Aarde, weer en klimaat vmbo12 - kopie 1

Aarde, weer en klimaat vmbo12 - kopie 1

Inleiding

Wat ga je doen?

Welkom bij het thema Aarde, weer en klimaat.
Wat ga je doen...?

  • Je maakt een opdracht over het zonnestelsel.
  • Je bestudeert hoe de aarde er uit ziet.
  • Je leert welke factoren ons weer bepalen.
  • Je maakt een opdracht over klimaatzones.
  • En je maakt een opdracht over klimaatfactoren.
  • Xtra: Je bestudeert hoe neerslag ontstaat.
  • Xtra: Je onderzoekt hoe het is om te leven in extreme klimaten.

Genoeg te doen. Aan de slag.
Veel plezier.

Startopdracht

In dit thema staan de begrippen aarde, weer en klimaat centraal.

Tik de drie begrippen om de beurt in bij Google.
Kies voor 'Afbeeldingen'.
Kies bij ieder onderwerp één afbeelding uit.
Plak de drie afbeeldingen in een Worddocument.
Schrijf bij iedere afbeelding een aantal woorden die jij bij het begrip vindt passen.

Laat het Worddocument zien aan een klasgenoot.
Jij bekijkt natuurlijk ook de afbeeldingen van je klasgenoot.
Leg elkaar uit waarom jullie voor de afbeeldingen hebben gekozen.
Bespreek samen ook de woorden die jullie bij de afbeeldingen hebben geschreven. Pas je eigen document eventueel nog iets aan.

Wat ga je leren?

Aan het eind van het thema kun je:

  Opdracht
De positie van de aarde in ons zonnestelsel herkennen. Zonnestelsel
Aarde
Aangeven hoe de aarde is opgebouwd. Je maakt gebruik van de begrippen: aardkorst, mantel, kern en atmosfeer. Aarde
De gevolgen van de scheve stand van de aardas herkennen: op aarde een plaats bepalen met behulp van meridianen, parallellen, lengtegraad en breedtegraad. Aarde
Vier klimaatzones noemen en de volgorde aangeven vanaf de evenaar naar de polen. Klimaatzones
Klimaatzones met elkaar vergelijken door te kijken naar verschil in temperatuur en flora en fauna. Klimaatzones
De verschillen in klimaat omschrijven aan de hand van de verschillende klimaatfactoren. Klimaatfactoren
De vier factoren benoemen die bepalend zijn voor het weer. Het weer
Minimaal vier verschillende vormen van neerslag omschrijven. Neerslag
Het verschil tussen stijgingsregens, stuwingsregens en frontale regens omschrijven en aangeven waar ze voorkomen. Neerslag
De kenmerken noemen van extreem warm en extreem koude klimaatomstandigheden. Extreme klimaten
Met een voorbeeld uitleggen hoe mensen zich aanpassen aan extreme klimaten. Extreme klimaten

Planning

Het thema 'Aarde, weer en klimaat' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Opdracht: Ons zonnestelsel 1,5 lesuur Toets Zonnestelsel
Opdracht: Aarde 2 lesuren Toets Aarde
Opdracht: Het wee 2 lesuren Een weersverwachting
Opdracht: Klimaatzones 2 lesuren Poster
Opdracht: Klimaatfactoren 2 lesuren Eigen keuze
Xtra opdracht: Neerslag 1,5 lesuur Regenmeter
Xtra opdracht: Extreme klimaten 2 lesuren Twee brieven
Totaal 13,5 lesuren  

Werkplan

Werkplan
Het thema Aarde, weer en klimaat bestaat uit:

  • een inleiding
  • vijf opdrachten
  • twee extra opdrachten

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan schrijf je op welke onderdelen je hebt gedaan.

Download hier het Werkplan Thema Aarde, weer en klimaat

1 Zonnestelsel

Vooraf

Leerdoel
Na deze opdracht kun je:

  • omschrijven wat een zonnestelsel is.
  • uitleggen hoe de aarde is opgebouwd.
  • benoemen welke hemellichamen er zijn.

 

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en video bekijken over ons zonnestelsel.
Stap 2 Alleen Informatie lezen over de planeet aarde.
Stap 3 Alleen Informatie lezen over manen en andere hemellichamen.
Stap 4 Alleen Eindproduct: Toets maken over de kenmerken van het weer.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.

Stap 1: Wat is een zonnestelsel?

Een zonnestelsel bestaat uit één of meerdere zonnen.
Daaromheen draaien hemellichamen zoals planeten (en hun manen).

Het onderstaande filmpje geeft uitleg over het ontstaan van ons zonnestelsel.


In de Kennisbank Aardrijkskunde vind je ook een onderdeel over het zonnestelsel. Bestudeer dat gedeelte en maak daarna de oefening.
KB: Zonnestelsel

Oefening:Zonnestelsel

Stap 2: De planeet aarde

De aarde is één van de acht planeten die rond de zon draait.
Volgens wetenschappers is onze planeet 8 miljard (8.000.000.000) jaar oud.
De aarde is ontstaan uit gas, stof en puin.
Pas sinds 2 miljard jaar is er leven mogelijk op onze planeet.

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel over de aarde en maak de oefening.
KB: Aarde

 

Oefening:De planeet aarde

Stap 3: Andere hemellichamen

Naast de planeten zijn er nog andere hemellichamen.

KB: Manen en andere hemellichamen

Oefening:Hemellichamen

Stap 4: Eindproduct

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.

De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen met links jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden. Bestudeer dat overzicht goed.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Zonnestelsel

Begrippen

Zonnestelsel
Het geheel van de zon, planeten, manen en andere hemellichamen waar de aarde deel van uitmaakt.
Planeten
Hemellichamen die door de zwaartekracht aan de zon gebonden zijn.
Aarde
Bewoonbare planeet in het zonnestelsel. De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as en in 365 dagen om de zon (draaiing van de aarde om de zon).
Atmosfeer
De lucht om de aarde die door zwaartekracht aan de aarde gebonden is.
Ozonlaag
Een laag in de atmosfeer die ons beschermt tegen de schadelijke straling die afkomstig is van de zon.
Volle maan
De stand van de maan ten opzichte van de zon. Wanneer de maan met de volledig verlichte kant naar ons toe staat, spreken we van volle maan.
Nieuwe maan
De maan staat precies tussen de aarde en de zon.
Planetoïden, kometen, meteorieten
Hemellichamen.

2 Aarde

Vooraf

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen hoe de positie van de aarde ten opzichte van de zon is.
  • uitleggen waar een zonnestelsel uit bestaat en hoe ons zonnestelsel eruit ziet.
  • uitleggen in hoeveel tijd de aarde om de zon draait en welke gevolgen dit heeft.
  • uitleggen hoe klimaten en tijdzones ontstaan.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en video bekijken over de bewegingen van de aarde en de maan.
Stap 2 Alleen Informatie lezen over de verschillende tijdzones op aarde.
Stap 3 Alleen Informatie lezen en video bekijken over plaatsbepalen op aarde.
Stap 4 Alleen Eindproduct: De toets ´Aarde´ maken.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Stap 1: Banen

Omdat de aarde rond zijn as draait is er verschil tussen dag en nacht.
En omdat de aarde rond de zon draait zijn er verschillende seizoenen.
Meer hierover lees je in de Kennisbank aardrijkskunde.

KB: Aarde rond de zon - maan rond de aarde

Oefening:Banen

Stap 2: Tijdzones

Als het in Nederland 3 uur 'middags is, is het in New York 9 uur in de ochtend. Nederland loopt als het ware voor op New York.
Hoe dat zit lees je in het volgende item van de Kennisbank.

KB: Tijdzones

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oefening:Tijdzones

Stap 3: Geografische coördinaten

Bestudeer het kennisbankitem 'Plaatsbepalen op aarde'.

KB: Plaatsbepalen op aarde

Bekijk ook het filmpje.

Oefening:Geografische coördinaten

Stap 4: Eindproduct

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.

De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen met links jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden. Bestudeer dat overzicht goed.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Aarde

Begrippen

Aarde
Bewoonbare planeet in het zonnestelsel. De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as en in 365 dagen om de zon (draaiing van de aarde om de zon).
Aardrotatie
Het ronddraaien van de aarde rond haar eigen as.
De aarde draait iedere 24 uur om haar eigen as.
Aardas
De as waar de aarde om draait, denkbeeldige lijn tussen de Noord- en Zuidpool.
Aardbaan
De baan van de aarde rond de zon.
Dag-nacht
De periode dat het licht is en de periode dat het donker is.
Evenaar
Denkbeeldige cirkel halverwege de Noordpool en Zuidpool.
Geografische coördinaten
Waarden die een bepaalde plek op aarde aanwijzen ten opzichte van de evenaar en nulmeridiaan.
Parallel
Een lijn evenwijdig aan de evenaar (horizontaal).
De parallellen geven de breedtegraden aan.
Meridiaan
Een lijn evenwijdig aan de nulmeridiaan (verticaal).
De meridianen geven de lengtegraden aan.
Oosterlengte
Het gebied ten oosten van de nulmeridiaan.
Westerlengte
Het gebied ten westen van de nulmeridiaan.
Noordelijk halfrond
Het gebied ten noorden van de evenaar.
Zuidelijk halfrond
Het gebied ten zuiden van de evenaar.
Tijdzone
Een gebied op aarde met dezelfde tijd.
Er zijn 24 tijdzones op aarde.
Noordpool
Geografisch gezien het meest noordelijke punt van de aarde.
Zuidpool
Geografisch gezien het meest zuidelijke punt van de aarde.

3 Het weer

Vooraf

Het is waarschijnlijk het meest besproken onderwerp. Het weer.
Maar wat is dat eigenlijk, het weer? En waarom is het weer zo grillig en lastig te voorspellen? Hoe kun je zelf een weersverwachting maken? Dat ga je in deze opdracht allemaal ontdekken.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen wat het weer is.
  • vijf kenmerken van het weer noemen en beschrijven.
  • kort uitleggen hoe en waarom deze kenmerken voortdurend veranderen.
  • aan de hand van deze kenmerken en de veranderingen die hierin kunnen optreden zelf een verwachting van het weer opstellen.

Kies een eindproduct.
Maak de toets over het weer.
Bestudeer de kaarten over het weer en maak aan de hand daarvan een weersverwachting.

Natuurlijk kun je ook beide eindproducten maken.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen over welke kenmerken iets zeggen over het weer.
Stap 2 Alleen Vraag over meetinstrumenten beantwoorden.
Stap 3 Alleen en samen Weersverwachting beoordelen.
Stap 4A Alleen Eindopdracht A: Toets Kenmerken van het weer maken.
Stap 4B Samen Eindopdracht B: een weersverwachting voor Nederland maken.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Stap 1: Wat is het weer?

Het weer, daar praten we allemaal over. Maar wat is het weer eigenlijk?
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde de vijf pagina's van het onderdeel:

KB: Het weer

Weerkundigen letten op vijf kenmerken. Hieronder lees je er meer over.



Bewolking
Weerkundigen gaan na hoeveel bewolking er is.
Ze kijken ook hoe de bewolking er uit ziet en of de bewolking af- of toeneemt.

Neerslag
Neerslag is er in soorten: regen, motregen, hagel, sneeuw, motsneeuw, dauw, rijp, mist, ijzel en ijsregen.
Weerkundigen houden bij hoe lang achtereen er neerslag valt. Wat voor neerslag er valt.
Of de neerslag van soort verandert (bijvoorbeeld van sneeuw via ijzel naar regen).
En hoeveel neerslag er valt in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de afgelopen 24 uur).

Wind
Weerkundigen houden bij hoe hard het waait. Of de wind aanwakkert dan wel afzwakt. Uit welke richting de wind waait. En of de windrichting verandert of niet.

Temperatuur
De temperatuur wordt meerdere malen per dag gemeten in graden Celsius. Zo wordt duidelijk wanneer het warmer of kouder wordt.

Luchtdruk
Meestal uitgedrukt in millibar.
De luchtdruk wordt meermalen per dag gemeten om stijging of daling vast te stellen.

Oefening:Het weer

Stap 2: Het weer meten

Weerkundige gebruiken verschillende meetinstrumenten om het weer te meten.

Stap 3: Weersverwachting

Lees het volgende weerbericht.

Er zijn nog perioden met zon, maar in de loop van de middag komt er steeds meer bewolking en komen er vanuit het zuiden enkele buien.
Met name in het oosten en zuidoosten kunnen later vanmiddag en vanavond enkele onweersbuien ontstaan, mogelijk met hagel en (zware) windstoten.
De maxima lopen uiteen van 19-22 graden op de Wadden tot 28 graden in het oosten. De wind draait overal naar westelijke richtingen en is meest matig.

Komende nacht valt er in het oosten nog af en toe regen, maar van het westen uit wordt het op steeds meer plaatsen droog.
In een opklaring kan een mistbank ontstaan en de minima komen uit rond 14 graden. De zwakke wind is overwegend westelijk.

Bron: KNMI

Bespreek het weerbericht met een klasgenoot.
Kom je alle vijf de kenmerken die in stap zijn genoemd tegen in het weerbericht?

Stap 4A: Eindproduct

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.

De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen met links jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden. Bestudeer dat overzicht goed.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Het weer

Stap 4B: Eindproduct

Hieronder vind je een aantal kaarten en een tabel over het weer.
De informatie is van woensdag 11 juni of van donderdag 12 juni 2014.
Bestudeer de informatie.

       

Gebruik de kaarten en de tabel om een weersverwachting te maken.
Neem in je weersverwachting informatie op over alle vijf de kenmerken.
Zorg dat de weersverwachting goed te begrijpen is.
Zorg dat er geen taalfouten in de weersverwachting zitten.

Klaar?
Laat je weersverwachting beoordelen door jullie docent.

Begrippen

Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
Temperatuur wordt gemeten in °C.
Neerslag
Water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting. Wind waait van een gebied met een hoge luchtdruk naar een gebied met een lage luchtdruk.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak. Gemeten met een barometer.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau. Gebieden met lage luchtdruk noem je depressies.

4 Klimaatzones

Vooraf

In deze opdracht leer je dat er verschillende klimaatzones op aarde zijn. Daarnaast leer je hoe de klimaatzones zijn ontstaan en hoe de klimaatzones eruit zien.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht ken je:

  • de verschillende klimaatzones op aarde.
  • de kenmerken van de verschillende klimaatzones op aarde.

Kies een eindproduct.
Maak de toets over de klimaatzones.
Je zoekt op internet een afbeelding van de wereld.
Geef de verschillende klimaatzones aan en plak daar twee foto's bij met een verhaal.

Natuurlijk kun je ook beide eindproducten maken.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen over 'Weer en klimaat'.
Stap 2 Alleen Informatie en video over het tropisch klimaat. Vragen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Informatie en video over het droge klimaat. Vragen beantwoorden.
Stap 4 Alleen Informatie en video over het gematigd klimaat. Vragen beantwoorden.
Stap 5 Alleen Informatie en video over het koude klimaat. Vragen beantwoorden.
Stap 6A Alleen Eindopdracht A: Toets maken over de klimaatzones.
Stap 6B Alleen of samen Eindopdracht B: een poster. Op de poster komt een wereldkaart met de klimaatzones. Bij iedere klimaatzone komen passende afbeeldingen.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Stap 1: Weer en klimaat

Als je kijkt naar het weer zijn er grote verschillen.
Op de Noordpool is het meestal ander weer dan in de tropen.
Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen.

Het weer is niet hetzelfde als het klimaat.
Maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over weer en klimaat.
KB: Weer en klimaat

Leg je buurman/buurvrouw uit wat het verschil is tussen weer en klimaat.

GeoClips zijn korte filmpjes over aardrijkskundige onderwerpen.
In de volgende stappen bekijk je de GeoClip over klimaten.
Na het bekijken van de clips beantwoord je steeds een aantal vragen.

Stap 2: Tropisch klimaat

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over het tropisch klimaat.

KB: Tropisch klimaat

Bekijk het eerste deel van de GeoClip over klimaten:
Beantwoord de volgende vragen.

Oefening:Tropisch klimaat

Stap 3: Droge klimaatzone

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over de droge klimaatzone.

KB: Droge klimaatzone

Het tweede deel van de GeoClip over klimaten gaat over de droge klimaatzone. Bekijk het tweede deel van de GeoClip.
Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen.

Oefening:Droge klimaatzone

Stap 4: Gematigde klimaatzone

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over de gematigde klimaatzone.

KB: Gematigde klimaatzone

Bekijk nu het derde deel van de GeoClip over klimaten.
Het derde deel gaat over de gematigde zone.


Beantwoord de vragen.

Oefening:Gematigde klimaatzone

Stap 5: Koude klimaatzone

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over de koude klimaatzone.

KB: Koude klimaatzone

Bekijk nu het vierde deel van de GeoClip over klimaten.
Het vierde deel gaat over de koude zone.
Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen.

Oefening:Koude klimaatzone

Stap 6A: Eindproduct

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.

De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen met links jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden. Bestudeer dat overzicht goed.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Klimaatzones

Stap 6B: Eindproduct

Je gaat een poster op A3-formaat maken met daarop een wereldkaart met de klimaatzones. Werk alleen of samen met een klasgenoot.
Werk je samen met een klasgenoot maak dan een werkverdeling en een planning. Ga op internet op zoek naar een lege, zwart/wit kaart van de wereld.
Plak de kaart op een leeg A3-vel.

  • Geef op de wereldkaart de verschillende klimaatzones aan.
  • Schrijf bij de klimaatzones de belangrijkste kenmerken per klimaatzone.
  • Plak bij iedere klimaatzone minimaal twee foto’s.
    Eén foto waarop te zien welke flora er te vinden is in de klimaatzone en één foto waarop te zien is welke fauna er in de klimaatzone woont.
  • Schrijf op de poster ook een kort verhaal waarin je vertelt in welke klimaatzone jij het liefst zou wonen.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.


Klaar?
Laat de poster beoordelen door je docent.
Bij het beoordelen gebruikt hij/zij de volgende vragen:

  • Zijn de klimaatzones op de kaart aangegeven?
  • Staan de belangrijkste kenmerken van de zone op de poster?
  • Is per klimaatzone aangegeven welke flora en fauna je er aantreft?
  • Staat op de poster waar jij het liefst zou willen wonen?

Begrippen

Klimaat
Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere periode.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat.
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat.
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in 's winters niet boven de -3°C en is de temperatuur in de zomer tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze bergen komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droog valt.
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren.
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.

5 Klimaatfactoren

Vooraf

Je weet dat er vier verschillende klimaatzones op aarde zijn. In Nederland spreek je van een gematigd klimaat. Ook in Polen spreek je van een gematigd klimaat en toch zijn er verschillen tussen het weer in Nederland en het weer in Polen. In deze opdracht kijk je naar natuurlijke elementen die invloed hebben op het klimaat.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen dat er klimaatverschillen zijn op aarde.
  • uitleggen waarom een bepaald klimaat in een gebied heerst.
  • voorbeelden geven van verschillende klimaatfactoren.

Kies een eindproduct.
Maak de toets over de klimaat factoren.
Drie factoren die het klimaat beïnvloeden benoemen en deze verwerken in je eindproduct.

Natuurlijk kun je ook beide eindproducten maken.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Uitzoeken tot welke klimaatzone een aantal steden horen.
Stap 2 Alleen Vergelijken van het weer in steden in de gematigde klimaatzone
Stap 3 Alleen Informatie en video over factoren die invloed hebben op het klimaat.
Stap 4A Alleen Eindopdracht A: Toets maken over klimaat factoren.
Stap 4B Samen Eindopdracht B: met als titel 'Klimaten': eigen keuze.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1: Klimaatinformatie

Er worden vier klimaatzones onderscheiden:
de tropische klimaatzone, de droge zone, de gematigde zone en de koude zone.

In Nederland spreek je van een gematigd klimaat. Ook in Polen spreek je van een gematigd klimaat en toch zijn er verschillen tussen het weer in Nederland en het weer in Polen.

 

 

 

 

 

 


Stap 2: Verschillen in weer

Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam, het weer in Davos en het weer in Warschau.

Landklimaat en zeeklimaat
Amsterdam en Warschau liggen beide in de gematigde klimaatzone.
Toch is er een verschil in klimaat tussen Amsterdam en Warschau.

In Amsterdam is sprake van een zeeklimaat.
In Warschau spreek je van een landklimaat.
 

Oefening:Landklimaat of zeeklimaat

Stap 3: Klimaatfactoren

Er bestaan op aarde meerdere klimaten.
Welk klimaat er in een gebied heerst, hangt af van de volgende zaken:

Bekijk vervolgens het filmpje op SchoolTV.

Bij een klimaatfactor kun je een ‘Hoe…, hoe…’-zinnen maken.
Voorbeeld:
Hoe verder van de evenaar, hoe lager de gemiddelde temperatuur.

Maak zelf ook een aantal ‘Hoe…, hoe…’-zinnen.
Maak niet alleen zinnen over de gemiddelde temperatuur.
Maar ook over het aantal zonuren of de hoeveelheid neerslag.

Vergelijk jouw zinnen met de zinnen van een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde ‘Hoe…, hoe…’-zinnen?
Bespreek de verschillen.

Stap 4A: Eindproduct

Ter afsluiting van deze opdracht maak je een toets.

De toets bestaat uit gesloten vragen.
Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt ook een overzicht van de vragen met links jouw antwoorden en rechts de goede antwoorden. Bestudeer dat overzicht goed.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

Toets:Klimaatfactoren

Stap 4B: Eindproduct

Jullie gaan aan de slag met het eindproduct.
Kies zelf een eindproduct waarmee jullie laten zien welke factoren het klimaat beïnvloeden.

Zorg dat de drie verschillende factoren die in de opdracht worden genoemd in het eindproduct terug komen.

Nog geen idee wat voor eindproduct jullie willen maken?
Kijk dan eens in de gereedschapskist.

Klaar?
Het eindproduct moet beoordeeld worden door jullie docent.
Bij het beoordelen gebruikt hij/zij de volgende vragen:

  • Heeft het eindproduct als titel ‘Klimaatfactoren’?
  • Worden in het eindproduct de drie factoren die het klimaat bepalen besproken?
  • Is het eindproduct origineel?
  • Ziet het eindproduct er verzorgd uit?

Begrippen

Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.
Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).
Ligging ten opzichte van zee/oceaan
De afstand van een gebied tot de zee of de oceaan.
Boomgrens
De lijn waarboven het te koud is voor bomen om te groeien.
Sneeuwgrens
De hoogtelijn waar de sneeuw begint.
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap.
Aanlandige wind
Zeewinden. Het gaat hier om winden die van zee komen en dan het land over gaan.
Aflandige wind
Landwinden. Het gaat hier om winden die van land komen en dan de zee over gaan.
Loefzijde
De kant van een gebergte die aan de windkant ligt.
Lijzijde
De kant van een gebergte die uit de windkant ligt. Ook wel de regenschaduw genoemd.
Zeestroom/Oceaanstroom
Continue stromingen van het zeewater aangedreven door de energie van de zon en de overheersende windrichting.
Zee
Het zoute water dat de landmassa’s op aarde omringt.

Xtra Neerslag

Vooraf

In deze opdracht staat neerslag centraal.
Hoe ontstaat regen eigenlijk? En hagel en sneeuw? Waarom valt uit de ene wolk wel wat en uit de ander niet? Welke rol speelt neerslag in de waterkringloop? Hoe ontstaat een regenboog? Je gaat op zoek naar het antwoord op deze vragen.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • beschrijven hoe neerslag ontstaat.
  • minimaal vier verschillende vormen van neerslag noemen.
  • het verschil beschrijven tussen stijgingsregens, stuwingsregen en frontale regens.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en video's bekijken over neerslag.
Stap 2 Alleen Informatie lezen over de neerslag hoeveelheid.
Stap 3A Alleen Toets maken over verschillende soorten neerslag.
Stap 3B Samen Eindproduct: Een regenmeter maken.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Stap 1: Neerslag

Neerslag
Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel neerslag.
KB: Neerslag

Op de website van SchoolTV vind je een groot aantal filmpjes over dit onderwerp. Bekijk onderstaande filmpjes maar eens. Probeer de antwoorden te vinden op de vragen in onderstaande oefening.

 

Oefening:Neerslag

Stap 2: Neerslaghoeveelheid

Sommige mensen denken dat het in Nederland altijd regent.
Dat valt gelukkig best mee.
Lees de onderstaande bron maar eens.

Nederland wordt wel eens een regenland genoemd. Toch gaan er in een normaal jaar altijd nog 131 dagen voorbij zonder ook maar één spatje regen. Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld over het land ongeveer 800 millimeter neerslag gedurende 580 uur.

De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden, maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent. De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter. De meeste neerslag valt in juni. In deze maand valt er in totaal vaak iets meer dan 80 mm neerslag.

De droogste plek van Nederland vinden we in het midden van Limburg. Daar valt de minste neerslag, gemiddeld minder dan 700 mm per jaar.
De meeste kans op een droge dag heb je in april, dan valt er in Nederland namelijk gemiddeld de minste neerslag. In april valt gemiddeld maar net iets meer dan 40 mm neerslag.

In ons grillige klimaat kunnen de cijfers echter van jaar tot jaar en van dag tot dag behoorlijk verschillen. Tijdens zware buien kan er 's zomers plaatselijk wel meer dan 100 millimeter op een dag vallen. De grootste neerslaghoeveelheid ooit in één etmaal op een weerstation van het KNMI (Voorthuizen, augustus 1948) gemeten bedraagt ruim 200 millimeter.

Van: www.knmi.nl

Oefening:Neerslaghoeveelheid

Stap 3A: Toets

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Neerslag'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Neerslag

Stap 3B: Regenmeter

Je gaat samen met een klasgenoot een regenmeter maken.
Bekijk het volgende filmpje op SchoolTV.

Download nu het werkblad Regenmeter van Nemo.

Zoek de spullen bij elkaar die je nodig hebt om zelf een regenmeter te maken. Maak de regenmeter op de manier die in het filmpje besproken is.
Probeer de regenmeter ook uit.

Klaar?
Laat de regenmeter beoordelen door jullie docent.

 

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Video: Neerslag in de bergen

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippen

Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terecht komen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Hagel
Hagel is neerslag in de vorm van klompen ijs. De klompen ijs noem je hagelstenen. Deze hagelstenen zijn meestal tussen de 5 millimeter en 15 centimeter groot.
Sneeuw
Sneeuw is een soort neerslag die bestaat uit samengeklonterde ijskristallen.
Ijzel
Ijzel is zeer koude regen die bevriest wanneer het de grond raakt. Het ijslaagje dat dan ontstaat is altijd doorzichtig.
Mist
Bij mist zweven kleine waterdruppeltjes in de lucht. De waterdruppeltjes zijn duizend keer kleiner dan een gewone regendruppel.
Dauw
Dauw is een vorm van neerslag. Dauw zijn kleine druppeltjes water die je in de ochtend en avond op voorwerpen vindt.

Xtra Extreme klimaten

Vooraf

Het klimaat van beide polen is extreem koud. In het midden van de aarde, rond de evenaar is het klimaat extreem warm. In deze opdracht kijken jullie hoe het is om te wonen in extreem warme of extreem koude omstandigheden.

Leerdoel
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • voorbeelden geven van extreme klimaten en/of klimaatzones.
  • uitleg geven over het leven in extreme klimaten.

Eindproduct
Als eindproduct worden er twee brieven geschreven.
In deze brieven wordt beschreven hoe het is om te leven in de buurt van Noordpool of in de woestijn.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over het poolgebied en over woestijnen.
Stap 2 Alleen Video's bekijken over het leven op de Noordpool en leven in de woestijn.
Stap 3 Samen Eindproduct: Een brief schrijven over het leven in een extreem klimaat.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Stap 1: Poolgebied en woestijn

Jullie weten dat er op aarde verschillende klimaten zijn.
Jullie weten ook al dat er verschillen zijn in de flora en fauna in de verschillende klimaatzones.

Bestudeer uit de Kennisbank Aardrijkskunde het onderdeel over het poolgebied en het onderdeel over de woestijn.
KB: Poolgebied
KB: Woestijn

In deze opdracht gaan jullie uitzoeken hoe het is om in het Noordpoolgebied of in de woestijn te wonen.

Gebruik internet om de antwoorden te vinden op de volgende acht vragen.

 

 

 

Oefening:Extreme klimaten

Stap 2: Leven in extreme kou/hitte

Er is een groot verschil tussen het leven in de buurt van de Noordpool en het leven in de woestijn. Bekijk de volgende twee filmpjes van SchoolTV.
Jullie gaan de informatie verzamelen die jullie nodig hebben voor het maken van het eindproduct. Eén van jullie gaat informatie verzamelen over het leven in het Noordpoolgebied. De ander zoekt informatie over het leven in de woestijn. Jullie zoeken informatie over:

  • kleding
  • voedsel
  • huisvesting
  • vervoersmiddelen
  • middelen van bestaan
  • dagelijks leven
  • ...

Stap 3: Eindproduct

Werk samen met een klasgenoot. Jullie schrijven elkaar een brief over het leven in het klimaat dat jullie hebben onderzocht.
Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied.
De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Jullie schrijven over de onderwerpen waarover jullie in stap 2 informatie hebben gezocht.

De brieven zijn minimaal 200 en maximaal 400 woorden.
De brieven mogen aangekleed worden door er afbeeldingen in te plaatsen.
De brieven mogen niet teveel taalfouten bevatten.

 

 

 

 

 

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.


Klaar?
Laat de brieven dan beoordelen door jullie docent.

Begrippen

Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3°C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0°C en 10°C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3°C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0°C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0°C.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
  • Het arrangement Aarde, weer en klimaat vmbo12 - kopie 1 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    HENK KROON Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2019-07-03 09:19:04
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Weer en klimaat' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Aardrijkskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Aardrijkskunde. (2019).

    Thema: Aarde, weer en klimaat - vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/100703/Thema__Aarde__weer_en_klimaat___vmbo12