Het arrangement Sociale kwestie - WB is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.
- Auteur
- Laatst gewijzigd
- 01-12-2017 09:08:52
- Licentie
-
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
- het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
- het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
- voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
- Toelichting
- Bij het samenstellen van deze leerbron is gebruik gemaakt van een arrangement uit de Stercollecties van VO-Content. Het oorspronkelijke arrangement is eigendom van VO-Content en gedeeld onder de CC-BY SA licentie. https://maken.wikiwijs.nl/103708/Sociale_kwestie
- Eindgebruiker
- leerling/student
- Moeilijkheidsgraad
- gemiddeld

De industriële revolutie betekende een ingrijpende verandering voor het dagelijks leven van mensen. Voor 1800 leefde een ruime meerderheid van de mensen op het platteland of hadden een beroep in een klein ambachtelijk bedrijf. Door de industriële revolutie kwam daar in snel tempo verandering in. Sindsdien verhuisden mensen in groten getale naar de steden, op zoek naar een beter leven.







In Engeland, het eerste land waar de industriële revolutie zich voltrok, werden vanaf het einde van de 18e eeuw in snel tempo fabrieken uit de grond gestampt. Op het platteland was de bevolking intussen sterk gegroeid als gevolg van een betere voedselproductie. Deze groeiende bevolking verarmde omdat de werkgelegenheid in de landbouw door allerlei technische vernieuwingen juist afnam. Zodoende verhuisden mensen massaal van het arme platteland naar de grote steden om daar werk te zoeken in de fabrieken. Londen, de hoofdstad van Engeland, groeide uit tot een stad van ongekende omvang: 6,5 miljoen inwoners. De meeste nieuwkomers leidden een onvoorstelbaar armoedig bestaan.
Vanaf het midden van de 19de brak ook in Nederland de industriële revolutie door. De opkomende industrialisering was in eerste instantie gericht op de bestaande grote steden. Dat waren de traditionele knooppunten van handel en bedrijvigheid en bovendien was daar een groot potentieel aan arbeidskrachten.
Sociale wetgeving bestond voor 1870 nog niet. De staat had een zeer beperkte rol als het ging om het welzijn van haar burgers. Nederland was een nachtwakersstaat wiens taken niet verder ging dan het waarborgen van veiligheid en de handhaving van de rechtsorde. In geval van werkloosheid, invaliditeit of ouderdom stopten de inkomsten en sprong de overheid niet bij. Uitkeringen bestonden niet en armen waren afhankelijk van hulp van familie of de zorg van de kerkelijke liefdadigheid en particuliere armenzorg.
schoonmaakster te Amsterdam in 1886. Gezinssamenstelling: man, vrouw en vier dochtertjes van dertien, acht, zes en twee jaar.
arbeiders naar middelen om de werkelijkheid te ontvluchten. Alcoholisme was een belangrijk sociaal probleem in de krottenwijken.
Voor conservatieven (adel, grootgrondbezitters) en conservatief-liberalen (gegoede burgerij) was de sociale kwestie een voortzetting van het aloude armoedeprobleem. Armoede werd gezien als een ‘gebrek aan zedelijkheid’, een probleem voor de armenzorg of de Kerk. Volgens de traditionele politieke visie was ingrijpen in het armoedeprobleem geen taak van de overheid.
Afbeelding: Na eindeloze debatten in de Tweede Kamer was een meerderheid het er over eens: de positie van kinderen moest worden beschermd. Resultaat was het Kinderwetje van Van Houten dat in 1874 van kracht werd. Het werd fabrikanten verboden om kinderen jonger dan 12 jaar in dienst te nemen. Veel verbetering bracht deze wet nog niet nog niet want controle ontbrak en kinderen waren nog niet verplicht om naar school te gaan. Symbolisch was de wet echter van grote waarde.
n niet geneigd tot verzet. De verbeteringen van hun werk- en leefomstandigheden kwamen echter zeer langzaam op gang. Mede onder invloed van de ideeën van Karl Marx (1818 - 1883) organiseerden arbeiders zich in vakbonden en politieke partijen. De eerste socialistische partij in Nederland was de Sociaal-Democratische Bond (1881) onder leiding van Ferdinand Domela Nieuwenhuis.
Vanuit de ellendige omstandigheden was verzet van arbeiders tegen het bestaande gezag waar ook de Kerk deel van uitmaakte, niet denkbeeldig. Na 1870 brak het tijdperk aan van de arbeidersemancipatie. Arbeiders gingen zich organiseren en het socialisme en communisme waren in opkomst.