Het weerbericht
Inleiding
Je hebt in de voorgaande leertaken al veel geleerd over wat het weer is, wat de weerelementen zijn en hoe het weer wordt beïnvloed. In deze leertaak ga je leren om het weer in je regio te voorspellen aan de hand van weerkaarten en weerberichten. Ook ga je het weer in je eigen regio meten en waarnemen. Dit onderzoek over het weer in je regio vormt een onderdeel van het onderzoek in leertaak 4.1. Leertaak 4.1 is een onderdeel van het SE.
Oefening: Even je geheugen opfrissen
Start
Stap 1: Eenvoudige weerkaarten lezen
Waarschijnlijk heb je al vaak naar het weerbericht gekeken. Dan weet je dat op een weerkaart veel symbolen worden gebruikt. In deze opdracht ga je weerkaarten leren lezen.
Bekijk onderstaande video van een weerbericht tijdens het NOS-journaal.
Benieuwd hoe de animaties worden gemaakt en hoe weerman Gerrit Hiemstra zich voorbereid? Bekijk dan onderstaande video.
De weerkaarten die een weervrouw of -man maakt zijn gebaseerd op radarbeelden en satellietbeelden. Op satellietbeelden zie je of en op welke plekken er sprake is van bewolking. Radarbeelden worden gemaakt doordat radarantennes steeds signalen uitstoten die vervolgens weerkaatsen op regendruppels. Op die manier kan worden vastgesteld waar en hoe hard het gaat regenen of sneeuwen. Vanuit deze gegevens worden weerkaarten gemaakt.
Op deze site kun je veel verschillende soorten weerkaarten vinden.
Opdracht: Maak deze opdracht word-document pfd-document met behulp van de weerkaarten op bovenstaande website.
Lever de opdracht in bij je docent.
Stap 2: Complexe weerkaarten lezen
Een luchtdrukkaart is de moeilijkste variant van een weerkaart. Voordat je een luchtdrukkaart kunt lezen moet je weten wat de symbolen allemaal betekenen. Bekijk onderstaande tabel.

Bron: KNMI
Bij de uitleg hieronder wordt steeds verwezen naar volgende weerkaart.

Isobaren
Isobaren zijn lijnen die gebieden met eenzelfde luchtdruk verbinden. De getallen geven de hoeveelheid luchtdruk aan in hectoPascal (hPa) of millibar. Een luchtdruk van minder dan 1013 hPa is een lagedrukgebied. Alles boven de 1013 hPa is een hogedrukgebied. Je ziet op de weerkaart dat het westen van Ierland, midden op de Atlantische oceaan een lagedrukgebied bevind. De isobaren liggen hier ook nog eens dicht op elkaar. Het waait hier dus hard. De isobaren boven Spanje en Frankrijk en Noord-Afrika liggen verder uit elkaar. Hier waait het dus minder hard. Isobaren vormen meestal cirkels.
Hogedrukgebieden en lagedrukgebieden
Luchtdrukgebieden kun je dus herkennen aan het getal op de kaart. Hogedrukgebieden worden ook aangegeven met een hoofdletter H. De lagedrukgebieden worden aangegeven met een hoofdletter L. Een hogedrukgebied zorgt vaak voor mooi rustig weer. Bij een lagedrukgebied is de kans op bewolking, neerslag en wind groter.
Bij een hogedrukgebied waait de wind met de wijzers van de klok mee rond het gebied (rechtsom). Bij een lagedrukgebied waait de wind juist tegen de klok in (linksom).
Fronten
Op de weerkaart kun je drie soorten fronten zien; koufronten, warmtefronten en occlusiefronten. Een front geeft de scheiding tussen de twee luchtsoorten aan. In alle gevallen zal de warme lucht stijgen.
Een koufront ontstaat wanneer de warme lucht door de koude lucht wordt verdrongen. De koude lucht schuift dan onder de warme lucht, waardoor de warme lucht gaat stijgen. Bij een koufront is er vaak sprake van korte hevige buien.
Een warmtefront ontstaat wanneer de koude lucht wordt verdreven door de warme lucht. De warme lucht schuift in die situatie over de koude lucht heen. Bij een warmtefront regent het vaak langdurig maar niet heel krachtig.
Een occlusie ontstaat wanneer de koude lucht de warme lucht dan heel snel verdringt. De beide luchtsoorten draaien dan als het ware in elkaar. Het occlusiefront wordt op de weerkaart aangegeven met een paarse lijn, met bollen en pijlen. Een depressie is het lagedrukgebied in de zone waar fronten met elkaar botsen. Op de weerkaart zie je dat er midden op de Atlantische Oceaan een occlusiefront is ontstaan. Een koufront en warmtefront zijn in elkaar gedraaid. In deze draaiing ligt ook nog een lagedrukgebied. Er is daar sprake van een depressie. Ten zuiden van Ierland zie je ook nog een occlusiefront aangegeven met een depressie.
Buiengebieden
Op een weerkaart worden ook buiengebieden aangegeven. Wanneer er sprake is van een buiengebied in een warme lucht wordt gebruik gemaakt van een rode streep. Een buiengebied in een koude lucht wordt aangegeven met een blauwe streep. Op de weerkaart zie je meerdere buiengebieden liggen in Frankrijk en Spanje. Deze buiengebieden bevinden zich in warme lucht.
Oefening: Luchtdrukkaarten lezen
Start
Opdracht: In stap 1 heb je eenvoudige weerkaarten leren lezen en een weerbericht geschreven. Maak nu deze opdracht word-document pdf-document waarbij je met behulp van complexe weerkaarten het weer in je eigen regio gaat verklaren. Lever de opdracht in bij je docent.
Stap 3: Onderzoek de weerelementen in je regio
In deze stap ga je de verschillende weerelemten in je eigen regio waarnemen en meten. Je waarnemingen en metingen geef je weer in een verslag. Dit verslag vormt het eerste onderdeel van je onderzoek in de eigen omgeving. Dit is een onderdeel van het SE. De overige opdrachten voor dit onderzoek vind je in leerdoel 4 van deze module.
Maak voordat je start met het onderzoek een document aan met de titel "Het weer in je eigen regio". Neem de volgende inhoudsopgave over in dit document:
- Hoofdstuk 1: onderzoek het weer in je eigen regio.
- paragraaf 1: uitvoeren van de waarnemingen en meteningen
- paragraaf 2: analyseren van de waarnemingen en de metingen
- analyse van de waarnemingen en metingen van de temperatuur
- analyse van de waarnemingen en metingen van de neerslag en bewolking
- analyse van de waarnemingen en metingen van de windkracht, windrichting en luchtdruk
- conclusie
Je kent de verschillende meetapparaten om de weerelementen te meten.
Om het weer in je eigen regio te kunnen onderzoeken moet je weten welke apparaten je hiervoor kunt gebruiken en moet je weten wat de gegevens die je gaat verzamelen betekenen.
Oefening: Ken de verschillende meetapparatuur om de weerselementen te meten.
Start
Onderzoek de weerselementen in je regio.
Je gaat nu het onderzoek uitvoeren. Volg daarvoor onderstaande stappen. Je kunt deze opdracht individueel, in groepen of geheel klassikaal maken. Ook is er de mogelijkheid maar 1 of 2 weerelementen zelf te meten. Vraag aan de docent wat hij/zij van jou verwacht.
- stap 1: Verzamel de meetapparatuur die je nodig hebt om de weerselementen te meten. Mocht je school de apparatuur niet hebben kun je ze ook zelf maken.
- stap 2: Meet gedurende een week het weer in je regio. Dit kan op school of thuis. Doe dit wel zoveel mogelijk op eenzelfde plek. Noteer iedere dag je waarnemingen en je metingen in dit word-document of dit pdf-document. Zorg dat je je gegevens duidelijk registreert. Neem het ingevulde document op in je verslag in paragraaf 1.
- stap 3: Zoek iedere dag op internet een aantal weerkaarten en een luchtdrukkaart op met het weer in jouw onderzoeksgebied rond de tijd dat jij je waarnemingen en metingen uitvoert. Je kunt hiervoor deze en deze website gebruiken. Plaats de afbeeldingen ook in dit word-document of dit pfd-document.
Analyseer je waarnemingen en metingen.
Nadat je een week lang het weer in je regio hebt waargenomen is het tijd om je waarnemingen en metingen te analsyseren. Gebruik hiervoor dit word-document of dit pdf-document. Neem dit document op in je verslag in paragraaf 2.