Ordening: Het rijk van de planten

Ordening: Het rijk van de planten

Startpagina

Welkom bij de les over het rijk van de planten binnen het thema ordening.

Lees de instructie op de volgende pagina aandachtig door voordat je met de lesstof begint.

Instructie

We werken deze les aan het volgende leerdoel:

Je kunt het plantenrijk indelen in drie stammen. Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Na het bekijken van de video, het maken van de lesstof en de oefentoets kun je naar 'extra lesstof'. Hier kun je kiezen uit 'verdieping' (meer opdrachten en kennis over dit onderwerp) of 'remediërend' (als je nog moeite hebt met de indeling van organismen). Maak hier alleen de opdrachten over de onderwerpen die jij nog lastig vindt. Als laatste maak je de eindtoets over dit onderwerp.

Zorg dat je niet later dan 15 minuten voor het einde van de les aan de eindtoets begint!

Veel succes!

Lesstof

Uitlegvideo

Kijk en luister goed naar de uitleg in de volgende kennisclip. Later deze les moet je vragen beantwoorden over de stof die in deze clip besproken wordt. Als iets niet helemaal duidelijk is pauzeer je de video en zoek je de informatie op in je boek, of je bekijkt de video twee keer.

Basisstof 4: Het rijk van de planten

Padlet

Schrijf alle kenmerken en voorbeelden die je in de video voorbij hebt horen en zien komen in onderstaand schema.

Made with Padlet

Kruiswoordpuzzel

Zoek (indien nodig met behulp van je boek) de juiste moeilijke woorden die bij de hints in deze kruiswoordpuzzel passen. 

Oefenvragen

Extra lesstof

Verdiepend

Thema: Planten

Intro

Of je nu in het bos, in de tuin, in huis of in de school kijkt, overal kom je planten tegen.
Veel van deze verschillende plantensoorten zijn zaadplanten.
Sommigen kun je eten, anderen kun je beter laten staan.
Ondanks de vele verschillen hebben zaadplanten ook veel overeenkomsten.

In dit thema staan zaadplanten centraal.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van dit thema kan ik:

de verschillende celonderdelen met hun functie opnoemen. Cellen nader bekeken
uitleggen wat het verschil is tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel door aan te geven welke celonderdelen in beide cellen voorkomen. Cellen nader bekeken
uitleggen wat fotosynthese is en kan ik vertellen waarom fotosynthese zo belangrijk is voor de natuur. Fotosynthese
de verschillende onderdelen van een plant met hun functie benoemen. Bouw van planten
de verschillende onderdelen van een bloem met hun functie uitleggen. Bouw van bloemen
uitleggen hoe bestuiving plaatsvindt en op welke manieren de stuifmeelkorrels worden verspreid. Bestuiving
het proces van bevruchting van een plant uitleggen. Voortplanting zaadplanten
uitleggen wat wordt bedoeld met geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting. Voorplanting zaadplanten
uitleggen hoe zaden en vruchten worden gevormd en verspreid.

Voortplanting zaadplanten

Van zaad tot plant

uitleggen wat ontkiemen is. Van zaad tot plant

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met zeven opdrachten en een keuzeopdracht (★).

Activiteit

Aantal lessen
(in lesuren)

Eindopdracht
Inleiding 0,5  
Opdracht: Cellen nader bekeken 3 Toets of kruiswoordpuzzel
Opdracht: Fotosynthese 3 Toets
Opdracht: Bouw van planten 3 Toets of bladeren determineren
Opdracht: Bouw van bloemen 3 Toets of Document
Opdracht: Bestuiving 2 Stripverhaal of collage
Opdracht: Voortplanting zaadplanten 3 Kwartet
Opdracht: Van zaad tot plant 3 Toets
Opdracht: ★ Inheemse planten 5 Presentatie
Afsluiting 2,5 Poster
Diagnostische toets 1  
Totaal 29  

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Opdrachten

Cellen nader bekeken

Cellen nader bekeken

Intro

Planten en dieren bestaan uit cellen!
Maar er zijn duidelijke verschillen tussen dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Over de verschillen tussen deze cellen gaat deze opdracht.

Bekijk het volgende filmpje. Wat denk je: is dit een dierlijke of een plantaardige cel?


In deze opdracht bekijk je dierlijke en plantaardige cellen met een microscoop en leer je de onderdelen van een cel kennen.
Daarnaast leer je hoe cellen samen een weefsel vormen.

Veel succes!

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Cellen nader bekeken.

Ik kan:

  • de verschillende celonderdelen van plantaardige cellen en van
    dierlijke cellen benoemen.
  • de begrippen celwand, celmembraan, celkern, cytoplasma, vacuole, plasticiden, chloroplast, chromoplast, en leukoplast beschrijven.
  • uitleggen wat de functie is van de verschillende celonderdelen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt na het lezen van de Kennisbank de verschillende onderdelen van de cel herkennen en benoemen wat hun functie is.
Stap 2 Je bereidt de practica voor met behulp van de gereedschapskist.
Stap 3 Je voert het practicum 'Waterpest en ui' uit. Ook beoordeel je je eigen schematische tekening.
Stap 4 Je voer het practicum 'Wangslijmvlies' uit. Je beoordeelt de tekening van een klasgenoot.
Stap 5 Je kunt vragen beantwoorden over de cellen die je hebt gezien in de practica.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets 'Cellen nader bekeken'.
Eindopdracht B Je maakt samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel over dierlijke cellen en plantaardige cellen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Bouw van een cel

Bouw van een cel
Bestudeer uit de Kennisbank biologie alle pagina's van het volgende onderdeel:

Bouw van een cel


Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 2: Voorbereiding practica

Voorbereiding practica
Je gaat straks met een microscoop een dierlijke cel bekijken en van die cel ga je een tekening maken.

Gebruik de volgende twee links om je goed voor te bereiden op de practica:

Lees ook de informatie over de schematische tekening door in de gereedschapskist hieronder.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 3: Practicum waterpest en rode ui

Practicum waterpest en rode ui
Je gaat twee schematische tekeningen maken van plantencellen en je benoemt de zichtbare onderdelen:

  • celwand
  • celmembraan
  • celkern
  • celplasma
  • chloroplast
  • chromoplast
  • vacuole


Practicum

  • Download het werkblad Waterpest en ui.  Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven in de werkwijze.

Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 4: Practicum wangslijmvlies

Practicum wangslijmvlies
Je gaat nu een schematische tekening van enkele wangslijmvliescellen maken.
Ook nu benoem je de zichtbare onderdelen:

  • celmembraan
  • celkern
  • cytoplasma


Practicum

  • Download het werkblad
    Googledoc - Wangslijmvliescellen
    Maak een kopie van het googledocument en sla het op in je eigen omgeving. Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad inclusief de beoordeling een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven bij de werkwijze.

Klaar?
Laat de beoordeling eerst invullen door een klasgenoot. Daarna door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 5: Dierlijke en plantaardige cellen

Dierlijke en plantaardige cellen
Je hebt plantencellen en dierencellen onder de microscoop bekeken.
Beantwoord nu de volgende vragen.

Afronding

Begrippenlijst

Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.
Organisme
Een levend wezen: een bacterie, schimmel, plant of dier. Organismen vertonen levensverschijnselen, zoals zich voortplanten, zich voeden en reageren.
Protoplasma
De inhoud van een cel, bestaande uit het cytoplasma en de kern.
Cytoplasma
Vloeistof waarin alle celonderdelen liggen.
Celkern
Het deel van een cel dat erfelijke informatie (chromosomen) bevat.
Organel
Onderdeel van een cel met een bepaalde functie.
Celmembraan
Buitenste deel van een cel dat de cel vorm geeft en zorgt dat het celplasma in de cel blijft.
Kernmembraan
De buitenste laag van het kernplasma.
Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.
Vacuole
Ruimte in een cel gevuld met vocht. Een plantencel heeft een grote centrale vacuole, dierlijke cellen hooguit enkele kleine.
Plastiden
Verzamelnaam voor verschillende soorten korrels; chloroplasten, chromoplasten en leukoplasten. Komen voor in het cytoplasma van plantencellen.
Planten
Organismen waarvan de cellen een celkern hebben en een celwand, meestal met bladgroenkorrels. Er bestaan zowel eencellige (eencellige algen) als meercellige planten. Door bladgroenkorrels doen planten aan fotosynthese. Planten zijn producenten (ze maken voedsel).

 

 

 

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets Cellen nader bekeken.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Kruiswoordpuzzel

Als je kiest voor eindopdracht B ga je samen met een klasgenoot een kruiswoordpuzzel maken.

Een kruiswoordpuzzel is een creatieve manier om begrippen en hun omschrijvingen te presenteren. Door in een patroon van vakjes de letters van woorden in te vullen is de puzzel op te lossen. De antwoorden worden meestal gegeven aan de hand van omschrijvingen.
Maar je kunt bijvoorbeeld ook een afbeelding als omschrijving gebruiken.

Jullie kruiswoordpuzzel gaat over dierlijke en plantaardige cellen.
Zoek woorden en afbeeldingen op die passen bij dit onderwerp.
Maak van ieder woord een (korte) omschrijving.
Maak nu het hokjespatroon en schrijf de omschrijvingen erbij.
Zorg dat je alle begrippen die in de leerdoelen staan gebruikt.

Kopieer de puzzel een of twee keer en laat de puzzel oplossen door een of twee klasgenoten.
Vraag om commentaar op jullie puzzel. Natuurlijk proberen jullie ook een puzzel van jullie
klasgenoten op te lossen. Geef op een positieve manier feedback aan jullie klasgenoten.

Beoordeling
Bij de beoordeling let jullie docent op het volgende:

  • De kruiswoordpuzzel minimaal 15 woorden bevat.
  • De omschrijvingen op de juiste manier naast de puzzel staan.
  • De begrippen uit de leerdoelen in de puzzel verwerkt zijn.
  • De begrippen op de juiste manier omschreven zijn.
  • De puzzel niet te makkelijk en niet te moeilijk is; de puzzel moet door klasgenoten te
    maken zijn.
  • De kruiswoordpuzzel er verzorgd uitziet.

Klaar?
Laat de kruiswoordpuzzel beoordelen door jullie docent.

Kruiswoordpuzzel maken

Bij een kruiswoordpuzzel vul je de letters van woorden in vakjes in.  

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals de video in de intro. Zou je, na het maken van deze opdracht, nog steeds hetzelfde antwoord geven? Leg je antwoord uit.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
    Welk onderdeel van deze opdracht kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Hoe vond je het om de verschillende practica uit te voeren?
    Vond je het lastig om de schematische tekening van je klasgenoot te beoordelen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
    A: Sloten de vragen van de toets goed aan bij de leerdoelen? Heb je het idee dat je door het maken van de toets echt kunt testen of je de stof kent?
    B: Is het gelukt om een kruiswoordpuzzel te maken? Hoe verliep de samenwerking? Waren jullie het snel eens? Konden jullie de taken goed verdelen? Wat had er beter gekund?

Fotosynthese

Fotosynthese

Intro

Het lichaam van mensen heeft zuurstof nodig. Om zuurstof binnen te krijgen moeten we ademhalen.
In de lucht zit zuurstof. Planten maken deze zuurstof door fotosynthese.

Als je inademt, komt er lucht met zuurstof in je longen.
Als je uitademt, gaat lucht met minder zuurstof je lichaam weer uit.

Bekijk nu onderstaande video op de website van SchoolTV.
Wat gebeurt er in je lichaam als je ademt? Maak tweetallen.
Probeer elkaar in eigen woorden uit te leggen wat er gebeurt als je ademt.

Video: Ademhaling

Wat heb je nog meer nodig om in leven te blijven? Juist voedsel!
Groenten en fruit bijvoorbeeld. Als we groente eten, dan eten we een deel van een plant.
Bij sommige groenten eten we bijvoorbeeld de bladeren, zoals bij spinazie, bij andere groente de wortels zoals … bij wortels!
En eet je graag vlees? Denk er dan aan dat die koe, kip of dat varken ook eerst planten heeft gegeten.

Bekijk nu de video over groente eten op de website van SchoolTV.
Van welke plant eten we de vruchten en van welke plant juist de wortels?

Video: Groenten eten



Planten zijn dus belangrijk voor onze ademhaling en voor ons eten.
Dat heeft allemaal te maken met fotosynthese in planten.
Hoe dat precies zit dat leer je in deze opdracht.

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Fotosynthese:

Ik kan:

  • het begrip fotosynthese benoemen.
  • uitleggen wat de fotosynthese is door aan te geven welke stoffen nodig zijn voor de fotosynthese en welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese.
  • aangeven in welke delen van een plant fotosynthese plaatsvindt.
  • in mijn eigen woorden uitleggen waarom fotosynthese zo belangrijk is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank en het kijken van een video kun je aangeven hoe fotosynthese verloopt en welke stoffen hier voor nodig zijn.
Stap 2 en Je kunt de kennis over fotosynthese toepassen in een vraag over huidmondjes, witte en groene asperges.
Stap 3 Je voert het practicum 'Huidmondjes' uit en maakt hier een schematische tekening van.
Stap 4 Je voert het practicum 'Het vrijkomen van zuurstof' uit en verwerkt dit in een onderzoeksverslag.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je maakt de toets 'Fotosynthese'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd

  • Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1 Kennisbank

Fotosynthese
Bestudeer uit de Kennisbank biologie alle pagina's van het onderdeel

Fotosynthese

 

 

 

Stap 2 Fotosynthese

De oefening hieronder gaat over de volgende twee afbeeldingen.
Bespreek beide afbeeldingen eerst met een klasgenoot.
Wat zien jullie? Wat kun je erover vertellen?
Wat heeft dit te maken met de informatie die jullie in de Kennisbank hebben gelezen?

Maak daarna alleen de oefening.

Afbeelding 1
Afbeelding 2

 

Stap 3 Practicum huidmondjes

Practicum huidmondjes
Je gaat een biologische (schematische) tekening maken van een huidmondje met de omringende cellen.
Je benoemt de zichtbare onderdelen.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Huidmondje 
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving of download het werkblad.
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit.
  • Maak daarna de schematische tekening van het huidmondje. 


Klaar?
Vergelijk je tekening met de tekening van een klasgenoot.
Zijn er verschillen tussen jullie tekeningen? Bespreek de verschillen.
Pas je tekening aan als dat nodig is.

Vul daarna de beoordelingstabel in. Vraag je docent deze tabel ook in te vullen.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 4 Practicum vrijgekomen zuurstof

Practicum Het vrijkomen van zuurstof
Je gaat een verslag schrijven naar aanleiding van een proefje over het vrijkomen van zuurstof.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Het vrijkomen van zuurstof.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving of download het werkblad.
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Overleg met je docent of iedereen het practicum zelf doet of dat jullie samen één opstelling maken.
  • Als je zelf het practicum moet doen, zoek dan de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.
  • Maak daarna aan de hand van de stappen in je document een verslag van het practicum. Lees daarvoor eerst de gereedschapskist hieronder.
  • Klaar? Beoordeel je onderzoeksverslag en vraag je docent hetzelfde te doen. 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Bladgroenkorrels
Groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; ze bevinden zich in het celplasma van planten.

Koolstofdioxide
Ook wel koolzuurgas genoemd, molecuul bestaat uit één koolstof- en twee zuurstofatomen; gas dat ontstaat bij verbranding. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding in cellen van organismen (verbrandingsproduct) en wordt opgenomen door planten voor de fotosynthese.

Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.

Assimilatie
Opbouw van organische stoffen uit eenvoudigere organische stoffen (door alle organismen) en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water (door planten). Hiervoor is energie nodig.

Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Water
Molecuul bestaat uit twee waterstofatomen en één zuurstofatoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.
Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstofatomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
Huidmondje
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.
Glucose
Glucose is een soort suiker, ofwel een koolhydraat.
Fotosynthese
Proces waarbij water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht worden omgezet in suikers (glucose). Dit gebeurt in planten (bladgroenkorrels).
Sluitcellen
Sluitcellen regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.

Eindopdracht

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets 'Fotosynthese'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals naar de intro. Leg nu uit waarom er in de introductie een link werd geleg tussen onze ademhaling, onze voeding en fotosynthese. 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
    Welk onderdeel was je het snelst mee klaar. Welk onderdeel ging sneller dan verwacht?
     
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Wist je dat wij voor onze zuurstof afhankelijk zijn van planten?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over je score bij de toets. Als je een onvoldoende scoorde, heb je dan de Kennisbank nog een keer doorgelezen?

Bouw van planten

Bouw van planten

Intro

Een plant bestaat uit verschillende onderdelen. Organen genaamd.
Zo hebben zaadplanten drie hoofdorganen: wortel, stengel en blad.
Wanneer ze zich geslachtelijk voortplanten hebben ze een of meerdere bloemen.

Bekijk het filmpje. Let goed op of je de verschillende onderdelen van een plant die hierboven genoemd zijn terugziet in de video.

 

Deze opdracht gaat over de bouw van planten.

Succes!

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Bouw van planten.

Ik kan:

  • de drie hoofdorganen van een zaadplant benoemen.
  • van de drie hoofdorganen weergeven wat de functie is.
  • van bladeren aangeven welke vorm en welke rand het blad heeft.
  • vier verschillende soorten plantenweefsels opnoemen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je kunt de informatie die je in de kennisbank leest over bladeren gebruiken om vragen te beantwoorden.
Stap 2 Je gaat met behulp van een determinatietabel onderzoeken bij welke bomen bladeren horen.
Stap 3 Je lees informatie over plantenweefsels en kunt hier vragen over beantwoorden.
Stap 4 Je kunt de informatie die je leest over stengels gebruiken om vragen te beantwoorden over het uiterlijk en de functie van stengels.
Stap 5 en Je voert het practicum 'Stengel' uitvoeren en vergelijkt jouw tabel met die van een klasgenoot.
Stap 6 Je leest de informatie over wortels en wortelharen en kunt in de vragen aangeven wat hun functie is.
Stap 7 Je voert het practicum 'Wortelharen van dichtbij' uit en maakt een natuurgetrouwe tekening.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbanken en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets 'Bouw van planten'.
Eindopdracht B Je maakt een document over bladeren die je gedetermineerd hebt.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig. Als je eindopdracht B maakt kan dit uitlopen tot 4 uur.

Aan de slag

Stap 1 Bladeren

Hieronder zie je twee keer een link naar de Kennisbank. Bestudeer beide onderdelen.

Bouw van zaadplanten

Bladeren


Maak nu onderstaande oefening.
De vragen in de oefening gaan over de vier pagina's uit de kennisbank die je net hebt bestudeerd.

Stap 2 Determineren

Stap 3 Plantenweefsels

Bestuur nu uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Zaadplanten - stengel

 


De vragen in de oefening gaan over de pagina's uit de Kennisbank die je net hebt bestudeerd.

Stap 4 Stengel

Stengel
Bestudeer in de kennisbank Zaadplanten de pagina over stengels.

Bouw van zaadplanten

 


Maak nu onderstaande oefening.
De vragen gaan over de pagina van de kennisbank die je net hebt gelezen.

 

Stap 5 Practicum stengel

Practicum Stengel
Je gaat onderzoeken wat de invloed van water op de stevigheid van planten is.
Je onderzoekt zowel kruidachtige en houtachtige planten.
De resultaten presenteer je in een tabel en je beantwoord een aantal vragen.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Eigenschappen van vier stengels
    ​Maak een kopie van het document en sla het op in je eigen omgeving.
    Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit.
  • Verwerk je gegevens in de tabel.
  • Beantwoord de vragen.


Klaar?
Vergelijk je tabel en de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden in de tabel? Bespreek eventuele verschillen.
Als jullie verschillende antwoorden hebben, hoe kan dit? Kunnen jullie de verschillen verklaren?

Stap 6 Wortel en wortelharen

Hieronder zie je een link naar de Kennisbank 'Zaadplanten - wortel'.
Bestudeer dit item goed.

Zaadplanten - wortel

 


De vragen in de oefening gaan over de pagina's uit de Kennisbank die je net hebt bestudeerd.

Stap 7 Practicum wortelharen

Practicum Wortelharen van dichtbij
Je gaat een natuurgetrouwe tekening maken van de wortel met de wortelharen en je benoemt de onderdelen van de wortel.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Wortelharen.
    Maak een kopie van het document en sla het op in je eigen omgeving.
    Je kunt het dan bewerken.
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit.
  • Maak een natuurgetrouwe tekening van wortel met de wortelharen.


Klaar?
Vul zelf de beoordeling in en laat de beoordeling daarna invullen door je docent.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Afronding

Begrippenlijst

Zaadplanten
Planten die zich voortplanten met behulp van zaden. Zaadplanten hebben wortels, stengels, vaatbundels en bladeren.
Wortel
Ondergronds deel van een plant met als functies om water en mineralen uit de bodem op te nemen, reservestoffen op te slaan en de plant vast te zetten in de grond. Bij kieming van een zaad groeit eerst het worteltje.
Wortelharen
Uitgegroeide opperhuidcellen, die water en mineralen opnemen uit de bodem.
Penwortel
Een dikke hoofdwortel.
Zetmeel
Zetmeel, een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.
Opperhuid
De opperhuid is de buitenste laag cellen van een plant.
Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.
Huidmondjes
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.
Bladvorm
De bouw van een blad is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: in het regenwoud (veel neerslag) staan vaak planten met heel grote bladeren, die veel water kunnen verdampen en cactussen (in droge omgeving) hebben vaak doornvormige bladeren en verdampen juist weinig water.
Vaatplant
Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten).
Vaten
Kleine buisjes die zorgen voor het transport van stoffen in planten.
Vaatbundels
In vaatbundels komen de bast- en houtvaten samen.
Houtvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen.
Bastvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.
Sluitcellen
Regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.
Sponsweefsel
Bladgroen bevattende langwerpige cellen aan de onderkant van het blad met veel intercellulaire holtes.
Vulweefsel
Het weefsel dat wordt gevormd door de cellen onder het dekweefsel.
Steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen. Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel.
Palissade weefsel
Bladgroen bevattende langwerpige cellen aan de bovenkant van het blad.

Groeiweefsel
Groeiweefsel bestaat uit cellen die zich delen, daardoor groeit de stengel of de wortel.

Transportweefsel
Weefsel van een plant waarin zich de vaatbundels met de bastvaten en de houtvaten bevinden.
 

 

 

 

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A, sluit je deze opdracht af met het maken van een toets 'Bouw van planten'.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Determineren

Als je kiest voor eindopdracht B ga je drie bladeren verzamelen
om te determineren.

Ga op zoek naar drie verschillende soorten bladeren van planten/bomen.
Het mogen bomen zijn die in en om je huis groeien, maar je kunt ook bladeren vinden op weg naar school of in het bos.

Let er bij het verzamelen op dat je de plant/boom niet beschadigd! Zoek dus bij voorkeur naar bladeren die op de grond liggen.

  • Droog je blad. Dit kun je het beste doen door hem netjes tussen krantenpapier te leggen en daarna tussen een dik boek. Hoe lang hij moeten drogen is afhankelijk van het soort blad, of het blad al op de grond lag en hoe nat het blad was toen je hem vond.

Doorloop voor elk blad de stappen in je document. Lees de stappen eerst zorgvuldig door:

  • Schrijf op waar en wanneer je je blad gevonden hebt.
    Download hier het document. Sla het document eerst op zodat je hem kunt bewerken.
    Noteer in het document de gegevens van je blad.
  • Noteer welke bladrand en welke bladvorm je blad heeft.
    Zie je nog andere kenmerken? Noteer deze dan ook.
  • Ga naar http://www.bomen-determineren.com/ en onderzoek bij welke plant/boom het blad hoort. Noteer de naam van de plant/boom in je document. Lukt het niet om je blad met deze website te determineren, zoek dan in Google naar andere determinatietabellen. Er zijn er veel online te vinden!
  • Zoek nu van elke plant/boomsoort een duidelijk afbeelding. Plaats de afbeelding in je document.
  • Benoem nu de drie hoofdorganen van je plant/boom in de afbeelding.
  • Benoem van één van de organen de functie en het plantenweefsel. Let op dat je voor elk blad een ander orgaan neemt.
  • Doorloop de stappen opnieuw voor de andere bladeren.
  • Zijn je bladeren droog? Print dan je document uit en plak de bladeren op de aangegeven plek in je document.
  • Voorzie het document van een bijpassende voorpagina.
  • Kijk eventueel voor tips nog even in de Verderkijker van dit thema. Daar vind je video's over determineren.

Beoordeling:
Je docent let bij het beoordelen van je document op de volgende punten:

  • Zijn er drie verschillende bladeren verzameld?
  • Zijn de bladeren op een goede manier gedroogd en in goede staat in het document geplaatst?
  • Zijn de bladeren op de goede manier gedetermineerd (is de juiste boom gevonden)?
  • Zijn de hoofdorganen van de plant/boom op de juiste manier aangegeven?
  • Is niet steeds hetzelfde orgaan beschreven?
  • Zijn de juiste plantenweefsels beschreven?
  • Ziet het geheel er netjes en verzorgd uit?
  • Bevat het document een voorpagina?

 

Klaar?
Ben je tevreden? Lever je document dan in bij je docent.

 

 

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals de opdracht in de intro. Verzin nu zelf een aantal waar/niet waar vragen die over deze opdracht gaan. Bespreek ze met je klasgenoot. 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat? Welke stap kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Heb je nu een duidelijk beeld gekregen van de verschillende organen van een zaadplant?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
    A: Kon je alle vragen beantwoorden? Vond je het lastig dat er niet alleen meerkeuze vragen waren, maar ook open vragen?
    B: Eindopdracht B was een hele grote eindopdracht. Is het gelukt om dit binnen de tijd af te krijgen? Was kostte de meeste tijd? 
    Op welke manier heb je de bladeren gedroogd? Was dit de meest efficiënte manier? 

Bouw van bloemen

Bouw van bloemen

Intro

Een van de onderdelen van een plant is de bloem.
De bloem bevat de voortplantingsorganen van een plant.

In de volgende video worden alle verschillende onderdelen van de bloem in beeld gebracht. Heeft een bloem overeenkomsten met de wortel, stengel en bladeren die je in de vorige opdracht hebt geleerd? En zijn er verschillen? Bespreek het met een klasgenoot.


Video: Bloemen


In deze opdracht bestudeer je de bouw en functie van de bloem.

Veel plezier met het mooiste orgaan van de plant.

Wat kan ik straks?

Ik kan:

  • de functie van bloemen van zaadplanten benoemen.
  • de verschillende onderdelen van bloem benoemen.
  • de functie van de verschillende onderdelen van een bloem uitleggen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je de verschillende onderdelen van de bloem benoemen.
Stap 2 Je kunt van de bloem en de verschillende onderdelen de functie aangeven.
Stap 3 Je voert het practicum 'Bloem' uit en bespreekt dit met een klasgenoot.
Stap 4 Met een groepje klasgenoten leer je hoe je een bloemdiagram maakt.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt de toets 'Bouw van bloemen'
Eindopdracht B Je maakt een document waarin je foto's en natuurgetrouwe tekeningen van bloemen verwerkt.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig. Eindopdracht B zal meer tijd in beslag nemen.

Aan de slag

Stap 1 De bloem

Bloem
Bestudeer uit de kennisbank Zaadplanten de volgende onderdelen:

  • Bloemen

  • Stamper

  • Meeldraad

Zaadplanten - Bloemen


Maak nu volgende twee sleepoefeningen. Je oefent hiermee het benoemen van de verschillende onderdelen van een bloem.
In de volgende stap ga je de verschillende functies van deze onderdelen oefenen.

Stap 2 Functie van bloemen

Stap 3 Practicum Dovenetel

Practicum Bloem
Je onderzoekt een witte dovenetel met bloemen.
Je plakt een bloem, enkele meeldraden en de stamper (met stempel, stijl en vruchtbeginsel) op het werkblad en benoemt de onderdelen.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Bloemen
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer stap voor stap het practicum uit.


Klaar?
Vergelijk je resultaten en de conclusie met die van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde conclusie getrokken?

Zo niet, wat zijn de verschillen. Kunnen jullie deze verschillen verklaren? 

Stap 4 Bloemdiagram

Fluitenkruid, scherpe boterbloem, klein kruiskruid en witte klaver.
Vier soorten voorjaarsbloemen die algemeen voorkomen in Nederland.
De klas wordt verdeeld in groepen. Elke groep onderzoekt één
soort en maakt hiervan een bloemdiagram.

Beoordeling
Het bloemdiagram laten jullie beoordelen door je docent.
De eindproducten worden beoordeeld op:

  • de inhoud: zijn de gegevens correct.
  • de vormgeving: is bij het maken van de tekeningen rekening gehouden met de tekenregels zoals die staan in de theorie van biodoen en de tekenregels voor een natuurgetrouwe tekening.
  • de vormgeving: zijn de producten met zorg gemaakt.
  • de planning: zijn de eindproducten op tijd ingeleverd.

 

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Afronding

Begrippenlijst

Stamper
Vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel.
Stempel
Bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving.
Stijl
Stuk van de stamper tussen de stempel en het vruchtbeginsel.
Vruchtbeginsel
Onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht ontstaan.
Zaadbeginsel
Deel van het vruchtbeginsel, waarin zich een eicel bevindt die kan worden bevrucht.
Uit het zaadbeginsel kan na bevruchting zaad ontstaan.
Meeldraad
Mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat.
Helmknop
De helmknop is onderdeel van de meeldraad en bestaat uit enkele helmhokjes.
Helmdraad
De helmdraad is onderdeel van de meeldraad en draagt een helmknop.
Stuifmeelkorrels
Mannelijke voortplantingscellen van zaadplanten.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Voortplantingscellen
Geslachtscellen. Bij planten: stuifmeelkorrels (man) en eicellen (vrouw). Bij dieren en mensen: spermacellen/zaadcellen (man) en eicellen (vrouw).
Geslachtelijke voortplanting
Voortplanting waarbij bevruchting (= versmelting van geslachtscellen) plaatsvindt. Bij planten smelt een eicel samen met een stuifmeelkorrel. Bij dieren (en mensen) smelt een eicel samen met een zaadcel.

Eindopdracht A: Toets

Als je kiest voor eindopdracht A maak je de toets. 

De toets bevat verschillende soorten vragen over de leerdoelen. 
Als je alle vragen hebt beantwoord kun je je score zien en de juiste antwoorden. 

Eindopdracht B: Document bloemen

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een document van foto's en natuurgetrouwe tekeningen van verschillende bloemen.

Je gaat als volgt te werk:

  • Zoek 5 verschillende bloemen. Het maakt niet uit welke soort, maar probeer bloemen te kiezen die sterk verschillen van uiterlijk. Maak van elke bloem een duidelijke foto.
    Je kunt deze bloemen vinden in de vrije natuur, maar je mag ook een bloemist vragen of je foto's van bloemen mag maken.
  • Zoek bij de 5 verschillende bloemen de juiste naam. Dat kun je doen door de bloemen te determineren met behulp van een website. (Kijk voor eventuele tips nog even terug naar de opdracht: Bouw van planten of naar de Verderkijker van dit thema).
    Twee websites waar je kan determineren zijn Florakompas en FloraEuropa.
  • Download het document Eindopdracht B - Bouw van Bloemen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Plaats de foto's van de verschillende bloemen in het document.
  • Maak naast elke foto een natuurgetrouwe tekening van de bloem. Kijk voor tips nog even in de gereedschapskist hieronder.  
  • Benoem daarbij de verschillende onderdelen van de bloem!
  • Kiest per bloem twee onderdelen uit. Schrijf van die onderdelen de functie op. Kies voor elke bloem twee andere onderdelen.

Beoordeling:
De punten waar je docent op let, vind je terug in de beoordelingstabel in het document.
Vul voor je je document inlevert ook zelf, per bloem, de beoordelingstabel in.

Klaar?
Laat je document beoordelen door je docent.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Terugkijken

Intro

  • Kijk nogmaals naar de video van de introductie. Probeer nu bij de verschillende onderdelen die worden genoemd de functie te benoemen. 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt.
    A: Lukte het om de toets te maken zonder te spieken in de kennisbank? Denk je dat je door het maken van de toets alle leerdoelen kent?
    B: Is het gelukt om de verschillende bloemen in de vrije natuur te vinden of was je afhankelijk van een bloemist? Zo niet, wat was de oorzaak dat het niet lukte om bloemen in de natuur te vinden. 
    Kon je de natuurgetrouwe tekeningen makkelijk maken aan de hand van de foto?

Bestuiving

Bestuiving

Intro

In de vorige opdracht heb je kennis gemaakt met de bouw van
bloemen. De manier waarop bloemen zijn gebouwd heeft onder andere te maken met de manier waarop planten zich voortplanten.

In deze opdracht leer je over bestuiving. Bestuiving is een belangrijk onderdeel bij de voortplanting van zaadplanten.

Bestuiving kunnen planten niet alleen! Kijk maar eens naar de volgende video. De telers willen graag nieuwe planten. Wat is de functie van de hommel is dit proces? Bespreek het met een klasgenoot.

 

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Bestuiving.

Ik kan:

  • uitleggen wat bestuiving is.
  • het proces van kruisbestuiving, zelfbestuiving, windbestuiving en bestuiving door dieren uitleggen.
  • aangeven wat het verschil is tussen insectenbloemen en windbloemen.

Wat kan ik al?

In de opdracht 'Bouw van bloemen', heb je geleerd dat een plant een mannelijk en een vrouwelijk deel heeft.
In deze opdracht over bestuiving gaan we verder kijken naar deze onderdelen. 
Voor we beginnen frissen we even je geheugen op. 

Weet jij hoe deze verschillende onderdelen van de bloem heten?

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest in de Kennisbank informatie over bestuiving en kunt daarna een gatentekst invullen.
Stap 2 Je leest informatie over insecten- en windbestuiving en kunt van beide kenmerken aangeven.
Stap 3 Je krijgt informatie over bestuiving door dieren. Hierover kun je vragen beantwoorden.
Stap 4 Je leest informatie over kruis- en zelfbestuiving en kunt in een oefening aangeven van welke vorm van bestuiving er sprake is.
Stap 5 en Je voert het practicum stuifmeelkorrels uit en kunt twee schematische tekeningen maken.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht A Je maakt een stripverhaal over 'bestuiving'.
Eindopdracht B Je maakt een collage over 'bestuiving'.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.

Aan de slag

Stap 1 Bestuiving

Bestuiving
Bestudeer de eerste drie pagina's van de Kennisbank.

Zaadplanten - Bloem


Bekijk ook onderstaand filmpje.
Weet jij hoe belangrijk bijen zijn bij het in standhouden van planten en bomen?
Ben je al nieuwsgierig? Kijk dan maar gauw.


Video: Bestuiving
 

Maak nu de opdracht. De vragen gaan over de pagina's van de kennisbank die je hebt gelezen.

Stap 2 Insecten- en windbloemen

Insecten- en windbloemen
Bloemen kunnen op verschillende manieren hun stuifmeelkorrels verspreiden: door insecten of door de wind.
Insectenbloemen en windbloemen hebben verschillende kenmerken.

Lees in het volgende Kennisbankitem (nogmaals) de informatie over insectenbloemen en windbloemen.

Zaadplanten - Bloem

 


Maak nu onderstaande sleepoefening.
De oefening gaat over de pagina die je net hebt gelezen in de kennisbank.

Stap 3 Bestuiving door dieren

Bestuiving door dieren
Bekijk nu de volgende video.
Let goed op. De vragen in de oefening gaan over de informatie die je in de video ziet.
Lees de vragen eventueel eerst even door. 



Maak nu de oefening over bijensterfte.

Stap 4 Kruis- en zelfbestuiving

Kruisbestuiving en zelfbestuiving
Een klaproos heeft mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen. Hij plant zich voort door stuifmeel van de meeldraden die op de stamper komen. Dit gebeurt door insecten. 

Deze insecten kunnen het stuifmeel van de meeldraden van de ene klaproos naar de stempel van de andere klaproos verplaatsen. Dit heet kruisbestuiving.
Als het stuifmeel van de meeldraad van een klaproos, naar de stempel van dezelfde klaproos wordt verplaatst heet dit zelfbestuiving. 

Als de insecten stuifmeel van de klaproos op een ander soort bloem overbrengen vindt geen bestuiving plaats. 

Bekijk de afbeeldingen over verschillende soorten bestuiving en maak daarna de oefening.

 

Stap 5 Practicum stuifmeelkorrels

Practicum Stuifmeelkorrels
Je gaat tijdens dit practicum stuifmeel van insectenbloemen en windbloemen onder de microscoop bekijken.
Van beide soorten stuifmeel maak je een schematische tekening en je vergelijkt de beide soorten stuifmeel met elkaar.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Stuifmeelkorrels 
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het stap voor stap practicum uit.


Klaar?
Vergelijk jouw tekeningen en conclusie met die van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde overeenkomsten/verschillen tussen beide soorten stuifmeel gevonden?

Vul de beoordelingstabel in in je document. Laat ook een klasgenoot de tabel invullen.
Lever je document daarna in bij je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Afronding

Begrippenlijst

Stamper
Vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel.
Stempel
Bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving.
Stijl
Stuk van de stamper tussen de stempel en het vruchtbeginsel.
Vruchtbeginsel
Onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht ontstaan.
Zaadbeginsel
Deel van het vruchtbeginsel, waarin zich een eicel bevindt die kan worden bevrucht.
Uit het zaadbeginsel kan na bevruchting zaad ontstaan.
Meeldraad
Mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat.
Helmknop
De helmknop is onderdeel van de meeldraad en bestaat uit enkele helmhokjes.
Helmdraad
De helmdraad is onderdeel van de meeldraad en draagt een helmknop.
Stuifmeelkorrels
Mannelijke voortplantingscellen van zaadplanten.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Zaadplanten
Planten die zich voortplanten met behulp van zaden. Zaadplanten hebben wortels, stengels, vaatbundels en bladeren.
Zaad
Bij (bloem)planten: bevruchte en gerijpte eicel, waaruit een nieuwe plant kan groeien. Ontwikkelt zich in het zaadbeginsel. Bij dieren (en mensen): mannelijke, onbevruchte voortplantingscel.
Insectenbestuiving
Overbrengen van stuifmeel door insecten van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).
Windbestuiving
Overbrengen van stuifmeel door de wind van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).
Kruisbestuiving
Bij kruisbestuiving gaat het stuifmeel van het meeldraad van de ene bloem naar de stamper van de andere bloem. Deze bloem is wel van hetzelfde soort.

Zelfbestuiving
Bij zelfbestuiving gaat het stuifmeel van het meeldraad naar de stamper van dezelfde bloem.

Eindopdracht A: Stripverhaal

Als je kiest voor eindopdracht A maak je een stripverhaal over bestuiving.

In je strip geef je uitleg over de verschillende processen van bestuiving die je in deze opdracht hebt geleerd.
Je mag zelf weten of je het vanuit het perspectief van een bloem, insect,
mens of ... vertelt. Wees creatief!

Je verwerkt in je stripverhaal de volgende begrippen op de juiste manier:

  • bestuiving
  • kruisbestuiving
  • zelfbestuiving
  • windbestuiving
  • insectenbestuiving

Verder bestaat je strip uit minimaal 10 vakjes en is hij minimaal 1 A4 groot.

Beoordeling
Bij de beoordeling let je docent op de volgende punten:

  • Het onderwerp van de strip is bestuiving.
  • De verschillende termen zijn op de juiste manier gebruikt in de strip.
  • De stip bestaat uit minimaal 10 vakjes en is minimaal 1 A4 groot.
  • Voor verdere beoordelingseisen van de strip kun je kijken in de beoordelingstabel in de gereedschapskist hieronder.

Klaar?
Lever je strip in bij je docent.

 

Stripverhaal maken

Met een stripverhaal kun je een kort verhaal in beeld brengen. Je maakt een combinatie van tekst en beeld door je verhaal uit te werken in tekeningen met tekstballonnen.        

 

Eindopdracht B: Collage

Als je kiest voor eindopdracht B maak je een collage.

In de collage laat je de verschillende processen van bestuiving die in deze opdracht aan bod zijn geweest zien door middel van een afbeelding.
Ook leg je elk proces kort uit.

Hoe je dit doet, mag je zelf weten. Je mag gebruik maken van foto's, animaties, tekeningen, teksten of iets anders.

Verwerk in je collage de volgende manieren van bestuiving:

  • bestuiving
  • kruisbestuiving
  • zelfbestuiving
  • windbestuiving
  • insectenbestuiving

Je collage is op A2 of twee maal A3-formaat.

Beoordeling
Bij de beoordeling let je docent op de volgende punten:

  • Het onderwerp van de collage is bestuiving.
  • De verschillende manieren van bestuiving zijn beschreven en voorzien van beeldmateriaal.
  • Voor verdere beoordelingseisen van de collage kun je kijken in de beoordelingstabel in de gereedschapskist hieronder.

Klaar?
Lever je collage in bij je docent.

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Terugkijken

Intro

  • In de video in de inleiding kreeg de teler een doos met hommels. Leg nu aan je klasgenoot uit wat de functie is van deze hommels in het bestuivingsproces.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Kun je nu, als je in je eigen tuin/omgeving kijkt ook aangeven wat windbloemen en insectenbloemen zijn?
     
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Kreeg je zelf de keuze van je docent of werd er voor je gekozen?
    Ben je tevreden over de eindopdracht die je uitgekozen hebt / die gekozen is.
    A: Is het gelukt om de verschillende manieren van bestuiving in een verhaal te vertellen? Lukte het ook om daar de juiste tekeningen bij te maken? Waren er dingen waar je tegenaan liep of vond je het een prettige opdracht om te doen?
    B: Is het gelukt om de verschillende processen van bestuiving te laten zien in woord en beeld? Waren en dingen waar je tegenaan liep? Hoe heb je dit op kunnen lossen?

Voortplanting zaadplanten

Voortplanting zaadplanten

Intro

In vorige opdracht heb je geleerd hoe de bestuiving bij planten in zijn werk gaat.
In deze opdracht gaan we kijken naar het mogelijke gevolg van deze bestuiving: de bevruchting.
Hoe planten planten zicht voort? De volgende video geeft een voorproefje.

In deze opdracht kijk je naar bevruchting van planten en de vorming van vruchten en zaden.

Succes!

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Voortplanting zaadplanten.

Ik kan:

  • het proces van de bevruchting uitleggen.
  • uitleggen hoe vruchten en zaden gevormd worden.
  • vertellen wat bedektzadig en naaktzadig is.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met geslachtelijke voortplanting.
  • uitleggen wat wordt bedoeld met (natuurlijke en kunstmatige) ongeslachtelijke voortplanting.
  • een voorbeeld geven van geslachtelijke voortplanting en een voorbeeld van ongeslachtelijke voortplanting.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leest informatie over bevruchting en kunt daarna vragen beantwoorden over het proces van bevruchting.
Stap 2 Je leest over de vorming van vruchten en zaden in de Kennisbank en kunt vragen beantwoorden over het ontstaan van vruchten en zaden.
Stap 3 Je voert het practicum peulonderzoek uit.
Stap 4 Je leest over geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting en kunt het verschil daarna benoemen en herkennen in een oefening.
Stap 5 Je kijkt een video over uien en ontdekt of ze geslachtelijk of ongeslachtelijk voortplanten.
Stap 6 Je kijkt een video over aardappels en ontdekt of ze geslachtelijk of ongeslachtelijk voortplanten.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht en Je maakt een kwartet over het Voortplanten bij zaadplanten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.

Aan de slag

Stap 1 Bevruchting

Bevruchting
Bestudeer van het volgende Kennisbankitem de pagina 'Geslachtelijke voortplanting'.

Voortplanting bij zaadplanten


Courgettes worden in Nederland, vanwege ons koude klimaat, in kassen geteeld. Maar hoe wordt de courgette bestoven als er niet voldoende insecten zijn?
Dat leer je in onderstaande video. Ook zie je hoe een courgette groeit.

Video: Hoe groeit courgette?

 


Maak nu onderstaande oefening.
De vragen gaan over de tekst die je in de kennisbank hebt gelezen en over de video die je hebt gezien.

Stap 2 Vruchten en zaden

Vorming van vruchten en zaden
Bestudeer uit de kennisbank het onderdeel Vruchten en zaden:

  • vruchten en zaden
  • zaden
  • vruchten
  • vruchten - tomaat
  • vruchten - aardbei
  • vruchten - appel

Vruchten en zaden


Maak de volgende oefening.

Stap 3 Practicum peulvruchten

Practicum Peulonderzoek
Een peulvrucht is een vrucht van een plant uit de vlinderbloemfamilie.
De peul is de vrucht en hierbinnen bevinden zich de zaden. Beiden worden door ons gegeten als groente. Denk maar eens aan snijbonen (hele vrucht) en doperwten (de zaden).
De zaden zijn ontstaan uit het zaadbeginsel en zitten met een navelstreng vast aan de zaadlijst.

Je gaat peulvruchten onderzoeken.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Peulvruchten
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en voer het practicum uit.


Klaar?
Vergelijk jouw tekeningen met de tekeningen van een klasgenoot.
Vul daarna voor jezelf de beoordelingstabel in. Vraag ook een klasgenoot jouw tekening te beoordelen. 
Lever alles daarna in bij je docent.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 4 (On)geslachtelijke voortplanting

Geslachtelijk en ongeslachtelijke voortplanting

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan geslachtscellen.
Bij de bevruchting versmelt een zaadcel met een eicel.
Er ontstaat dan een zygote.

In de natuur planten veel planten zich snel voort dankzij ongeslachtelijke voortplanting. De nakomelingen vormen een kloon. Maar ook in de land- en tuinbouw wordt gebruik gemaakt van ongeslachtelijke voortplanting.

Bestudeer nu uit het volgende Kennisbankitem de pagina's

  • ongeslachtelijke voortplanting
  • kunstmatige ongeslachtelijke voorplanting 

Voortplanting bij zaadplanten


Maak de volgende oefening.​

Stap 5 De ui

Op de website van SchoolTV vind je een filmpje over het groeiproces van een ui.Als een ui niet geoogst wordt, maar door mag groeien, wordt het een plantje. Het plantje krijgt allemaal bloemen en daarin kan een bevruchting plaatsvinden om zaadjes te krijgen. Het zaadje groeit daarna weer uit tot een ui.

Bekijk in de video het groeiproces van de ui. Op welke manier planten de uien zich voort? Bespreek het met een klasgenoot. 

Maak nu de oefening. De sleepoefening gaat over de video die je net gezien hebt.

Stap 6 De aardappel

Aardappelen groeien onder de grond. Boven de grond zit wel een plantje.
Deze aardappelplant krijgt eerst bloemen en later bessen.
In de bessen zitten zaadjes waaruit nieuwe aardappelplanten groeien.

Bekijk nu het filmpje over het groeien van aardappelen.
Waarin bevinden zich de zaadjes bij een aardappelplant?

 


Maak de onderstaande oefening.
De vraag gaat over de video die je net hebt gezien.
Sleep de woorden op de juiste plek.

Afronding

Begrippenlijst

Stamper
Vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel.
Stempel
Bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving.
Stijl
Stuk van de stamper tussen de stempel en het vruchtbeginsel.
Vruchtbeginsel
Onderste deel van de stamper dat eicellen (vrouwelijke geslachtscellen van de plant) bevat. Uit het vruchtbeginsel kan na bevruchting een vrucht ontstaan.
Zaadbeginsel
Deel van het vruchtbeginsel, waarin zich een eicel bevindt die kan worden bevrucht.
Uit het zaadbeginsel kan na bevruchting zaad ontstaan.
Meeldraad
Mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat.
Helmknop
De helmknop is onderdeel van de meeldraad en bestaat uit enkele helmhokjes.
Helmdraad
De helmdraad is onderdeel van de meeldraad en draagt een helmknop.
Stuifmeelkorrels
Mannelijke voortplantingscellen van zaadplanten.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Ongeslachtelijke voortplanting
Voortplanting waarbij geen bevruchting plaatsvindt: uit (een deel van) één organisme ontstaat een nieuw organisme. De nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Bijvoorbeeld: bollen, knollen, stekken, uitlopers, wortelstokken. Ander vormen: voortplanting door deling (bij bacteriën en eencellige planten en dieren) en maagdelijke voortplanting (vrouwtjes van bepaalde diersoorten kunnen nakomelingen krijgen zonder dat hier mannetjes aan te pas komen, bijvoorbeeld bladluizen).
Kiem
Deel van een plant dat een embryo (kiem) bevat en kan uitgroeien tot een nieuwe plant. Een zaad is ontstaan uit een zaadbeginsel na versmelting van de eicel en een stuifmeelkorrel. Zaad bevat reservevoedsel voor de kieming en de eerste groei van het kiemplantje, voordat de fotosynthese op gang komt.
Geslachtelijke voortplanting
Voortplanting waarbij bevruchting (= versmelting van geslachtscellen) plaatsvindt. Bij planten smelt een eicel samen met een stuifmeelkorrel. Bij dieren (en mensen) smelt een eicel samen met een zaadcel.
Zygote
Een zygote is wat ontstaat als een zaad- en eicel versmelten.
Verscheidenheid
Ook wel biodiversiteit genoemd; soortenrijkdom binnen een ecosysteem.
Klonen
(vorm van) Ongeslachtelijke voortplanting; de nakomelingen zijn genetisch hetzelfde als het ouderorganisme. Klonen kan zowel natuurlijk (bollen, knollen, stekken, uitlopers) als kunstmatig (bij planten: cel in petrischaal groeit uit tot plantenweefsel; bij dieren: kern van lichaamscel wordt ingebracht in eicel zonder kern en in draagmoeder geplaatst).
Voortplantingscellen
Geslachtscellen. Bij planten: stuifmeelkorrels (man) en eicellen (vrouw). Bij dieren en mensen: spermacellen/zaadcellen (man) en eicellen (vrouw).
Voortplanting
Het proces waarbij organismen zorgen voor nakomelingen.
Stekken
Vorm van ongeslachtelijke voortplanting bij planten waarbij een stukje blad of stengel van een plant uitgroeit tot een nieuwe plant. Bijvoorbeeld: wilgentakken.
Naaktzadige planten
Bij naaktzadige planten liggen de zaden open en bloot. Zaden kunnen zo uit de kegels vallen. Voorbeelden zijn de den en de lariks.
Bedektzadige planten
Bij bedektzadige planten zijn de zaden altijd omgeven (bedekt) door een vrucht. De vruchten kunnen groot en klein zijn.

Eindopdracht: Kwartet

Je sluit deze opdracht af door samen met een klasgenoot een kwartetspel over
de verschillende onderdelen van 'Voorplanting bij zaadplanten', die in deze opdracht aan bod zijn gekomen.

Maak van de volgende onderdelen steeds vier kaarten (=1 kwartet).
Maak kwartetten over de volgende onderdelen:

  • bevruchting
  • vruchten en zaden
  • bedektzadig en naaktzadig
  • geslachtelijke voortplanting
  • ongeslachtelijke voortplanting

Verwerk begrippen die bij deze onderdelen horen én voorbeelden in je kwartet.
Kijk voor tips in de gereedschapskist hieronder.


Speel het spel samen met een aantal klasgenoten.
Vraag om feedback op het spel.
Jullie spelen natuurlijk ook het spel dat door jullie klasgenoten is gemaakt.
Geef commentaar op het spel van je klasgenoot.
Je kunt daarvoor de beoordelingspunten van je docent gebruiken.

Verwerk het commentaar dat jullie op het spel hebben gekregen.
Kijk ook nog even naar de vragen onder het kopje 'Beoordeling'.

Beoordeling
Jullie laten het kwartetspel beoordelen door de docent.
Bij de beoordeling van het kwartetspel gebruikt de docent de volgende vragen:

  • Bestaat het spel uit de hierboven genoemde onderdelen van voorplanting zaadplanten?
  • Er zijn begrippen en voorbeelden verwerkt in het kwartet.
  • Heeft elk kwartet 4 kaartjes?
  • Is het spel origineel?
  • Ziet het spel er verzorgd uit?
  • Komt de informatie overeen met de werkelijkheid?
  • Is het duidelijk hoe het spel gespeeld moet worden?

Klaar?
Lever jullie kwartet in bij jullie docent.

Kwartet maken

Een kwartetspel is een creatieve manier om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • In de video in de inleiding zag je een korte video over voortplanting bij zaadplanten. Bekijk de video nogmaals. Welke manier die je ziet in de video is geslachtelijk en welke ongeslachtelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat? Welk onderdeel van deze opdracht kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Hoe vond je het om een opdracht samen met een klasgenoot te doen? Lukt het om goed samen te werken?
    Waren en dingen waar jullie tegenaan liepen? Welke punten van samenwerken verliepen goed?
    Hebben jullie bij alle onderdelen die aan bod kwamen goede voorbeelden kunnen vinden?

Van zaad tot plant

Van zaad tot plant

Intro

Deze opdracht gaat over het proces dat een plant doorloopt van de verspreiding van het zaad tot volwassen plant.
De plant begint en eindigt met een erwt.


Bekijk de video op de site van SchoolTV om te ontdekken wat er met deze stelling wordt bedoeld.

 

Bespreek de stelling met een klasgenoot.
Kunnen jullie de stelling allebei uitleggen?

 

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Van zaad tot plant.

Ik kan:

  • benoemen op welke manieren zaden en vruchten verspreiden.
  • kenmerken noemen van de zaden die op een bepaalde manier worden verspreid.
  • de bouw van een zaad (boon) toelichten.
  • uitleggen wat er nodig is voor ontkieming.

 

Wat kan ik al?

In de vorige opdracht, Voortplanting zaadplanten, heb je geleerd hoe zaden en vruchten worden gevormd.
Maak, om je geheugen op te frissen, de volgende oefeningen.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je leert op welke manieren zaad wordt verspreid en wat dit zegt over het uiterlijk van het zaad.
Stap 2 Je leest in de Kennisbank over de bouw en ontwikkeling van zaad. Na het kijken van een video kun je hier een oefening over maken.
Stap 3 Je voert het practicum Bruine boon uit. Daarbij maak je twee natuurgetrouwe tekeningen.
Stap 4 Je maakt twee grafieken over de invloed van temperatuur op de ontkieming van de bruine boon.
Stap 5 Je voert het practicum Ontkieming uit en houdt hier een weblog over bij.
Stap 6 Je voert het practicum Tuinkers uit en maakt hier een verslag over.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de kennisbank en de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Je maakt de toets 'Van zaad tot plant'
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je drie uur nodig.
Het ontkiemen van de bruine boon duurt 2 tot 4 weken.

Aan de slag

Stap 1 Verspreiding zaden en vruchten

Verspreiding zaden en vruchten

Het kost een plant veel energie om vruchten te maken. Waarom gebeurt dat dan eigenlijk?
Vruchten bevorderen de voortplanting van de plant. Ze zorgen voor de verspreiding van zaden.

In de afbeelding zie je verschillende vormen van vruchtverspreiding.

 

Een kiemplantje kan alleen uitgroeien tot een volwassen plant als het genoeg licht, water en voedingsstoffen krijgt.
Vogels en andere dieren eten vruchten zoals eikels en beukennootjes. De vogels verteren de vruchten en poepen de zaden uit. Op deze manier vindt er verspreiding plaats van zaden. Als alle zaden vlakbij elkaar en vlakbij de ouderplant terecht zouden komen, zou de concurrentie te groot zijn!
De zaden kunnen dan ver weg van de moederplant kiemen en groeien.
Een volwassen plant maakt weer nieuwe vruchten en zaden. Zo blijft de soort in stand.

Maak nu de volgende oefeningen.

Stap 2 Kiemen van zaad

Kiemen van een zaad
Lees de kennisbank zaden goed door.

Zaden

Hieronder zie je een link naar een video.
Met versnelde beelden wordt het kiemen van een zaad verduidelijkt.
Bij een kiemende boon komen eerst de twee zaadlobben boven de grond.
Kort daarna komen de eerste blaadjes.
De zaadlobben verschrompelen als hun voorraad reservevoedsel op raakt.
De jonge plant maakt daarna haar eigen voedsel met behulp van fotosynthese.

Let tijdens het kijken naar de video goed op de volgorde.
Welke onderdelen van het plantje worden als eerste gevormd? Welke daarna?

Video: Kiemende boon



Maak de oefening.
Deze gaat over de informatie uit de video en de informatie die je in de kennisbank hebt gelezen.

 

Stap 3 Practicum bruine boon

Practicum Bruine boon
Je gaat twee natuurgetrouwe tekeningen van een bruine boon maken.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Bonen
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Maak de twee tekeningen op het werkblad.
  • Controleer of je hebt getekend volgens de tekenregels.

Klaar?
Vul eerst zelf voor allebei de tekeningen een beoordelingsformulier in. Vraag daarna je docent je tekeningen te beoordelen.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 4 Invloed van temperatuur

Grafiek maken

In een grafiek kun je heel overzichtelijk informatie aflezen over één specifiek onderwerp. Je maakt naar aanleiding van een onderzoek of opdracht een grafiek waarin je de opgedane kennis of resultaten weergeeft.

 

Stap 5 Practicum ontkieming

Practicum Ontkieming
Bij dit practicum ga je de ontkieming en groei van een bruine boon tot bonenplant
volgen.
Van dit practicum maak je een verslag in de vorm van een weblog.
Dit weblog maak je met je Googleaccount op Blogger.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Ontkieming Bruine boon
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Maak een weblog aan.
  • Voer het practicum uit.
  • Werk je weblog steeds bij.

Beoordeling:
Je docent beoordeelt je weblog als volgt:

  • Het practicum is netjes en met zorg uitgevoerd.
  • De resultaten zijn overzichtelijk in het weblog geschreven.
  • Van elke dag zijn de datum, foto, lengte boon, lengte wortel, lengte stengel en veranderingen opgeschreven.
  • Het weblog is netjes verzorgd.
  • Het weblog is toegankelijk voor je docent.

Overleg met je docent hoe je je docent op de hoogte houdt van de resultaten van het practicum.

 

Stap 6 Practicum tuinkers

Tuinkers laten groeien
Tuinkers is een plantje dat zeer snel groeit. Al na een dag ontkiemt het plantje en na zo'n elf dagen, zijn de steeltjes en de kleine groene blaadjes klaar om gegeten te worden.

Tuinkers kan gekweekt worden op alles wat vocht vasthoudt, bijvoorbeeld een prop watten. Naast vocht is ook licht belangrijk bij de groei.

Wat de invloed van het licht is, onderzoek je in dit practicum.  

Practicum: Tuinkers groeien

Je maakt een verslag van een groei-experiment met tuinkers.
Je kunt je verslag maken in het Googledocument - Tuinkers
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Je geeft antwoord op de volgende twee onderzoeksvragen:

  1. Ontkiemen tuinkerszaadjes sneller in het licht of in het donker?
  2. Groeien tuinkersplantjes sneller in het licht of in het donker?

Aandachtspunten:

  • Let op het verschil in kleur tussen de tuinkersplantjes die groeien in het licht en in het donker. Wat valt je op?
  • Let op het verschil in stevigheid en groeirichting tussen de tuinkersplantjes. Wat valt je op?

Lees voor meer informatie de reisgids 'Natuurwetenschappelijk verslag maken'.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Kegelschubben
Kegelschubben zijn de bouwstenen van de kegel van een den, waarin de zaden liggen.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Eenzaadlobbig
Eenzaadlobbigen vallen onder de bedektzadige planten, waarbij de vrucht moeilijk te zien is door de vruchtwand, zoals bij tarwe, rogge en gerst.
Tweezaadlobbig
Tweezaadlobbigen vallen onder de bedektzadige planten, waarbij de vrucht goed te zien is, zoals bij boonsoorten.
Zaadlob
Het gedeelte van het zaad dat uit voedsel bestaat.
Kiem
Het gedeelte van het zaad dat gaat groeien met behulp van de energie uit de zaadlob.
Vruchtwand
Een velletje dat er bij eenzaadlobbigen voor zorgt dat de vrucht moeilijk te zien is, zoals bij tarwe, rogge en gerst.
Zaadhuid
Onder de zaadhuid bevinden zich de zaadlobben.
Poortje
Door het poortje kan de boon water opnemen om te ontkiemen.
Navel
Bij de navel heeft de boon vastgezeten in de peul/vrucht.
Hartje
Een hartje is een tweelingbultje op een boon.
Kiemplantje
Een kiemplantje is het plantje dat vanuit een kiem groeit.
Levenscyclus bruine boon
Zaad - Kiemplantje - Boonplant - Bloemen - Zaad
Naaktzadige planten
Bij naaktzadige planten liggen de zaden open en bloot. Zaden kunnen zo uit de kegels vallen. Voorbeelden zijn de den en de lariks.
Bedektzadige planten
Bij bedektzadige planten zijn de zaden altijd omgeven (bedekt) door een vrucht. De vruchten kunnen groot en klein zijn.
Zaadverspreiding
Verspreiding van zaden over een groter gebied, met kans op een gunstiger standplaats om uit te groeien tot (kiem)plant. Kan op verschillende manieren: door wind, water, dieren, mensen of door de plant zelf.

 

Eindopdracht: Toets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Terugkijken

Intro

  • Lees nogmaals de stelling in de inleiding. Leg je de stelling nu op dezelfde manier uit, als voordat je de hele opdracht gemaakt had?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat? Welk practicum kostte de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al? Was het fijn om je geheugen nog even op te frissen bij 'Wat kan ik al?'.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Kon je met de toets alle leerdoelen oefenen? 
    Lukte het om de toets voldoende te maken? 
    Vind je het fijner wanneer een toets alleen meerkeuzevragen heeft of heb je liever open vragen?

★ Inheemse planten

Extra: Inheemse planten

Intro

Stel je bent op vakantie in Zuid-Afrika en je ziet een prachtige plant!
Die zou je graag in je eigen tuin hebben! Je verzamelt wat zaadjes en neemt deze mee naar huis.
Mag dit eigenlijk wel?

Kijk naar de volgende video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot of het verstandig is om planten uit het buitenland mee te nemen.
Waarom denken jullie van wel of niet?

In deze opdracht doe je onderzoek naar inheemse planten.

Succes!

Wat kan ik straks?

Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht Extra: Inheemse plant

Ik kan:

  • uitleggen wat inheemse en uitheemse planten zijn.
  • welke risico's er horen bij uitheemse planten in onze natuur.
  • een inheemse plant bestuderen en de verschillende organen tekenen en benoemen.
  • aangeven welke rol de inheemse plant die ik heb onderzocht, kan hebben voor de mens.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je lees informatie over inheemse en uitheemse planten. Hierover kun je een opdracht maken.
Stap 2 Je voert een uitgebreid onderzoek uit naar inheemse planten. Alle verzamelde gegevens verwerk je in een documentenmap.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippenlijst Hier vind je de begrippen die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Jullie houden een presentatie over jullie onderzoek naar inheemse planten.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je vijf uur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1 Inheemse en uitheemse planten

Inheemse en uitheemse planten

Lees de informatie op: natuurwijzer.naturalis.nl
Bespreek met een klasgenoot wat je gelezen hebt.
Maak eventueel een korte samenvatting.

Kamer- en tuinplanten zijn veelal uitheemse planten.
Planten die groeien langs het fietspad of weilanden zijn veelal inheemse planten.
In tuinen noemen veel mensen de planten die ze niet willen hebben onkruid.
Alleen zijn dit veelal planten die van nature in Nederland voorkomen!
Soms kunnen uitheemse soorten ook een bedreiging zijn voor onze natuur doordat inheemse soorten worden verdrongen.

Maak nu de volgende oefening.

 

Stap 2 Eigen onderzoek

Eigen onderzoek
Je gaat in deze opdracht samen met een klasgenoot een inheemse plant onderzoeken.
Dat doe je in een aantal delen. De verschillende delen vind je terug op je werkblad.

  • Download het werkblad
    Googledoc - Eigen onderzoek
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving
    (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zorg dat je een fototoestel/mobiele telefoon met camera en pen en papier meeneemt als je op zoek gaat naar de plant.
  • Loop samen de verschillende stappen door.
  • Verzamel alle gegevens in een digitale map.
  • Overleg met jullie docent hoe jullie het onderzoek in moeten leveren. 


Succes.

Afronding

Begrippenlijst

Inheemse plant
Planten die in ons eigen land thuishoren.
Uitheemse plant
Planten die uit een ander land komen en in onze natuur zijn geplaatst. Uitheemse planten kunnen ervoor zorgen dat inheemse planten uitsterven.
Meeldraad
Mannelijk geslachtsorgaan in een bloem dat stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen van de plant) bevat.
Stempel
Bovenste deel van de stamper; hierop komen stuifmeelkorrels terecht bij bestuiving.
Stijl
Stuk van de stamper tussen de stempel en het vruchtbeginsel.
Stamper
Vrouwelijk geslachtsorgaan in een bloem, bestaande uit een stempel, stijl en vruchtbeginsel.
Wortel
Ondergronds deel van een plant met als functies om water en mineralen uit de bodem op te nemen, reservestoffen op te slaan en de plant vast te zetten in de grond. Bij kieming van een zaad groeit eerst het worteltje.
Helmknop
De helmknop is onderdeel van de meeldraad en bestaat uit enkele helmhokjes.
Helmdraad
De helmdraad is onderdeel van de meeldraad en draagt een helmknop.
Bladvorm
De bouw van een blad is aangepast (adaptatie) aan en geeft informatie over de leefomgeving van een plant. Bijvoorbeeld: in het regenwoud (veel neerslag) staan vaak planten met heel grote bladeren, die veel water kunnen verdampen en cactussen (in droge omgeving) hebben vaak doornvormige bladeren en verdampen juist weinig water.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Zaad
Bij (bloem)planten: bevruchte en gerijpte eicel, waaruit een nieuwe plant kan groeien. Ontwikkelt zich in het zaadbeginsel. Bij dieren (en mensen): mannelijke, onbevruchte voortplantingscel.
Windbestuiving
Overbrengen van stuifmeel door de wind van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).
Insectenbestuiving
Overbrengen van stuifmeel door insecten van een mannelijk voortplantingsorgaan (meeldraad) naar een vrouwelijk voortplantingsorgaan (stempel, onderdeel van de stamper).

 

Eindopdracht: Presentatie

Jullie ronden deze opdracht af door de in stap 2 verzamelde informatie over jullie eigen plant te verwerken tot één presentatie.

Jullie hebben tijdens het maken van deze opdracht gewerkt aan een eigen onderzoek van een inheemse plant. Dit onderzoek bestond uit acht delen.
Alle gegevens hebben jullie, als het goed is, overzichtelijk bewaard in een digitale map.

Bepaal nu eerst per onderdeel van jullie eigen onderzoek of de informatie compleet is. Hebben jullie antwoord op alle vragen? Vul zo nodig nog zaken aan.

Bespreek vervolgens met elkaar welke onderdelen van de plant jullie plant speciaal of bijzonder maakt. Die onderdelen gaan straks een centrale plaats krijgen in jullie presentatie.

Maak met behulp van het verzamelde materiaal een presentatie.
Dat kan een PowerPoint or Prezi zijn, maar ook een fotopresentatie of iets anders.

Spreek met je docent van te voren af:

  • hoelang de presentatie mag duren?
  • waar en wanneer jullie de presentatie geven?
  • wie jullie presentatie komt bekijken?

Bereid je goed voor op de presentatie. Kijk voor tips in de Gereedschapskist hieronder.

Beoordeling
Jullie docent let bij het beoordelen van jullie presentatie op het volgende:

  • Kloppen de gegevens van en de informatie over de gevonden plant?
  • Zijn alle 8 onderdelen van het onderzoek zichtbaar in de presentatie?
  • Wordt de plant op een duidelijke wijze gepresenteerd?
  • Kijk voor verdere beoordelingseisen in de Gereedschapskist presenteren.

Klaar?
Zijn jullie klaar met het voorbereiden van de presentatie. Veel succes!

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Terugkijken

Intro

  • Bekijk nogmaals de video in de inleiding. Probeer nu in eigen woorden te vertellen waarom uitheemse planten een gevaar kunnen vormen. 

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 5 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat? Welk onderdeel van het onderzoek kostte het meeste tijd? Of kostte het voorbereiden van de presentatie de meeste tijd?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al? 
  • Eindopdracht
    Het grootste deel van deze opdracht en de eindopdracht bestond uit samenwerken. Hoe heb je dat ervaren?
    Wat vind je het grootste voordeel van samenwerken? Wat het grootste nadeel?
    Was je tevreden over de rolverdeling tijdens jullie onderzoek en presentatie? Zo niet, wat had je graag anders gezien? Hoe had je dit op kunnen lossen?

Afsluiting thema

Kennisbank: Planten

Eindopdracht: Planten

Als eindopdracht van dit thema ga je een poster maken.
Voor deze poster kies je één zaadplant uit. Over deze plant ga je op je poster informatie vertellen.

Je begint je poster (A3-formaat) met in het midden een afbeelding van de plant.
Daaromheen ga je informatie over de plant weergeven.
Deze informatie laat je zien in woord en in beeld.
Je poster bevat in ieder geval de volgende informatie over je plant:

  • een natuurgetrouwe tekening van de bloem van de plant.
  • een schematische tekening van de cellen van het blad. Overleg met je docent wanneer je gebruik kunt maken van een microscoop om deze cellen te bekijken.
  • de drie hoofdorganen met hun functie.
  • geef bij het blad van de plant aan hoe het proces van fotosynthese verloopt. 
  • informatie over de geslachtelijke en eventuele ongeslachtelijke voortplanting van deze plant.
  • de manier waarop de zaden/vruchten worden verspreid.
  • eventuele leuke weetjes over de plant. Je kunt hierbij denken aan geneeskrachtige werking, eetbaarheid, gebruik door mens/dier.
  • Je mag eventueel gedroogde delen van de plant in je poster verwerken.

Je kunt er ook voor kiezen om je poster digitaal te maken. Kies dan voor het werken met Padlet.
Hier vind je een goede uitleg om met Padlet te werken.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je poster op het volgende:

  • Staat er één zaadplant centraal in je poster
  • Zijn alle bovengenoemde punten verwerkt in je poster?
  • Is de informatie over de plant juist?
  • Kijk in het beoordelingsschema in de Gereedschapskist hieronder aan welke eisen je poster verder moet voldoen.

Klaar?
Lever je poster in bij je docent.
Eventueel kiest je docent een aantal posters uit die gepresenteerd worden aan de klas.

 

 

 

 

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Diagnostische toets

Je sluit het thema Planten af met het maken van een diagnostische toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Probeer minimaal 3 weetjes van planten op te schrijven die je nog niet wist voor je aan dit thema begon.

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 29 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Klopt dat met het aantal lessen dat je over dit thema hebt gehad?
    De opdrachten waren allemaal vrij lang, welke opdracht duurde bij jou het langst?
  • Inhoud
    Welke lesstof in dit thema was nieuw voor je en welke lesstof wist je al?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Heb je gekozen voor een digitale poster of eentje op papier? Heb je die keuze zelf gemaakt of in overleg met je docent.
    Was de eindopdracht gelijk duidelijk? Zo niet, wat vond je lastig en wat heb je er aan gedaan om antwoord te krijgen op je vragen?

Verderkijker

Leerlingen voor leerlingen

Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan een paar video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Video: Microscoop 1
Video: Microscoop 2
Video: Tekenregels
Video: Verspreiding van zaden
Video: Verspreiding van zaden door wind

Youtube
Stengels

Wortels

Bladeren

Fotosynthese

Fotosynthese

Bouw en functie van bloemen

Bouw en functie van planten

Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting

Geslachtelijke voortplanting planten

Plantaardige cellen

Plantaardige cellen

Bevruchting planten

Bestuiving

SchoolTV

Bevruchting aardappelplant

Nut van bijen

Wortels

Stengels

Bladeren

Remediërend

Startpagina

Beste leerling,

Je gaat nu aan de slag met het verdelen van het plantenrijk en het dierenrijk in stammen.

Hiervoor hebben we het al gehad over bacteriën en schimmels

Als eerst krijg je een uitleg in de vorm van een presentatie. Daarna ga je hiermee oefenen door verschillende opdrachten te maken. Ten slotte maak je een eindtoets om te kijken of je het hebt begrepen.

Succes!

 

Leerdoelen

Doelen voor deze les:

- Je kunt het rijk van de planten indelen in twee stammen o.b.v. de manier van voortplanting

- Je kunt voorbeelden en kenmerken benoemen bij de stam sporenplanten

- Je kunt voorbeelden en kenmerken benoemen bij de stam zaadplanten

- Je kunt het rijk van de dieren indelen in zeven stammen

- Je kunt de dieren indelen op basis van symmetrie

- Je kunt de dieren indelen op basis van het skelet

- Je kunt van alle stammen de kenmerken benoemen

 

Lesinhoud

Je krijgt nu in het filmpje hieronder uitleg over het rijk van de dieren

Het rijk van de planten en dieren

Oefening

Je gaat nu aan de slag met de opdrachten.

Als eerst maak je de oefeningen. Je kijgt daar meteen feedback op.

Als je meer dan zes goed hebt, ga je door met de uitdagende opdrachten.

Als je er zes of minder dan zes goed hebt, ga je door met de remediërende opdrachten.

Succes!

Oefeningen

Uitdagend

Remediërend

Extra oefening

Extra oefening

Extra oefening
Room Number: sari6435

Toetsing

Eindtoets
Je maakt nu de eindtoets voor een cijfer. Succes!

Eindtoets

Toets: Eindtoets Ordening (Het rijk van de planten)

Start

Bronvermelding

Voor bronvermelding gebruikte WikiWijs arrangementen zie 'Colofon'.

 

Notjake. (2017, 11 mei). Dadelion [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/6cf65e91-cded-4515-b135-e850840fd0d0

 

Van der Graaf, R. (2016, 18 december). Varensporen / Fern spores [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/ac2d7110-8bea-4622-bd36-6e4720ee0fa9

 

Joeflintham. (2011, 27 juni). Poppies [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/0e2dbc83-ced8-40a4-be9a-fe658d30a9ee

 

Robinson, M. (2008, 6 oktober). Seaweed [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/6f3498c7-2cfb-4a4f-9692-01230ff92661

 

Jacobs, M. (2008, 19 november). Green tree [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/84d872cd-153a-4805-aef3-49cbe4c3532d

 

Jenkins, B. (2010, 18 april). Moss [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/cbb07f70-25ab-47cf-8d74-3505d9778fb0

 

Anderson, S. (2008, september). Green acorns [Foto]. Geraadpleegd van https://search.creativecommons.org/photos/2f7579ff-b2a1-43cb-b25d-44b9a61d1a36

 

Bos, A., Kalverda, O., Smits, G., Waas, B. (2016) Biologie voor jou. Biologie voor de onderbouw. ‘s-Hertogenbosch: Malmberg