of continentaal klimaat met droge winters
Dw
Land- of continentaal klimaat met droge zomers
ET
Toendraklimaat
EF
Sneeuwklimaat/IJsklimaat
EH
Hooggebergteklimaat
* Verwijst naar de Middellandse Zee waar dit klimaattype het eerst werd waargenomen
** Verwijst naar China waar dit het overheersende klimaattype is
Onder welk type klimaten valt Nederland (1e en 2e indeling, dus grote en kleine letter)?
Kijk naar beide klimaatdiagrammen:
Beide klimaten hebben hetzelfde klimaat, Guayaquil in Ecuador en Dakar in Senegal:
a) Welk klimaat is dat?
b) Hoe komt het dat het klimaat gelijk is, terwijl de regenperiode in andere maanden valt?
Stap 3 - Klimaattypen verbeeld
Als afsluiting van deze les krijg je een aantal afbeeldingen van een natuurlijke omgeving. Probeer vast te stellen om welk klimaattype het gaat. Geef daarbij aan op grond van minimaal één kenmerk waarom je voor een bepaald klimaattype kiest. Zet bij elke afbeelding de classificatienummering van Köppen erbij, voor zover je die kunt afleiden uit de foto’s. Bij A, C en D hoeft geen kleine letter erachter. Bij B en E wel.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Op deze pagina vind je examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluit zo goed mogelijk aan bij de opdracht die je net hebt afgerond. Maak bij het beantwoorden ook gebruik van hetgeen je al eerder geleerd hebt. Als je de vraag niet kunt beantwoorden, probeer het dan later opnieuw. Nadat je een vraag beantwoord hebt, kun je de vraag zelf nakijken en je score aangeven.
Het arrangement Klimaten in soorten (Leerjaar 3 VWO) is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Danielle Farla
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2020-04-03 14:08:37
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Klimaten in soorten
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.