Geldhoeveelheid
Geldhoeveelheid
Alle munten en bankbiljetten vormen samen het chartale geld.
Giraal geld zijn de directe opvraagbare tegoeden van een bank. Geld op een betaalrekening (rekeningcourant tegoed) behoort tot het girale geld. Geld op een spaarrekening of een termijndeposito (spaarrekening met een vaste looptijd) behoort niet tot het girale geld.
De maatschappelijke geldhoeveelheid is al het chartale en girale geld in handen van gezinnen en bedrijven, met uitzondering van het geld in handen van de banken. Geld in bezit van banken dient als dekking van de girale tegoeden van het publiek en wordt om dubbeltellingen te voorkomen niet meegeteld bij de maatschappelijke geldhoeveelheid.
De maatschappelijke geldhoeveelheid wordt ook wel de primaire liquiditeitenmassa genoemd. Secundaire liquiditeiten zijn dan de vorderingen van het publiek op de financiële instellingen die op korte termijn zonder veel kosten omgezet kunnen worden naar de primaire liquiditeiten. Tot de secundaire liquiditeiten behoren bijvoorbeeld korte termijndeposito's en korte spaartegoeden.
De samenstelling van de maatschappelijke geldhoeveelheid verandert constant doordat giraal geld wordt omgezet in chartaal geld of omgekeerd. Je noemt dit substitutie.
Ook de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid verandert constant.
Dat kan:
- door transformatie (als secundaire liquiditeiten worden omgezet in geld) of
- door wederzijdse schuldaanvaarding (kredietverlening).
Substitutie
Er is sprake van substitutie als chartaal geld wordt omgezet in giraal geld of omgekeerd.
Als chartaal geld wordt omgezet in giraal geld neemt de hoeveelheid geld in de kas van een bank toe (+) en het rekeningcourant tegoed van degene die geld gestort heeft neemt toe (+).
Schema bankbalans |
Kasgeld |
+ |
Rekening courant |
+ |
Als giraal geld wordt omgezet in chartaal geld neemt de hoeveelheid geld in de kas van een bank af (-) en het rekeningcourant tegoed van degene die geld gestort heeft neemt af (-).
Schema bankbalans |
Kasgeld |
+ |
Rekening courant |
+ |
Door substitutie verandert de samenstelling van de maatschappelijke geldhoeveelheid.
De omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid verandert niet.
Transformatie
Vreemde valuta en bijvoorbeeld een spaarrekening behoren niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid. Ze kunnen wel zonder veel moeite worden omgezet naar geld. Ze worden daarom wel niet-geld of bijna-geld genoemd. Je spreekt van transformatie als niet-geld wordt omgezet in geld of omgekeerd. Door transformatie verandert dus de maatschappelijke geldhoeveelheid.
- Er is sprake van geldvernietiging als er bijvoorbeeld met giraal geld vreemde valuta worden gekocht.
Schema bankbalans 1 |
Activa |
Passiva |
Kasgeld |
- |
Rekening courant |
- |
- Er is ook sprake van geldvernietiging als met geld van een betaalrekening een termijndeposito wordt gekocht.
Schema bankbalans 2 |
Activa |
Passiva |
|
|
Rekening courant |
- |
|
|
Termijndeposito |
+ |
- Er is sprake van geldschepping als er bijvoorbeeld vreemde valuta worden verkocht.
Schema bankbalans 3 |
Activa |
Passiva |
Vreemde valuta |
+ |
Rekening courant |
+ |
- Er is ook sprake van geldschepping als een termijndeposito wordt verkocht.
Schema bankbalans 4 |
Activa |
Passiva |
|
|
Rekening courant |
+ |
|
|
Termijndeposito |
- |
Kredietverlening
De belangrijkste vorm van geldschepping is de kredietverlening door banken. Als een ondernemer voor de financiering van zijn bedrijf € 300.000,- nodig heeft, kan hij bij de bank aankloppen. Als de bank de ondernemer het geld wil lenen zal de bank het geld in de vorm van rekening couranttegoed beschikbaar stellen. Er ontstaat daardoor een schuldrelatie tussen de bank en de ondernemer. Je spreekt van werderzijdse schuldaanvaarding.
- Als de ondernemer het krediet verkrijgt, is er sprake van geldschepping.
Schema bankbalans 1 |
Activa |
Passiva |
Debiteuren |
+ |
Rekening courant |
+ |
- Als de ondernemer het krediet aflost, is er sprake van geldvernietiging.
Schema bankbalans 2 |
Activa |
Passiva |
Debiteuren |
- |
Rekening courant |
- |
Je ziet dat de banken geldscheppende instellingen zijn.
Samen met de centrale bank (De Nederlandsche Bank) vormen de banken de geldscheppende sector.
Liquiditeit
Het geldscheppend vermogen van een bank is niet onbeperkt. Een bank moet voldoende geld in kas hebben (of snel kunnen opnemen van het tegoed bij De Nederlandsche Bank) om er voor te zorgen dat de rekeninghouders niet plots geen geld uit de automaat kan trekken. Je zegt de bank moet liquide zijn: de bank moet aan de normale opvragingen van de rekeninghouders kunnen voldoen.
Bij een liquiditeitseis van bijvoorbeeld \(\small{25\text{%}}\) mag een bank tegenover iedere euro die de bank in kas heeft, vier euro rekening courant tegoed uitgeven.
Schema bankbalans 1 |
Activa |
Passiva |
Kas |
€ \(\small{35}\) mln |
Rekening courant |
€ \(\small{120}\) mln |
Debiteuren |
€ \(\small{80}\) mln |
|
|
Tegoed bij DNB |
€ \(\small{5}\) mln |
|
|
Als een bank \(\small{35}\) miljoen in kas heeft en een tegoed van \(\small{5}\) miljoen bij DNB dan kan de bank bij een liquiditeitseis maximaal \(\small{120}\) miljoen aan krediet uitgeven.