§1 Voorkennis (opgaven)

Uitleg

Lengtematen


Heb je het over lengte dan heb je het vaak over meters (m).
Maar ook over kilometers (km), decimeters (dm), centimeters (cm) of
millimeters (mm).
 

Hier vind je de link naar de uitleg over Lengte maten


 

Oppervlaktematen.


Hier vind je de Link naar de uitleg bij oppervlakte maten

 


 


Schaallijnen.

Hier vind je de link naar de uitleg over Schaallijnen

 


 

Uitslagen

 

Hier vind je de link met de uitleg over uitslagen van ruimte figuren (ook wel wiskundige lichamen genoemd)


 

Opgaven

1   Omrekenen naar meters

 

Neem over en vul het juiste getal in:

  1. “kilo” betekent “duizend”, dus 1 kilometer = … meter
       
  2. “hecto” betekent “honderd”, dus 1 hectometer = … meter
  3. “deca” betekent “tien”, dus 1 decameter = … meter
  4. “deci” betekent “tiende”, dus 1 decimeter = … meter
  5. “centi” betekent “honderdste”, dus 1 centimeter = … meter
  6. “milli” betekent “duizendste”, dus 1 millimeter = … meter

 

2   Lengematen omrekenen

 

Neem over en reken om:

  1. 1250 mm = …………… cm = …………… dm = …………… m = ……………… dam
  2. 1,2 km = …………… hm = ……………… dam = …………… m = ……………… dm
  3. 860 cm = …………… dm = ……………… m = ……………… dam = ……………… hm
3   Lengtematen omrekenen

 

Reken om:

  1.     3,6 km = … m                  
  2.    1300 cm = … dam               
  3.   0,15 dm = … mm                      
  1.      13 dm = …………………… cm
  2.    13 dam = …………………… cm
  3.     0,8 hm = …………………… m

 

 

4   Wandtegels

 

Je hebt vierkante wandtegels van 15 cm bij 15 cm.

Je betegelt een rechthoekige wand van 3,30 m breed en 1,65 m hoog.

  1. Hoeveel van die wandtegels heb je in de breedte nodig?
  2. Hoeveel van die wandtegels heb je in de hoogte nodig?
  3. Hoeveel van die wandtegels heb je in totaal nodig?

 

 

 


 

5 Rechthoek

 

Je ziet hier een rooster met hokjes van 1 mm bij 1 mm. (Deze staat ook op je werkblad)

Er staat een rechthoek op getekend.

  1. De afmetingen van de rechthoek zijn ... mm bij … mm
  2. De oppervlakte van de rechthoek is … mm²
  3. De afmetingen van de rechthoek zijn … cm bij … cm
  4. De oppervlakte van de rechthoek is ……cm²
  5. Dus 2 cm² = … mm²

 

 

 

 

6   Korfbalveld

 

Een korfbalveld is 40 m bij 80 m en bestaat uit twee even grote vakken.

Gebruik het roosterpapier in je schrift.

Neem aan dat elk roosterhokje 10 m bij 10 m is.

  1. Teken op het roosterpapier het korfbalveld.
  2. Hoeveel roosterhokjes is de oppervlakte van het korfbalveld?
  3. Hoeveel m² is de oppervlakte van het korfbalveld?

 


7   Omrekenen

 

Neem over en reken om:

  1. 3,6 km² = …… m²
  2. 130 cm² = …… m²
  3. 0,15 dm² = …… mm²   
  1. 13 dm² = … cm²
  2. 13 m² = …… cm²
  3. 0,8 hm² = …… m²   

 

8   Voetbalveld

 

Een hectare (ha) land is een stuk land met een oppervlakte van 1 hm².

Een voetbalveld is 120 m lang en 70 m breed.

  1. Hoeveel m² is de oppervlakte van het voetbalveld?
  2. Hoeveel hectare is dat?

 

 

 

 


 

9 Schaallijnen

 

Je ziet hier een schaallijn.                

  1. Meet de lengte van de schaallijn op je werkblad.
  2. 1 cm op de kaart is dus .... km in werkelijkheid
  3. Bij het onderdeel lengtematen heb je geleerd:  1 km = .......... m = .......... cm
  4. Neem over en vul in: De schaal van deze kaart is dus  1 : ........

Deze schaallijn staat op een plattegrond. Op die plattegrond is de lengte van lijnstuk AB 7,2 cm.

  1. Hoe lang is AB in werkelijkheid?

     

 

10 Afstanden

 

Bekijk de kaart en de schaallijn. (deze staat ook op je werkblad)

 

  1. Meet de afstand van Leerdam naar Gorinchem.
  2. Bereken hoeveel die afstand in werkelijkheid is.
  3. Hoe ver ligt Culemborg hemelsbreed van Gorinchem?

 

 

11 Plattegrond

 

Hier zie je een plattegrond van een slaapkamer.
(Deze staat ook op je werkblad)

  1. Meet de lengte van de schaallijn op je werkblad.
    lengte schaallijn = …… cm
  2. Hoeveel meter is elke centimeter in werkelijkheid?
    1 cm is ongeveer …… m in werkelijkheid
    dus
    1 cm is ongeveer …… cm in werkelijkheid
  3. De schaal van deze plattegrond is dus (ongeveer):
      1 : ……
  4. Meet de lengte en de breedte van deze kamer.  lengte = …… cm en breedte = …… cm
  5. De werkelijke afmetingen van deze kamer zijn:   lengte = …… m en breedte = …… m
  6. Hoe groot is het bed?   lengte = …… m en breedte = …… m

12 Toernooi

 

Voetbalvereniging Gorinchem organiseert een toernooi.

Alle voetbalclubs in plaatsen die minder dan 15 km van Gorinchem liggen worden uitgenodigd.

Gebruik dezelfde kaart als bij opgave 10!

  1. Hoe ver ligt Ameide van Gorinchem?
  2. Wordt de voetbalclub uit Ameide uitgenodigd?
  3. Worden de voetbalclubs uit Sliedrecht uitgenodigd?

     

13.   namen van ruimtefiguren

 

Hiernaast zie je de ons bekende ruimtefiguren.
Noteer de namen van deze ruimte figuren in je schrift.

 

 

 

 

 


 

14   Uitslagen kubus?


Hier zie je nog twee pogingen voor uitslagen van kubussen.

Schrijf van elke uitslag op of je er een kubus van kunt maken.


 

15   Uitslag of bouwplaat?


Wat is het verschil tussen een uitslag en een bouwplaat?

 


16   Luciferdoosje


Hier zie je een lucifersdoosje.

In het echt is een luciferdoosje een balk.

Wanneer we letters bij de hoekpunten zetten ontstaat balk ABCD EFGH.

Het luciferdoosje heeft de volgende afmetingen:  AB = 4 cm(lengte), BC = 3 cm(breedte) en AE = 1 cm(hoogte).

Maak de uitslag van balk ABCD.EFGH in je schift


 

17   Verpakking


Hier zie je drie bouwplaten voor een frisdrankverpakking.

 

Welk van deze uitslagen kun je niet vouwen tot een pak frisdrank?

Antwoorden

1    

 

  1. “kilo” betekent “duizend”, dus 1 kilometer = 1000 meter
  2. “hecto” betekent “honderd”, dus 1 hectometer = 100 meter
  3. “deca” betekent “tien”, dus 1 decameter = 10 meter
  4. “deci” betekent “tiende”, dus 1 decimeter = 0,1 meter ( 1/10 m )
  5. “centi” betekent “honderdste”, dus 1 centimeter = 0,01 meter ( 1/100 m)
  6. “milli” betekent “duizendste”, dus 1 millimeter = 0,001 meter ( 1/1000 m )

 

 

2    

 

  1. 1250 mm = …125… cm = …12,5… dm = …1,25… m = …0,125… dam
  2. 1,2 km = …12… hm = …120… dam = …1200… m = …12000… dm
  3. 860 cm = …86… dm = …8,6… m = …0,86… dam = …0,086… hm

 

 

3    

 

  1. 3,6 km = 3600 m                  
  2. 130 cm = 1,3m                
  3. 0,15 dm = 15 mm                      
  4. 13 dm = 130 cm
  5. 13 dam = 13.000 cm
  6. 0,8 hm = 80 m
 

 

 

4    

 

  1. In de breedte heb je 330 cm : 15 cm = 22 tegels nodig
  2. In de hoogte heb je 165 cm : 15 cm = 11 tegels nodig
  3. In totaal heb je 22 × 11 = 242 tegels nodig

 

5    

 

  1. De afmetingen van de rechthoek zijn 20 mm bij 10 mm          
  2. De oppervlakte van de rechthoek is 20 x 10 = 200  mm²
  3. De afmetingen van de rechthoek zijn 2 cm bij 1 cm                
  4. De oppervlakte van de rechthoek is 2 × 1 = 2 cm²
  5. Dus 2 cm² = 200 mm²

 

 

6    

 

  1.  Zie figuur hiernaast.
  2. De oppervlakte van het korfbalveld is  8 × 4 = 32 hokjes
  3. 1 hokje is 10 bij 10 m en heeft een oppervlakte van
    10 × 10 = 100 m²
  4. Het korfbalveld heeft dan een oppervlakte van
    32 × 100 = 3200 m²

 

 

7    

 

  1. 3,6 km²  = 3   600   000 m²
  2. 130 cm²  = 0,013 m²
  3. 0,15 dm²  = 1500 mm²
  1. 13 dm²  = 1300 cm²
  2. 13 m²  = 130   000 cm²
  3. 0,8 hm²  = 8000 m²

 

 

8    

 

  1. De oppervlakte van het voetbalveld is 120 × 70 = 8400 m²
  2. Dat is 0,84 ha

 

 

9    

 

  1. De lengte van de schaallijn is 5 cm
  2. 1 cm op de kaart is dus  10 : 5 = 2 km in werkelijkheid
  3. Je weet:  1 km = 1 000 m = 100 000 cm
  4. De schaal van deze kaart is dus  1 : 200 000
  5. AB is in werkelijkheid 7,2 × 2 km = 14,4 km

 

10     

 

  1. De afstand van Leerdam naar Gorinchem is 1 cm op de kaart.
  2. Die afstand in werkelijkheid is dan 5 km.
  3. Culemborg ligt hemelsbreed 3,2 × 5 = 16 km van Gorinchem

 

11     

 

  1. De lengte van de schaallijn is 7,5 cm.
  2. 1 cm is in werkelijkheid ongeveer 5 : 7,5 ≈ 0,67 m
    dus
    1 cm is ongeveer 67 cm in werkelijkheid
  3. De schaal van deze plattegrond is dus (ongeveer):   1 : 67
  4. lengte = 6 cm; breedte = 3,8 cm
  5. De werkelijke afmetingen van deze kamer zijn:
    lengte = 6 × 0,67 m ≈ 4 m   en   breedte = 3,8 × 0,67 m ≈ 2,5 m
  6. Het bed:
    lengte = 2,8 × 0,67 ≈ 1,9 m (2 m) en breedte = 1,1 × 0,67 ≈ 0,75 m (0,8m)

 

12     

 

  1. Ameide ligt ongeveer  1,7 × 5  = 8,5 km van Gorinchem
  2. De voetbalclub uit Ameide wordt wel uitgenodigd
  3. Ja, want Sliedrecht ligt ongeveer 1,9 × 5 = 9,5 km van Gorinchem

 

13    

 

1.  Balk                     5. Piramide (Viervlak)

2.  Cilinder                6. Kegel

3.  Kubus                  7. Prisma

4.  Cilinder

14     


Van uitslag A kun je geen kubus vouwen, van uitslag B ook niet.

 

15    


Een bouwplaat heeft plakrandjes, een uitslag niet.

Een bouwplaat kan uit losse stukken bestaan; een uitslag is altijd één geheel.

 

 

16    


Bijvoorbeeld:

 

 

 

 

17    

 

  1. Bouwplaat A is fout Twee onderdelen zijn te lang.

  • Het arrangement §1 Voorkennis (opgaven) is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2019-09-10 11:13:23
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten