Onderbouw les op afstand

Onderbouw les op afstand

Geraamte

Intro

Open de interactieve schoolplaat van SchoolTV.
Deze schoolplaat gaat over je geraamte. Een ander woord voor geraamte is skelet.

Start de videotour 'Reis door je skelet'.
In deze videotour maak je kennis met je skelet.
Bespreek na het kijken van de tour met een klasgenoot welke functies ons skelet heeft.

Overleg met je docent of je ook zelf nog even mag rondkijken op de schoolplaat.

In deze opdracht staat het skelet centraal. Hoe heten al die botten in ons skelet?
Zijn er verschillen tussen de botten van mensen en dieren?

Op deze vragen ga je in deze opdracht antwoord geven.

Succes

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de opdracht geraamte.

Na deze opdracht kun je:

  • uitleggen waarom je een skelet nodig hebt.
  • de namen van de beenderen van het skelet benoemen.
  • vijf verschillende botgroepen benoemen.
  • één kenmerk van zoolgangers, teengangers, hoefgangers (topgangers), en zool-/teengangers benoemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt uitleggen wat de functie van het skelet is en maakt hier een oefening over.
Stap 2 Je kunt de verschillende botten uit het skelet koppelen aan de juiste naam.
Stap 3 Je kunt de namen van de  verschillende botten uit het skelet van je eigen
lichaam benoemen.
Stap 4 Je leest informatie over de gangen van verschillende viervoeters en kunt dit
toepassen in een oefening.
Stap 5 Je kunt de verschillende botgroepen bij verschillende zoogdieren benoemen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst   Hier vind je de kennisbank geraamte en de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als je kiest voor eindopdracht B maak je een toets over de opdracht Geraamte.
Eindopdracht B Als je kiest voor eindopdracht A zet je samen met een klasgenoot een skelet in elkaar. Daarbij benoem je de verschillende beenderen
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Eindopdracht A

  • fototoestel (stap 3)
  • bouwplaat Skelet
  • karton en printer (of je krijgt de bouwplaat uitgedeeld)
  • kleurpotloden (rood, groen, grijs, geel, paars en blauw)
  • schaar
  • tang om gaatjes te maken plus acht splitpennen
  • touw/katoendraad en naald

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

aan de slag

Stap 1: Het Skelet

Stap 2: Verschillende botten

Kijk uit welke botten en beenderen de schedel, de romp, de wervelkolom en de ledematen zijn opgebouwd.

 


Maak de onderstaande oefening"Skelet".

Stap 3: Je eigen botten

Ken je nu alle botten en kun je de botten bij jezelf aanwijzen?

  • Download het werkblad Het Skelet .
  • Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Ga in dezelfde houding staan als de afbeelding.
  • Vraag een klasgenoot om een foto van je te maken.
  • Plak deze foto in het werkdocument achter het skelet.
  • Benoem alle genummerde botten.
  • Kijk of je elk bot bij jezelf kunt voelen.

Oefen met een klasgenoot: de één wijst een lichaamsdeel aan, de ander zegt welk bot daar zit.

 

Stap 4: Mens en dier

Op de website van natuurinformatie vind je extra informatie over het skelet van 'viervoeters':
natuurinformatie - skeletten.
Lees wat het verschil is tussen hoefgangers, zoolgangers en teengangers.

 

Mens en paard
Een mens is een zoolganger. Het paard is een hoefganger. Een paard loopt letterlijk op de top van zijn tenen.
Het onderste deel van een paardenbeen bevat dan ook minder botten dan het onderste deel van een mensenbeen.

Je ziet de achterbenen van een paard en de benen van een mens.
Vergelijk de bouw van de ledematen.


Je ziet de voorbenen van een paard en een arm van een mens.
Vergelijk de bouw van de ledematen.

 


Maak de volgende oefening over het mens en paard.

Stap 5: Zeven botgroepen

Alle skeletten bestaan uit zeven botgroepen:

  1. schedel
  2. borstkas
  3. schoudergordel
  4. bekkengordel
  5. wervelkolom
  6. voorpoten
  7. achterpoten.

Voorpoten en achterpoten worden ook wel ledematen genoemd.
Ga naar de website van Natuurinformatie:
natuurinformatie - skeletten - zeven botgroepen

afronding

Begrippenlijst

Geraamte

Been
Been is weefsel dat keihard en stevig en tevens hetgeen waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A, maak je een toets over de opdracht Geraamte.

Terugkijken

Intro

  • Welke intro zou jij bij deze opdracht verzinnen? Waardoor zou jij gelijk nieuwsgierig worden?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Voor welke eindopdracht heb je gekozen? Was je er lang mee bezig of viel dat wel mee?

Beenderen

Intro

Bekijk het filmpje.


In het filmpje zie je een baby die zijn voeten in zijn mond steekt.
Waarom kunnen veel baby's dat wel en de meeste ouderen niet?
Wat maakt botten soepel en wat maakt botten stijf?

Op deze vragen ga je antwoord geven in deze opdracht.

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de opdracht beenderen. 

Na deze opdracht kun je:

  • benoemen waar bot uit bestaat.
  • aangeven waarvoor kalkstof en lijmstof belangrijk zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het lezen van de tekst kun je benoemen waar bot uit bestaat.
Stap 2 Je kunt aangeven dat botten veranderen naarmate je ouder wordt.
Stap 3 Je kunt beschrijven hoe het percentage van lijmstof en kalk verandert als je ouder wordt
Stap 4 Je bestudeert het practicum van Julia en kunt aan de hand van dit onderzoek de werking van kalkstof en lijmstof in het bot aangeven.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank die gebruikt is in deze opdracht. Ook kun je hier de begrippen die te maken hebben met de opdracht beenderen vinden.
Eindopdracht Je maakt een onderzoeksverslag aan de hand van het practicum in de opdrachten. Daarin geef je antwoord op de onderzoeksvraag over soepelheid van botten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Leeg onderzoeksverslag Beenderen

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

aan de slag

Stap 1: Samenstelling botten

Bekijk het filmpje op de site van SchoolTV
Bestudeer daarna de informatie over de samenstelling van de botten.

Video: Samenstelling bot



Kalk en lijmstof
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn.
De botten zijn daarom erg hard en heel erg sterk.
Een bot bestaat gewoonlijk uit been en voor de geboorte uit kraakbeen.
Enkele botten zoals in je neus en oorschelp blijven uit kraakbeen bestaan.
Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.

Kalk ken je vast wel, want stoepkrijt is ook van kalk.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje stoepkrijt probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is net een soort gum. Het is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug.
Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men er lijm van (beenderlijm).

Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel skelet, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
Het binnenste van een bot is zacht. Dit noemen we het beenmerg.
In het beenmerg worden bloedcellen gemaakt voor het lichaam.

Wil je nog meer lezen? Bestudeer de pagina 'Samenstelling van het bot' in de Kennisbank.

Van schedel tot ledematen

 

Stap 2: Verandering samenstelling

Maak de onderstaande oefening.

Stap 3: Verandering percentage lijmstof en kalk

Maak de oefening.

Stap 4: Julia

Bekijk het onderzoekje dat Julia doet.
Van dit onderzoek maak je in de eindopdracht een onderzoeksverslag.

Welk stofje in je botten zorgt er voor dat de benen toch zo soepel zijn?
Wat denk je dat het antwoord is op deze vraag?

 

Julia gaat een proefje doen. Ze heeft nodig:

  • (verdund) zoutzuur
  • botje (kip)
  • tang/pincet
  • potje

 

 

Ze schenkt (verdund) zoutzuur in het potje.

 

 

Ze doet het botje in het potje met zoutzuur.

 

Ze schrijft op een briefje 'Pas op' en legt het briefje bij het potje.

En nu één dag wachten ......

 

Ze doet handschoenen aan en haalt het botje met een tangetje uit het zoutzuur.

Ze spoelt het botje af.

 

Beantwoord nu de drie vragen over het onderzoekje van Julia.

afronding

Begrippenlijst

Geraamte

Been
Been is keihard en stevig en tevens hetgeen waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.

Ledematen
Benaming voor armen en benen.

Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Rechtop staan

Intro

In beide filmpjes zie je de wervelkolom.
De wervelkolom speelt een belangrijke rol bij het rechtop staan.

Bekijk de twee video's. Let goed op de beweeglijkheid van de wervelkolom.





In deze opdracht bekijk je hoe de wervelkolom in elkaar zit.

 

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de opdracht rechtop staan. 

Na deze opdracht kun je:

  • de verschillende onderdelen bouw van de wervelkolom benoemen.
  • aangeven waardoor de wervelkolom kan bewegen.

Wat kan ik al?

In de eerste opdracht van dit thema, geraamte, heb je geleerd hoe het mensenlijk skelet in elkaar zit en uit welke botgroepen het bestaat. Daar is ook aandacht besteed aan de wervelkolom.

Wat weet je nog van de wervelkolom? We frissen je geheugen even op met deze korte oefening. 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het bestuderen van de kennisbank de bouw van de wervelkolom en de verschillende onderdelen benoemen.
Stap 2 Je kunt aangeven waarom de wervelkolom kan bewegen en vragen maken over de wervelkolom.
Stap 3 Je kunt met informatie die je gelezen hebt over een hernia, vragen beantwoorden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst   Je vindt hier de kennisbank geraamte en de begrippenlijst die past bij de opdracht Rechtop staan.
Eindopdracht A Als je kiest voor deze eindopdracht maak je een toets over de opdracht rechtop staan.
Eindopdracht B Als je kiest voor deze eindopdracht maak je een memoryspel over de wervelkolom.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Als je kiest voor eindopdracht B heb je eventueel knutselmateriaal nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 1,5 uur de tijd.

 

aan de slag

Stap 1: Rechtop staan

Bestudeer in de Kennisbank biologie de informatie over de wervelkolom.

Van schedel tot ledematen

Maak nu de onderstaande sleepoefeningen.

Stap 2: Wervelkolom

Bekijk nu onderstaande video en maak daarna de volgende vijf vragen.

Stap 3: Hernia

Je hebt vast wel eens gehoord van een hernia.
Misschien ken je wel iemand die last heeft van een hernia.
In deze stap leer je wat een hernia is. Bekijk de video.

Video: Zenuwen in de knel



Opdracht
Een hernia is een uitstulping van een tussenwervelschijf. Daarmee wordt bedoeld dat een tussenwervelschijf gedeeltelijk tussen de wervels weg is geduwd.
Hierdoor drukt de uitstulping op een zenuw. Dit doet erg veel pijn.

Door de druk op de zenuw krijg je pijn in je been en je bil. Soms valt de zenuw zelfs helemaal uit en kan je je been niet meer goed bewegen. Ook heb je vaak een tintelend gevoel. Alsof je been slaapt. Hoesten, niezen en persen doet pijn.

De meeste hernia’s ontstaan tussen de onderste twee lendenwervels of tussen de laatste lendenwervel en het heiligbeen. Maar je kan bijvoorbeeld ook een nekhernia krijgen.
Een hernia kan ontstaan door verschillende oorzaken. Hieronder zie je een aantal oorzaken:

  • een plotselinge draaibeweging

  • vertillen

  • te weinig beweging

  • een aangeboren zwakke plek

  • slijtage/ouderdom.

De meeste hernia’s gaan vanzelf over. Vaak met behulp van fysiotherapie.
In sommige gevallen is de hernia zo ernstig of duurt hij zo lang, dat er toch geopereerd moet worden.

Maak de volgende oefening.

afsluiting

Begrippenlijst

Geraamte

Lichaamshouding

Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Tussenwervelschijven
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Zenuw
Een soort draad in het lichaam die de hersenen verbindt met spieren en organen. Via het ruggenmerg gaan de zenuwen naar de verschillende delen van je lichaam.

Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Ruggenmerg

Een koker met vloeistof die door je wervels loopt. Door deze buis lopen alle zenuwen van en naar je hersenen.

Eindopdracht A: Toets

Kies je voor eindopdracht A, dan sluit je deze opdracht af met het maken van een toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Denk nog eens terug aan stap 3. Ken jij iemand in je omgeving die bodybuilder is. Zo ja, moet deze persoon naast hard trainen ook zijn eetpatroon aanpassen?
  • Eindopdracht
    Welke eindopdracht heb je gekozen? Als je hebt gekozen voor de kruiswoordpuzzel, vond je deze dan moeilijk of makkelijk?

Bewegen

Intro

Je lichaam doet de hele dag niks anders dan bewegen:
lopen, zitten, schrijven of typen, staan, fietsen, rennen en ga zo maar door.

Bekijk de volgende filmpjes. Hoe bewegen deze sporters? Wat valt je op?





Hoe komt het dat je kunt bewegen? Hoe werkt jouw bewegingsapparaat?

Onder je huid zit een ingewikkeld bewegingsapparaat dat bestaat uit botten, gewrichten, spieren, pezen en zenuwen.
Daarover ga je in deze opdracht meer te weten komen....

Veel succes.

 

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de opdracht bewegen.

Na deze opdracht kun je:

  • twee manieren beschrijven waarop botten met elkaar verbonden zijn.
  • de twee onderdelen van een gewricht en de functies ervan benoemen.
  • het kogel-, rol- en scharniergewricht van elkaar onderscheiden.
  • aangeven wat de werking van spieren en gewrichten is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest de kennisbank over beenverbindingen. Daarna kun je de verschillende manieren waarop botten met elkaar verbonden zijn benoemen en dit toepassen in een oefening.
Stap 2 Je bestudeert de werking van spieren in de kennisbank en kunt daarna in een oefening de juiste onderdelen van een spier benoemen.
Stap 3 Na het kijken van een video kun je de werking van spieren beschrijven
Stap 4 In een practicum onderzoek je de werking van de armbuigspier en dit kun je verwerken in een onderzoeksblad.
Stap 5 Je kunt, na het lezen van de tekst, de oefening over de verschillende typen spieren maken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst   Hier vind je de kennisbanken en de begrippen die bij deze opdracht horen.
Eindopdracht A Als je kiest voor eindopdracht A maak je een toets over de opdracht bewegen.
Eindopdracht B Als je kiest voor eindopdracht B vul je de antwoorden in in een kruiswoordpuzzel.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

aan de slag

Stap 1: Beenverbindingen

Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel:

Beenverbindingen en gewrichten

Bekijk de volgende filmpjes op de site van SchoolTV.
Komt de informatie die je in de video hoort overeen met wat je net gelezen hebt in de Kennisbank?

Video: Gewrichten


Video: Hoe zitten botten aan elkaar vast?



Maak nu de volgende sleepoefening.

Stap 2: Spieren

Bestudeer nu uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Spieren:

Spieren

Maak de volgende sleepoefeningen.

Stap 3: Armspieren

In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.

 

Stap 4: Practicum armbuigspier

Het opmeten van de bovenarm

Je onderzoekt hoe de dikte van je buigspier verandert als je je arm samentrekt.
Je vergelijkt je linker- en rechterarm.
En je vergelijkt jouw resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.

  • Download het Practicum Armbuigspier.
  • Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de spullen bij elkaar die je nodig hebt om het onderzoek uit te voeren.
  • Voer het practicum samen met klasgenoot uit.
  • Vul de resultaten van de metingen in de tabel in.
  • Geef daarna antwoord op de vragen onder het kopje conclusie en geef de verklaring.

Vergelijk jullie resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.

Stap 5: Typen spieren

Lees de tekst in de bron en beantwoord daarna de vragen.

Bewegen als je dat zelf wilt
De spieren die de armen, benen, gezicht, hoofd en lichaam bewegen zijn ‘willekeurige’ spieren.
Dit betekent dat ze alleen maar werken als jij dat wilt.
Vaak moet je, als je voor het eerst iets doet, er goed bij nadenken welke spieren je nodig hebt.
Bijvoorbeeld: toen je leerde fietsen. Je moest toen leren om tegelijkertijd te trappen, te sturen en je evenwicht te bewaren. Pas na veel oefening kon je fietsen en je willekeurige spieren gebruiken zonder er steeds bij na te denken.
Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je dwarse streepjes.
Daarom heten de willekeurige spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.

Spieren die vanzelf werken
Je hebt ook spieren die je niet met je wil kunt besturen.  
Ze zitten in je darmen, in bloedvaten en nog meer organen. Het zijn ‘onwillekeurige’ spieren ofwel gladde spieren. Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je geen dwarsstreepjes. Dit soort spieren werkt dus automatisch: Niemand hoeft te leren het voedsel door de darmen te vervoeren.

Eén spier is nooit moe
Het hart is eigenlijk één grote speciale spier, de hartspier.
Elke keer als de hartspier samentrekt, wordt er bloed uit het hart geperst.
De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
Hij heeft wel dwarse streepjes maar lijkt in zijn werking meer op gladde spieren.

 

Maak de volgende oefening.

afronding

Begrippenlijst

Spieren

Beenverbindingen en gewrichten

Beenverbindingen
Verbindingen tussen botten.
Vergroeide botten
Een vorm van beenverbindingen.
Naadverbindingen
Stevige en dichte verbinding die wordt gevormd door naden, zoals bij de schedel.
Kraakbeenverbindingen
Verbindingen die voor buigmogelijkheden zorgen, zoals bij de rug.
Gewrichtsverbindingen
Verbindingen bestaande uit gewrichten die botbewegingen mogelijk maken.
Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging mogelijk maakt.
Gewrichtskom
De gewrichtskom is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskogel
De gewrichtskogel is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskapsel
De gewrichtskapsel verbindt de twee losse botten waaruit het gewricht bestaat met elkaar.
Gewrichtssmeer
Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen.
Kapselbanden
Kapselbanden houden een gewicht op zijn plaats.
Kogelgewricht
Hiermee zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk.
Rolgewricht
Hierbij draaien twee botstukken om elkaar heen.
Scharniergewricht
Hiermee zijn bewegingen in één richting mogelijk.
Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.
Pees
Verbinding tussen een spier en een bot
Aanhechtingsplaats
Dit is de plaats waar een pees aan het bot vastzit.
Antagonisten
Spieren met een tegenovergestelde werking; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Antagonisme
Tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A, sluit je deze opdracht af met het maken van een toets. 

Eindopdracht B: Kruiswoordpuzzel

Als keuze-eindopdracht kun je kiezen voor het maken van deze kruiswoordpuzzel.
Kruiswoordpuzzel Hoe kom ik in beweging?

Probeer alle woorden in te vullen.
Je kunt je antwoorden controleren door op de 'Answer key' te klikken.
En daarna klik je op 'Continue'.

Je kunt deze kruiswoordpuzzel ook in het googledocument maken:
Kruiswoordpuzzel bewegen.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Je hebt een voldoende als je 9 vragen goed hebt beantwoord.

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Waren de video's duidelijk? Zo niet, zoek dan een video die jij wel passend vond voor deze opdracht. 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 1 à 1,5 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je gekozen voor de toets of het memoryspel? Waarom heb je deze keuze gemaakt?