Thema: Kip en het ei hv3 2

Thema: Kip en het ei hv3 2

Thema: Kip en het ei

Intro

Breek de dag!
Bekijk de video van een commercial uit de jaren ’80:

Heb je al zin gekregen in een gekookt of gebakken eitje? Een eitje levert je energie en bevat naast eiwitten ook vetten. Eieren passen in een gezonde voeding met de schijf van Vijf, als je maar niet meer dan drie eieren per week eet, aldus het Voedingscentrum.

Sommige mensen hebben een ei-allergie. Dan eet je toch gewoon geen gekookt eitje, zou je kunnen denken. Maar eieren zitten in heel veel voedingsmiddelen. Het is niet gemakkelijk om ei te laten staan.

Als een kip een half jaar oud is, begint ze met eieren leggen. Eieren van vogels hebben een kalkschaal. Een kip kan het hele jaar door eieren leggen. Als ze met een haan heeft gepaard kan de eicel bevrucht worden. Maar meestal legt de kip onbevruchte eieren.

Een kip is een alleseter, net als mensen. Wilde hoenderen eten zaden, groene plantendelen en diertjes zoals slakken, wormen en insecten. Een tamme kip legt bijna het gehele jaar door eieren. Een legkip heeft dus veel meer voedingsstoffen nodig dan een wilde hoen.

Een kip is, net als de mens, een gewerveld dier. Zowel het beenderenstelsel, spijsverteringsstelsel, ademhalingsstelsel en het verteringsstelsel van een kip is te vergelijken met die van een mens. Maar er zijn verschillen. Zo heeft een kip luchtzakken en heeft de kip een krop. Luchtzakken maken het vliegen mogelijk. Een krop is een soort uitstulping van de slokdarm waarin het voedsel tijdelijk wordt opgeslagen en voorgeweekt. Kippen hebben, in tegenstelling tot mensen, twee magen. Kippen eten kleine steentjes. In de spiermaag helpen de steentjes bij het kneden en malen van het voedsel. De kliermaag voegt maagsappen toe voor de verdere vertering.

Als afsluiting van dit thema maak je examenvragen die aansluiten bij de leerdoelen van dit thema. 

Leerdoelen

Kennis
Aan het eind van dit thema kun je:

Spieren

  • De bouw van een spier beschrijven en in een afbeelding delen aangeven.
  • Het spierstelsel van verschillende gewervelde dieren met elkaar vergelijken en overeenkomsten en verschillen aangeven.
  • Uitleggen hoe spieren beenderen in beweging kunnen brengen.
  • Het begrip antagonist uitleggen.
  • Een aantal voorbeelden van antagonisten geven.
  • Uitleggen hoe spieren zijn bevestig aan de beenderen.
  • Het verschil uitleggen tussen rode en witte spiervezels.
  • Uitleggen wat het nut is van warming-up en cooling-down.
  • Uitleggen hoe spieren aan zuurstof en brandstof komen voor verbranding.
  • Uitleggen wat er gebeurt in je spieren bij lichamelijke inspanning.

K9: Ademhalingsstelsel

  • Delen van het ademhalingsstelsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) en werking beschrijven.
  • De bouw en functie van een longblaasje beschrijven.
  • Uitleggen hoe gaswisseling in een longblaasje werkt.
  • Uitleggen wat er gebeurt met de ademhaling en de hartslag bij lichamelijke inspanning.
  • Uitleggen wat het verschil is tussen rib- en buikademhaling.
  • Uitleggen waarom een neusademhaling gezonder is dan een mondademhaling.
  • Het grote oppervlak van longblaasje verklaren.

Voeding, energie en gewicht

  • De begrippen energiebehoefte en energieopname verklaren.
  • Uitleggen van welke factoren je energiebehoefte afhangt.
  • Uitleggen welke voedingsstoffen als brandstof kunnen dienen.
  • Uitleggen waarom duursporters veel koolhydraten moeten eten.
  • Kcal omrekenen naar kJ en andersom.
  • Je eigen BMI bepalen.

Gedragsonderzoek

  • Uitleggen wat ethologie inhoudt en enkele voorbeelden van gedragsonderzoek geven.
  • Objectieve ban subjectieve beschrijvingen onderscheiden.
  • Een ethogram en protocol maken.

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kun je:

  • Een gedragsonderzoek (ethogram en protocol) uitvoeren.
  • kCal omrekenen naar KJ en andersom.
  • Je BMI bepalen.
  • Onderzoek en practicum uitvoeren.

Dissimilatie

Stap 1: Kennisbank

Planten zijn levende organismen, net als dieren.
Alleen in planten vindt fotosynthese plaats.
Planten hebben immers bladgroenkorrels.
Maar in alle levende organismen vindt verbranding plaats.
Bij de verbranding ontstaat energie.

Stap 2: Verbranding in beeld

Bekijk de video. Lees voor het kijken eerst de vragen door en beantwoord deze na het kijken. 

Mensen, dieren en planten hebben zuurstof nodig.
Maar waarvoor eigenlijk?

Beantwoord nu de volgende vragen in de onderstaande oefening.
Je hebt gezien dat dieren energie krijgen door brandstof te verbranden.

Stap 3: Practicum Koolstofdioxide

Je hebt een glazen potje met een waxinelichtje erin.
Wat gebeurt er als je een deksel op de pot schroeft?
Juist! Het kaarsje gaat uit.
De kaars heeft zuurstof nodig om te kunnen branden.
Door het deksel zal de zuurstof opraken en het kaarsje dooft.

Je weet dat bij verbranding koolstofdioxide vrijkomt.
De indicator voor koolstofdioxide is helder kalkwater.
Een indicator is een stof die een ander stof kan aantonen.
Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide aanwezig is.

In dit practicum laat je een kaars branden in een glazen potje.

Practicum Koolstofdioxide

  • Download nu het practicum Koolstofdioxide.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord de drie vragen bij de conclusie.


Vul de antwoorden hieronder in.

Stap 5: Fotosynthese

Verbranding en fotosynthese

In de winter zien veel planten in de tuin er dood uit.
De delen boven de grond zijn verdord of afgestorven.
Toch leeft de plant.

Maak de oefening.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Antwoorden Toepassingen

Toepassing: Verbranding in beeld

  1. Zuurstof en glucose, glucose is de brandstof.
  2. Zuurstof door in te ademen.
    Glucose door te eten en te drinken.
  3. Koolstofdioxide en water.
  4. Via het bloed adem je de stoffen weer uit.
  5. Om na te denken, om te bewegen, enzovoort.
  6. Glucose maakt de plant zelf door fotosynthese.
    Zuurstof maakt de plant zelf door fotosynthese en kan de plant in door de huidmondjes.
  7. Water (vocht) en koolstofdioxide gaan via de huidmondjes de plant uit.

Toepassing: Fotosynthese

  1. Nee.
  2. Ja.
  3. Juist.
  4. De reactievergelijkingen zijn precies tegenovergesteld.

Verteren

Stap 1: Kennisbank

Weet je wat het verschil is tussen verteren en verbranden? Nog niet?
Bestudeer dan uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Stap 2: Enzymen en gummibeertjes

In tweetallen.
Gummibeertjes bestaan voor een groot deel uit eiwit (gelatine). In de maag en dunne darm worden deze eiwitten kapot geknipt door enzymen. Uiteindelijk blijft er niets meer van de Gummibeertjes over.
In het sap van bepaalde vruchten zitten ook enzymen die eiwitten kapot knippen.
Het verteren van voedingsmiddelen onder invloed van enzymen noem je chemische vertering
Wat is de invloed van enzymen op Gummibeertjes? Dat ga je nu onderzoeken.

Onderzoek Invloed van enzymen op gummibeertjes

  • Download nu de onderzoeksopzet Invloed van enzymen op gummibeertjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de informatie in de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak een onderzoeksverslag zoals beschreven in de gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.

 

Stap 3: Je eigen verteringsstelsel

Het verteringsstelsel bestaat uit meerdere organen. Deze organen zorgen voor de mechanische vertering; het kleiner maken van voeding.

Waar liggen in je lichaam deze verteringsorganen? Maak een levensgrote tekening van je lichaam met daarin de organen van het spijsverteringsstelsel.

Werkblad Verteringsstelsel

  • Download nu het werkblad Je eigen spijsverteringsstelsel.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de informatie in de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer de opdrachten uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf de tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door de docent.

 

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Spijsverteringsstelsel

Stap 1: Kennisbank

Voordat je lichaam voedingsstoffen uit je eten kan opnemen, moet het eerst bewerkt worden.
Dit noem je verteren en vindt plaats in het spijsverteringsstelsel.
Bestudeer in het Kennisbankitem 'Spijsvertering' uit welke onderdelen het Spijsverteringsstelsel bestaat.
En lees in het onderdeel 'Verteren en verbranden' wat het verschil tussen deze twee begrippen is.

Stap 2: Functies organen

In tweetallen.
'Flip cards' of 'flash cards' zijn kaartjes die gebruikt kunnen worden als hulpmiddel bij het leren.
Op de voorkant van de kaartjes komt een vraag en op de achterkant het antwoord.
Lees voor tips eerst even de Gereedschapskist door. 

Je gaat nu samen met een klasgenoot digitale flip cards maken.
Dat kan bijvoorbeeld op www.cram.com/flashcards/create.

  1. Schrijf op de voorkant alle organen van het spijsverteringsstelsel.
    Schrijf op de achterkant de bijbehorende functie(s).
  2. Noteer de verteringssappen en gal bij de juiste beschrijving van de organen.
  3. Oefen met de verschillende flash cards.

Stap 3: Practicum: Speeksel

Practicum: Werking van speeksel

In dit practicum onderzoek je de invloed van speeksel op zetmeel.
Zetmeel in voeding kun je aantonen door er een beetje jodiumoplossing aan toe te voegen.
Jodium is een indicator. Het zetmeel wordt dan paars-zwart.
Als zetmeel verteerd wordt, verdwijnt de paars-zwarte kleur.

Practicum Werking van speeksel

  • Download nu het practicum Werking van speeksel.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak een onderzoeksverslag zoals beschreven in de gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.

Stap 4: De darmen

Bekijk de video van de website van SchoolTV over de werking van de darmen. Maak daarna de oefening. 

Doe de oefening.

Stap 5: Mest van een koe

Veehouders kunnen aan de mest vaak zien of een koe gezond is of niet.
Ze doen daarvoor een mestonderzoek.
Daarbij wordt gekeken of de mest niet te dik of te dun is en of er niet teveel voedselresten in zitten.
Als dat wel zo is, kan dat een teken zijn dat er iets mis met de spijsvertering van de koe.

Bekijk de video.

 

Beantwoord de vraag.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Zwangerschap

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Stap 2: Duur van de dracht bij dieren

De dracht is een zwangerschap van een dier.
De duur van de dracht verschilt per diersoort.
De vuistregel is:
Hoe groter het dier, hoe langer de dracht.
Gebruik deze vuistregel en sleep de drachtduur naar de juiste afbeelding.

Oefening:Duur van de dracht bij dieren

Stap 3: Mindmap zwangere vrouw

Een mindmap is een web gemaakt van woorden, begrippen, teksten of plaatjes, die zijn geordend rond een centraal thema.
Maak zelf een mindmap met zoveel mogelijk dingen die veranderen in het lichaam van een zwangere vrouw. Denk aan de verandering in de hoeveelheid hormonen, borstgroei, smaak, huid en gewicht.
Gebruik zo nodig de Kennisbank of een andere bron. Gebruik je mindmap als een samenvatting.
Je kunt de volgende bronnen gebruiken:

Bespreek daarna samen met een klasgenoot hoe jij je mindmap hebt gemaakt.
Welke verbindingslijnen heb je gemaakt?
Wat is jouw keus geweest voor de verbindingslijnen?

Stap 4: De geboorte

Bekijk de volgende video. Beantwoord daarna de vraag. Het antwoord op de vraag bespreek je met een klasgenoot. 

 

Stap 5: De verloskundige

Een verloskundige of vroedvrouw (ook voor mannen) houdt zich bezig met het begeleiden van zwangerschappen en bevallingen. Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen onder de video:

 

Stap 6: Informatiefolder

Wanneer een vrouw zwanger is, is gezonde voeding erg belangrijk. Je weet vast wel dat roken, alcohol en drugs niet goed zijn voor de foetus. Waar dient een zwangere vrouw allemaal rekening mee te houden om haar kind zo gezond mogelijk ter wereld te laten komen?

Jij gaat samen met een klasgenoot een voorlichtingsfolder maken voor een verloskundigenpraktijk.
De folder is bedoeld om informatie te geven aan zwangere vrouwen. Laat in de folder tenminste aan bod komen:
Alcohol, drugs, roken, foliumzuur, vitamine A, vitamine D, medicijnen, de 22 weken prik, besmettelijke ziekten, zwangerschapsyoga, kaas en andere voeding.

Wat schrijf je in een folder?

  • Inleiding, waarin je puntsgewijs aangeeft wat je gaat behandelen in de folder.
  • Geef informatie over de genoemde punten. Beantwoord de volgende vragen:
    • Wat is……?
    • Wat moet een zwangere vrouw over dit punt weten?
    • Waarom zijn bepaalde punten schadelijk? In welke mate?
    • Waarom zijn bepaalde punten wel nuttig? In welke mate?
  • Stap 3: Slot, waar kunnen mensen voor meer informatie terecht?

Tips:

  • Zorg voor een aantrekkelijke lay-out (uiterlijk van de folder).
  • Kies goede afbeeldingen en ‘plak’ die tussen de tekst.
  • Bedenk een mooie slogan (dat is een kreet zoals: ´alcohol maakt meer kapot dan je lief is´ of ´ik vrij veilig of ik vrij niet´).
  • Gebruik een mooi en goed leesbaar lettertype.
  • Houd de tekst kort, een te lange tekst gaan veel mensen niet lezen.
  • Print de folder uit en vouw hem op de juiste wijze.

Kijk voor tips en de beoordelingseisen in de Gereedschapskist hieronder. 

Stap 7: Neushoorn en Ringelrob

Ga naar www.burgerzoo.nl en bekijk de twee filmpjes over de breedlipneushoorn en de ringelrob. Lees vervolgens de teksten over de neushoorn, de ringelrob en de mens.

De breedlipneushoorn of witte neushoorn leeft in Afrika op open vlakten. Het zijn planteneters.
De jongen kunnen direct na de geboorte al op eigen benen staan en de moeder volgen.

Neushoorns hebben een lange draagtijd van 18 maanden. Een volwassen neushoorn weegt 2000 kilogram. De zwangerschap is dan ook pas helemaal op het eind te zien. Een neushoornjong weegt gemiddeld 50 kilogam bij de geboorte.
Na 1 maand zijn ze al flink gegroeid en is het gewicht toegenomen met 10 kilogram.
Na 1 jaar wegen ze ongeveer 80 kilogram.

Een ringelrobben is een kleine zeehondensoort. Ringelrobben leven in het Noordpool gebied.
Ze leven van vis en krill (kleine garnalen en plankton).
Eén keer per jaar in het vroege voorjaar worden de jongen geboren.
Een jong weegt bij de geboorte gemiddeld 4,5 kilogram.
De moedermelk die ze krijgen bevat veel vet.
Daardoor groeien de jongen zeer snel.
Na 5 weken is het gewicht verdubbeld.
Als ze 1 jaar oud zijn, zijn ze al uitgegroeid tot 40 kilogram.

Mensenkinderen worden geboren na 9 maanden (38-40 weken) zwangerschap.
Ze wegen dan gemiddeld 3500 gram. Per maand neemt het gewicht toe met 400 gram.
Na 1 jaar wegen baby’s gemiddeld 8 kilogram.

In de tekst wordt gewichtstoename van neushoorn, ringelrob en mens beschreven.

Beantwoord nu de volgende vragen.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Bevruchting bij mensen

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Stap 2: Zwangerschapstest

Een zwangerschapstest is een test om te bepalen of een vrouw zwanger is of niet.
Je kunt deze testen bij de apotheek of drogist halen of online bestellen.
Vroeger ging dat heel anders. Lange tijd werd de urine van de vrouw ingespoten in mannelijke kikkers.
Als deze kikkers binnen drie uur zaadcellen ging produceren, dan was de vrouw zwanger. Kikkers worden vandaag de dag niet meer gebruikt, maar nog wel de urine van de vrouw.

Hoe dat werkt zie je in de volgende video:


Lees samen met een klasgenoot de gebruiksaanwijzing van een zwangerschapstest door ( Bijsluiter zwangerschapstest - test-point.nl ).
Bespreek daarna de volgende drie vragen met een klasgenoot:

Hoe zorg je een zwangerschapstest gebruikt met een betrouwbaar resultaat?
Waarom houd je de tester in de urine van de vrouw?
Wat bevat de urine van een zwangere vrouw, wat niet in de urine van een niet zwangere vrouw zit?

Stap 3: Bevruchting

Bij zoogdieren spreek je van inwendige bevruchting. Inwendige bevruchting zie je ook bij insecten, reptielen en vogels. De eicel wordt in het lichaam van een vrouwtje bevrucht.
Bij vissen en amfibieën is sprake van uitwendige bevruchting. Dat komt omdat zaadcellen en eicellen in het water kunnen overleven en als elkaar kunnen vinden. Op het land kan dat niet. 

 

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Mitose en meiose

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de onderdelen:

Stap 2: DNA uit een kiwi

In de celkern van planten en dieren zit het DNA opgeborgen.
Dit DNA is te klein om met het blote oog te zien.
Maar als je veel cellen neemt kun je genoeg DNA verzamelen om het wel met het blote oog te zien.
In dit practicum ga je het DNA uit de cellen van een kiwi halen.

Practicum DNA uit een kiwi

  • Download de opzet DNA uit kiwi.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Noteer de resultaten en beantwoord de extra vraag.

Stap 3: Karyogram

Bekijk de volgende video over het Karyogram. Maak daarna de oefening.


Organismen hebben een verschillend aantal chromosomen.
Een mens en een veldmuis hebben bijvoorbeeld 46 chromosomen en een appel heeft er 34.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Antwoorden Toepassingen

Toepassing: Karyogram

C.   De vader, vader levert een X of een Y. De moeder levert altijd een X.

 

 

Mono- en dihybride kruisingen

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de onderdelen:

Stap 2: Raszuiver

Veel kruisingen beginnen met ouders waarvan de een homozygoot dominant is en de ander homozygoot recessief voor een bepaalde eigenschap, zoals kleur of melkproductie.
Hoe pak je het aan als je een roodbonte of zwartbonte koe wilt fokken? Dat zie je in de volgende video:



Bij een veredelingsprogramma van planten probeert men planten te krijgen met steeds precies dezelfde nakomelingen.
Zulke planten noem je raszuiver of homozygoot. Maak nu de volgende oefening.

Stap 3: Muilezel krijgt nakomelingen

Een muilezel is een nakomeling van een paard (vader) en een ezel (moeder).
Een muilezel kan zich theoretisch niet voortplanten, maar toch gebeurt dat wel eens......

Maak de oefening.

Stap 4: Genetische vraagstukken

Werk de volgende vraagstukken in tweetallen uit.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Antigenen en antistoffen

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Stap 2: Monoklonale antistoffen

Het lichaam maakt antistoffen als het een antigeen ontdekt.
Lees de tekst over monoklonale antistoffen en beantwoord de vragen.

Monoklonale antistof

In het lichaam maakt een B-lymfocyt antistoffen als hij een antigeen ontdekt.
Soms duurt het een tijdje voordat de B-lymfocyt begint met het maken van antistoffen.
Dat kan gevaarlijk zijn.
Daarom is het in een aantal gevallen beter om je al vooraf te beschermen met antistoffen.

Een techniek waarmee antistoffen worden gemaakt, maakt gebruikt van monoklonale antistoffen.
Je zoekt eerst een B-lymfocyt van iemand die de ziekte al heeft gehad en die antistoffen
maakt tegen een bepaald antigeen. De B-lymfocyt deelt zich niet meer, maar maakt alleen antistoffen.
Dan laat je de B-lymfocyt samensmelten met een cel die zich snel deelt, bijvoorbeeld een kankercel.
Er ontstaat dan een cel met twee eigenschappen: de cel kan zich snel delen en maakt antistoffen.
De cellen die dan ontstaan behoren tot één (mono) kloon en zijn dus monoklonaal.

Stap 3: Allergie

Steeds meer mensen zijn allergisch voor sommige stoffen,
dieren of voor voedsel. Dat is vervelend, want als je daarmee
in aanraking komt, gaat je lichaam vaak heel sterk reageren.
Bekijk de volgende video en beantwoord daarna de vragen onder de video. De antwoorden vind je deels in de video.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Antwoorden Toepassingen

Toepassing: Monoklonale antistoffen

  1. Deze B-lymfocyt maakt de juiste antistoffen.
  2. Door celdeling.
  3. Om snel een monokloon te vormen.
  4. Om iemand met een slechte weerstand te beschermen tegen een ziekte.
  5. Niet waar.

Spieren

Stap 1: Kennisbank

Het menselijk lichaam telt meer dan 600 spieren.
Al die spieren samen noem je het spierstelsel.
Je spieren maken het, samen met het beenderenstelsel, mogelijk om te bewegen.

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Spieren'.

Oefening:Spieren

Stap 2: Spieren van een kip

Het spierstelsel van kippen lijkt op dat van mensen.
Je onderzoekt in dit practicum de spieren in de vleugel van een kip.
Je bekijkt aan welke botten die spieren vastzitten en op welke manier.

  • Download nu het practicum spieren van een kip .
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekeningen.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

Succes.

Stap 3: Rode en witte spiervezels

In de Kennisbank heb je kunnen lezen over witte en rode spiervezels.
In tweetallen.
Vlees is het spierweefsel van gewervelde dieren bedoeld voor consumptie door de mens. Beantwoord de volgende vragen over een biefstuk en een kipfilet.
Wissel je antwoorden uit en beantwoord de laatste vraag samen.

Biefstuk

  • Welk type spierweefsel is aanwezig in een biefstuk?
  • Van welk dier is een biefstuk afkomstig?
  • En van welk deel van dit dier?

Kipfilet

  • Welk type spierweefsel is aanwezig in een kipfilet?
  • Kipfilet is natuurlijk afkomstig van een kip. Maar welk deel van dit dier?

Samen: Hoe kun je de kleur van het vlees van deze twee dieren verklaren?

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

Stap 4: Spierpijn

Bekijk het filmpje:

Video: Wat is spierpijn?

Hoe voorkom je spierpijn?
In tweetallen.

  1. Verklaar waarom het doen van een warming-up en cooling-down, volgens het filmpje, goed is om spierpijn tegen te gaan.
    Toch is hier in de wetenschap geen bewijs voor gevonden. Wat een warming-up wel doet, is je lichaam klaar maken voor lichamelijke inspanning. En bij een cooling-down wordt je lichaam weer rustig.
  2. Op welke manieren wordt je lichaam klaar gemaakt voor het sporten bij een warming-up?
  3. Bedenk (of zoek op) drie warming-up en drie cooling-down oefeningen.
    Doe de oefeningen met een andere tweetal en wissel de rollen daarna om.

Stap 5: Spieren in het grote geheel

Lees voor het maken van deze opdracht de onderstaande kennisbank.

KBVerteren en verbranden

  1. Wat merk je aan je lichaam bij lichamelijke inspanning?
    Maak eens 20 kniebuigingen en merk op wat er gebeurt.
  2. Bekijk het filmpje:

    Video: Hoe krijg je een beter conditie? 

Om lichamelijke inspanning te leveren is energie nodig. Bij de verbranding van brandstof in de cellen ontstaat energie. Een deel hiervan is warmte. Je hebt gezien dat bij lichamelijke inspanning de lichaamstemperatuur toeneemt. Een ander deel van de energie wordt omgezet in bewegingsenergie in je spieren.
Brandstoffen en zuurstof worden door de bloedvaten naar de spiercellen vervoerd.
Het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel en bloedvatenstelsel werken dus goed samen bij lichamelijke inspanning.
 

  1. Zet de orgaanstelsels in een overzichtelijk schema onder elkaar.
    Noteer achter elk orgaanstelsel de organen die hierbij een belangrijke rol spelen.
  2. Zet dan bij elk genoemd orgaan wat er gebeurt bij lichamelijke inspanning.

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

Examenopgaven

Beantwoord ter afsluiting van dit onderdeel de volgende examenvragen.

VMBO GT 2004-1 Vraag 12
VMBO GT 2004-1 Vraag 13
VMBO GT 2004-1 Vraag 14
VMBO GT 2010-2 Vraag 8
VMBO GT 2010-2 Vraag 43

Antwoorden - Toepassing

Toepassing: Rode en witte spiervezels
Biefstuk

  • rood spierweefsel
  • runderen
  • (boven) bil

Kipfilet

  • wit spierweefsel

Samen: De spieren van koeien kunnen lang achter elkaar werken zonder een rustperiode. Koeien hebben veel rood spierweefsel. Het vlees van kippen bevat veel wiit spierweefsel. De spieren van kippen kunnen snel reageren en zijn relatief snel vermoeid.

Toepassing: Spieren in het grote geheel

  1. Je gaat sneller ademhalen, je wordt rood, je wordt warmer en gaat misschien zweten.
  1. Het antwoord kan er zo uitzien:
    Orgaanstelsel Organen Bij lichamelijke inspanning
    Ademhalingsstelsel longen Sneller ademhalen, zuurstof bloed in, koolstofdioxide bloed uit.
    Spijsverteringsstelsel Dunne darm Opname van glucose in bloed.
    bloedvatenstelsel Hart, slagaders, aders en haarvaten Hart gaat sneller kloppen, bloed gaat sneller stromen, haarvaten worden wijder. Het bloed vervoert zuurstof en glucose naar de spiercellen, en voert weer afvalstoffen en koolstofdioxide af van de spiercellen.

Ademhalingsstelsel

Stap 1: Kennisbank

De cellen in je lichaam hebben voor de verbranding van voedingsstoffen zuurstof nodig.
Bij de verbranding komt koolstofdioxide vrij en dat gaat je lichaam weer uit.
Het ademhalingsstelsel zorgt hiervoor.

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Ademhalingstelsel'.

Stap 2: Ademhaling

In tweetallen.
Bekijk de filmpjes en beantwoord de vragen.
Lees voordat je gaat kijken eerst de vragen goed door.








  1. Bij een gewone ademhaling vinden rib- en middenrifademhaling beiden plaats.
    Wat gebeurt er met je ribben en wat gebeurt er met je middenrif als je inademt?
  2. Wat gebeurt er met beide als je uitademt?
  3. Welke weg legt de ingeademde lucht in je lichaam af?
    Begin bij je mondholte of neusholte.
  4. Hoe komt zuurstof uit de lucht in je bloed?
  5. Welk bloed bevat het meeste koolstofdioxide, bloed dat naar de longblaasjes toestroomt of bloed dat van de longblaasjes wegstroomt?
  6. Welk bloed bevat het meeste zuurstof, bloed dat naar de longblaasjes toestroomt of bloed dat van de longblaasjes wegstroomt?
  7. Wat is de functie van het hart?
    Je zag in het filmpje een ademhalingsmodel dat ‘ademhalingsproef’ heet.
  8. Wat stellen de ballonnen in dit model voor?
  9. Wat stelt het rubber vlies in het ademhalingsmodel voor?
  10. Wordt met het model de buik- of de borstademhaling nagebootst? Leg uit.
     

    In de longen bevinden zich vele miljoenen longblaasjes. Al die longblaasjes samen vormen een heel groot oppervlak. Als je alle longblaasjes uitstrekt, krijg je een oppervlak dat ongeveer even groot is als één speelhelft van een volleybalveld.

  11. Waarom is het oppervlak van de longblaasjes zo groot?
    Gassen in de lucht Ingeademde lucht Uitgeademde lucht
    stikstof 79% 79%
    zuurstof 20% 16%
    koolstofdioxide 0,04% 4%
    edelgassen 1% 1%
  12. In de tabel zie je welke gassen er in de ingeademde lucht zitten en in de uitgeademde lucht zitten.
    Welke twee verschillen zijn er tussen ingeademde lucht en uitgeademde lucht?
  13. Neem je bij het ademhalen stikstof op in je lichaam? Leg je antwoord uit.

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden". 

Stap 3: Verkouden en astma

Bekijk het filmpje.


Wanneer je longen gezond zijn, heb je geen problemen met ademhalen.
Maar mensen met astma hebben wel moeite met ademhalen.
Ze krijgen veel minder lucht binnen dan iemand zonder astma.

  1. Wil je weten hoe dat voelt? Adem dan eens door een rietje en houd je neus dicht.
    Probeer maar eens, wat merk je op?
  2. Wanneer je verkouden bent haal je adem door je mond.
    Leg uit dat ademhalen door je mond nadelen heeft. Welke?

Stap 4: Paarden en ademhalen

Paarden kunnen goed presteren doordat ze een goed ademhalingsstelsel hebben.
De luchtwegen van een paard lijken op de luchtwegen van een mens.
Paarden kunnen echter niet door hun mond ademhalen.

De inhoud van de longen van een volwassen paard is 50 liter.
Mensen hebben een longinhoud van maximaal 7 liter.
Een paard ademt per keer ongeveer 8 liter lucht in en uit.
Een paard heeft in rust zo'n 11 ademhalingen per minuut.
In volle galop kan de ademhaling oplopen tot wel 130 keer per minuut.

  1. Bereken hoeveel keer de longinhoud van een mens ongeveer past in de longinhoud van een paard.
  2. Bereken hoeveel liter lucht een paard in rust per minuut ongeveer in- en uitademt.
  3. Bereken hoeveel liter lucht een paard in volle galop per minuut ongeveer in- en uitademt.

Antwoorden ingevuld? Controleer ze bij het kopje "Antwoorden".

Stap 5: Je stem

Bekijk de filmpjes:




Kies uit de volgende twee opdrachten:

  1. Hoe werkt jouw stem? Hoe maak je klanken, woorden en zinnen?
    Maak in tweetallen een animatie met GoAnimate.com waarin je dit uitlegt.
    Deel de animatie met je klasgenoten.
  2. Wat is laryngectomie?
    Noteer verschillende oplossingen die iemand met laryngectomie kan gebruiken om zich verstaanbaar te maken.

Examenopgaven

Antwoorden - Toepassing

Toepassing: Ademhaling

  1. Inademing: ribben omhoog en middenrif trekt samen (omlaag)
  2. Uitademing: ribben omlaag en middenrif ontspant (omhoog)
  3. mondholte of neusholte – keelholte – luchtpijp met strottenhoofd – bronchiën – longen met longblaasjes - longhaarvat
  4. door gaswisseling in de longblaasjes
  5. bloed dat naar de longblaasjes toestroomt bevat meeste koolstofdioxide (en minste zuurstof)
  6. bloed dat van de longblaasjes wegstroomt (en minste koolstofdioxide)
  7. rondpompen van bloed door het lichaam
  8. longen
  9. middenrif
  10. buikademhaling, want het middenrif wordt aangespannen en ontspant weer.
  11. Het oppervlak is groot zodat voldoende zuurstof door gaswisseling in het bloed terecht komt.
  12. Ingeademde lucht bevat meer zuurstof en minder koolstofdioxide dan uitgeademde lucht.
  13. Nee, de hoeveelheid stikstof is in ingeademde lucht hetzelfde als bij uitgeademde lucht.

Toepassing: Paarden en ademhalen

  1. De longinhoud van een paard is ongeveer 7 keer (50/7) zo groot als de longinhoud van een mens.
  2. Een paard in rust ademt ongeveer 8 x 11 = 88 liter lucht per minuut in.
  3. In volle galop ademt kan een paard per minuut wel 130 x 8 = 1040 liter lucht inandemen.

 

 

Energie en gewicht

Stap 1: Kennisbank

Je energiebehoefte is de hoeveelheid energie uit voedsel die je dagelijks nodig hebt.
De energiebehoefte is onder andere afhankelijk van geslacht, leeftijd, lichaamsgrootte en de mate van lichamelijke inspanning. Het is gezond als je energiebehoefte in balans is met je energieopname.
Eet je te weinig dan val je af. Eet je te veel dan neemt je gewicht toe.

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Voeding, energie en gewicht'.

Oefening:Voeding, energie en gewicht

Stap 2: Spieren en verbranding

In de module ' Spieren ' zijn witte en rode spiervezels al aan bod gekomen.
In dit filmpje zie je welke voedingsstoffen als brandstoffen dienen voor deze verschillende spiervezels.
Bekijk het filmpje:

Video: Wat is hongerklop?

Beantwoord dan de volgende vragen:

  1. Welke voedingsstoffen dienen als brandstof voor witte spiervezels?
  2. En welke voor rode spiervezels?
  3. Welk verschil in spiervezels zie je tussen een duursporter (bijv marathonloper) en een krachtsporter (bijv. gewichtheffer)? Verklaar het verschil.
  4. Neem de tabel over en vul de open vakjes in.
    Gebruik hierbij de woorden: hoog – veel (3X) – rood – weinig (3x) - traag – snel – laag – wit.
    Eigenschappen Rode spiervezels Witte spiervezels
    Snelheid van spier samentrekken    
    Uithoudingsvermogen    
    Haarvaten in spieren    
    Myoglobine    
    Kleur    
    Glycogeen    
  5. Leg uit dat het voor duursporters goed is om voor de wedstrijd veel koolhydraten te eten.
     

    Glucose behoort tot de koolhydraten.
    Wanneer je meer koolhydraten eet dan je direct nodig hebt, wordt het overschot aan glucose omgezet in glycogeen in het spierweefsel. Wanneer het nodig is wordt het weer omgezet in glucose en is het weer beschikbaar als brandstof.
    Voor een duursporter is het belangrijk om veel koolhydraten te eten en zo genoeg voorraad op te bouwen.

  6. Welke voedingsmiddelen zou je aanraden bij een duursporter, zoals een marathonloper?

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

Stap 3: Supersize me

In de documentaire Super Size Me (2004) eet filmmaker Morgan Spurlock dertig dagen lang niets anders dan voedsel van McDonald's. Per dag consumeert hij ruim 5000 kilocalorieën, twee keer zoveel als nodig. Een arts houdt ondertussen zijn gezondheid in de gaten. Spurlock voelt zich steeds ongezonder en dijt zichtbaar uit. Ondertussen doorkruist hij de Verenigde Staten en interviewt hij vaste klanten van McDonald's en voedselexperts op zoek naar het waarom van de nationale vraatzucht.

Bekijk hieronder de trailer.

  1. Hoeveel kilocalorieën mag of moet je eigenlijk eten om gezond te blijven?
    Zoek het op via het Voedingscentrum .
  2. Kilocalorieën (kCal) is eigenlijk niet de juiste eenheid voor energie.
    Wat is wel een juiste eenheid? En hoe reken je het om?
  3. Reken je antwoord op vraag a. om in de correcte eenheid.
    Gebruik eventueel deze tool .
  4. Van welke factoren is je energiebehoefte afhankelijk?

    Bij een gezond gewicht is de energieopname in balans met het energiebehoefte.
     
  5. Hoe zit dat bij jou? Heb jij een ‘gezond gewicht’?
    Bereken jouw BMI via www.voedingscentrum.nl .
    Hier wordt al rekening gehouden met je leeftijd!
  6. Is sprake van een gezond gewicht, overgewicht of ondergewicht?
     

Maak een korte animatie met behulp van goanimate waarin je de antwoorden van deze opdracht verwerkt.
Je kunt met goanimate binnen enkele minuten een (gratis) animatie maken met ingesproken tekst.

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

Stap 4: Onderzoek Pindaproef

Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen. Soms zijn eiwitten ook brandstoffen.
Het zal alleen voorkomen bij te streng lijnen en verkeerd diëten.
Dit is niet goed voor je gezondheid.

Brandstoffen heten zo, omdat er bij de afbraak energie vrijkomt.
Die energie gebruiken organismen om te groeien, te ontwikkelen, te bewegen, op temperatuur te blijven, enzovoort.

De hoeveelheid energie (kJ) die ligt opgeslagen in een brandstof kun je meten.
Dit doe je door de brandstof te verbranden en de vrijkomende warmte op te vangen in water.
In dit onderzoek meet je de energie die ligt opgeslagen in een pinda.

Beantwoord eerst de volgende vragen:

  1. Wat is de belangrijkste brandstof die in een pinda aanwezig is?
  2. Zoek in de voedingsmiddelentabel op, hoeveel energie er ligt opgeslagen in 100 gram ongezouten pinda’s.
    Ga hiervoor naar www.voedingscentrum.nl en ga naar caloriechecker.
Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".
 

Onderzoek Pindaproef

  • Download nu het practicum Pindaproef .
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekeningen.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

Examenopgaven

Antwoorden - Toepassing

Toepassing: Spieren en verbranding 

  1. Koolhydraten
  2. Koolhydraten en vetten
  3. Tussen duursporters en krachtsporters zie je verschil in spiervezels.
    Duursporters hebben meer rood spierweefsel, krachtsporters hebben meer witte spiervezels. Duursporters moeten lang inspanning leveren, krachtsporters slechts kort met veel kracht.
  4. Eigenschappen Rode spiervezels Witte spiervezels
    Snelheid van spier samentrekken traag snel
    Uithoudingsvermogen hoog laag
    Haarvaten in spieren veel weinig
    Myoglobine veel weinig
    Kleur rood wit
    Glycogeen weinig veel
  5. Koolhydraten dienen als brandstof voor verbranding.
    Eerst worden koolhydraten verbrand en daarna pas vetten.
    Verbranding van vetten in rode spiervezels is slechts kort mogelijk.
    Door eten van voldoende koolhydraten kan langer lichamelijke inspanning geleverd worden.
  6. Voedingsmiddelen met veel koolhydraten, zoals pasta, brood, rijst, enzovoort.

Toepassing: Supersize me 

  1. 1000 calorieën = 4184 joules
    Of (delen door 1000) 1kcal = 4,2 kJ
  1. Van je leeftijd, sekse en leefstijl/inspanning/activiteiten op een dag.

Toepassing: Onderzoek Pindaproef

  1. 100 gram pinda's, ongezouten bevat:
    Energie 631 kcal
    Vet 51,7 g
    Verzadigd vet 7,5 g
    Eiwit 25,2 g
    Koolhydraten 12,9 g
    Vezels 6,8 g

 

Gedragsonderzoek

Stap 1: Kennisbank

Ethologie of gedragsbiologie is een onderdeel van biologie, waarin het gedrag van dieren centraal staat.
De waarneming van gedrag moet zorgvuldig en objectief gebeuren.
In de beschrijving mag geen uitleg van het gedrag zitten.
Voorbeeld: goed is "de hond gromt en ontbloot zijn tanden". Fout is: "de hond is boos".
Bij gedragsonderzoek noteer je gedrag heel precies in kleine ‘stapjes’.

Bekijk het filmpje om de theorie over gedrag te herhalen.
Maak eventueel aantekeningen tijdens het filmpje.

Oefening:Gedragsonderzoek

Stap 2: Gedragsonderzoek door ethologen

Bekijk het filmpje:

Video: Gedrag bestuderen

Welk gedragsonderzoek doen ethologen? Vind twee (actuele) voorbeelden van gedragsonderzoek.
Noteer de onderzoeksvraag en zo mogelijk de hypothese van de onderzoekers.
Bij de hypothese geef je antwoord op de vraag:

wat denk je dat het antwoord op de onderzoeksvraag is?

Wissel je gevonden informatie uit met twee klasgenoten.

Bronnen:

Stap 3: Jaaggedrag van een kat

Bekijk de volgende filmpjes.

Kijk of je de volgende handelingen herkent:

  • waarnemen
  • sluipen
  • lopen
  1. Hoe noem je zo'n lijst van handelingen?

    Om het jaaggedrag te beschrijven, gebruik je woorden als:
  • inzakken
  • staart heen en weer
  • oren op 
  1. Hoe noem je zo'n gedragsbeschrijving?

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

 

Stap 4: Gedragsonderzoek vossen

Bekijk het filmpje:

Je gaat nu zelf een ethogram en een protocol maken van het gedrag van de (jonge) vossen.
Gebruik in YouTube de zoekterm 'volgdevos' of 'staatbosbeheer 1', en ga naar het kanaal van Staatsbosbeheer.
Op dit kanaal zijn de filmpjes te vinden. Of ga direct naar www.youtube.com
Kies per tweetal een filmpje en maak hiervan een ethogram en protocol.
Werk je onderzoek uit in een verslag.
Overleg met je docent hoe je deze opdracht inlevert en hoe het wordt beoordeeld.

Examenopgaven

Antwoorden - Toepassing

Toepassing: Jaaggedrag van een kat

  1. Een lijst van handelingen noem je een ethogram.
  2. Een gedragsbeschrijving noem je een protocol.

Afsluiting

Introductie

Je hebt in een aantal modules theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gedaan. Je bent nu klaar voor de afsluiting van dit thema. De afsluiting bestaat uit het maken van vragen van de examenopgave Kip en het ei. De examenopgave komt uit een vmbo-kgt examen.

Tips

  1. Lees steeds de opgave en de eventuele bronnen/informatie goed door. Beantwoord daarna de vraag.
  2. Spanning hoort bij een examen, maar zal de uitslag nauwelijks beïnvloeden. Maar piekeren kan wel negatief werken. Je kunt jezelf aanwijzingen geven, zoals:
    'Let op de vraag', 'Neem je tijd om na te denken', 'Ga door met de volgende vraag'. Of jezelf aanmoedigen: 'Je hebt je goed voorbereid', 'Nog een uurtje er stevig tegen aan'. Het werkt!
  3. Het kan in een black-out wel voorkomen dat kennis even niet in je opkomt. Daar is het volgende aan te doen.
    Blijf niet krampachtig doorzoeken, want dat verergert de situatie alleen maar. Ga naar de volgende opgave, pauzeer even of eet en drink wat. Als je goed bent voorbereid, dan komt het vanzelf wel terug.

 

Kip en het ei

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

  • Het arrangement Thema: Kip en het ei hv3 2 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Auteur Kunskapsskolan
    Laatst gewijzigd
    2024-08-13 15:19:09
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC-BY SA licentie. https://maken.wikiwijs.nl/96534/Thema__Kip_en_het_ei__hv3
    Leerniveau
    HAVO 3; VWO 3;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    9 uur 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Verbranding

    Verteren

    Spijsverteringsstelsel

    Zwangerschap en bevalling

    Duur van de dracht bij dieren

    Bevruchting

    Mitose en meiose

    Monohybride en dihybride kruisingen

    Raszuiver

    Muilezel krijgt nakomelingen

    Genetische vraagstukken

    Afweersysteem

    Spieren

    Ademhalingsstelsel

    Voeding, energie en gewicht

    Gedragsonderzoek

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.