Economie Trimester 3 - H/V

Economie Trimester 3 - H/V

Buitenland

Thema

Nederland en het buitenland
Ongeveer de helft van de producten die je dagelijks gebruikt zijn niet in Nederland gemaakt. Rijst, kiwi's, iPhone's allemaal producten die in het buitenland zijn gekocht. Andersom worden veel producten die in Nederland worden gemaakt in het buitenland verkocht. Denk maar aan tomaten, kaas en tulpen.
Het kopen en verkopen van producten is voor een klein land als Nederland heel belangrijk. Nederland werkt dan ook met zoveel mogelijk landen samen om de handel zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Over de handel met het buitenland en welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse economie gaat het volgende onderwerp.

Internationale handel

Inleiding

Op dit kaartje van Europa zie je van een aantal producten waar die in Europa geproduceerd worden. Hieronder staan een aantal vragen waar wij ons de komende tijd mee bezig gaan houden.

  • Welk land is bekend om zijn wijn?
    In welk land wordt aardolie gewonnen?
  • Door welke producten is Nederland bekend?
  • Waar hangt het zoal vanaf welke producten een land voortbrengt?
  • Is het handig dat landen zich toeleggen op het maken van die producten die het best bij het land passen?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • de definitie van het begrip internationale arbeidsverdeling geven en verklaren waarom dit voordeel oplevert.
  • uitleggen hoe het kopen en verkopen van producten aan het buitenland wordt genoemd.
  • uitleggen dat Nederland een open economie heeft.

 

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Stap 1: Import en export

Het kopen van producten in het buitenland noem je invoeren of importeren.

Het verkopen van producten aan het buitenland noem je uitvoeren of exporteren. Soms is het niet meteen duidelijk of je iets verkoopt aan het buitenland of iets koopt aan het buitenland. Om dan te bepalen of we het hebben over import of export kun je het beste naar de geldstroom kijken. Bij import koop je iets en gaat er dus geld vanuit Nederland naar het buitenland. En bij export verkoop je iets en ontvangt Nederland geld van het buitenland.  Bekijk de afbeelding.

 

 

Maak de volgende opdrachten.

 

Op vakantie
Veel Nederlanders gaan in de zomer en/of in de winter op vakantie naar het buitenland. Op vakantie gaan is eigenlijk ook een voorbeeld van handelen met het buitenland.

Joris en Karin zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Joris is het op vakantie gaan een vorm van exporteren: je gaat toch naar het buitenland.
Karin denkt dat in het buitenland op vakantie gaan juist een vorm van importeren is: de Nederlanders kopen goederen en diensten in het buitenland.
 

Wie heeft er gelijk? Leg ook uit waarom.

Stap 2: Internationale arbeidsdeling

Internationale arbeidsdeling is het verdelen van werk over verschillende landen. Internationale arbeidsdeling maakt internationale handel tussen landen nodig. Internationale handel kan leiden tot internationale concurrentie: bedrijven in verschillende landen produceren hetzelfde product. Bij internationale concurrentie spelen kostenverschillen een belangrijke rol. Het bedrijf dat het product tegen de laagste prijs op de markt kan brengen, heeft vaak de beste concurrentiepositie.

 

Bekijk nu in de kennisbank nogmaals de pagina over de Wet van Ricardo.

 

Je ziet dat door de comperatieve voordelen, dat een land heeft bij het produceren van goederen, er internationale arbeidsverdeling ontstaat. Om deze rede gaan landen zich steeds meer specialiseren in het product waar ze de meeste comperatieve voordelen bij hebben.

 

Maak nu de opgave hieronder.

Stap 3: Open en gesloten economie

Open of gesloten economie?

Bekijk de twee cirkeldiagrammen.
Uit het bovenste cirkeldiagram kun je aflezen welk deel van het inkomen een Nederlander gemiddeld uitgeeft aan producten die gemaakt zijn in het buitenland.
In het onderste diagram is hetzelfde weergegeven, maar nu voor een Amerikaan.
 

Opgave 1:

Leg uit hoe het komt dat een Amerikaan een kleiner percentage van zijn inkomen uitgeeft aan spullen die in het buitenland zijn gemaakt dan een Nederlander.

 

Nederland is een klein land met een open economie, dat wil zeggen dat Nederland veel handelt met het buitenland.
Het tegenovergestelde van een open economie is een gesloten economie.
Een land met een gesloten economie kan veel goederen en diensten zelf maken en handelt weinig met het buitenland.


Maar wat is "veel"? Wanneer zeggen we dat een land "veel" met het buitenland handelt?

Om conclusies uit cijfers te trekken moeten we, zoals altijd, eerst percentages van deze cijfers maken. Als het percentage 75% zou zijn dan hebben we daar allemaal een beeld bij (namelijk dat het vrij veel is, want 100% is het maximum)

Bij import en export spreken we dan over de importquote en de exportquote.

 

Stap 4: Import- en exportquote

Waarde export voor de economie
In Nederland wordt een groot deel van het nationaal inkomen verdiend met de export van goederen en diensten.
Bekijk de volgende gegegevens.

  waarde export     nationaal inkomen
1990   137 miljard euro ??? miljard euro
2000 292 miljard euro 449 miljard euro
2010 396 miljard euro 566 miljard euro

 

Opgave 1:
Vergelijk de waarde van de export in 2010 met de waarde van de export in 2000. Met hoeveel procent is de waarde tussen 2000 en 2010 toegenomen?

Opgave 2:
Laat met een berekening zien dat in 2010 met het exporteren van producten ongeveer 70% van het nationaal inkomen werd verdiend.

Opgave 3:
De exportquote bedroeg in 1990 ongeveer 56,1%. Bereken voor dit jaar het nationaal inkomen.

Opgave 4:
Wat is het "gevaar" (nadeel) van een (zeer) open economie?

 

 

Betalingsbalans

Stap 1: De betalingsbalans

Ieder land houdt een soort huishoudboekje bij waarin alle geldstromen met het buitenland worden genoteerd. Zo'n huishoudboekje noem je een betalingsbalans.

Als een land met de uitvoer meer verdient dan het land betaalt voor de invoer, dan heeft dat land een positief saldo op de betalingsbalans. Bij een positief saldo is er sprake van een uitvoeroverschot.
Je spreekt van een negatief saldo op de betalingsbalans of van een uitvoertekort als een land met de uitvoer minder verdient dan het land betaalt voor de invoer.
Als de waarde van de export gelijk is aan de waarde van de import, dan is de betalingsbalans in evenwicht.

Bestudeer het volgende onderwerp uit de Kennisbank.

Maak de volgende opdrachten.

Stap 2: Positief of negatief

Stap 3: Concurrentiepositie

Bekijk nogmaals de kennisbank "Internationale Handel" en lees de pagina over de internationale concurrentiepositie.

Opgave:
Of het bedrijven lukt hun producten aan het buitenland te verkopen, hangt van een aantal factoren af. Hieronder staan er enkele genoemd. Geef bij elke aan of een bedrijf daar invloed op heeft. Geef ook bij elk antwoord een verklaring.
a. Een aantrekkelijk product leveren
b. Producten voor een lage prijs verkopen
c. De waarde van de euro ten opzichte van andere valuta's
d. de buitenlandse vraag naar producten uit ons land.


Tegen of met elkaar

Stap 1: Internationale concurrentie

Bestudeer eerst de Kennisbank van het volgende onderdeel.

Tegen of met elkaar?

 

Maak nu de volgende opdrachten.

Opdracht 1:Internationale concurrentie

Stap 2: Protectionisme

Protectionisme
Nederland kan maatregelen nemen om Nederlandse bedrijven te beschermen tegen concurrentie uit het buitenland.
 

Opgave:
Bekijk het volgende krantenbericht.

a) Welk soort maatregel neemt de regering tegen de invoer van rundvlees?

b) Welke Nederlandse beroepsgroep zal tevreden zijn met deze maatregel?
Leg ook uit waarom.

Stap 3: Protectionisme in de praktijk

Opgave 1:

Een bedrijf in Zuid-Korea maakt goedkoop speelgoed. Een bordspel dat een Nederlands bedrijf voor € 50,- verkoopt, wil het Koreaanse bedrijf voor € 40,- in Nederland verkopen. De Nederlandse regering laat het Koreaanse bedrijf 40% invoerrechten betalen.

a) Laat met een berekening zien dat het Koreaanse bedrijf € 16,- aan invoerrechten moet betalen.

b) Kan het Koreaanse bedrijf nu nog concurreren met het Nederlandse bedrijf? Leg je antwoord uit.


Bekijk de twee krantenkoppen op de afbeelding hiernaast.

c) Welk soort maatregel herken je in de bovenste krantenkop?

d) Japan is niet blij met de maatregel van de Duitse regering.
Hoe wordt volgens de tweede krantenkop op de maatregel gereageerd?

e) Leg uit dat zowel de Japanse als de Duitse consument nadeel kan ondervinden van de maatregelen.

 

Opgave 2:
Lees onderstaand artikel en leg in eigen woorden uit waarom Trump een invoerheffing op staal heeft ingevoerd.

NOS teletekst vrijdag 02-03-2018

Stap 4: De EU

Beantwoord de volgende vragen over de EU. Als je het antwoord niet in de kennisbank kunt vinden, zoek het dan op, bijvoorbeeld op internet.

  1. De Europese Unie is meer dan een vrijhandelsgebied. Leg dat uit.
  2. Schrijf de namen van alle landen op die deel uitmaken van de EU.
  3. Schrijf de namen van de landen op die wel lid zijn van de EU, maar waar ze nog een andere munt hebben dan de euro.
  4. In welk land is de Europese Centrale Bank gevestigd?
  5. Het doel van Europol is onder andere zware internationale misdaad te bestrijden. Leg uit waarom dit beter binnen de EU kan dan door landen afzonderlijk.

Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.

De euro en andere valuta

Stap 1: Vreemde valuta

Bekijk voordat je verder gaat eerst onderstaande presentatie.

Stap 2: Rekenen met vreemde valuta

De verzamelnaam voor buitenlands geld is vreemde valuta.
De prijs van vreemde valuta in euro noem je de wisselkoers.

Bekijk onderstaande tabel en beantwoord de onderstaande vragen.

 

 

 

 


Opgave 1:
a)
Ik koop voor €80 euro Marokkaanse Dirhams. Hoeveel krijg ik er dan?
b) Ik koop 12.500 Poolse Zloty’s. Hoeveel kost mij dit?


Bekijk de onderstaand tabel en beantwoord de onderstaande vragen.

Opgave 2:
a) Ik heb 8670 Zwitserse Frank over. Hoeveel Euro levert mij dit op?
b) Ik heb 487 euro terug gekregen omdat ik Engelse Ponden heb ingewisseld. Hoeveel heb ik er ingewisseld?

 

Stap 3: Invloed van koersschommelingen op de handel

Koersschommelingen
De koers van de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro kan per dag verschillen. Bekijk de grafiek.

Uit de grafiek kun je aflezen dat de koers op 1 juli was:
1 dollar = 0,80 euro.

Opgave 1:
Lees uit de grafiek de koers van de dollar op 1 augustus en 1 september af.


Azzedin en Sandra zijn het niet met elkaar eens.
Volgens Azzedin is een koersstijging van de dollar gunstig voor de Amerikanen als ze naar Nederland op vakantie komen.
Volgens Sandra zijn de Amerikaanse toeristen juist duurder uit door de koersstijging.
 

Opgave 2:
Wie heeft er gelijk? Leg je antwoord uit.

 

Een stijging van de dollar is niet per definitie goed of slecht voor Nederland(ers). Het ligt er aan vanuit welk perspectief je het ziet. Als de dollarkoers stijgt (1 dollar was eerst 0,80 eurocent en nu wordt dat 0,90 cent) dan is het voor Nederlandse exportbedrijven gunstig. Amerikanen kunnen namelijk voor hetzelfde geld meer Nederlandse producten kopen. Maar voor Nederlandse importbedrijven is het ongunstig. Eerste kostte iets van 1 dollar 0,80 euro, en nu moeten ze voor datzelfde 1 dollar product 0,90 euro betalen.

Een stijging van de euro kun je op dezelfde manier uitleggen. Een verandering van de koers is dus niet goed of slecht.


Vraag en aanbod

Inleiding

Bij het vaststellen van de verkoopprijs van zijn product houdt een ondernemer rekening met de concurrentie. Maar niet ieder bedrijf heeft evenveel concurrentie.

  • Bedenk een bedrijf dat bij het vaststellen van de verkoopprijs veel rekening moet houden met concurrentie.
  • Bedenk ook een bedrijf dat juist weinig rekening hoeft te houden met concurrentie bij het vaststellen van de verkoopprijs.

Je hebt vast wel eens gehoord dat de prijs van een product wordt bepaald door 'vraag en aanbod'. Wat denk jij?

  • Wat wordt bedoeld met 'vraag en aanbod'?
  • Wordt de prijs van alle producten bepaald door vraag en aanbod?
    Bedenk voor welke producten juist wel.
    En bedenk voor welke producten minder.

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • aangeven wie de vragers en aanbieders van producten zijn.
  • minimaal twee persoonlijke factoren noemen die invloed hebben op de vraag naar producten.
  • omschrijven wat met een vraaglijn en aanbodlijn wordt weergegeven.
  • (aan de hand van een voorbeeld) uitleggen waarom een vraaglijn daalt.
  • (aan de hand van een voorbeeld) uitleggen waarom een aanbodlijn daalt.
  • toelichten wat wordt bedoeld met de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid en kan ik aangeven waarom die prijs vaak tot stand komt.
  • (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat het verschil is tussen een concrete markt en een abstracte markt.
  • (met behulp van voorbeelden) uitleggen wat het verschil is tussen een homogeen product en een heterogeen product.

Stap 1: De vraag naar een product

Een consument is een vrager van producten.

Welke producten worden gevraagd hangt af van de behoeften van de consument.
De behoeften worden bepaald door persoonlijke factoren, zoals
- gezinssamenstelling
- beroep
- opleiding
- inkomen.

Daarnaast hangt de vraag af van: de prijs van het product.
Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de vraag af zal nemen.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 2: Het aanbod van een product

Bedrijven (producenten) zijn de aanbieders van producten.

Om te kunnen blijven bestaan is het nodig dat bedrijven winst maken.
De bedrijven zullen alleen producten aanbieden als de verkoopprijs hoger is dan de inkoopprijs.

Soms kan een bedrijf de prijs van een product helemaal zelf vaststellen, maar vaker zal hij bij het vaststellen rekening houden met zijn concurrenten.
Zijn er heel veel concurrenten, dan heeft de aanbieder zelf weinig invloed op de prijs.

Hoeveel producten een bedrijf aanbiedt hangt dan af van de prijs.
Meestal geldt dat als de prijs stijgt, de ondernemer meer producten zal aanbieden.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 3: Vraag en aanbod

Van veel producten wordt de prijs bepaald door de vraag naar het product en het aanbod van het product.

In de grafiek hiernaast zie je een vraaglijn en een aanbodlijn.
De aanbodlijn geeft aan hoeveel bedrijven bij verschillende prijzen willen aanbieden.
De vraaglijn geeft aan hoeveel consumenten bij verschillende prijzen willen kopen.

Er is één prijs waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.
Je noemt dit de evenwichtsprijs.
Bij de evenwichtsprijs hoort de evenwichts-hoeveelheid.

Van een product waarvan de prijs wordt bepaald door vraag en aanbod is de prijs vaak de evenwichtsprijs.

Maak de sleepoefening.

De vraaglijn is een dalende lijn, immers bij een hoge prijs zal minder gevraagd worden dan bij een lage prijs. Als de prijs verandert, kom je op een ander punt op de vraaglijn terecht.

De vraaglijn kan ook in zijn geheel verschuiven.
De vraaglijn zal bijvoorbeeld naar rechts verschuiven als:

  • het aantal consumenten toeneemt.
  • het inkomen van de consumenten toeneemt.

 

 

Stap 4: Concrete/abstracte markt

In de economie wordt met een markt het geheel van vraag en aanbod bedoeld.
Je hebt markten waar je naartoe kunt gaan, zoals een veiling of een ruilbeurs, maar ook winkel. En je hebt markten die je niet kunt bezoeken, bijvoorbeeld de arbeidsmarkt.

Een markt waar je naartoe kunt gaan, wordt ook wel een concrete markt genoemd.
Een markt die je niet kunt bezoeken noem je ook wel een abstracte markt.

Op sommige markten is het aantal aanbieders heel groot. Er zijn bijvoorbeeld duizenden boeren die groenten aanbieden. Op andere markten zijn het aantal aanbieders juist klein. Als je een computer wilt kopen, heb je de keuze uit maar een paar merken.

Op sommige markten is het product dat wordt aangeboden homogeen. Het maakt niet uit van welke producent het product komt. Een voorbeeld van een homogeen product is suiker.

Op andere markten worden juist heterogene producten verhandeld. Merkkleding is een heterogeen product.

Beantwoord de vragen.

Samenvatting Vraag & Aanbod

Wat heb je geleerd?

  • Het arrangement Economie Trimester 3 - H/V is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Larry Kerkhofs
    Laatst gewijzigd
    2025-01-21 21:03:53
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Kerkhofs, Larry. (z.d.).

    Betalingsbalans - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/140073/Betalingsbalans___kopie_1

    Kerkhofs, Larry. (2019).

    Buitenland

    https://maken.wikiwijs.nl/141648/Buitenland

    Kerkhofs, Larry. (z.d.).

    Economie KB1 - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/141649/Economie_KB1___kopie_1

    Kerkhofs, Larry. (z.d.).

    Internationale handel - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/140072/Internationale_handel___kopie_1

    Kerkhofs, Larry. (z.d.).

    Vraag en aanbod - hv - kopie 1

    https://maken.wikiwijs.nl/140080/Vraag_en_aanbod___hv___kopie_1

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Internationale concurrentie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.